EMBLEMATA, transcriptie van Novitius’ dagboek, op zoek naar Hildegard van Bingen - Dirk Huyghe

Page 1

Emblemata

Transcriptie van Novitius’ dagboek, op zoek naar Hildegard van Bingen Dirk Huyghe 1


Eerste druk D/2019/14.206/02 ISBN 9789082710038 Š Dirk Huyghe en Uitgeverij K.I.M. vzw, Grimbergen Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

2


Emblemata

Transcriptie van Novitius’ dagboek, op zoek naar Hildegard van Bingen Dirk Huyghe 3


― Nu meer dan dit ogenblik. Waarom zou je oog het onmogelijke niet zien? ―

Vele soorten ogen en pupillen kijken alle kanten uit.

4


Emblemata, een boek in beelden Het is moeilijk alles te verklaren. “Het enige wat zeker is, is dat er niets zeker is”, zo schreef Plinius de Oudere. Denken is niet verboden, verkeerd denken wordt gestraft. Vermoedelijk is de naam van de auteur, Novitius, een pseudoniem. De naam verwijst naar novice, kloosterleerling. De jongeman verbergt angstig wat hij meedeelt in een codetaal. De rest van de boodschap moeten we aflezen uit de illustraties. We kraakten de geheime code. Elk letterteken vervangt in dit schrift een ander. Er is geen ingewikkeld versleutelingsysteem. Zijn opdracht om een manuscript van Grimbergen naar Bingen te brengen verloopt niet zonder problemen. We trachten zijn verhaal te reconstrueren aan de hand van zijn schrifttekens en de tekeningen die we pogen te plaatsen in hun context. Daarnaast inspireerde het ons tot het schrijven van een verhaal. De illustraties en geheime code blijken een relaas te zijn van een queeste, een zoektocht, naar magistra Hildegard van Bingen, de abdis (1147-1179) van een benedictinessenklooster aan de Rijn en een zoektocht naar inzichten. Hildegard van Bingen was een religieuze, cosmologe, filosofe, muziekcomponiste, plantkundige en linguïste. Kortom een opmerkelijke dame, een homo universalis. Een vrouw die werd gerespecteerd door paus en koning. De transcriptie van de vreemde tekens staan op een grijs vlak en de interpretatie van de prenten staan op een zwart vlak. Mijn benadering in het verhaal is wellicht niet de meest objectieve. Want de dagen van intense beleving van de prenten zoog me helemaal in de queeste. Realiteit en fictie zijn daarom moeilijk te scheiden. Laat iedereen zijn eigen verhaal schrijven. Ik verzon het mijne, verzin het uwe. D.A.S.

5


6


Analyse van de prenten

Mijn verhaal Van Grimbergen tot Hildegard van Bingen en terug, een queeste in een code.

― Knoken tien maal tien maal geknakt. Verdicht met ravenpennen en de staart van een wolvin. Uit kopshout gesneden is dit relaas. ―

We bemerken een raaf die zijn een slagpen schenkt. Het andere afgebeelde magere beest krult zijn staart en biedt wolvenstaart aan op zijn neus. Beiden blijven achter met ontblote billen. De vingers van de centrale figuur staan haaks als verschrikte accaciatakken. Ontdekte zijn eigenaar dat hij zich onledig hield met het tekenen op een berkenbast? Een horige hoort niet te schrijven. Verplichte zijn heer hem de vingers te breken? In zijn voorhoofd gaapt een gat. Is het een derde oog of een wonde? Ziet hij meer dan anderen? Rondom de centrale figuur liggen in de hoeken een guts, een blad, een dobbelsteen en een dolk. De prenten zijn in kopshout gesneden, zoals de code vermeld. Hiermee wordt een dwarsdoorsnede bedoeld. De nerven van het hout vormen dan geen hindernis.

Verlies nooit je hoofd. Die waerheit volgen, die logen vlien. Een verhaal in beelden. Ik verontschuldig mij voor mijn handschrift want niet twee vingers werden gebroken maar tien maal tien vingers. Toch blijf ik schrijven. Deze keer met gitzwarte ravenveren, ganzenveren zijn te dom en zwanenveren zijn te ijdel. De miniaturen wil ik schilderen met de stugge staartharen van een wolvin, niet met de zachtste haren van een das of van een jonge marter. Ik wil mijn nek sparen en noteer in mijn eigen tekens. Het leven is een vlechtwerk van toen en toekomst, gisteren en morgen vallen samen in dit ogenblik. Mandragora verdoof mij en zirkoon leid mij. Eng is mijn pad langs vroede vrouwen, onverwacht mijn stuwende kracht. Op bladzijde 1147 van mijn bijbel, niet toevallig het jaartal waarop ik dit dagboek schrijf, begint het 23ste hoofdstuk van Ezechiël, een paragraaf die alleen mijn afschuw wekt: ‘Je zal me herkennen in de straffen voor je schanddaden en je afgoderij, want ik alleen ben uw Heer. Door de vreemde mannen die geil van je zijn als ezels en toestoten als hengsten laat ik je neus en je oren afsnijden, je stenigen en je in stukken hakken. De bittere beker drink je tot de bodem en je bijt hem aan scherven waarmee je jouw borsten open kerft. Je zonen en dochters zullen vermoord worden. Mannen hebben mijn altaar onteerd en mijn sabbat bezoedeld. Hang hen aan een paal. Door deze straffen zal je erkennen dat ik de Heer ben.’ 7


― Ik, Novitius, hongerig en net bij jaren van verstand, vlucht naar de kloosterschuren. ―

Een man met een angstig gelaat verbergt zich in het struikgewas, verkleumt met lege handen in de lucht. Hij bezit niets. Een maretak, het enige groen in de winter, lokt hem. Een hand wordt opgepikt door een ekster. Een gedrocht half konijn, half fallus staat bovenop een hemelbed. Het is iemand van een hogere stand. Een heer die het warm heeft in de winter. Naakte vrouwen dwarrelen neer in zijn vertrek. Elke vrouw kan hij lenen. Novitius, zoals de schrijver zichzelf noemt, wordt gek van de honger. Een ekster steelt zijn hoofd. ’s Nachts verpleegt een broeder een zieke, naar het toonbeeld van Christus die zich bekommerde om de hulpeloze. Een oog met vogelpoten en een paar vleugels staart angstig voor zich uit. Kijkt de figuur verschrikt in de muil van futurum, de toekomst? Een waterproef, het waterboarding van nu, staat afgebeeld. Ruiters hakken op mekaar in. 8


VLUCHTEN BINNEN VEILIGER MUREN Honger blijft mijn enige vriend nadat ik mijn meester ontvluchtte. Een ekster wacht op de darmen van het beest dat ik niet kan strikken. De heer eet vlees. De horige propt de mond vol sneeuw. Ik smaak een peilloos niets. Mijn maag verkrampt. Maretak wil ik eten. Maar stopt dan niet enkel de honger, maar ook de volgende dag? Ze versplinteren mijn polsen als ik hun wild steel. Ik knaag op schors als een konijn. De vazal zal me niet betrappen. Hij heeft het veel te druk. Hij rijgt zelfs in de winter de maagdenlijnen aan zijn staf. ‘Ius primae noctis’. Alle horige maagden worden eerst in zijn hemelbed gevisiteerd. Dan pas zijn ze geschikt voor onderdanen, gezegend met zijn vocht. Zijn staf mag breken. Geen jachtopziener maar een norbertijn betrapt mij en eist mijn magere eekhoorn op. Ik snap het niet. De norbertijnse schuren barsten al van tiendenbelasting. Niemand hoort mijn bedenkingen. De norbertijn ronselt jong volk voor een bijzondere levenswandel. Voor elke kruimel zal ik elk gebod eerbiedigen, niet uit vrees voor God, maar uit vrees voor Zijn aardse dienaren. Ik loop met hem mee. Honger duwt mij binnen de kloostermuren, wat niet de beste motivatie is voor een devoot kloosterleven. Mijn maag doopt me tot het Ware Geloof. De ommuring van de priorij beschermt de gemeenschap voor het krakeel tussen de heren. De hertog van Leuven benijdt de groeiende macht van de Berthouts van de Heerlijkheid Mechelen. Met een bloedige slag aan de Ransbeek bevestigt de hertog van Leuven wie heer en meester is in Grimbergen.

9


10


― Geloven is je twijfels begraven. Mijn kap bedekt mijn ware gelaat. Ik bid voor het zielenheil van de meest biedende. ―

Een praatzieke ekster hult zich in een monnikenpij. De witte duif, verbeelding van de geest, vliegt door de kale hoofdkruin. De blote billen worden gelikt door een lange wellustige tong. Met pauwenveren in hun aars verbergen figuren zich achter ekstermaskers. De gekluisterde mens zit gefnuikt in een cocon van een vlinder. Achterdochtige monniken willen mekaar ontmaskeren en trekken aan de kappen om het ware gelaat te ontfutselen. Falussen slingeren zich als serpenten rond hun lichamen. Ogen zijn overal. Iedereen vreest het hellevuur, verbeeld middenin de prent. De januskoppen verwijzen naar de dubbele moraal.

Koste wat kost wil ik in dit claustrum blijven, ook al declameert de lector donderpreken bij de soep: “Je hele land zal door zwavel en zout verschroeien. Vervloekt ben je in je komen en gaan. Verwarring is je oogst. Zweren barsten open van je voetzool tot je kruin. Razernij en waanzin zullen je overvallen. Bestolen en slaaf zal je worden. Dit alles en nog veel erger zal ik wensen als je anderen vereert dan Mezelf.” Hun haarsnit als de doornenkroon van Christus veinst zuiverheid. Is die kale plek de toegangspoort van de Heilige Geest? Het pand kreunt om de verbanning van zijn norbertinessen. Een enkeling mutileert zich om trouw te blijven aan de nieuwste wetten van Rome. Geen enkele vrouw mag nog overnachten binnen de muren van een mannenklooster. “Het is beter te trouwen dan van begeerte te branden”, wist apostel Paulus al. Rome had er geen oren naar. “Overgroei de anderen volkeren. Bevrucht je slavin als je vrouw onvruchtbaar blijkt, zodat zij je kinderen draagt. Dochters, voer je vader dronken en ontfutsel zijn zaad bij gebrek aan andere mannen”. Dit was geen wet uit het Oude Testament, maar een aanbeveling. De monnikskluizen puilen uit van verdrongen wensen. Paradijselijk zingende vrouwenvogels openen de poorten van een verboden paradijs. Niemand kan ze uit monnikendromen verbannen. De dubbele moraal is meester. Het klooster wordt er beter van als ik voor een heer bid. Bidden voor een arme, het schaft niets in de pot. In mijn kluis denk ik aan mijn bloedbroeder. Het kind dat gevangen zat in zijn eigen lichaam, de vlinder in een versteende cocon. Een bloemknop die niet onluikt. Hij kan niet uitbreken. Alleen knarsetanden was zijn taal. Je mag mee in mijn hoofd. Iedereen vreest het hellevuur, maar jij niet.

11


― Het ware in mij wentelt zich als een windhaan. ―

De vertwijfeling slaat toe. Novitius geest is vrij en kronkelt naar alle uithoeken, noord, oost, zuid, west. De eerste letters van de windstreken kunnen we op de prent vinden. De hanekoppen verwijzen wellicht naar Christus woorden: ‘Deze nacht zal de haan niet kraaien voordat je driemaal geloochend hebt dat je mij kent’. Novitius zinkt in de muil van een hellegebroed met een allesverslindende vurige mond. Zijn straf voor zijn Thomas-geloof, de eeuwige twijfelaar. Zijn hoofd tolt.

12


13


Emblemata, transcriptie van Novitius’ dagboek, op zoek naar Hildegard van Bingen te koop in een aantal geselecteerde boekhandels (zie site: www.novitius.be) of rechtstreeks bij de uitgever. Bestelformulier eveneens op www.novitius.be Prijs: ₏ 20,ISBN: 9789082710038

9 789082 710038 14


Dirk Huyghe is grafisch vormgever bij De Standaard en kunstenaar. Hij publiceerde “Novitius, een queeste in code� over Hildegard van Bingen (2017). Hij studeerde aan het Sint-Lukas, Brussel LUCA I School of Arts. Zijn werk geniet internationale waardering. In Tokio kreeg hij de Gouden Medaille van het dagblad Yomiuri Shimbun voor zijn tekeningen. Op het Internationaal Festival te Knokke ontving hij de persprijs. Hij stelt zijn plastisch werk regelmatig ten toon. Contact: dirk.huyghe@telenet.be

15


Emblemata, een boek in beelden Denken is niet verboden, verkeerd denken wordt gestraft. De naam van de auteur, Novitius, is een pseudoniem en verwijst naar novice, kloosterleerling. De jongeman verbergt angstig wat hij meedeelt in een codetaal. De rest van de boodschap moeten we aflezen uit de illustraties. We kraakten de geheime code. Elk letterteken vervangt in dit schrift een ander. Zijn opdracht om een manuscript van Grimbergen naar Hildegard van Bingen (1098 -1179), de abdis van een benedictinessenklooster aan de Rijn, te brengen, verloopt niet zonder problemen.We trachten zijn verhaal te reconstrueren aan de hand van zijn schrifttekens en de tekeningen die we plaatsen in hun context. De illustraties en geheime code vormen het relaas van zijn queeste naar magistra Hildegard en een zoektocht naar inzichten. De transcriptie van de vreemde tekens staan op een grijs vlak en de interpretatie van de prenten staan op een zwart vlak. Mijn benadering in het verhaal is wellicht niet de meest objectieve. Want de dagen van intense beleving van de prenten zoog me helemaal in de queeste. Realiteit en fictie zijn daarom moeilijk te scheiden. De prent op de cover is ingekleurd door de auteur, de illustraties van het binnenwerk kan u naar eigen fantasie kleur geven. Laat iedereen zijn eigen verhaal schrijven. Ik verzon het mijne, verzin het uwe.

9 789082 710038 16

D.A.S.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.