13 minute read

FINANCIERING VAN TERRORISME

6. STRIJD TEGEN WITWASSEN VAN GELD EN FINANCIERING VAN TERRORISME

6.1. Tekortkomingen bij OOB-bedrijfsrevisoren(kantoren) 6.2. Tekortkomingen bij niet-OOB-bedrijfsrevisoren(kantoren) 6.3. Beperking van het gebruik van contanten 6.4. Evaluatie door de Raad van Europa van de omzetting van de vierde WG/FT-richtlijn in België

De wet van 18 september 2017 legt aan de bedrijfsrevisoren(kantoren) verschillende verplichtingen op om verrichtingen die verband houden met het witwassen van geld en financiering van terrorisme (WG/ FT) te voorkomen, op te sporen en te verhinderen.

In het kader van de kwaliteitscontroles bij zowel OOB- als niet-OOB-bedrijfsrevisoren(kantoren) heeft het College de naleving van enkele essentiële WG/FT-verplichtingen bij bedrijfsrevisoren geverifieerd. Deze omvatten onder meer het opstellen van een algemene risicobeoordeling, het beschikken over een geactualiseerde individuele risicobeoordeling voor elke cliënt, de naleving van waakzaamheidsverplichtingen, alsook de identificatie van politiek prominente personen.

Ten slotte verricht het College, steeds volgens een risicogestuurde benadering, ook in het kader van zijn toezichtsfunctie steekproefsgewijze controles uit met aandacht voor het daadwerkelijk toepassen van de interne WG/FT-kantoorprocedures.

6.1. Tekortkomingen bij

OOB-bedrijfsrevisoren(kantoren)

De naleving van de wet van 18 september 2017 maakte een hoofdthema uit van de door het College in 2021 behandelde kwaliteitscontroledossiers bij OOB-bedrijfsrevisoren(kantoren). De meerderheid van de tekortkomingen die het College vaststelde tijdens de kwaliteitscontroles bij OOB-bedrijfsrevisoren(kantoren) slaan trouwens op de niet-naleving van de wet van 18 september 2017 zoals hierna toegelicht.

Grafiek 11: Tekortkomingen ten aanzien van de wet van 18 september 2017 in OOB-dossiers

17%

Andere

3%

Artikel 45 van de wet van 18 september 2017 - Atypische verrichtingen

4%

Artikel 16 van de wet van 18 september 2017 - Algemene risicobeoordeling

6%

Artikel 35 van de wet van 18 september 2017 - Waakzaamheid ten aanzien van de zakelijke relaties en de occasionele verrichtingen 41%

Artikel 19 van de wet van 18 september 2017 - Algemene waakzaamheidsmaatregelen

10%

Artikelen 34 en 41 van de wet van 18 september 2017 - Politiek prominente personen 19%

Artikelen 26, 22 en 23 van de wet van 18 september 2017 - Verplichtingen tot identificatie en identiteitsverificatie

Top 3 tekortkomingen in orde van frequentie

1. Waakzaamheidsmaatregelen onvoldoende afgestemd op individuele risicobeoordeling 2. Onvolledige identificatie en identiteitsverificatie van cliënten, lasthebbers en uiteindelijke begunstigden 3. Laattijdig bepalen van de hoedanigheid van politiek prominente personen

41 % Het College stelde de meeste tekortkomingen vast op artikel 19 van de wet van 18 september 2017. Dit artikel definieert de WG/FT-waakzaamheidsmaatregelen die bedrijfsrevisoren(kantoren) moeten nemen en die onder meer bestaan uit het afstemmen van het niveau van waakzaamheid op de individuele beoordeling van de WG/FT-risico’s.

Deze individuele risicobeoordeling moet rekening houden met de in de wet genoemde variabelen en factoren en de algemene WG/FT-risicobeoordeling door de bedrijfsrevisor of het bedrijfsrevisorenkantoor. Deze risicobeoordeling moet vervolgens resulteren in een risicoclassificatie van zijn cliënten met hieraan gekoppeld een gepast niveau van waakzaamheid.

Het College stelde vast dat de kantoorprocedures niet steeds al deze elementen bevatten of de gebruikte tools niet geschikt waren om aan te tonen dat al deze elementen correct in beschouwing waren genomen en hebben geleid tot een gepaste, onderbouwde conclusie waaraan de bedrijfsrevisor de juiste gevolgen gaf.

19 % Een ander belangrijk pijnpunt dat het College vaststelde tijdens de kwaliteitscontroles van OOB-bedrijfsrevisoren(kantoren) is de onvolledige identificatie en verificatie van de identiteit van de cliënten, lasthebbers en uiteindelijke begunstigden van de cliënten. Artikel 22 van de wet van 18 september 2017 heeft het over de identificatie van de lasthebbers van de cliënten, terwijl artikel 23 van de wet van 18 september 2017 gaat over de identificatie van de uiteindelijke begunstigden. Artikel 26 van de wet van 18 september 2017 bepaalt de algemene vereisten van de identificatie en identiteitsverificatie.

10 % Het (tijdig) bepalen van de hoedanigheid van politiek prominente personen35 bij de cliënten, lasthebbers en uiteindelijke begunstigden wordt vereist in artikel 34 van de wet van 18 september 2017. Wanneer een bedrijfsrevisorenkantoor vaststelt dat een cliënt, een lasthebber of een uiteindelijke begunstigde van een cliënt een politiek prominente persoon, een familielid van een politiek prominente persoon of een persoon bekend als naaste geassocieerde van een politiek prominente persoon is of is geworden, moet het maatregelen van verhoogde waakzaamheid nemen, zoals bepaald in artikel 41 van de wet van 18 september 2017.

35 Art. 4, 28° van de wet van 18 september 2017 definieert een politiek prominente persoon als “een natuurlijk persoon die een prominente publieke functie bekleedt of bekleed heeft, en met name: a) staatshoofden, regeringsleiders, ministers en staatssecretarissen; b) parlementsleden of leden van soortgelijke wetgevende organen; c) leden van bestuurslichamen van politieke partijen; d) leden van hooggerechtshoven, grondwettelijke hoven of van andere hoge rechterlijke instanties, met inbegrip van administratieve rechterlijke instanties, die arresten wijzen waartegen geen beroep openstaat, behalve in uitzonderlijke omstandigheden; e) leden van rekenkamers of van raden van bestuur van centrale banken; f) ambassadeurs, consuls, zaakgelastigden en hoge officieren van de strijdkrachten; g) leden van het leidinggevend, toezichthoudend of bestuurslichaam van overheidsbedrijven; h) bestuurders, plaatsvervangend bestuurders en leden van de raad van bestuur of bekleders van een gelijkwaardige functie bij een internationale organisatie; i) de natuurlijke personen die functies uitoefenen die worden aangemerkt als prominente publieke functies opgenomen in de door de Europese Commissie in toepassing van artikel 20bis, lid 3, van richtlijn 2015/849 gepubliceerde lijst;

Middelbare of lagere functies vallen niet onder de in de punten a) tot en met i) bedoelde publieke functies.”.

Uit de onderzochte controledossiers bleek dat sommige bedrijfsrevisoren(kantoren) enkel mondeling konden toelichten of er al dan niet sprake was van politiek prominente personen. Deze bedrijfsrevisoren(kantoren) beschikten niet over adequate procedures om de opzoekingen uit te voeren. Zulke mondelinge verklaring is onvoldoende voor het College.

Bedrijfsrevisoren(kantoren) moeten beschikken over adequate procedures om te bepalen of cliënten, lasthebbers of uiteindelijke begunstigden de hoedanigheid van een politiek prominente persoon hebben. Ze moeten de procedures ook daadwerkelijk uitvoeren. Het College benadrukt in dit verband het belang van de documentatie van het uitgevoerd nazicht en de juiste gevolgtrekking op vlak van waakzaamheid.

6 % De bevindingen met betrekking tot artikel 35 van de wet van 18 september 2017 raken twee concepten die hoger reeds vernoemd werden. De doorlopende waakzaamheidsverplichting houdt onder meer in dat de bedrijfsrevisor de gegevens met betrekking tot de identificatie en identiteitsverificatie, alsook de individuele risicobeoordeling, actueel moet houden. Verder moet de bedrijfsrevisor – behalve het identificeren van politiek prominente personen vóór het aangaan van de zakelijke relatie – ook in staat zijn om tijdens de zakelijke relatie op te pikken dat een relevant persoon de hoedanigheid van politiek prominente persoon heeft verworven.

4 % Artikel 16 van de wet van 18 september 2017 verplicht elke bedrijfsrevisor en elk bedrijfsrevisorenkantoor om een algemene risicobeoordeling op te stellen. Bij deze algemene risicobeoordeling houden ze ten minste rekening met de variabelen vermeld in bijlage I van de wet van 18 september 2017. Ze kunnen bovendien rekening houden met de in bijlage II vermelde factoren die wijzen op een potentieel lager risico, en houden ten minste rekening met de in bijlage III vermelde factoren die wijzen op een potentieel hoger risico. Het College stelde hier meermaals een tekortkoming op vast.

3 % Artikel 45 van de wet van 18 september 2017 gaat over de verplichte analyse van atypische verrichtingen. Deze analyse, uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de AMLCO36, strekt ertoe te onderzoeken of van deze verrichtingen vermoed kan worden dat ze verband houden met het witwassen van geld of de financiering van terrorisme. Voor zover redelijkerwijs mogelijk, worden de achtergrond en het doel van alle verrichtingen die voldoen aan ten minste een van de volgende voorwaarden onderzocht:

― zij zijn complex; ― zij zijn ongebruikelijk groot; ― zij vertonen een ongebruikelijk patroon; ― zij hebben geen duidelijk economisch of rechtmatig doel.

Andere (17 %) tekortkomingen hebben betrekking op onder meer het benoemen van de AMLCO en het benoemen van de verantwoordelijke persoon op het hoogste niveau in de kantoororganisatie (artikel 9, §§ 1 en 2 van de wet van 18 september 2017). Het College stelde ook tekortkomingen vast aangaande de sensibilisatie van de personeelsleden over de wet van 18 september 2017 (artikel 11 van de wet van 18 september 2017).

36 De AMLCO is de persoon als bedoeld in art. 9, § 2 van de wet van 18 september 2017 en is onder meer belast met het toezicht op de tenuitvoerlegging van de WG/FT-gedragslijnen, procedures en intern controlemaatregelen, met de analyse van de atypische verrichtingen en met de opstelling van de desbetreffende schriftelijke verslagen teneinde er zo nodig een passend gevolg aan te geven en met de melding van vermoedens en bijkomende inlichtingen aan de CFI.

Tot slot stelde het College bij bovenstaande tekortkomingen in 38 % van de gevallen eveneens een tekortkoming vast op artikel 8 van de wet van 18 september 2017. Dit artikel stelt dat bedrijfsrevisoren(kantoren) doeltreffende WG/FT-gedragslijnen, procedures en interne controlemaatregelen moeten ontwikkelen en toepassen die evenredig zijn met hun aard en omvang. Bij de bovenstaande bevindingen werd aldus meermaals vastgesteld dat de kantoorprocedures niet volledig zijn.

6.2. Tekortkomingen bij niet-OOB-bedrijfsrevisoren(kantoren)

De wet van 18 september 2017 legt ook aan de niet-OOB-bedrijfsrevisoren(kantoren) verschillende verplichtingen op om de verrichtingen die verband houden met het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (WG/FT) te voorkomen, op te sporen en te verhinderen. Enkele belangrijke WG/FT-verplichtingen kwamen bij niet-OOB-bedrijfsrevisoren(kantoren) aan bod tijdens de kwaliteitscontrole.

Grafiek 12: Tekortkomingen ten aanzien van de wet van 18 september 2017 in niet-OOB-dossiers

8% Andere

7% Artikel 35 van de wet van 18 september 2017 - Waakzaamheid ten aanzien van de zakelijke relaties en de occasionele verrichtingen

18% Artikel 34 van de wet van 18 september 2017 - Identificatie van de kenmerken van de cliënt en het doel en de aard van de zakelijke relatie of occasionele verrichting

21% Artikel 16 en 17 van de wet van 18 september 2017 - Algemene risicobeoordeling 46% Artikel 19 van de wet van 18 september 2017 - Algemene waakzaamheidsmaatregelen

Top 3 tekortkomingen in orde van frequentie

1. Waakzaamheidsmaatregelen onvoldoende afgestemd op individuele risicobeoordeling 2. Laattijdig of niet bepalen van de hoedanigheid van politiek prominente personen 3. Algemene risicobeoordeling onvoldoende afgestemd op de aard en omvang van het bedrijfsrevisorenkantoor

46 % Net zoals bij de OOB-bedrijfsrevisoren stelde het College bij niet-OOB-bedrijfsrevisoren in het merendeel van de gevallen tekortkomingen vast aan artikel 19 van de wet van 18 september 2017. Dit artikel definieert de algemene WG/FT-waakzaamheidsmaatregelen die de bedrijfsrevisoren(kantoren) nemen en die onder meer bestaan uit het afstemmen van het niveau van waakzaamheid op de individuele beoordeling van de WG/FT-risico’s.

Deze bedrijfsrevisoren konden niet aantonen dat zij passende waakzaamheidsmaatregelen hadden genomen voor de vastgestelde WG/FT-risico’s. Het College benadrukt dat de bedrijfsrevisor moet kunnen aantonen dat hij bij de individuele risicobeoordeling rekening houdt met, enerzijds, de bijzondere kenmerken van de cliënt en de zakelijke relatie of van de betrokken verrichting en, anderzijds, de algemene risicobeoordeling van het bedrijfsrevisorenkantoor. De bedrijfsrevisor moet in zijn controledossier zowel het geraamde risiconiveau als de daarop afgestemde waakzaamheidsmaatregelen motiveren en documenteren.

21 % Artikel 16 van de wet van 18 september 2017 verplicht bedrijfsrevisorenkantoren om een algemene beoordeling op te stellen van de WG/FT-risico’s waaraan ze zijn blootgesteld. Hierbij moeten bedrijfsrevisorenkantoren rekening houden met, onder meer, de kenmerken van hun cliënten, de producten, diensten of verrichtingen die ze aanbieden, de betrokken landen of geografische gebieden en de distributiekanalen waarvan ze gebruikmaken. Bij deze beoordeling moet het bedrijfsrevisorenkantoor ten minste rekening houden met de variabelen die vermeld zijn in bijlage I van de wet van 18 september 2017 en met de indicatieve factoren van een mogelijk hoger risico als vermeld in bijlage III bij deze wet. Daarnaast kan het rekening houden met indicatieve factoren van een mogelijk lager risico als vermeld in bijlage II bij deze wet.

Hoewel de wet van 18 september 2017 uitdrukkelijk eist dat de bedrijfsrevisor de algemene risicobeoordeling documenteert, bijwerkt en ter beschikking houdt van het College (artikel 17 van de wet van 18 september 2017), heeft nagenoeg een vijfde van de vastgestelde tekortkomingen betrekking op de verplichting om een algemene risicobeoordeling uit te voeren.

Het College onderstreept dat het niet volstaat om een gestandaardiseerd model voor een algemene risicobeoordeling te gebruiken. Het bedrijfsrevisorenkantoor moet dit aanpassen en passende waakzaamheidsmaatregelen uitwerken die het vervolgens toepast in functie van de geïdentificeerde risiconiveaus.

18 % Het College stelde ook tekortkomingen vast ten aanzien van artikel 34 van de wet van 18 september 2017. Dit artikel heeft betrekking op verschillende verplichtingen. Zo moet de bedrijfsrevisor te gepasten tijde passende waakzaamheidsmaatregelen nemen. Daarnaast moet de bedrijfsrevisor ook redelijke maatregelen nemen om uit te maken of de cliënten, lasthebbers en uiteindelijke begunstigden politiek prominente personen zijn, familieleden van politiek prominente personen of personen bekend als naaste geassocieerden van politiek prominente personen.

Voorts moeten de procedures van het bedrijfsrevisorenkantoor ook voorschrijven dat de bedrijfsrevisor geen zakelijke relatie mag aangaan, noch een verrichting mag uitvoeren voor een cliënt als hij niet voldoet aan de vereiste waakzaamheidsmaatregelen.

7 % De bevindingen met betrekking tot artikel 35 van de wet van 18 september 2017 raken twee concepten die hoger reeds vernoemd werden. De doorlopende waakzaamheidsverplichting houdt onder meer in dat de bedrijfsrevisor de gegevens met betrekking tot de identificatie en identiteitsverificatie, alsook de individuele risicobeoordeling, actueel moet houden. Verder moet de bedrijfsrevisor – behalve het identificeren van politiek prominente personen vóór het aangaan van de zakelijke relatie – ook in staat zijn om tijdens de zakelijke relatie op te pikken dat een relevant persoon de hoedanigheid van politiek prominente persoon heeft verworven.

Andere (8 %) tekortkomingen slaan onder meer op artikel 26 van de wet van 18 september 2017 dat de verplichtingen tot identificatie en identiteitsverificatie oplegt.

Tot slot stelde het College bij bovenstaande tekortkomingen in 18 % van de gevallen eveneens een inbreuk vast op artikel 8 van de wet van 18 september 2017. Dit artikel stelt dat bedrijfsrevisoren(kantoren) doeltreffende WG/FT-gedragslijnen, procedures en interne controlemaatregelen moeten ontwikkelen en toepassen die evenredig zijn met hun aard en omvang. Bij de bovenstaande bevindingen werd aldus meermaals vastgesteld dat de kantoorprocedures niet volledig zijn.

6.3. Beperking van het gebruik van contanten

De wetgever verstevigde in 2020 het toezicht van het College op de problematiek van het gebruik van contanten.

Het College is sindsdien verplicht om in het kader van zijn toezichtsopdracht bepaalde inbreuken te melden aan de FOD Economie37. Dit is het geval waneer het College één van de volgende situaties zou vaststellen:

— de prijs van de verkoop van een onroerend goed wordt niet vereffend door middel van een overschrijving of cheque; — verder welbepaalde betalingen of schenkingen in contanten worden verricht of ontvangen voor meer dan EUR 3.000 of de tegenwaarde ervan in een andere munteenheid; — welbepaalde poststortingen gebeuren op rekeningen van derden of postrekeningen–courant door niet-consumenten of voor meer dan EUR 3.000 door consumenten.

In 2021 meldde het College twee inbreuken op artikel 67, § 2 van de wet van 18 september 2017 aan de FOD Economie.

37 Art. 116/3 van de wet van 18 september 2017.

6.4. Evaluatie door de Raad van Europa van de omzetting van de vierde

WG/FT-richtlijn in België

WG/FT-praktijken nemen allerlei vormen aan en ontwikkelen zich constant. Deze illegale praktijken beperken zich bovendien niet tot een welbepaald geografisch grondgebied. De FATF, opgericht in 1989, is een intergouvernementele instelling en bestrijdt het WG/FT en andere bedreigingen voor de integriteit van het internationale financiële systeem. Hiertoe ontwikkelde het 40 aanbevelingen die erkend zijn als internationale norm in de strijd tegen WG/FT.

Artikel 65 van de vierde WG/FT-richtlijn bepaalt dat de EC uiterlijk op 11 januari 2022 en vervolgens om de drie jaar een rapport opstelt over de toepassing ervan binnen de EU. Met oog op de redactie van dit rapport, evalueert de Raad van Europa iedere EU-lidstaat op de effectiviteit van de omzetting van de vierde WG/FT-richtlijn.

Het College is door de wetgever aangeduid om toezicht te houden op de naleving van de wet van 18 september 2017 door de Belgische bedrijfsrevisorenkantoren38. Het gaf in die hoedanigheid in 2021 een presentatie aan vertegenwoordigers van de Raad van Europa in het kader van deze evaluatie.

38 Art. 85, § 1, 6° van de wet van 18 september 2017.

67

This article is from: