1 minute read
PAGINA
45
Er was eens een mol, Marius was zijn naam. Toen Marius in de herfst voelde dat het weer kouder begon te worden, besloot hij lekker diep onder de grond te kruipen. De mol groef en groef met zijn grote poten tot hij ineens tegen iets aan botste. Als mol kon hij niet zo goed zien wat het was, maar hij merkte wel dat hij er niet doorheen kon. Marius ging met zijn neus naar voren en voelde...
Advertisement
Wat Marius voelde was nat en hard. Hij besloot om te kijken of hij misschien zijn tanden kon gebruiken om er doorheen te knagen… Marius beet en auw, dat deed zeer! Het was echt superhard! De mol keek nog eens goed met zijn slechte ogen en zag toen iets glinsteren. Zag hij dat nu goed? Had hij nu echt iets bijzonders gevonden? Marius besloot om voorzichtig zijn tanden in het ding te zetten en het mee naar buiten te sleuren, zodat hij het daar beter kon bekijken.
Boven de grond aangekomen kwam daar ook net zijn vriend aangelopen, de archeoloog meneer Van Wroeten. Zijn vriend stond te springen en te dansen. Toen Marius hem vroeg waarom hij zo blij was, vertelde meneer Van Wroeten hem dat Marius iets geweldigs had gevonden. De mol had namelijk een helm gevonden… van een echte Romeinse soldaat!