14 minute read

Vriendschap sluiten met je innerlijke criticus

Interview met Frans Schalkwijk

‘Zonder schuld en schaamte lukt het niet met jezelf en anderen te leven’, stelt psychotherapeut en bijzonder hoogleraar gewetensontwikkeling Frans Schalkwijk. ‘Bedenk echter dat een mild geweten het meest effectief is.’

Tekst: Ad Bergsma

Foto: Ed van Rijswijk

Een zeker talent voor schuld en schaamte kan psychoanalyticus Frans Schalkwijk naar eigen zeggen niet ontzegd worden. ‘Veel psychologen specialiseren zich op een terrein dat relevant is voor hun eigen leven.

Als jongeman was ik verlegen en sociaal geremd. Ik ging gebukt onder de schaamte dat het niet altijd lukte het goede te denken of te doen. Mijn gedachten hielden me voor dat ik lelijk en slecht was.’ Over welke gedachten het gaat, wil Schalkwijk niet teveel uitweiden. ‘Aan de ene kant zijn dat dingen die ik alleen thuis bespreek, en aan de andere kant is het voor mijn werk als psychotherapeut belangrijk dat mijn cliënten niet denken dat ik precies zo ben als zij. Ik geef daarom een voorbeeld uit mijn studietijd. Voor ik psychologie ging studeren, studeerde ik orgel aan het conservatorium in Arnhem. Dit kwam voort uit mijn religieuze achtergrond. Mijn vader was voorganger in een kleine, protestantse kerkgemeenschap in Zutphen en ik speelde tijdens de diensten op het orgel.’

‘Tijdens een muziekkamp waar ik een concerto voor orgel en orkest van Händel speelde, maakte ik kennis met jazzpianisten en die vertelden op welk akkoordenschema ze wilden improviseren. Ik had gelijk mijn oordeel klaar en zei dat het geen mooie combinatie zou zijn. Toen ik naar ze luisterde, bleek dat ik onzin had uitgekraamd. Later, op de fiets terug, vertelden mijn gedachten me dat ik het helemaal verpest had en iedereen zou beseffen dat ik een onwetende sufferd was. Schuld en schaamte waren vaste metgezellen voor mij. En nu soms nog.’ ‘Het overwinnen van de schaamte lukt nu door te accepteren dat ik gewoon net als iedereen af en toe een sufferd ben. Onaangename gedachten horen ook bij mij. Ik lijd daar nu veel minder onder, omdat ik veel beter dan vroeger besef dat het er niet om gaat of ik in gedachten schuldig ben, maar om wat ik daadwerkelijk doe. En nee, dat is niet hetzelfde als het omarmen van negatieve gedachten. Dat is zulke vage prietpraat, daar kan ik niets mee. Het gaat er mij niet om vervelende gedachten zo snel mogelijk los te laten zodat ze verdwijnen, maar om het doorgronden wat het achterliggende patroon is. Waarom zit ik een potje kwaad te wezen op die automobilist voor me?’

Het gaat er niet om of ik in gedachten schuldig ben, maar om wat ik daadwerkelijk doe.

Zelfkennis geeft lucht

‘Tijdens mijn werk als psychotherapeut probeer ik niet te luisteren naar de letterlijke klachten van mijn cliënten, maar in plaats daarvan te doorgronden wie de persoon tegenover mij is. Laatst sprak ik iemand die woedend was geworden bij een loket omdat hij besefte dat het de bediende helemaal niet ging om hem als persoon. Die bediende ging beleefd en zakelijk met zijn klacht om en was duidelijk goed opgeleid. Mijn cliënt was echter woedend, omdat hij slechts een nummertje in de rij van klanten was. Voor mij is in zo’n geval niet het incident zelf van belang, maar de beleving erachter. Wat maakt dit duidelijk over de persoon tegenover mij? Zou hij het gedurende zijn leven gemist hebben dat mensen echt naar hem omkeken? Als je zonder het te beseffen met zo’n onbevredigd verlangen rondloopt, kan professionele vriendelijkheid een trigger zijn. Als je beseft dat je eigen geschiedenis je reacties kleurt, geeft dat lucht. Je ontsteekt niet in woede omdat iemand je vriendelijk aankijkt, maar denkt: O ja, daar ga ik weer.’ ‘De ontwikkeling van zelfkennis maakt niet alleen dat je verantwoordelijkheid neemt, waar je daarvoor misschien geneigd was de schuld bij de ander te leggen. Ook kun je soms afrekenen met schaamte, iets wat je veel ziet na misbruik of mishandeling. Sommige slachtoffers hebben de ervaren machteloosheid omgezet in de schaamte dat ze zelf niet de moeite waard zijn. Ze vragen zichzelf af ‘Wat voor iemand ben ik, dat mensen dit met mij kunnen doen?’

De ontwikkeling van zelfkennis maakt dat je verantwoordelijkheid neemt, waar je daarvoor misschien geneigd was de schuld bij de ander te leggen.

‘Nee, ik ga dit mechanisme niet illustreren aan de hand van de misstanden bij The Voice of Holland, omdat ik de betrokkenen niet heb gesproken. Ik heb alles van horen zeggen. In mijn eigen praktijk zie ik wel vaak dat slachtoffers van grensoverschrijdend gedrag de schuld bij zichzelf leggen. Het zou niet gebeurd zijn als ze maar duidelijker “Nee” hadden gezegd, niet alleen naar die bijeenkomst waren gegaan of anders hadden gereageerd op dat lollige appje. Ze geven onbewust liever zichzelf de schuld dan te moeten erkennen hoe machteloos ze op dat moment waren. Vaak doen slachtoffers mede door dit beschermingsmechanisme geen aangifte. ‘Ik probeer nu al bijna veertig jaar te begrijpen met welke innerlijke conflicten mensen worstelen. Het is helend als ze hun emotionele beleving niet meer op afstand houden, maar in plaats daarvan kijken naar wat ‘echt’ is gebeurd. Ik help mensen die nog geen vlieg kwaad zouden doen zich te ontworstelen aan schaamte en schuld. In de gesprekken scheppen we samen ruimte om met mildheid voor jezelf in het leven te staan.’

Schuld zonder boete

Halverwege zijn carrière, ontwikkelt Schalkwijk ook aandacht voor mensen die juist onbegrensd ruimte innemen, mensen voor wie alleen het eigen ik en wat ze zelf willen telt. In het dagelijks taalgebruik roepen we dan dat dit ‘narcisten’ zijn die zichzelf te gretig etaleren op sociale media, maar voor Schalkwijk is er sprake van een meer diepgravende problematiek. Hij pleit ervoor goed te kijken naar het lijden onder narcisme, zowel voor degene zelf als voor mensen in hun omgeving. ‘Mensen met sterk narcisme zijn niet tot op het bot verwend en zelfgenoegzaam, maar hebben al vroeg geleerd dat ze niet op anderen hoeven te rekenen bij het bevredigen van hun behoeftes en verlangens in relaties. Als reactie daarop klampen ze zich vast aan het idee dat ze aan zichzelf genoeg hebben. Ze kunnen niet uit de voeten met wederkerige interacties met anderen, maar hebben anderen wel nodig om het eigen schijnbaar grandioze, maar in realiteit kwetsbare zelfbeeld te ondersteunen.’

Mensen met stevig narcisme kloppen niet snel aan de deur van de praktijk van Schalkwijk. ‘Omdat ze het lijden niet bewust ervaren, hebben ze ook geen behoefte te genezen van die problematiek. Onder ogen zien dat je in wezen eenzaam met een grandioos zelfbeeld in de wereld staat, is geen prettig vooruitzicht. Als anderen klagen dat ze moeite hebben met jouw zelfgerichte gedrag, dan kun je dat ook voor jezelf simpel uitleggen als hun jaloezie. De zelfreflectie die neurotische piekeraars kan bevrijden, komt simpelweg niet op gang. Zo blijft het narcistische denkpatroon bestaan.’

Een soortgelijk probleem ervoer Schalkwijk bij de beoordeling van jonge delinquenten in het kader van pro-Justitia rapportages. ‘Ik had van een collega gehoord dat dit zo’n interessante groep was om mee te werken en zo ben ik in contact gekomen met de forensische setting. En inderdaad vind ik het eindeloos fascinerend dat iemand in staat is een ander in elkaar te slaan of te steken met een mes zonder zich een moment schuldig te voelen en het bij een volgende gelegenheid opnieuw te doen. Zo’n jongen kan tegelijkertijd ook een lieve zoon of broer zijn!’

Delinquentie kan ook een tijdelijke levensfase zijn.

Foto: Saskia van Osnabrugge

Frans Schalkwijk studeerde klinische psychologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en promoveerde in 1985 aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Zijn interesse voor en zijn kennis over de gewetensontwikkeling is ontstaan vanuit zijn werkzaamheid als forensisch rapporteur en als psychoanalyticus. Sinds 1983 heeft Schalkwijk zijn eigen psychotherapiepraktijk. Regelmatig geeft hij lezingen over uiteenlopende onderwerpen, met als gemeenschappelijke uitgangspunt het menselijke emotionele leven. Frans Schalkwijk is o.a. auteur van de boeken Onvolmaakt tevreden; Omgaan met je innerlijke criticus en Morele ontwikkeling en jeugddelinquentie; De mythe van de gewetenloze jongere ontrafeld.

Schalkwijk nuanceert vervolgens het zwarte beeld alsof criminele jongeren gewetenloos zouden zijn en onveranderlijk slecht. ‘Je moet goed beseffen dat criminaliteit door jongeren rond hun zestiende op het hoogst is en voor de meesten vanzelf verdwijnt als ze werk, een woning en een partner hebben. Delinquentie kan ook een tijdelijke levensfase zijn.’

Schalkwijk benadrukt bovendien dat criminaliteit meestal niet uit luxe ontstaat. ‘Een tekortschietend geweten maakt meestal onderdeel uit van een bedreigde ontwikkeling van de jongere. Het zijn levens waarbij alle ongelukken tegelijk gebeuren. Aandacht voor de levensgeschiedenis maakt het criminele gedrag vaak begrijpelijk. De aandacht voor de persoon van de dader geeft bovendien zicht op kwetsbaarheden die nog te herstellen zijn en goede kanten die mogelijk uitgebouwd kunnen worden. De delinquente jongere staat nog maar aan het begin van zijn leven en elke kans op bijsturing zou aangegrepen moeten worden. De pedagogische aanpak staat terecht centraal in het jeugdstrafrecht.’

Gewetensontwikkeling en zelfbewuste emoties

‘Als je naar het geweten kijkt van een jonge dader is het bijvoorbeeld van belang vast te stellen of iemand totaal niet in staat is rekening te houden met anderen. Meestal is dit gebrek aan inleving zichtbaarder als iemand onder invloed is van drank of drugs of te maken heeft met mensen die hij helemaal niet kent. Een andere mogelijkheid is dat het lak hebben aan regels een onderdeel is van de lokale straatcultuur. In het laatste geval zijn ze loyaal aan de groep. Ze laten zien dat ze zich niets van de maatschappij aantrekken, juist om indruk te maken bij groepsgenoten. Of zoals een jongere het uitdrukte: “Ontkennen is politie jennen, bekennen is politie verwennen”. Natuurlijk zijn criminele gedragingen waarmee anderen geschaad worden laakbaar, maar de meeste jongeren groeien over dit gedrag heen. Zorgelijker is het gedrag van een jongere die zich evenzeer misdraagt, maar zich daarnaast ook niet in de eigen groep kan handhaven, omdat hij zich ook naar hen asociaal gedraagt.’ Geen geweten is zorgelijker dan een selectief geweten.

Het geweten wordt vaak voorgesteld als een instantie in ons hoofd dat vertelt wat wel en niet kan. Zo simpel is het volgens Schalkwijk echter niet. ‘Het mannetje dat je dingen zou influisteren bestaat niet en zijn boodschap zou ook sterk afhankelijk van de omstandigheden zijn. Als ik zelf op een dijkje wandel, erger ik me wild aan de wielrenners die veel te hard willen doorrijden. Als ik echter op hetzelfde dijkje fiets, dan zijn die slome wandelaars een doorn in mijn oog. De veroordeling ligt klaar in mijn gedachten, maar als ik zou gaan schelden dan verlaag ik mij tot iemand die ik niet wil zijn. Ik zou me dood schamen. Zelfbewuste emoties zoals schuld en schaamte maken dat ik vriendelijk een belletje laat klinken en dan rustig passeer, of opzij stap voor een groepje wielrenners.’ ‘Schuld en schaamte zijn een wezenlijk onderdeel van het geweten en daarmee essentieel voor het in stand houden van sociale relaties en van ons zelfbeeld. Ze bewaken de grenzen van wie je wilt zijn in relatie tot anderen. Schaamte laat je een stapje terug doen als je bijvoorbeeld door dronkenschap, vermoeidheid of ziekte gedrag hebt vertoond dat eigenlijk niet bij je past. Met name schuld brengt je ertoe je excuus aan te bieden of de schade te repareren. Als ik op een onbewaakt moment twee rollen koekjes achter elkaar opeet, voel ik me schuldig. Ik let dan weer een dagje extra goed op mijn eten, zodat ik het idee bewaak dat ik controle heb over mijn eetgewoonten. Schaamte en schuld houden ons bij de les en stimuleren ons te leven volgens onze verinnerlijkte normen en waarden. We houden ons dus niet alleen aan de regels omdat we anders straf of uitsluiting riskeren, maar ook omdat we onze innerlijke criticus te vriend moeten houden. Zelfbewuste emoties houden ons bij de les en geven antwoord op de vraag of wat we doen, denken of fantaseren past bij wie we gewoonlijk zijn of wie we willen wezen.’

Schaamte en schuld houden ons bij de les en stimuleren ons te leven volgens onze verinnerlijkte normen en waarden.

Een nieuwe theorie over het geweten

Schalkwijk probeert het geweten te begrijpen in het speelveld van sociale relaties. ‘Je treedt de ander tegemoet met een eigen, unieke identiteit. Bijvoorbeeld “Ik ben een lieve jongen, maar op het sportveld ga ik tot het gaatje om te winnen en ben ik bereid vals te spelen.” Het geweten heeft als functie de identiteit te bewaken. Een jongere kan zich tegenover zijn ouders schamen voor een misstap, maar tegelijkertijd trots voelen omdat hij extra status heeft gekregen bij zijn leeftijdgenoten. Het is dan een teken van rijpheid als je in staat bent de tegenstelling tussen die trots en schaamte over hetzelfde gedrag op te merken.’ ‘Als onze zelfwaardering niet in het geding is, staat het geweten in een sluimerstand. Als we echter in ons gedrag of onze fantasieën uitschieters naar boven of beneden hebben, dan maken trots of schaamte ons ervan bewust wat er op het spel staat. Het maakt dat de meeste mensen deugen ondanks het feit dat ze ook egocentrische, amorele gedachten hebben. Ze houden zich in, dankzij het bestaan van gevoelens als schuld en schaamte.’

De zelfbewuste emoties kunnen op deze manier functioneren dankzij twee andere onderdelen van een gezond geweten. Schalkwijk: ‘Ik heb het dan over het empathische vermogen, het kunnen aanvoelen of beredeneren wat een ander ervaart en de bereidheid daar rekening mee te houden. Een derde hoofdbestanddeel van het geweten is hoe je als mens denkt, voelt en handelt met betrekking tot goed en kwaad. Iedereen weet dat je niet mag stelen of slaan, maar nog belangrijker is dat mensen geleerd hebben voorbij hun eigenbelang te kijken. Zo’n houding stelt je in staat een evenwicht te zoeken tussen het eigen belang en dat van anderen. Verinnerlijkte normen en regels vormen het richtsnoer voor het eigen gedrag en de evaluatie van de zelfwaardering.’

Schaam-IQ

Het vraaggesprek dat is begonnen met schaamte als sociale handicap, heeft zich geleidelijk ontwikkeld tot een lofzang op dezelfde emotie. Moeten we misschien Aristoteles parafraseren en zeggen: ‘Iedereen kan zich schamen, dat is makkelijk. Maar je schamen voor het juiste gedrag, in de juiste mate, op het juiste moment, voor het juiste doel en op de juiste manier – dat is niet gemakkelijk’? Schalkwijk: ‘Het is belangrijk als mensen die last hebben van schaamte zich dat soort vragen stellen. Is het gevoel constructief en terecht of juist niet? Zo ja, dan kan je je een volgende keer beter gedragen. Zo niet, stel dan de vraag waar het gevoel vandaan komt. Een belangrijk onderscheid is schaamte als een emotie die onderdeel uitmaakt van een gezond geweten en schaamte als karaktertrek. In het laatste geval kan de schaamte echt giftig zijn en doorsijpelen naar alle aspecten van het leven.’

Een belangrijk onderscheid is schaamte als een emotie die onderdeel uitmaakt van een gezond geweten en schaamte als karaktertrek.

‘Als je iemand tegenkomt met deze vorm van schaamte dan helpt het niet om te zeggen dat iemand wel deugt, mooi is of een goed mens is. Dat gelooft diegene toch niet. Het helpt wel om iemands gevoel te benoemen en erbij stil te staan hoe vervelend dat is. Wie het gevoel van giftige schaamte geheim houdt, raakt daar veel energie aan kwijt. Het uitspreken waar je je voor schaamt, maakt de schaamte al beter hanteerbaar. Probeer vervolgens voor jezelf te begrijpen waar die schaamte vandaan komt en leer jezelf te bevragen of je niet teveel verantwoordelijkheid op je neemt. Schaamte is een belangrijke en constructieve emotie, maar alleen milde schaamte gaat samen met het zelfvertrouwen dat nodig is om een gezond zelfbeeld op te bouwen.’

This article is from: