Ringvaart als natuurlijk erfgoed in de Bijlmermeerpolder
Bas Tiben Stedenbouw 2024
COLOFON
Bas Tiben btiben@live.nl
Master Stedenbouw Academie van Bouwkunst Amsterdam 28. 08. 2024.
Mentor: Eric Frijters
Commissie: Wouter Pocornie
Maike van Stiphout
Externe commissie: Ad de Bont
Liza van Alphen
Samenvatting
De Amsterdamse wijk de Bijlmer is één van de bekendste wijken van Nederland. Oorspronkelijk ontworpen als een wijk van de toekomst, werd hier geschiedenis geschreven in plaats van herhaald. De wijk was bedoeld voor gezinnen, maar staat tegenwoordig vooral bekend als ‘de eerste achterstandswijk van Nederland’. Deze reputatie ontstond door diverse factoren, met als gevolg dat de Amsterdamse gezinnen er niet gingen wonen.
De Bijlmermeerpolder kende vóór de bouw van de woonwijk al problemen. Door herhaaldelijke overstromingen en opkomend zout grondwater was de polder ongeschikt voor landbouw. De polder is daarom opgehoogd met zand voor woningbouw, waardoor de oorspronkelijke kwaliteit van de polder volledig verdween. Ook na de realisatie van de woonwijk is er door sociale problemen meerdere keren rigoureus ingegrepen. Daardoor is de oorspronkelijke ontwerpgedachte van de wijk eveneens verloren gegaan. Wie vandaag de dag door de Bijlmer loopt, herkent de wijk niet als een achterstandswijk, maar er ontbreekt een duidelijke identiteit en het stedelijk groen lijkt door ruimtelijke ontwikkelingen te verdwijnen.
De problemen van de polder, zoals het opkomende zoute grondwater, zijn niet volledig verdwenen, wat
zorgt voor een ecologie die uit balans is. Vanuit mijn persoonlijke fascinatie om natuurontwikkeling en stedelijke ontwikkeling te combineren, is mijn afstudeeropgave ontstaan. De centrale vraag daarbij luidt: “Hoe kan duurzaam verdichten in Amsterdam Zuidoost, met specifieke aandacht voor het versterken van de couleur locale en het ecosysteem, effectief worden gerealiseerd, waarbij stedelijke ontwikkeling en natuurontwikkeling hand in hand gaan om een plekspecifieke biotoop te creëren waarin mens en dier wederkerig samenleven?”
De hoofdingreep van het project betreft het creëren van een ecologische ringvaart rondom de huidige Bijlmermeerpolder, die nu een groter poldersysteem omvat dan de oorspronkelijke polder. Deze ringvaart vormt een ecologisch en recreatief netwerk door Amsterdam Zuidoost en fungeert als ruimtelijke drager van verschillende ruimtelijke ontwikkelingen. De verhoogde ligging van de ringvaart maakt een zoet waterverbinding tussen de Holendrecht en de Gein mogelijk, waardoor tevens een groenblauwe verbinding ontstaat tussen de Diemerscheg en de Amstelscheg. Deze landschappelijke structuur verbindt parken in het stadsdeel en vergroot het recreatiegebied, wat essentieel is voor een stadsdeel dat met projecten zoals de Nieuwe
Kern, Hollandpark en Amstel III een aanzienlijke bevolkingsgroei zal doormaken. Naast de lopende ontwikkelingen zijn nieuwe ontwikkellocaties langs de dijk toegevoegd. In dit afstudeeronderzoek zijn het Brassapark en de D-buurt verder uitgewerkt.
Het Brassapark, gelegen bovenop de A9, verbindt het Nelson Mandela Park met de Gaasperplas en functioneert als dijk door de verhoogde ligging. De noordzijde van het park wordt versterkt met een nieuwe ringsloot, waardoor de functie van dijk zichtbaar wordt. Het talud aan de zuidzijde wordt bebouwd met een rij gebouwen, speels gepositioneerd in een nieuwe houtwal. Door deze bebouwing wordt de minst bruikbare grond geactiveerd en ontstaat er een programma dat het park levendig maakt. De gekozen typologie verwijst in vorm naar de oorspronkelijke honingraatflats, versterkt het karakter van het gebied en draagt bij aan de creatie van verschillende biotopen. De tussenruimtes tussen de gebouwen zijn ontworpen als openbare ruimtes die ontmoeting bevorderen.
De D-buurt vormt de tweede ontwikkellocatie van het afstudeerproject en is de focus van het onderzoek. De basis is een landschappelijke benadering waarin de dijk drie verschillende landschapstypen creëert, met een afwisseling van droge, natte, zoete en brakke waterzones. Op de
locatie van het voormalige Bijlmermeergemaal wordt een nieuw gemaal gerealiseerd, dat qua vorm verwijst naar het oorspronkelijke model en zal dienen als buurthuis, een essentiële functie voor het stadsdeel.
De bebouwing in de D-buurt verwijst qua vorm eveneens naar de honingraatflats die voorheen op deze locatie stonden. De opzet van de gebouwen creëert een sociaal netwerk, waarin verschillende soorten openbare ruimtes een naadloze overgang van openbaar naar privé vormen. De variërende bouwhoogtes dragen bij aan de creatie van diverse biotopen. De buurt krijgt een rijk aanbod aan voorzieningen, met werkfuncties en een brede variatie aan woontypologieën. De werkfuncties zijn strategisch gepositioneerd en ontworpen om geen overlast te veroorzaken, waardoor ze niet schadelijk zijn voor de woonkwaliteit en de ecologische waarde van de buurt.
Dit afstudeerproject laat zien hoe de Bijlmer op een plekspecifieke manier verdicht kan worden met respect voor de geschiedenis en integratie van eigentijdse stedelijke opvattingen. Bovendien toont het voorstel aan dat natuur- en stadsontwikkeling elkaar kunnen versterken, waardoor het oorspronkelijke karakter van wonen in het landschap juist krachtiger wordt neergezet.
Inhoudsopgave
1. Inleiding
1.1. Persoonlijke fascinatie
Met een diepgeworteld persoonlijk doel om duurzame en aangename leefomgevingen te creëren voor zowel mens als dier, ben ik na mijn bachelor Tuin- en Landschapsinrichting aan Hogeschool Van Hall Larenstein begonnen aan de master Stedenbouw aan de Amsterdamse Academie van Bouwkunst. Mijn werk laat zich kenmerken door de overtuiging dat een landschappelijke benadering van stedenbouw essentieel is voor het verbeteren en toekomstbestendig maken van de leefomgeving.
Met mijn afstudeerproject heb ik de kans aangegrepen om te onderzoeken hoe stadsontwikkeling hand in hand kan gaan met natuurontwikkeling. De stedelijke omgeving biedt unieke kansen, vooral door verdichting, waar verschillende uitdagingen samenkomen en oplossingen gevraagd worden. Verdichting kan bijvoorbeeld financiële ruimte creëren voor de ontwikkeling van aantrekkelijke openbare ruimtes.
Naast de mogelijkheid om door middel van ruilacties verbeteringen aan te brengen in het stedelijk ecosysteem, waarbij bouwlocaties worden ingezet in ruil voor een betere openbare ruimte, ben ik gefascineerd door de vraag of verschillende soorten elkaar kunnen versterken.
Mijn streven is een stad waarin mens dier, en plant in een wederzijdse symbiose samenleven. Dit vormt de kern van mijn afstudeeropgave en richt mijn focus op het vinden van een harmonieuze balans tussen stads- en natuurontwikkeling.
1.2. Aanleiding
Sinds april 2022 woon ik in de F-buurt van de Bijlmer. Hoewel ik van tevoren negatieve verhalen over de wijk had gehoord, strookte mijn eigen ervaring totaal niet met wat ik in de buurt zag. Rondom mijn woning, gebouwd in 2019, is alles keurig verzorgd. Op slechts een paar minuten loopafstand bevinden zich meerdere parken, wat ik bijzonder vind voor een stad als Amsterdam.
Dit zette me aan het denken: komen de negatieve verhalen uit andere delen van de Bijlmer, of heeft de wijk in de loop der jaren een ingrijpende transformatie ondergaan?
Uit persoonlijke interesse ben ik me gaan verdiepen in de geschiedenis van de Bijlmer en ontdekte de vele lagen die de wijk kenmerken. Waar mijn appartement nu staat, stond vroeger een parkeergarage die hoorde bij een van de inmiddels gesloopte honingraatflats. Mijn nieuwsgierigheid
naar de vroegere situatie groeide en ik probeerde me voor te stellen hoe het parkachtige landschap er toen uitzag. Tegenwoordig zijn veel flats vervangen door grondgebonden woningen, waardoor de wijk er niet meer uitziet als de achterstandswijk die vaak in de media wordt beschreven. De transformatie lijkt dus deels geslaagd.
Toch bekijk ik mijn buurt nu met andere ogen.
Vanuit mijn appartement zie ik vooral veel bebouwing en verharding. Voortuinen zijn vaak betegeld en de beplanting beperkt zich tot enkele schamele bomen. De nieuwe woonwijk is netjes, met goede woningen en speeltuintjes, maar mist een duidelijke identiteit. De huizen zouden overal in Nederland kunnen staan, terwijl deze plek een rijke, maar momenteel onzichtbare geschiedenis heeft.
Amsterdam staat voor de uitdaging om een balans te vinden tussen stedelijke groei en het behoud van groen, een kwestie die in de Bijlmer bijzonder urgent is. Tussen 2018 en 2023 is maar liefst 159 hectare publiek groen in Amsterdam verdwenen, wat neerkomt op een daling van bijna 2%. Dit verlies baart Amsterdammers zorgen, zowel vanwege het verdwijnen van recreatieplekken als de negatieve impact op biodiversiteit, zoals de afname van insectenpopulaties. Deze zorgen kwamen duidelijk naar voren tijdens het referendum over de Hoofdgroenstructuur 2024.
De voortdurende groei van Amsterdam vereist nieuwe woningen, maar het blijft cruciaal om voldoende parken en natuurlijke ruimtes te behouden voor de leefbaarheid in de stad. Dit geldt des te meer voor de Bijlmer, waar de resterende groene zones, die van oudsher een belangrijk onderdeel van het stedelijk landschap vormden,
steeds verder onder druk komen te staan. De unieke balans tussen bebouwing en natuur in Zuidoost dreigt uit evenwicht te raken. Het behoud en de versterking van deze groene ruimtes zijn essentieel voor de leefbaarheid en ecologische waarde van de wijk en voor het bieden van een omgeving die zowel stedelijk als natuurlijk is.
Dit roept bij mij de vraag op: is de Bijlmer te vroeg als mislukt bestempeld en zijn de ingrepen niet te rigoureus geweest? Ik ben ervan overtuigd dat de Bijlmer opnieuw kan worden opgebouwd vanuit de identiteit van de plek. We moeten de geschiedenis niet alleen onthouden of herhalen, maar ervan leren en deze eigentijds vertalen naar de huidige situatie. Zo kan de Bijlmer weer een bijzondere woonomgeving worden, met vernieuwende woontypologieën in een parkachtig landschap. Mijn afstudeeropdracht richt zich daarom op het zoeken naar manieren om te bouwen met respect voor de historie en het herstellen van het landschap.
‘‘ De tijd van rigoureuze ingrepen in de Bijlmer is voorbij. Het is tijd voor maatwerk en een zorgvuldige, weloverwogen aanpak.’’
Flat Fleerde 1985 (stadsarchief Amsterdam) .
Flat Fleerde vlak na de stadsvernieuwing (Arcam) .
Noodzaak: Verdwijnen van stedelijke groen
De honingraatflats maakten plaats voor eengezinswoningen met onderhoudsarme tuinen
Foto’s : Funda
1.3. Het projectgebied
Vanuit mijn persoonlijke fascinatie en aanleiding richt de focus zich op de gehele Bijlmermeerpolder. Dit is geen officiële naam, maar een overkoepelende term voor alle gebieden binnen hetzelfde poldersysteem. Het omvat de Bijlmer zelf, samen met de ontwikkelingen in de Nieuwe Kern, Amstel III, Diemen Sniep en een deel van de Amstelscheg.
Door dit gebied als een geheel te benaderen, los van gemeentelijke grenzen, komt het landschappelijke concept van de woonwijk tot zijn recht. Dit biedt ook kansen om beide scheggen, de Amstelscheg en de Diemerscheg, beter bij het stadsdeel te betrekken. De grootste uitdaging ligt bij de Amstelscheg, die momenteel door de A9 van het stadsdeel wordt gescheiden.
De Bijlmer wordt vaak als een geïsoleerd eiland binnen Amsterdam gezien. Door de grenzen te doorbreken en de Bijlmer meer te integreren in zijn natuurlijke context, kan een betere verbinding met het omliggende landschap worden gerealiseerd.
Hoofdstuk 2 begint met een focus op de oorspronkelijke Bijlmermeerpolder en de transformatie naar de woonwijk de Bijlmer. In Hoofdstuk 3 wordt de gehele polder behandeld, inclusief de uitdagingen waarmee de bebouwde
Gemeentelijke grenzen.
gebieden binnen de polder te maken hebben. Hoofdstuk 4 behandelt de ruimtelijke ingrepen binnen dezelfde polder, waarna in Hoofdstukken
5 en 6 twee specifieke deeluitwerkingen worden toegelicht: het Brassapark en de D-buurt, met een bijzondere focus op de D-buurt.
De keuze voor deze verschillende deeluitwerkingen en de werking van de Bijlmermeerpolder als geheel worden verder toegelicht in de volgende hoofdstukken van dit boekwerk.
Amstelscheg
Aanduiding projectgebied.
DeBijlmer
DeNieuweKern
Hollandpark DiemenSniep
Amstellll
D-Buurt
Brassapark
2. De stad van rigoureuze ingrepen
Het stadsdeel kende al problemen in de tijd dat het nog een polder was en na de realisatie van de woonwijk bleven de problemen bestaan. Er zijn daarom meerdere keren rigoureuze ingrepen uitgevoerd, waarbij vaak op radicale wijze werd ingegrepen en kwaliteiten van de oorspronkelijke situatie verloren gingen. Waar in de beginperiode iedere situatie nog een eigen herkenbare identiteit had, is dit sinds 1980 steeds meer veranderd naar een anonieme verscheidenheid, waardoor een deel van de identiteit verloren is gegaan.
Dit hoofdstuk behandelt de tijdlijn van het woongebied in de grote Bijlmermeerpolder. Het belicht de transformatie van de Bijlmermeerpolder naar de woonwijk Zuidoost, inclusief de belangrijkste overwegingen en beweegredenen achter de ingrepen. Het doel is om de rijke geschiedenis van de Bijlmer te onderzoeken en deze geschiedenis een eigentijdse vertaling te geven in het ontwerp. Zoals in de aanleiding beschreven: “De tijd van rigoureuze ingrepen in de Bijlmer is voorbij. Het is tijd voor maatwerk en een zorgvuldige, weloverwogen blik.”
1900: Bijlmermeerpolder
1970: Honingraatflats in de Bijlmer
1980: Grondgebonden woningen in Gein en Bijlmerweide
1990: Rigoureuze stadsvernieuwing in de Bijlmer.
2.1. De verdwenen polder
De Bijlmermeerpolder is een voormalig meer dat ten behoeve van de landbouw werd ingepolderd. De polder is altijd kwetsbaar geweest en is daarom ook meerdere keren overstroomd, Door de zoute kwel in het gebied, was het gebied uiteindelijk niet geschikt voor landbouw.
Rond de jaren 50 ontstaan de eerste plannen voor de uitbreiding van Amsterdam in de Bijlmermeerpolder
Erven op de ringdijk omringd met beplanting
Strokenverkaveling
1700: Bijlmermeer (Bijlmermuseum)
Hoger gelegen ringvaart
Schetsmatige weergave situatie Bijlmermeerpolder.
Projectie voormalige Bijlmermeerpolder op huidige situatie.
1960: Voormalige ringsloot en dijkhuizen (Archief Amsterdam) Sloop van de dijkhuizen (Beeldbank Driemond / Weesperkarspel).
Opgehoogd zandlandschap
Om het gebied geschikt te maken voor woningbouw werd het terrein opgehoogd met minstens 2 meter zand, grotendeels afkomstig uit de Vinkeveense Plassen. Deze laag zand werd bovenop de veenbodem in het gebied gestort. Door deze ophoging verdween het polderlandschap onder een zandlaag. De ringsloot en ringdijk werden gesloopt en de sloten in het landschap gedempt.
Van het oorspronkelijke polderlandschap is alleen de Gein, aan de oostzijde nog een relict. In een klein verstopt hoekje van de Bijlmerweide ligt een klein stukje Bijlmerringsloot.
1968: Bouw Hoogoord op een verhoogd zandlandschap (ANP).
De Bijlmermeerpolder werd opgehoogd met zand uit Vinkeveen.
Verdwenen Parels
Voordat het gebied werd opgehoogd was de Bijlmermeerpolder te nat om in te wonen. Daarom bevond de oorspronkelijke bebouwing zich hoger aan de dijk langs de ringsloot. Met het slopen van de ringsloot zijn veel karakteristieke bouwwerken verdwenen, zoals boerderijen, landhuizen en gemalen. Bij het NS-station Amsterdam Bijlmer Arena, op de locatie van de zalmkleurige INGtoren, stond vroeger een fort. Dit fort, onderdeel van de Stelling van Amsterdam, verdedigde de toegangsweg tot de stad. Het werd in de jaren 60 eveneens gesloopt om plaats te maken voor de nieuwe woonwijk Bijlmermeer.
Fort Bijlmer en buurtschap Bellevu (Beeldbank defensie).
Het enige overgebleven stukje Bijlmerringsloot: Volgens stadsecoloog Martin Melchers is dit de oernatuur van de Bijlmer (AT5) .
Het overgebleven dijkje in de Bijlmerweide met rechts naast de knotwilgen de ringsloot.
2.2. De stad van de toekomst
De Bijlmer is ontworpen als een “landgoed”, waarbij de woonkwaliteit ervoor moest zorgen dat het de prettigste plek om te wonen zou zijn. De opzet was gebaseerd op het idee dat alle woningen uitzicht zouden hebben op groenvoorzieningen zoals zonneweides, speelplaatsen, wandelpaden, en kanovijvers. In plaats van een stad waarin groen werd opgenomen, werd hier een visie nagestreefd waarbij de stad juist in het groen werd opgenomen. Doordat de flats hoog werden gebouwd, ontstond er ruimte om de woningen te omringen met een parkachtig landschap.
Verkeer kreeg een eigen baan, gescheiden van het langzaam verkeer, wat paste binnen de bredere beweging van de ‘Nieuwe Zakelijkheid’ in de stedenbouw. Deze beweging richtte zich op de ‘functionele stad’, waarbij functies zoals wonen, werken en recreëren strikt gescheiden werden. Winkelcentra werden losgekoppeld van woongebieden en werkgebieden werden aan de andere zijde van het spoor geplaatst. Het doel was om een nieuw paradijs te creëren, een wijk die tegemoetkwam aan de behoeften van de gelukkige, modale mens. Echter, deze doelgroep kwam hier uiteindelijk niet wonen.
Impressie van een levendige binnenstraat (S. Nassuth).
De bouw in de Bijlmer had een sterk fabrieksmatige component. Alle woningen waren gelijk, wat resulteerde in een soort egalitair, bijna communistisch ideaal, waarbij iedereen in wezen dezelfde ruime en lichte woning kreeg. Het idee was dat iedere woning evenveel zonlicht zou ontvangen en dat bewoners niet bij elkaar naar binnen konden kijken. Dit alles droeg bij aan het gevoel dat je niet in een stad woonde, maar in een park. ‘Een groene oase waar wonen en natuur samenkwamen.’
Gescheiden functies in de Bijlmer (S. Nassuth).
Doorsnede Bijlmer met verhoogde infrastructuur en functies in de plint (S. Nassuth).
Verhoogde dreven met daaraan parkeergarages (Bijlmermuseum).
Honingraatflats een parkachtig landschap (Rozenberg Quarterly). Gebiedsontwikkeling op grote schaal (Het Nieuwe Instituut).
Gebouwd voor Amsterdamse gezinnen
De Bijlmer was oorspronkelijk ontworpen voor Amsterdamse gezinnen, met ruime appartementen die aanzienlijk groter waren dan elders in de stad. Elk appartement had een ruime woonkamer, keuken, berging, en drie slaapkamers. De flats waren geïntegreerd in een aangelegd, parkachtig landschap, waarbij het autoverkeer was gescheiden van langzaam verkeer door verhoogde dreven.
Deze dreven waren gekoppeld aan parkeergarages, vanwaar bewoners via een binnenstraat naar hun woning konden lopen.
Afwijkend van het oorspronkelijke ontwerp, werd de binnenstraat, die aanvankelijk op de begane grond aan de zonzijde met voorzieningen gepland was, op het laatste moment verplaatst naar de eerste verdieping aan de noordzijde, zodat fietsroutes eronder door konden gaan. Hierdoor werd de begane grond ingevuld met bergingen, wat het contact met en de sociale controle op de openbare ruimte verminderde. Bovendien werden de geplande voorzieningen langs de binnenstraat niet gerealiseerd. Oorspronkelijk zouden de appartementsgebouwen slechts vier tot vijf verdiepingen hoog zijn, maar om financiële redenen werd hiervan afgeweken en werden ze hoger.
Schets axonometrie flats Bijlmer.
Locatie galerijflats.
1969: De Hoogoordflat is de eerste flat van de Bijlmer.
Galerijflats
Parkachtig landschap
1971: Bouw Honingraatflats.
Galerijflats
Gebouwde parkeeroplossing op afstand van woningen
Verhoogde dreven
Parkachtig landschap
Gebouwde parkeeroplossing op afstand van woningen
Verhoogde dreven
2.3. De mislukte stad
De Bijlmer werd al snel bestempeld als een probleemwijk en zelfs als mislukt beschouwd. Dit stigma is niet toe te schrijven aan één enkele oorzaak, maar is het resultaat van een complex samenspel van omstandigheden, gebeurtenissen en beleidskeuzes. In deze paragraaf worden de vier belangrijkste factoren besproken die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen. Het is daarbij van belang te benadrukken dat deze factoren in samengevatte vorm worden gepresenteerd.
1. Gezinnen vertrokken uit de stad:
Ondanks dat de wijk voor Amsterdamse gezinnen gebouwd was, gingen zij er toch niet wonen. Dat kwam deels doordat Purmerend, Lelystad en Almere op hetzelfde moment Bloemkoolwijken opleverden waar de gezinnen voor hetzelfde geld of minder een eengezinswoning met tuin konden krijgen. Daarbij waren de huurprijzen in de Bijlmer ook dubbel zo hoog als flats in Amsterdam-Noord en -West, waardoor mensen niet de stap namen om naar de Bijlmer te verhuizen.
Purmerend
Lelystad
Almere
2. 1975: Onafhankelijkheid Suriname
Toen Suriname onafhankelijk werd, emigreerden veel Surinamers naar Nederland, deels uit angst voor politieke instabiliteit en economische onzekerheid. Een aanzienlijk aantal van deze migranten vestigde zich in de Bijlmer.
De ontvangst van de Surinaamse migranten door het rijk, de gemeente Amsterdam en woningbouwverenigingen was gemengd. Er ontstond vrees dat de komst van migranten negatieve effecten zou hebben op de bestaande bewoners, wat zou kunnen leiden tot een massale verhuizing van de oorspronkelijke bewoners.
Deze angst leidde tot beleidsmaatregelen, zoals het opleggen van quota voor Surinaamse bewoners in bepaalde straten en flatgebouwen. Er werden zelfs regels ingesteld die voorschreven dat er slechts één Surinaams gezin per acht woningen in een portiekflat mochten wonen, met een limiet van 20 tot 30% per flatgebouw in de Bijlmer.
De spanningen escaleerden met de kraakactie van de Gliphoeve, een flatgebouw dat uiteindelijk symbool stond voor alles wat mis was met de Bijlmer. De kraakactie was een reactie op de uitsluiting en leidde ertoe dat veel van oorsprongkelijke bewoners vertrokken. Hierdoor werd de Bijlmer al snel bestempeld als een “ghetto.”
De overbevolking, onderverhuur, en toenemende criminaliteit in de Gliphoeve verergerden de problemen.
In 1992 werd de Gliphoeve ingrijpend gerenoveerd en kreeg het de nieuwe naam Geldershoofd. De kinderboerderij die oorspronkelijk in de bergingen van de Gliphoeve ontstond, bleef de naam Gliphoeve behouden. Deze kinderboerderij is opgericht door “Boer Floor,” een bewoner van de Gliphoeve en is een belangrijk relict van de bewogen geschiedenis van de wijk.
Hoewel de onafhankelijkheid van Suriname niet de directe oorzaak was van de problemen in de Bijlmer, had de manier waarop er zowel politiek als in de media werd omgegaan een aanzienlijk effect op de wijk.
Onafhankelijkheid Suriname (Maxvandaag).
Kinderboerderij Gliphoeve:
Surinaams gezin in de Gliphoeve (Het Parool).
Boer Floor was tot 2008 het gezicht van de Kinderboerderij de Gliphoeve (Het Parool).
Protest Gliphoeve (Bijlmermuseum) .
3. 1984: verbod drugsgebruik centrum
Tot 1984 had Amsterdam-Centrum te maken met een ernstig drugsprobleem, waarbij drugsgebruik en drugshandel openlijk plaatsvonden op straat.
Om dit probleem aan te pakken, besloot de gemeente het gebruik van drugs in het centrum te verbieden en strikte handhaving in te voeren. Dit zorgde ervoor dat veel junks, daklozen en dealers zich gedwongen voelden om uit te wijken naar andere delen van de stad, waarbij de Bijlmer een populaire bestemming werd.
De Bijlmer, met zijn grootschalige flatgebouwen, parkeergarages, bergingen en uitgestrekte gangenstelsels, bood veel verborgen en moeilijk te controleren plekken. Deze plekken werden ideaal voor drugshandel en gebruik zonder veel toezicht.
De concentratie van drugsverslaafden en dealers in de Bijlmer had een aantal negatieve gevolgen voor de wijk. Naast de toename van criminaliteit, zoals inbraken en geweld, nam ook het gevoel van onveiligheid onder de bewoners sterk toe. Deze ontwikkelingen versterkten het negatieve stigma dat al op de Bijlmer rustte, waardoor de wijk steeds meer werd gezien als een gevaarlijk en problematisch gebied.
4. Achterblijven voorzieningen
1977: eerste metro
Kijkend naar het huidige openbaar vervoersysteem is er een rijk aanbod aan mogelijkheden, maar dat is niet altijd zo geweest. Beloofde voorzieningen werden laat gerealiseerd, wat leidde tot ontevredenheid onder de nieuwe bewoners. Acht jaar na de bouw van Hoogoord reed pas de eerste metro naar de Bijlmer.
Trein- en metrostations in de Zuidoost
Kantoorgebouwen
1986: Amsterdamse Poort
In 1986 werd de Amsterdamse poort gerealiseerd wat er voor heeft gezorgd dat Amsterdam als Polycentrische stad werkt. Er is een rijk aanbod aan winkels, culturele voorzieningen en sport. Er komen veel bezoekers op af, zowel vanuit de wijk als het hele land.
Woningen boven winkels
2.4. Typologische reacties
De Bijlmer kende vanaf het begin al uitdagingen, wat al snel leidde tot typologische reacties op de oorspronkelijke honingraatflats. Op deze pagina’s is een selectie gemaakt van typologieën die kenmerkend zijn voor het stadsdeel. In de eerste fase werden nog aanpassingen doorgevoerd binnen het oorspronkelijke concept, maar later werd er bewust afgeweken van de oorspronkelijke ontwerpgedachte.
1974: Gouden Leeuw
Twee jaar na de oplevering van de honingraatflats was het appartementencomplex De Gouden Leeuw al een reactie op het oorspronkelijke ontwerp. Hoewel het complex enkele vergelijkbare bouwstenen had, zoals de binnenstraat, de meanderende structuur door het landschap, en een parkeergarage op afstand, week het op verschillende punten af. In plaats van een galerijontsluiting, koos men voor kernontsluiting. De begane grond werd ingericht met woningen. Bovendien bood de Gouden Leeuw een aanbod van koopwoningen.
Locatie typologische reacties.
1980: Venserpolder
In 1980 werd begonnen met de bouw van Venserpolder, een wijk die qua ontwerp een duidelijke ‘anti-Bijlmer’ uitstraling heeft. In tegenstelling tot de Bijlmer, kenmerkt Venserpolder zich door een veel traditioneler ontwerp, waarbij de wijk is opgezet als een moderne vertaling van het gesloten bouwblok, geordend in een duidelijk en herkenbaar grid. De hoven in deze wijk zijn toegankelijk via poorten in iedere gevelwand. De bouwblokken in Venserpolder bestaan voornamelijk uit kleine en betaalbare woningen, gericht op jongeren.
1976: Grondgebonden woningen
Uiteindelijk werd vanuit Volkshuisvesting ook de bouw van eengezinswoningen gestimuleerd. Hier werden eengezinswoningen gerealiseerd met eigen tuin en parkeren voor de deur. Dit gebeurde in gebieden zoals Geerdinkhof en Kantershof en later ook in delen van Gein en Gaasperdam, die om imagoredenen niet langer als deel van de Bijlmer, maar Zuidoost werden aangeduid. Veel bewoners van de honingraatflats trokken naar deze eengezinswoningen, waardoor ook de problemen die zij ervoeren, met hen meeverhuisden.
2.5. Radicale sloop
In de Bijlmer kampte men destijds met veel leegstand, slecht beheerde flats en parkeergarages die waren verworden tot schimmige plekken. Daarom besloot de gemeenteraad in 1992, slechts 20 jaar na de bouw, tot sloop van een deel van de wijk.
De vernieuwing moest een einde maken aan het monotone woonmilieu, dat uitsluitend uit sociale huurappartementen bestond. Van de flats werd 25% gesloopt, de dreven werden verlaagd en er kwamen grondgebonden woningen en middelhoge appartementen, met slechts 30% sociale huur. Door deze grotere variatie in woningtypen wilde men interne verhuizingen stimuleren en de middenklasse aantrekken.
De sloop en nieuwbouw hadden een positief effect op de wijk, wat leidde tot de voortzetting van de sloop van de honingraatflats. Uiteindelijk werd meer dan 70% van deze flats gesloopt. Hierdoor is het oorspronkelijke ontwerp van Nassuth, de “stad van de toekomst,” grotendeels verdwenen. Her en der staat nog een enkele honingraatflat, maar alleen in het Bijlmermuseum, een deel van de G- en H-buurt, is de oorspronkelijke verschijning voor een groot gedeelte zichtbaar.
Gesloopte flats (bron: NL-Architects).
New urban tissue (bron: NL-Architects).
1992: Sloop flats en bouw van gevarieerde woonproducten
Groenstructuur gedeeltelijk behouden
Woningen in de plint
Bebouwing op de kop
Park ingevuld met een laagbouwmilieu
Meer liften en trappen
Bebouwing langs de dreef
Dreven verlaagd
2.6. Mozaïek van buurten
De typologische reacties en ingrepen in de Bijlmer hebben geleid tot een mozaïek van buurten die door (verhoogde) infrastructuur van elkaar gescheiden worden. Hoewel ik persoonlijk van mening ben dat deze individuele veranderingen de identiteit van de buurten hebben aangetast, heeft het resulterende mozaïek toch een zekere passendheid binnen het stadsdeel. Elke buurt heeft zijn eigen karakter en uitstraling en er is een sterke gemeenschap ontstaan waarin het opgroeien met veel verschillende culturen centraal staat.
In geen enkele andere plek in Nederland speelt de postcode zo’n centrale rol in de identiteit van de buurt als in Zuidoost. De postcode is hier meer dan alleen een administratieve aanduiding. Het is een symbool van identiteit en een bron van trots voor veel bewoners, vooral jongeren en artiesten. Binnen de hiphopcultuur wordt de postcode vaak gebruikt als symbool van de gemeenschap en als een manier om trots te zijn op de roots en de unieke cultuur van Zuidoost. Artiesten uit Zuidoost noemen hun postcode in hun muziek, video’s en op sociale media om hun achtergrond en de uitdagingen en ervaringen die ze in de Bijlmer hebben meegemaakt te benadrukken. Het gebruik van de postcode versterkt hun identiteit en creëert een gevoel van eenheid onder mensen die uit dezelfde buurt komen.
Postcodegebieden in de Bijlmer (slotenmakers365).
Mozaïek van buurten
3. De uitdagingen van de bebouwde polder
In verschillende toekomstscenario’s voor Nederland worden droogmakerijen opnieuw onder water gezet. Dit zou een reëel scenario kunnen zijn met het oog op klimaatverandering, de daarmee gepaard gaande piekbuien en de stijgende zeespiegel. Maar wat gebeurt er als een polder al bebouwd is?
In Amsterdam Zuidoost wonen 92.378 inwoners (augustus 2024). Om voor deze mensen en toekomstige bewoners een duurzaam toekomstperspectief te bieden, is het noodzakelijk de bebouwde polder toekomstbestendig te maken.
In dit hoofdstuk worden de uitdagingen van de polder in kaart gebracht om inzicht te krijgen in de noodzakelijke aanpassingen. Door deze uitdagingen te begrijpen, kan bij de ruimtelijke uitwerking rekening worden gehouden met de toekomstige behoeften. Zo wordt de bebouwde polder niet alleen geschikt voor de menselijke inwoners, maar ook toekomstbestendig gemaakt als leefomgeving voor andere soorten, zoals flora en fauna.
Nederland in 2100 (LOLA landschapsarchitecten).
Nederland in 2100 (Kuiper compagnons)).
3.1. De Groot Bijlmermeerpolder
De Bijlmermeerpolder kent een dynamische geschiedenis. In 1622 begon men met de drooglegging van het Bijlmermeer. Door de veengrond en de opkomst van brak grondwater was de polder echter niet geschikt voor landbouw. In 1672 werd de polder weer onder water gezet als onderdeel van de Stelling van Amsterdam, ter bescherming tegen een Franse aanval. In 1687 werd de polder opnieuw drooggelegd, maar in 1707 stroomde de Bijlmermeerpolder weer vol door een dijkbreuk. Deze situatie bleef 123 jaar ongewijzigd, tot de polder in 1825 opnieuw werd drooggemalen.
Voor de bouw van Amsterdam Zuidoost werd de polder vanaf 1963 opgehoogd en werden de dijken verlegd. Van de vroegere Bijlmermeerpolder is bijna niets meer over. Het huidige poldersysteem is veel groter; de Bijlmermeer polder, de Bullewijker polder, de Duivendrechtsche polder en een gedeelte van de Venserpolder zijn samengevoegd in één poldersysteem. Er is geen herkenbare ringsloot meer en de verhoogde infrastructuur fungeert veelal als dijk. De gehele polder heeft een gesloten watersysteem, waarbij het water alleen via twee gemalen in de Gein en de Bullewijk wordt gepompt.
Watersystemenkaart: Het poldersysteem is groter dan de oude Bijlmermeerpolder, met slechts twee uitlaten naar de Gein en Bullewijk (Waterschap AGV) .
De Groot Bijlmermeerpolder is in de hoogtekaart herkenbaar doordat het aanzienlijk lager ligt dan zijn omgeving (AHN) .
Projectgebied : Groot Bijlmermeerpolder
Situatie 1900 (Topotijdreis)
3.2. Brakke kwel
Wanneer de sluizen bij IJmuiden opengaan, stroomt zout water het IJ binnen. Omdat zout water zwaarder is dan zoet water, zakt het naar de diepere delen, terwijl het water aan de oppervlakte voornamelijk zoet blijft. Door het afpompen van zoet water in de polders komt het zoute water echter dichter bij het oppervlak, wat leidt tot een brak watermilieu in de polder.
De verzilting van het landschap vormt in eerste instantie geen probleem voor de natuur. Een deltalandschap, dat voor een groot deel van Nederland de meest natuurlijke vorm van het landschap is, kenmerkt zich immers ook door brakke milieus. Deze omgeving biedt unieke biotopen voor verschillende planten en dieren.
In de Bijlmer komt het zoute kwelwater aan het oppervlak, samen met nutriënten die vanuit de landbouw in het water zijn terechtgekomen. Dit resulteert echter in een zeer slechte waterkwaliteit.
Het water is zowel zout als troebel, waardoor er nauwelijks waterleven mogelijk is. Dit komt mede doordat het gebied, in tegenstelling tot een deltalandschap, niet in direct contact staat met de zee. De verharde oevers beperken bovendien de groei van waterplanten, wat betekent dat het water niet op een natuurlijke manier wordt gereinigd.
Op de blauwe plekken is veel kwel (Klimaatatlas).
Het gebrek aan waterleven zorgt ervoor dat de ecologie in de Bijlmer uit balans is. Een verstoorde waterkwaliteit beïnvloedt niet alleen het leven in het water, maar ook de dieren die afhankelijk zijn van dat water, zoals vogels en zoogdieren die zich voeden met vissen of insecten.
Er zijn verschillende oplossingen mogelijk. Traditioneel wordt het landschap opgehoogd met zand om verzilting tegen te gaan. Een andere benadering is het verhogen van het waterpeil om een grotere zoetwaterbel te creëren. Er zijn ook experimentele mogelijkheden, zoals het dieper afpompen van zout water of het omarmen van zoute kwel door middel van paludicultuur.
Huidige situatie:
Mogelijke interventies:
1. Onder water zetten :
2. Ophogen met zand
3. Ophogen met zand en water
Kwel komt omhoog op de lagere plekken (Deltares)
4. Afpompen
5. Omarmen
Tekening: Deltares
Tekening: WUR.
Tekening: FLUX
Bron Interventie 1 t/m 3: Deltares
3.3. Groenstructuur
De oostzijde van het spoor in Zuidoost heeft een sterke groenstructuur. Dankzij de verdieping van de A9 kon het Brassapark worden aangelegd, wat het Nelson Mandelapark en de Gaasperplas met elkaar verbindt, een grote winst voor de groenstructuur in Zuidoost.
De wijk beschikt over een krachtig groen netwerk, vooral in oudere buurten zoals het Bijlmermuseum, de Gouden Leeuw en Holendrecht. In nieuwere wijken is de parkstructuur deels verdwenen. De oostzijde is via de Bijlmerweide goed verbonden met de Diemerscheg, al zijn er nog mogelijkheden om de Gein te overbruggen.
De grootste uitdaging ligt aan de westzijde, bij Amstel III en de verbinding met de Amstelscheg.
Dit werkterrein mist groene structuren. Met de transformatie naar een woon-werkgebied is het essentieel om de toegang tot een gezonde openbare ruimte te verbeteren. Ook moet de A9, die de stad van de Amstelscheg scheidt, worden overbrugd. Dit zal recreatie in de scheg bevorderen en het leefgebied van dieren uitbreiden.
In het groen-blauw programma van de gemeente Amsterdam zijn vijf doelsoorten gekozen, die elk een specifieke ambitie per zone met zich meebrengen. De randen van het gebied hebben
met de ijsvogel en de ringslang een hogere ecologische ambitie, terwijl de interne structuur van de woonwijken zich vooral richt op stadsdieren zoals de vleermuis en de huismus.
Amstel III heeft met de dakbroeders een vrij specifieke doelsoort, omdat de verbinding met een scheg daarvoor noodzakelijk is. Dakbroeders gebruiken daken om veilig te broeden, dichtbij hun jachtgebied, dat in dit geval de scheg zal zijn.
Legenda:
Openbare ruimte:
Scheg
Groene zoom
Park
Binnentuin
Ecologische corridor
Water
Gemeentelijke doelsoorten
Ringslang IJsvogel
Huismus
Barrière: Weg Treinspoor
Dakbroeders Vleermuis
AMSTELSCHEG. DIEMERSCHEG.
Barrières
De wijk is oorspronkelijk functioneel van elkaar gescheiden door (verhoogde) infrastructuur, zoals ontsluitingswegen, snelwegen en metro-/ treinsporen. Ondanks de menging van functies blijft deze infrastructuur een ruimtelijke en visuele barrière vormen. Hierdoor ontbreekt een doorgaande groenstructuur van scheg tot scheg, terwijl dit zowel ecologisch als recreatief een enorme aanwinst zou zijn. Het scheggenmodel, dat Amsterdam uniek maakt, zou daardoor veel beter benut kunnen worden.
Niet alleen voor dieren die zich over land bewegen zijn er barrières; ook voor vogels vogels is de overgang van park tot aan honingraatflat groot, waardoor de flats ook als barrieres voor vogels werken. Een geleidelijke opbouw van de bebouwing zou vogels helpen om deze gebouwen te overbruggen.
De A9 is breed en ‘s avonds verlicht, waardoor vleermuizen deze weg ook als barrière zien. Hierdoor vliegen ze niet tussen de stad en de scheg, terwijl stad en landschap elkaar juist kunnen versterken.
A9 als barrière tussen Amstel lll en Amstelscheg
Spoor
Holterbergweg als barrière.
Spoor als barrière in het gebied
Groot hoogteverschil tussen honingraatflats en omliggende bebouwing
Gooiseweg als barrière in het gebied
Gein en Provinciale weg vormen een barrière naar de Diemerscheg
Analyse buurten
De buurten in Zuidoost vertonen grote verschillen, wat de ontwikkeling van het woongebied door de jaren heen bevestigt. Nieuwere ontwikkelingen hebben vaak geleid tot het verdwijnen van stedelijk groen, terwijl de oudere buurten een groene uitstraling behouden met volwassen beplanting en een verweven parkstructuur. In buurten zoals de F-Buurt en E-Buurt hebben ingrepen geleid tot een verdichting, waarbij nauwelijks nog ruimte is voor beplanting.
De grootste behoefte aan vergroening bevindt zich in het centrum van Zuidoost, met name bij Amstel III en de Amsterdamse Poort. Deze openbare ruimtes zijn grotendeels verhard en missen zowel beplanting als parken. Dit is ook duidelijk zichtbaar op de analysekaart voor hittestress, waar de meeste hittestress voorkomt in de Amsterdamse Poort, Amstel III en, in mindere mate de F-Buurt en Venserpolder. Opvallend is dat de groene zoom rondom de Bijlmer een positief effect heeft op de omliggende buurten. Ondanks het gebrek aan beplanting in deze buurten zelf, ervaren de buurten in de randen van de Bijlmer geen last van hittestress. De ecologische openbare ruimte draagt dus bij aan het verkoelen van de stad.
Analyse hittestress (bron: Klimaateffectatlas).
Beperkt groene buurt
Minder groene buurt
Groene buurt
Zeer groene buurt
Bron: FEDDES/OLTHOF Landschapsarchitecten
Hoog
Laag Urgentie vergroening
Analyekaart groene buurten.
3.4. Doelsoorten
Het verdwijnen van stedelijk groen heeft ook gevolgen voor de dieren in de stad. In de Bijlmer heeft dit geleid tot een fragmentatie van leefgebieden, veroorzaakt door onder andere infrastructuur, vervuiling van de leefomgeving en problemen zoals lichtoverlast en zwerfafval.
Toch zijn er volop kansen voor veel dieren die goed gedijen in een stedelijke omgeving en met relatief simpele ingrepen een fijne woonplek kunnen vinden in de stad. In deze paragraaf wordt een selectie van stadsdieren behandeld die in symbiose met de mens kunnen leven. Er zijn vier verschillende dieren gekozen, waarvan hun habitat wordt beschreven. In ruil voor een geschikte leefomgeving voor deze dieren, krijgt de mens een natuurlijke en gezonde buitenruimte terug.
- Vruchtbare grond voor graven en zoeken naar voedsel
- Beschikbaarheid van vruchten en bessen
2. Beschutting
- Dichte struiken en bosjes
- Onder blad- en houtstapels
- Rotsachtige gebieden of muren met holtes
- Holle boomstammen of uitgegraven holen
3. Waterbron
- Nabijheid van drinkwater (plassen, vijvers, waterbakken)
4. Rustplaatsen
- Schaduwrijke en rustige plekken voor een dagrust
- Plaatsen om een winterslaap te houden, zoals beschutte hoeken met dikke bladeren
5.Verbinding van het landschap
- Doorgangen tussen verschillende habitats.
- Veilige oversteekmogelijkheden tussen territoria.
Huismus (Passer domesticus):
10 bouwstenen (binnen 50 m van een nest)
1. Plantaardig voedsel:
Zaden, onkruiden en andere beplanting, van jong groen, van bloemknoppen, van bladgroen, van fruit en van vruchten.
2. Nestgelegenheid:
In of aan gebouwen. Bij voorkeur zijn er hoge of dichte planten dichtbij de gevel (favoriet: Hedera of Vuurdoorn). De jongen vliegen daar naartoe wanneer ze voor het eerst het nest verlaten en de ouders gebruiken het als uitkijk alvorens met voedsel het nest in te gaan.
3. Voedsel in de vorm van insecten en larven
Type voedsel voor jongen. Vooral te vinden in stilstaand water, dood hout, mest, composthopen en takkenhagen.
4. Gezamenlijke slaapplaatsen:
Vaste slaapplaatsen - jaarrond. Onderste rijen van dakpannen en hoge/ dichte wintergroene beplanting.
5. Schuilplaatsen nabij nesten, voedselbron en baden
Bij vaste voedselbronnen, drink- en badplaatsen zal vaak een dikke, dichte, ongeveer 1,5 m hoge groenblijvende struik aanwezig te zijn waar de hele groep huismussen zich bij nood direct in kan verstoppen.
6. Drinkwater: Vogelbadjes, Water in dakgoten, sloten, vijvers, plassen, etc.
7. Steentjes/grit
Huismussen hebben steentjes in de maag nodig om zaden te vermalen en om er de noodzakelijke kleine hoeveelheden zouten en kalk uit op te nemen.
8. Zonnebad
Plek om te zonnen, zodat de parasieten actief worden. Struik of dakgoot op het zuiden.
9. Stofbad:
Nodig om parasieten kwijt te raken. Te vinden in droge zanderige grond (onverharde paden, tuingrond, zandbakken)
10. Water of sneeuwbad
Vleermuis (Chiroptera):
Leefgebied(+- 25 km)
1. Verblijfsgebied (donker, warm en vochtig.)
- 3 Verschillende verblijfsplekken (jaarrond)
- Vleermuizen kunnen zelf geen verblijfsplek maken. Verblijfsplek is veelal in gebouwen, maar ook holtes in oude (historische) bomen komen ook voor.
- Te bevorderen door het inbouwen van gevelkasten of een ‘loze’ ruimte op gebouwen (bijv. trafo’s).
2. Foerageergebied (voor de vangst van insecten)
- Ten minste 20% stedelijk groen foerageergebied
- Ten minste 10 % stedelijk blauw foerageergebied
- Natuurlijk foerageergebied met inheemse soorten (
- Betere afweging ecologie
- Veiligheid verlichting
3. Vliegroutes
• Netwerk van vliegroutes door stad en landschap.
• Veilige “kruispunten” van vliegroutes en infrastructuur,
4. Seizoensgebonden:
Voorjaar/ zomer:
Vleermuizen ontwaken in April/Mei en vliegen terug naar het gebied waar ze de zomer doorbrengen. Vrouwtjes en jongen verblijven in kraamkolonies op ‘kraamplaatsen’. Die is veelal in verwarmde gebouwen (spouwmuren, dakholtes, lege zolders/kelders)
Mannetjes verblijven apart van de vrouwtjes. Soms solitair. Soms in groepen.
Herfst:
De mannetjes lokken de vrouwtjes aan het einde van de zomer naar speciale paarkwartieren, met een luid geluid. Hier verblijven ze slechts kort.
Vanaf Oktober: Reserves worden aangevuld waarna ze naar hun winterverblijfsplek vertrekken.
Winter (November tot en met Maart) : Vleermuizen houden een winterslaap in gebouwen, bunkers, ijskelders, groeven en boomholtes
Ringslang (Natrix natrix)
1. Ideale biotoop is op de overgang van hoog zand naar laag veen (500x500m).
2. Natuurvriendelijke oevers voor voedsel: Eet kleine amfibieën en muizen
3. Composthopen voor het leggen van eieren: De composthopen liggen langs het water.
4. Droge (ondergrondse) plekken: Om een winterslaap te houden.
5. Eilanden om ongestoord te kunnen zonnen.
Zonder bomen en zonder toegang van mensen.
6. Grootste gevaar: auto’s
De ringslang leeft al in de Diemerscheg (Amsterdam Maps) .
4. Het stedelijk landschap
4.1. Opgave
Hoofdvraag:
Op basis van de analyse in de voorgaande hoofdstukken zijn enkele aandachtspunten naar voren gekomen. Deze leiden tot de volgende hoofdvraag:
‘‘Hoe kan duurzaam verdichten in Amsterdam Zuidoost, met specifieke aandacht voor het versterken van de couleur locale en het ecosysteem, effectief worden gerealiseerd, waarbij stedelijke ontwikkeling en natuurontwikkeling hand in hand gaan om een plekspecifieke biotoop te creëren waarin mens en dier wederkerig samenleven?”
Opgaves binnen de hoofdvraag:
Om die vraag te kunnen beantwoorden dient er rekening gehouden te worden met de volgende thema’s:
Versterken couleur locale
Onderscheidende woonomgeving
Zichtbare historie
Regeneratie ecosysteem Duurzaam verdichten
Gezond watersysteem
Ecologisch netwerk
Stad als biotoop
Binnenstedelijke locaties
Versterken natuurwaarde
Het stedelijk landschap
Oorspronkelijk is de Bijlmer functioneel opgedeeld in woon-, werk- en industriegebieden, gescheiden door infrastructuur. Om de wijk toekomstbestendig te maken, is een integrale benadering noodzakelijk. De uitdaging is om een stedelijk landschap te creëren waar wonen, werken en recreëren naadloos samenkomen.
Het landschap. Woongebieden. Werk- en industriegebieden.
4.2. Scenario’s
Methode
Voor de ontwikkeling van het masterplan zijn diverse scenario’s geformuleerd. Deze scenario’s zijn voortgekomen uit een grondige analyse en inventarisatie van trends die van invloed zijn op de toekomst van het gebied.
De trends zijn geclassificeerd in een assenstelsel, waarbij de focus lag op trends die zowel hoge onzekerheid als aanzienlijke impact met zich meebrengen. Dit heeft geleid tot de identificatie van twee kernonzekerheden die als uitgangspunt hebben gediend voor het scenario-assenstelsel.
Door deze methode werd er ruimte gecreëerd om in uitersten te denken en de verschillende mogelijke oplossingsrichtingen te verkennen. Het assenstelsel stimuleerde een breed scala aan denk- en ontwerprichtingen, waardoor een breed spectrum aan scenario’s werd onderzocht. Deze aanpak hielp bij het identificeren van potentiële kansen en risico’s die invloed zouden kunnen hebben op het masterplan.
Benoemen trends
STEEP:
Sociaal
Technologisch
Economisch
Ecologisch
Politiek
Uiteindelijk heeft deze benadering niet geleid tot de selectie van één specifiek voorkeursmodel. In plaats daarvan zijn de relevante elementen en inzichten uit de verschillende scenario’s geïntegreerd en doorontwikkeld in het uiteindelijke masterplan. Dit geïntegreerde plan weerspiegelt een combinatie van de meest waardevolle aspecten uit de scenario’s, met als doel een robuuste en flexibele oplossing te bieden voor de toekomst van het gebied.
Cluster trends Onderbouw kernonzekerheden
Beschrijf Scenario’s Strategische opties less- regret, no - go’s
Aanpassing van de stappen van Stratfor, Baarsma e.a (MCD, Master City Development)
Onzekerheid 1: Verdichten in de stad - buiten de stad
Straatcultuur
Multiculturele samenleving
Uitwerking
Onzekerheid
3. Onderbouwen kernonzekerheid
Onzekerheid 1: Verdichten in de stad - buiten de stad
Verdichten in de stad wordt vaak gezien als de meest duurzame keuze, maar er zijn ook voorbeelden waar bouwen aan de stadsranden een aanzienlijke landschappelijke verbetering heeft gebracht. Moeten we de bestaande structuren in de Bijlmer versterken en het landschap de stad in halen of juist de randen van de stad verzachten? Beide benaderingen bieden kansen: Het verbeteren van de bestaande structuren kan de leefbaarheid in stedelijke gebieden vergroten, terwijl het verzachten van de stadsranden nieuwe groene zones kan creëren en de overgang naar het omliggende landschap kan versoepelen.
We leven in een tijd van extremen, met zowel langdurige droogtes als hevige piekbuien die overstromingen veroorzaken. Toekomstscenario’s suggereren dat droogmakerijen mogelijk weer onder water komen te staan, wat een uitdaging vormt voor reeds bebouwde polders. De vraag is of we moeten kiezen voor vernatting, waarbij we water toelaten en het landschap aanpassen, of voor verdroging, waarbij we het water buiten proberen te houden met versterkte infrastructuur.
Nederland 2100 (WUR)
Atlas leefomgeving
4. Beschrijven scenario’s
Binnenstedelijk verdichten
1. Stadsduinen 3. Bijlmerdijk
• Nieuwe identiteit (kunstmatig landschap)
• Ingrijpende stadsontwikkeling
• Zoet water’ bubbel
• Aangevoerd zand nodig (mogelijk uit nieuwe plassen)
• Gelaagde stad.
Verdrogen
2. Poldermozaïek
• Aansluitend bij de bestaande identiteit van de wijk
• Poldersysteem blijft in stand.
• Mozaïek van buurten verbonden door dreven en groenstructuur
• Uitbreiding richting de scheggen, zoals dat ‘altijd’ is gedaan.
• Overbrugt infrastructurele barrières
• Dijk als ruimtelijke drager voor gebiedsontwikkeling
• Plekgebonden watersyteem
• Traditionele typologie in de vorm van dijkwoningen en erven
Vernatten
4. Bijlmermeer
• Klimaatadaptief - zeespiegelstijging
• Grote impact
• Grootschalige aanpak (complexer bij versnipperd eigendom)
• Juridisch gezien lastig (splitsingsrechten)
• Biedt kansen voor experiment (eveneens wooncoöperatie)
Landschappelijk Uitbreiden
Binnenstedelijk verdichten
STADSDUINEN
BIJLMERDIJK
Verdrogen Vernatten
POLDERMOZAIEK
Landschappelijk Uitbreiden
BIJLMERMEER
4.3. Ingreep op grote schaal
Verbinden van de scheggen
Zoals in de voorgaande hoofdstukken is beschreven, wordt de Bijlmermeerpolder drooggemalen, waarbij het water wordt geloosd in de Holendrecht en de Gein, die echter niet met elkaar verbonden zijn. Door het wegpompen van het zoete water stijgt in de Bijlmer het zoute grondwater, wat een verstoring van de ecologie tot gevolg heeft.
De voorgestelde ingreep omvat de aanleg van een nieuwe ringdijk met daarop een ringvaart, waardoor een netwerk van zoet water en parkstructuren in Zuidoost ontstaat dat de Holendrecht en Gein met elkaar verbindt. Hierdoor worden de Amstelscheg en Diemerscheg op hun beurt ook met elkaar verbonden, wat hun toegankelijkheid voor het stadsdeel aanzienlijk vergroot.
Huidig poldersysteem
Nieuw poldersysteem
Uitgangspunten
De dijk fungeert als de ruimtelijke drager voor de toekomstige ontwikkelingen in het gebied. Daarnaast zijn er vanuit de analyse enkele meekoppelkansen en uitgangspunten voor het hele stadsdeel naar voren gekomen.
Voortbouwend op de oorspronkelijke ontwerpgedachte wordt het mozaïek van wijken, dat door eerdere ruimtelijke ingrepen is ontstaan, verder ontwikkeld tussen de dijken en dreven. Hierbij wordt het groen-blauwe netwerk tussen de dreven versterkt en onderling verbonden. In tegenstelling tot de oorspronkelijke ontwerpgedachte, wordt er nu ook sterk ingezet op functiemenging. Dit zorgt ervoor dat infrastructurele barrières niet alleen fysiek, maar ook functioneel worden doorbroken, wat de levendigheid in verschillende gebieden stimuleert.
Op deze pagina’s worden deze uitgangspunten kort afzonderlijk toegelicht. In de daaropvolgende paragraaf zullen ze samenkomen in het masterplan.
1. Mozaïek tussen dijken en dreven
De wijk bestaat uit een mozaïek van buurten tussen de dreven. Met de nieuwe ringsloot als leidraad voor ontwikkelingen wordt aangesloten op deze gedachte. Tussen de dreven en dijken worden verschillende buurten gecreëerd, elk met hun eigen karakter, maar wel in lijn met het gedachtegoed van de Bijlmer.
2. Gezond groenblauw raamwerk
De ringsloot wordt een belangrijke verbinding van scheg tot scheg. Tegelijkertijd verbindt deze de parken met elkaar, waardoor de nu geïsoleerde parken onderdeel worden van een grotere groenstructuur. Hiervoor zijn ook ingrepen in het stedelijk weefsel nodig. Samen vormen deze ingrepen en de nieuwe ringsloot een gezond groenblauw raamwerk voor de wijk.
3. Functiemenging
Van oorsprong heeft de wijk gescheiden functies. De scheggen, werkgebieden en woongebieden zijn grotendeels door infrastructuur van elkaar gescheiden. Grenzen worden nu verzacht en functies worden uitgewisseld. Werkfuncties verhuizen naar de andere kant van het spoor, waardoor er ruimte ontstaat voor de scheg om het werkgebied binnen te dringen.
4.4. Masterplan
De ringdijk volgt grotendeels de grenzen van het huidige poldersysteem, maar is op strategische plekken iets verlegd, zodat deze door diverse ruimtelijke ontwikkelingen loopt, zoals de Nieuwe Kern, Amstel III, Holland Park en de E-buurt. Het Brassapark en de D-buurt zijn eveneens toegevoegd als ontwikkellocaties. Deze aanpassingen maken de realisatie van de dijk haalbaarder, omdat de lopende en toekomstige ontwikkelingen kunnen bijdragen aan de financiering en uitvoering ervan.
Dankzij deze ontwikkelingen ontstaat de mogelijkheid om de dijk te realiseren, terwijl losse parken, zoals het centrale park in de Nieuwe Kern en het park in Holland Park, verbonden worden door een doorlopende landschappelijke structuur.
Voor Amstel III biedt de dijk een belangrijke nieuwe groenstructuur, aangezien een groot deel van de Muntbergweg wordt getransformeerd tot park. De ontsluiting van het gebied blijft gewaarborgd via andere dreven, wat de leefkwaliteit en openbare ruimte in het gebied aanzienlijk verbetert.
Daarnaast worden vier nieuwe verbindingen over de A9 aangelegd, die de Amstelscheg toegankelijker en functioneler maken voor de stad.
Dit is essentieel gezien de verwachte toename van het aantal inwoners in het stadsdeel.
DeNieuweKern
Ouderkerkerplas
Amstellll
Amstellll
D-buurt
Brassaparkl
Brassaparkll
E-buurt
Hollandpark
Principes Bijlmerringdijk
De ringdijk speelt een cruciale rol als park- en ecologische structuur tussen de twee scheggen. Om deze functie te vervullen, wordt de dijk zo ingericht dat het optimaal kan functioneren als recreatieve en ecologische verbinding. De dijk zal dienen als een recreatieve route met rustplekken, uitkijkpunten, laagdrempelige sport- en spelvoorzieningen en een netwerk van pleinen. Door deze programmering zal de dijk een significante bijdrage leveren aan de woon- en leefkwaliteit in het gebied.
Om de ecologische waarde te versterken, wordt de dijk zo natuurlijk mogelijk ingericht. Dit gebeurt door middel van een doorlopende bomenstructuur, houtwallen op de dijkhelling, ingezaaide inheemse bloemenmengsels en natuurvriendelijke oevers langs de ringsloot. Afhankelijk van de locatie wordt de dijk ondertunneld of overbrugd om barrières te doorbreken.
Deze ingrepen worden mogelijk gemaakt door de realisatie van de dijk te koppelen aan ruimtelijke ontwikkelingen, waardoor er geld beschikbaar komt voor realisatie en nieuwe ontwikkelingen ook profiteren van een goed geprogrammeerd en waardevol park.
Om de ringvaart te realiseren, moeten er twee verbindingen worden gecreëerd tussen de Gein en de Holendrecht. Deze verbindingen zorgen ervoor dat het water door een gelijk waterpeil van +0,00 NAP met elkaar in verbinding staat, wat resulteert in een doorlopend zoetwaternetwerk door heel Zuidoost.
Een belangrijk onderdeel van dit project is de integratie van de Ouderkerkerplas in de nieuwe ringvaart. Door het waterpeil in de Ouderkerkerplas met 3,76 meter te verhogen, wordt de huidige waterkwaliteit verbeterd. Het zoute kwelwater, dat vaak armer is aan voedingsstoffen, zorgt momenteel voor een onbalans in het ecosysteem van de plas. Het verhogen van het waterpeil zal een zoetwaterbel creëren, waardoor brakke kwel wordt tegengehouden en het water helder en gezond wordt voor flora en fauna.
De ringvaart is ontworpen om fysieke barrières in het landschap, zoals het spoor en de snelweg, te doorbreken. Deze infrastructuren vormen momenteel obstakels voor zowel het water als de natuurlijke corridors, maar de ringvaart zal deze obstakels overbruggen. Dit wordt verder uitgewerkt in de volgende paragraaf, waar door middel van
profielen wordt geïllustreerd hoe de ringvaart deze uitdagingen zal aanpakken.
De bestaande gemalen blijven in gebruik. Daarnaast wordt er een derde gemaal toegevoegd op de locatie van het voormalige Bijlmermeergemaal. Dit nieuwe gemaal biedt niet alleen ondersteuning aan het watersysteem, maar wordt ook uitgerust met een vismigratiesysteem. Dit systeem maakt het mogelijk voor vissen en andere waterorganismen om zich te verplaatsen tussen verschillende delen in het watersysteem, ondanks de aanwezigheid van sluizen of gemalen. Hierdoor zou er waterleven kunnen voorkomen in het zilte watermilieu van de Bijlmer. Mocht het vismigratiesysteem succesvol blijken, kan het concept worden uitgebreid naar andere gemalen in het gebied.
Door de aanleg van de ringvaart wordt het historische polderlandschap opnieuw zichtbaar in het stadsbeeld. Bovendien worden de waterwegen, zoals de Holendrecht en de Gein weer een integraal en zichtbaar onderdeel van dit systeem.
4.5. Dijkprofielen
De profielen geven een helder beeld van hoe de in de voorgaande paragraaf beschreven ingrepen uitgevoerd worden. Het begint met een basisprofiel dat, met een breedte van 58 meter, een doorlopende parkstructuur door Zuidoost vormt. Elk profiel bevat een bijenlint, een fietsstraat met sportroute omgeven door laanbomen, een ecologische ringvaart met natuurvriendelijke oevers en een dijkhelling met aan één zijde een natuurlijke houtwal. Het waterpeil in de ringvaart ligt overal op +0,00 NAP, waardoor er geen sluizen nodig zijn en er een zoetwaterbel wordt gevormd om de opkomst van zoute kwel te voorkomen.
Hierdoor krijgt de dijk, naast zijn recreatieve waarde voor de mens, ook een functie als natuurinclusief lint dat voedsel, veiligheid en voortplantingsmogelijkheden biedt aan diverse soorten.
De profielen verduidelijken ook hoe barrières doorbroken kunnen worden. Omdat het spoor 4,5 meter boven NAP ligt, is er voldoende ruimte om de dijk eronder door te laten lopen. De snelweg wordt overbrugd, waarvoor het noodzakelijk is om de snelweg gedeeltelijk te verlagen. Hiervoor is een lengte van 144 meter nodig, wat ruim binnen de verschillende afslagen past. De verlaging is slechts
eenmalig nodig, aangezien de ringvaart aansluit op de Holendrecht, waar het viaduct al is gerealiseerd.
Het Brassapark functioneert al als dijk, dus hier hoeft geen nieuw dijklichaam te worden aangelegd.
Omdat het Brassapark 2,79 meter boven NAP ligt, wordt de nieuwe ringvaart hier tegen de helling aangelegd.
Basisprofiel dijk:
Profiel dijk Spooronderdoorgang
Profiel dijk Brassapark:
Profiel dijk snelweg
5. Deeluitwerking Brassapark
Het Brassapark is een nieuw park gecreëerd door de snelweg A9 te overbruggen. Door deze ingreep zijn twee belangrijke parken voor Zuidoost, namelijk de Gaasperplas en het Nelson Mandelapark met elkaar verbonden.
In verschillende visies zoals de omgevingsvisie zijn de randen van het Brassapark en Nelson Mandelapark aangegeven als bouwlocaties. Daardoor worden er voorkanten gecreëerd naar de parken van de Zuidoost.
Met de realisatie van de ringvaart langs het Brassapark wordt de dijkfunctie van het Brassapark extra zichtbaar.
Het Brassapark functioneert als dijk en ligt door de overbrugging van de snelweg aanzienlijk hoger dan de omgeving. Het ligt 6,6 meter hoger dan het Nelson Mandelapark en 4 meter hoger dan de Gaasperdam, waardoor het Brassapark een visuele grens in het gebied vormt.
De verschillen in maaiveldhoogte laten ook drie totaal verschillende landschappen en gebruik zien. In het Nelson Mandelapark wordt actief gerecreëerd, in de vorm van sporten en ontmoeten. Het water is door kwel troebel en bruin en de vegetatie is relatief jong ten opzichte van de leeftijd van het park.
Het Brassapark is nieuw en de vegetatie moet nog enigszins groeien. Het gebruik van het park begint door burgerinitiatieven toe te nemen.
De Gaasperdam is veel natuurlijker ingericht en heeft helder water met waterplanten, omgeven door natuurlijke vegetatie. Mensen komen hier vooral voor rustige recreatie, zoals wandelen en hardlopen.
Nelson Mandelapark -4 NAP
Gaasperdam -1,4 NAP
Brassapark +2,6 NAP
Foto: Mecanoo
Foto: Pakhuis de Zwijger
Foto: De Ruige Hof
Huidige situatie Brassapark
5.2. Stedenbouwkundig plan
De noordzijde van het Brassapark wordt ingevuld met een nieuwe ringvaart. Het dijklichaam aan de zuidzijde wordt bebouwd met een rij gebouwen die op een speelse manier in een nieuwe houtwal zijn gepositioneerd. Door de helling, die nu in gebruik is als opslag van bouwmateriaal, te bebouwen, wordt het minst bruikbare terrein voor zowel mens als dier ingevuld met een programma dat het Brassapark zal activeren.
Waar de bestaande bebouwing in de Gaasperdam georiënteerd is met de achterkant naar het park, creëert de nieuwbouw een voorkant richting het park. Het dak van de tunnel blijft vrij van bebouwing, waardoor de ruimtelijke en ecologische waarde van het nieuwe park behouden blijft.
Daarbij worden er vanuit technische overwegingen geen onnodige kosten gemaakt, omdat de tunnel constructief niet aangepast hoeft te worden.
De nieuwe bebouwing verwijst in vorm naar de honingraatflats, maar wijkt af door verschillende bouwhoogtes en subtiele onderlinge verschillen. Hierdoor draagt de bebouwing bij aan het creëren van verschillende biotopen en biedt het meer herkenbaarheid voor bewoners. In de gebouwen worden kleine hofjes geïntegreerd die de overgang vormen van openbaar naar semi-openbaar.
‘Een voorkant richting de parkstructuur van de Bijlmer en het activeren van de openbare ruimte’ Doel verdichting:
Tussen de gebouwen zijn openbare ruimtes vormgegeven waar bewoners elkaar kunnen ontmoeten.
Het park wordt verder ingericht volgens de principes van de nieuwe ringdijk met sportgelegenheden, een recreatief pad en verrijkt met verschillende lagen vegetatie.
Plankaart Brassapark
1. Stad als berglandschap
2. Duurzaam watersysteem
3. Bouwen ‘langs’ de tunnel
‘Één familie’, maar niet hetzelfde
5. Sociaal landschap
6. Onderdeel van houtwal
5.3. Typologie
De vorm van de gebouwen is een verwijzing naar de oorspronkelijke honingraatflats die veel voorkwamen in de Bijlmer.
In tegenstelling tot de oorspronkelijke honingraatflats hebben de nieuwe bouwblokken variërende bouwhoogtes. Dit zorgt voor een vloeiende overgang naar de achtergelegen eengezinswoningen en creëert tegelijkertijd meer herkenbaarheid en variatie binnen de bouwblokken.
De setbacks versterken deze effecten en voegen een menselijke maat toe aan de volumes, terwijl de daktuinen en gevarieerde hoogtes bijdragen aan het ontstaan van verschillende biotopen.
Binnen de bouwblokken worden hofjes gecreëerd die als semi-openbare overgangszones fungeren tussen de openbare ruimte en de private woningen.
Deze hofjes zorgen voor extra daglicht in de woningen en bieden tegelijkertijd meer privacy aan de bewoners.
De appartementsgebouwen worden uitgerust met uitkragende balkons, die verspringend zijn geplaatst en voorzien van beplante randen. Hierdoor ontstaat voor elk appartement een ruime buitenruimte, wat de woonkwaliteit verhoogt en een groen, levendig gevelbeeld creëert.
1. Basisvorm
4. Setbacks
2.
5. Inpassen ‘hofjes’
‘Bijlmer- vormig’
6. Balkons als verhoogd maaiveld
3. Oplopende bouwhoogte
5.4. Voorbeelduitwerking
De voorbeelduitwerking test de typologie met verschillende woningtypen, ontsluitingen en voorzieningen voor het stallen van fietsen. In de voorbeelduitwerking zijn 150 woningen opgenomen. Omdat er in het Brassapark 11 vergelijkbare gebouwen gerealiseerd zullen worden, komt dit neer op een totaal van ongeveer 1650 woningen. De verschillende hoven worden
allemaal ontsloten via twee trappenhuizen (blauw), elk voorzien van één of twee liften. Op de begane grond worden 450 fietsparkeerplekken gerealiseerd, wat aansluit bij de parkeernorm voor fietsen. Aan het park komt daarnaast een commerciële ruimte. Om meer variatie in woningtypen te krijgen, zouden woningen ook samengevoegd of juist gesplitst kunnen worden..
Begane grond: 3de verdieping
Wij hebben hier een leuk appartement met de luxe van een eigen buitenruimte!
Wij hebben hier fijne stadswoning met een
Wij hebben hier een fijne veilige slaapplek !
Wij hebben nu een groter leefgebied, doordat we hoger kunnen vliegen.
Wij hebben hier een veilige plek om te schuilen! Alhoewel, dat niet gezellig samen zal zijn.
5.5. Plan in doorsnede
BIJLMERRINGDIJK
HOUTWAL
Opgehoogd zand
Oorspronkelijke veenlaag
RINGVAART
Houtwal met voedsel- / schuil- en nestplekken
Zoete watergang
Natuurvriendelijke oevers
Laanbomen als doorgaande structuur
Bijenlint ingezaaid met inheems kruidenrijk grasmengsel
Opvang van zoet water in wadi’s
BINNENTUIN
Nestplekken onder overstek
Gebouw is onderdeel van de stadsbiotoop
Nestplekken
TEENSLOOT
Behoud bestaande teensloot en houtwal
6. Deeluitwerking D-buurt
De D-buurt ligt in het noorden van de Bijlmer, grenzend aan Diemen. De lagen van de geschiedenis die in de Bijlmer aanwezig zijn, hebben zich ook hier afgespeeld. Voor de bouw van de honingraatflats werd de ringsloot, die dwars door het terrein liep, gedempt. In 2005 en 2010 zijn de honingraatflats grotendeels gesloopt.
Het gebied is relatief leeg gebleven en er zijn op het moment van dit afstudeerwerk (augustus 2024) nog geen definitieve plannen voor gemaakt. De Urban Tissue van NL-Architects toont plannen waarin het gehele gebied wordt afgegraven voor de bouw van grondgebonden woningen, wat zou betekenen dat alle volwassen beplanting verwijderd moet worden.
Dit afstudeerproject biedt een alternatief waarin de verdwenen geschiedenis van de wijk zichtbaar wordt gemaakt en het groene karakter van de wijk wordt versterkt.
2012).
Inzoom Urban Tissue (NL-Architects,
Ligging in de Bijlmer.
6.1. Huidige situatie
Van de gesloopte honingraatflats is slechts een klein deel van de flat Daalwijk behouden gebleven. De footprint van de gesloopte gebouwen is nog herkenbaar tussen de bomen. Doodlopende wandelpaden, zandbulten en een grote leegte maken duidelijk zichtbaar dat er iets gesloopt is.
Voor de gesloopte flats zijn tijdelijke woningen in de vorm van containerwoningen teruggeplaatst, en er is een nieuwe school met daarboven appartementen gerealiseerd. Aan de Oostzijde van het gebied is Nieuw Daalwijk gerealiseerd en zijn er plannen gemaakt voor een nieuw Foodcourt. Daarnaast zijn er nog een buurthuis en een kleine broedplaats. Het gebied is verder relatief leeg gebleven. Zelfs op mooie dagen zijn er weinig mensen op straat, ondanks de potentie van de volwassen begroeiing om een aantrekkelijke buitenruimte te vormen.
Met name aan de zuidoost-zijde is de beplanting langs de waterkant behouden gebleven, waardoor er kleine bosjes zijn ontstaan met informele struinpaden die je even buiten de stad doen wanen.
Gelaagde verdwenen historie.
Dijk
Klaverblad
Waardevolle bebouwing en bomen.
Teensloot
Gesloopte flats
Basisschool
Develstein
Daalwijk
Daalwijk
HoofdwatergangFlorijn
DAALWIJKERDREEF
DALLINGADREEF
DAALWIJK
Florijn
Huidige situatie D-buurt.
bospaadjes met volgroeide beplanting. Je waant je even buiten de stad
Charmante
doorkijkjes waar de overgebleven honingraatflat Daalwijk tussendoor spiekt.
Spontane
Door doodlopende inritten en bulten zand is het duidelijk dat er voorheen wat heeft gestaan.
Een grote leegte middenin het stedelijk weefsel.
6.2. Landschappelijke basis
Het landschap vormt de basis voor het stedenbouwkundige plan van de D-buurt. Om het polderlandschap meer zichtbaar te maken, wordt een nieuwe dijk aangelegd. Het benodigde zand wordt ter plaatse gewonnen door gedeeltelijke afgraving van de opgehoogde zandlaag, waardoor het onderliggende veenlandschap gedeeltelijk wordt blootgelegd. Hierbij wordt de plaatselijke verzilting omarmd, wat ruimte creëert voor een andere variëteit aan planten.
De ecologische ringvaart vormt een eigen biotoop
op de ringdijk, dankzij de afwijkende, nietwaterdoorlatende bodemlaag. Hierdoor biedt het basislandschap drie verschillende biotopen, met een rijke variatie aan landschapstypen die variëren van nat tot droog en van zoet tot zilt.
Hoewel het gebied van nature een meer is en nog steeds bemalen wordt, wordt er gestreefd naar een zo natuurlijk mogelijke situatie. Op de volgende pagina worden de verschillende landschapstypen beschreven, met de potentieel natuurlijke vegetatie en inheemse plantensoorten.
Zilt veendal
Ecologische ringvaart
Opgehoogde dijk
Zilt veendal
Potentieel natuurlijke vegetatie met zout tolerante, natte en inheemse soorten zoals:
• Ratelpopulier (Populus tremula)
• Gelderse Roos (Viburnum opulus)
• Wilde liguster (Ligustrum vulgare)
• Vuilboom (Frangula alnus)
• Riet (Phragmites australis)
Opgehoogde dijk
Potentieel natuurlijke vegetatie met droogte verdragende inheemse vegetatie zoals:
• Kruipend zenegroen (Ajuga reptans)
• Kleine pimpernel (Sanguisorba minor)
• Sleedoorn (Prunus spinosa)
• Meidoorn (Crataegus monogyna)
• Wilde roos (Rosa canina)
• Zomereik (Quercus robur)
• Berk (Betula pendula)
Ecologische ringvaart
Potentieel natuurlijke vegetatie met waterverdragende inheemse vegetatie zoals:
• Lisdodde (Typha latifolia)
• Moerasspirea (Filipendula ulmaria):
• Watermunt (Mentha aquatica)
• Echte valeriaan (Valeriana officinalis)
• Gele plomp (Nuphar lutea)
• Zwarte els (Alnus glutinosa):
• Wilg (Salix alba)
6.3. Stedenbouwkundig plan
Met de dijk als ruimtelijke drager wordt de D-buurt in tweeën gedeeld. Om de bestaande bossen te behouden, vormt de dijk tegelijkertijd de scheiding tussen het te bebouwen terrein aan de noordzijde en het onbebouwde terrein dat als Daalwijkpark wordt ingericht aan de zuidzijde.
De basis bestaat uit vier grote bouwblokken waarin zowel de honingraatflat als de school zijn opgenomen. Deze nieuwe bouwblokken hebben dezelfde hoeken van 90 en 120 graden als de oorspronkelijke honingraatflats en volgen qua rooilijn de zichtlijnen vanuit de omgeving.
De bouwblokken worden gekenmerkt door een grote gemeenschappelijke binnentuin, waaraan verschillende hofjes zijn gekoppeld, wat resulteert in bouwblokken binnen een bouwblok. Centraal in het gebied is een plein gecreëerd dat, als onderdeel van het stedelijk weefsel, een plek biedt waar mensen elkaar kunnen ontmoeten.
Stedenbouwkundig concept.
90 graden
120 graden
Uitgangspunt: Hoeken van een honingraatflat.
90 graden
DAALWIJKERDREEF
GOOISEWEG
FOODCOURT
RINGVAART
DAALWIJK
HOOFDWATERGANG
DALLINGADREEF
Plankaart D-buurt
Dijk en gemaal
De dijk is een belangrijke ruimtelijke en landschappelijke drager in de nieuwe buurt en verbindt de D-buurt met de grotere context. Op de plek van het voormalige Bijlmermeergemaal wordt een nieuw gemaal gebouwd dat qua vorm naar het voormalig model verwijst. In het meest oostelijke bouwblok wordt een doorkijk gecreëerd door een poort in dezelfde vorm als het gemaal, waardoor het lijkt alsof het gemaal uit het bouwblok is gesneden en naar achteren is gedrukt.
In het gemaal komt een publieke functie in de vorm van een buurthuis. Buurthuizen vervullen een belangrijke rol in de Bijlmer; hier kunnen mensen
samenkomen en elkaar ontmoeten. Tegelijkertijd biedt dit programma een plek waar mensen van de straat kunnen blijven. Dit is namelijk een groot probleem onder verschillende leeftijden in de Bijlmer.
Daarnaast kunnen er in het buurthuis
informatieavonden worden georganiseerd over (het leven met) de stadsnatuur, waardoor het begrip en respect daarvoor worden vergroot. Door de ligging aan de dijk kunnen ook extra inkomstenbronnen worden gegenereerd in de vorm van kleinschalige horecagelegenheid. Hier kunnen mensen een drankje halen, een ijsje kopen of lunchen.
In het bouwblok is een doorzicht gecreëerd vanaf de dreef op het gemaal.
Het nieuwe gemaal krijgt de vorm van het voormalig gemaal
Voorkant voormalig Bijlmergemaal.
Achterzijde voormalig Bijlmergemaal.
HUIDIGE SITUATIE
NIEUWE SITUATIE
6.4. Programma
In tegenstelling tot de oorspronkelijke ontwerpgedachte, waarin functies van elkaar werden gescheiden, ontstaat er in de D-buurt juist een programmatische mix. Dit begint met een grotere variatie aan woontypologieën, die zowel appartementen als grondgebonden woningen omvatten en alles daartussenin. Er wordt een rijke mix gecreëerd tussen betaalbare en duurdere woningen, waarbij de opbrengsten van de duurdere woningen het mogelijk maken om betaalbare woningen te realiseren. De stedenbouwkundige typologie biedt bovendien ruimte voor experimentele woonvormen.
Om deze diversiteit te versterken, is in elk bouwblok een gebouw aangewezen voor Collectief
Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) of een wooncoöperatie. Deze plekken waarborgen niet alleen betaalbaarheid, maar dragen ook bij aan het sociale karakter van de buurt. De plinten van deze gebouwen worden ingevuld met voorzieningen, wat de levendigheid en de verbondenheid binnen de buurt vergroot.
De nieuwe buurt krijgt een rijk aanbod aan voorzieningen. Er is al een basisschool, wat een fijne basisvoorziening is op loopafstand. Het buurthuis krijgt een nieuwe plek in het gemaal en er komen werkruimtes in de plinten van de gebouwen.
Het soort werk en de wijze waarop dit gefaciliteerd wordt, wordt in de volgende paragraaf verder toegelicht.
Aan de dijk komt een boetiekhotel in het poortgebouw. Dit hotel biedt, als tegenhanger van de grote hotelketens, een unieke vorm van verblijf in Zuidoost. De opbrengsten die door het hotel worden gegenereerd, dragen bij aan de betaalbaarheid van de woningen in de buurt.
Voorbeelduitwerking bouwblok
Starterswoningen in de toren
‘Opgetilde’ eengezinswoningen
Werkgelegenheid in de plint
Eengezinswoningen in ‘tweede’ plint
Entree parkeergarage/ fietsenstalling
Voorbeelduitwerking programma
Wonen: +- 3800 woningen
Appartementen
Grondgebonden woningen
CPO/Wooncoöperatie
Voorzieningen: +- 50.000m 2
Basisschool Klaverblad (bestaand)
Buurthuis Anansi (verhuisd)
Werkplaatsen/ Winkelruimtes
Kantoor
Boetiekhotel
Atelierruimtes
6.5. Het sociale landschap
De buurt is zo ontworpen dat ontmoeting op elke schaal wordt gestimuleerd. Dit wordt bereikt door een aaneenschakeling van kwalitatief ingerichte openbare ruimtes te creëren.
De openbare ruimte is grotendeels autovrij en overal is er sociale controle, waardoor kinderen veilig kunnen spelen.
Vanuit de woning betreedt men eerst het hof, dat gedeeld wordt met de directe buren. Deze hoven zijn verbonden met een grote gemeenschappelijke binnentuin.
Hoewel deze binnentuin openbaar toegankelijk is, zal deze voornamelijk worden gebruikt door de directe omwonenden binnen het bouwblok.
De meest publieke openbare ruimtes zijn de straat, de dijk en het centrale plein. Hier ontmoeten bewoners van verschillende bouwblokken elkaar, evenals bezoekers uit andere buurten.
Themakaart sociaal landschap.
Impressie gemeenschappelijke binnentuin
NIEUWE SITUATIE
Ontmoeting in het bouwblok:
Geïnspireerd op de oorspronkelijke honingraatflats worden de woningen ontsloten via een galerij, zodat elke voordeur aan de buitenlucht grenst. De galerij wordt breder uitgevoerd (minimaal 2 meter), waardoor deze niet alleen een doorgangsruimte is, maar ook een leefruimte waar bewoners kunnen verblijven.
De ontsluiting van de torens wordt niet zoals gebruikelijk in de kern geplaatst, maar aan de buitenkant, zodat ook de voordeuren van de
Korte lussen:
torens direct aan de buitenlucht grenzen. Hierdoor functioneert de toren als het trappenhuis van het bouwblok.
In tegenstelling tot de honingraatflats vouwt het bouwblok zich om, waardoor er korte wandelroutes ontstaan en de galerijen niet zichtbaar zijn vanaf de openbare ruimte. De ruimte die hier tussen ontstaat, vormt het gemeenschappelijke hof.
Lange galerijontsluiting.
Torens als trappenhuizen
Omgevouwen galerijontsluiting.
Traditionele kernontsluiting.
Ontsluiting aan de buitenzijde.
In de honingraatflat functioneerden de galerijen als verhoogde straten.
Galerijen in korte lussen met de toren als trappenhuis.
Aaneenschakeling van verschillende openbare ruimtes
Leefgalerij
Hof
Binnentuin
Plein
NIEUWE SITUATIE
6.6. Stedelijke biotoop
De gebouwen zijn in de stedenbouwkundige setting zo ontworpen dat ze naadloos onderdeel uitmaken van het landschap. In plaats van de oorspronkelijke, vaak massieve bebouwing, loopt de bouwhoogte geleidelijk op, waardoor de gebouwen harmonieus in hun omgeving passen. De daken worden ingericht als daktuinen en door de variërende hoogtes kunnen deze gemakkelijk met elkaar verbonden worden. Hierdoor is er altijd een gemeenschappelijke buitenruimte in de nabijheid van de woningen, zelfs in de hogere gebouwen.
Een belangrijk element in dit ontwerp is de “bovenstraat,” die bijdraagt aan de gelaagdheid van de gebouwen en tegelijkertijd een knipoog is naar de binnenstraat in de oorspronkelijke honingraatflats. De bovenstraat heeft echter functies in de plint en bevindt zich in de buitenlucht, waardoor de nadelen van de vroegere binnenstraat, zoals een gebrek aan sociale controle en natuurlijke verlichting en ventilatie, worden vermeden.
Verhoogde binnenstraat in de honingraatflats.
Gelaagdheid in de bebouwing creëert verschillende maaivelden met verschillende biotopen
Gemeenschappelijke buitenruimte is door de gelaagdheid altijd dichtbij de woning
Gebouw staat ‘met de voeten op de grond’
Daklandschap:
De daktuinen worden zo ingericht dat ze bijdragen aan een hoge variatie in biotopen. Om dit te bereiken, worden de daktuinen ontworpen met een geleidelijke overgang van lager gelegen, dicht beplante dakbossen naar hoger gelegen, open daklandschappen. Deze opzet is geïnspireerd op de natuurlijke opbouw van een alpenlandschap, waar aan de voet van de bergen loofbossen voorkomen, die vervolgens overgaan in naaldbossen, en boven de boomgrens plaatsmaken voor uitgestrekte open grasvelden en rotspartijen..
Inzetten op dynamische situaties met een rijke variatie aan biotopen.
daklandschap
Open
Dakbos
6.7. Routing
Motorverkeer:
Om een kwalitatieve en veilige openbare ruimte te creëren voor zowel mens als dier, is het verminderen van autoverkeer essentieel. Oorspronkelijk werd motorverkeer in de Bijlmer gescheiden van het maaiveld door de hoger gelegen dreven. Hierdoor is het maaiveld beschikbaar voor voetgangers en fietsers. Dit principe wordt in het nieuwe stedenbouwkundige plan van de D-buurt omarmd. Twee inprikkers vanaf de dreven ontsluiten het gebied voor motorverkeer, waardoor bevoorrading van bedrijven mogelijk is en bezoekers met auto’s kunnen komen. De bevoorrading van bedrijfsgebouwen gebeurt inpandig.
Dit wordt verder wordt toegelicht in de volgende paragraaf.
Op deze manier kan de openbare ruimte grotendeels autovrij blijven, zonder dat dit ten koste gaat van de functionaliteit en bereikbaarheid van het gebied.
Langzaamverkeer:
Langzaam verkeer wordt gestimuleerd door de aanleg van nieuwe fietsroutes die aansluiten op het bestaande netwerk. De fietsroute over de dijk speelt hierbij een belangrijke rol. Naast deze fietsroutes wordt er ook een doorwaadbaar netwerk van wandelpaden rondom en door de bouwblokken gerealiseerd, wat interne wandelingen mogelijk maakt, bijvoorbeeld van de woning naar de school. Deze routes zijn gescheiden van het motorverkeer, waardoor ze prettiger en veiliger zijn voor de gebruikers.
Beweging van dieren:
* Selectie van 4 stadsdieren die zich op verschillende manieren voortbewegen
Egel (Erinaceus europaeus) :
Egels zijn dol op natuurlijke tuinen en bosachtige omgevingen, waar ze rustig kunnen scharrelen en ontdekken.
Door de halfopen bouwblokken vinden ze moeiteloos hun weg naar de natuurlijke binnentuinen. Samen met de houtwallen op de dreven en dijk vormt dit een leefomgeving voor de egel, vol met verborgen hoekjes om in te schuilen en volop plekjes om hun favoriete maaltjes te vinden. Hier kan de egel ongestoord rondsnuffelen en genieten van hun veilige, groene thuis.
Huismus (Passer domesticus)
In de gebouwen vinden mussen een veilig onderkomen in de ingewerkte nestkasten. Vanuit hun nesten kunnen ze eenvoudig naar de natuurlijke binnentuinen vliegen, waar altijd wel een boom of plant op korte afstand beschikbaar is. In de binnentuin is beschutting te vinden en ook volop voedsel en kleine steentjes om hun maaltijden te vermalen.
Vleermuis (Chiroptera)
De dijk functioneert door de laanbomen als belangrijke vliegroutes naar bijvoorbeeld het winterverblijf of jachtverblijf voor de vleermuis. Rondom de ringvaart en in de binnentuinen kan hij op jacht gaan naar insecten om op te eten.
Overnachten of nestelen kan de vleermuis in en op de gebouwen.
Ringslang (Natrix natrix)
De ringslang zal zich voornamelijk rondom de ringvaart bevinden, waar hij zich via het water verplaatst, op zoek naar voedsel en geschikte composthopen op de oever om zijn eieren te leggen. Op de zuidelijke oever kan hij zich opwarmen in de zon. Voor de winter trekt hij zich terug in de zanderige helling van de dijk, waar hij een beschutte plek en vorstvrije plek vindt om te overwinteren.
6.8. Werken in de stad
Voor een levendige stad zijn werkfuncties essentieel, zelfs in woonomgevingen. Ze verminderen verkeersbewegingen en dragen bij aan een dynamisch stadsleven. Om conflicten met zowel bewoners als dieren te voorkomen, is een duidelijke visie op werk nodig. Daarom is het gebied opgedeeld in drie zones: Ruis bij de dreef, Reuring in het middengebied, en Rust langs de dijk en de hoven.
Deze indeling resulteert in drie verschillende bouwblokken, elk afgestemd op hun locatie en de ruimtelijke kenmerken van het gebied. In deze paragraaf worden de bouwblokken afzonderlijk toegelicht, met de focus op de specifieke werkfuncties die erin worden gefaciliteerd. Zo wordt werkgelegenheid gerealiseerd zonder de woonkwaliteit en natuurwaarde aan te tasten.
RUST
RUIS
RUST
REURING
RUIS
RUST
Themakaart Rust-Reuring-Ruis.
1. Het Dijkblok
2. Het Middenblok
3. Het Dreefblok
1. Het Dijkblok
Het dijkblok is gedeeltelijk verzonken in de dijk, waarbij de verdieping die in de dijk ligt een hoogte van 4 meter heeft, wat het ideaal maakt als werkruimte. Aan de dijkzijde ligt deze verdieping volledig onder de grond en is ingericht met een parkeerstraat, waardoor bevoorrading intern kan plaatsvinden en bezoekers en werknemers hun auto buiten het zicht kunnen parkeren.
De werkruimtes hebben een diepte van ongeveer 21 meter, wat aansluit bij de maatvoering van de huidige bedrijfsgebouwen in Amstel lll. Dit maakt ze geschikt voor bedrijven in de categorieën A en B, waarbij de voorwaarde geldt dat alle werkzaamheden binnen plaatsvinden om geluidsoverlast voor de omliggende woningen te voorkomen. Voorbeelden van dit soort bedrijven zijn ateliers, kleinschalige ambachtelijke bedrijven, detailhandel, maatschappelijke functies, kantoren en horeca.
Dijkzijde:
Hofzijde:
Boven de werkruimtes bevinden zich woningen. Het hof is via een trap vanuit de binnentuin bereikbaar, en bovenop de werkruimtes is een verhoogde straat aangelegd, die een gelaagde overgang naar de openbare ruimte creëert.
Woningen en gemeenschappelijke ruimtes aan de dijk. Op een enkele plek mogelijk een boetiek hotel of restaurantje
Verhoogde straat
Werkfuncties in de dijk voor maakbedrijven
2. Het Middenblok
Het Middenblok ligt in het lagere deel van het gebied en onderscheidt zich doordat het niet direct reageert op de hoogteverschillen van de dreef of de dijk. In tegenstelling tot andere blokken, staan de woongebouwen hier niet op een plint met werkfuncties, wat betekent dat de gebouwen rechtstreeks op de grond rusten. Deze benadering zorgt ervoor dat de tuinen en hoven in het Middenblok in volle grond zijn aangelegd, wat bijdraagt aan een natuurlijke uitstraling.
In het Middenblok ligt de nadruk vooral op wonen, met de mogelijkheid voor aan huis gekoppelde werkvoorziening, zoals een salon of kantoor. Aan het centrale plein zijn enkele kleinere winkelruimtes en atelierruimtes gevestigd die het plein activeren. Hier kunnen lokale bedrijven en kunstenaars zich vestigen wat bijdraagt aan de lokale identiteit van het gebied.
De woningen grenzen direct aan het maaiveld, wat zorgt voor een prettige afwisseling ten opzichte van de bedrijfsruimtes aan de overkant. Dit ontwerp creëert een levendige en sociale omgeving, met bewoners die op elk moment van de dag zicht hebben op en betrokken zijn bij de openbare ruimte.
Plein-/ straatzijde:
Zelfbouw woon-werk
Hofzijde:
direct aan het maaiveld
Winkel en atelierruimtes aan het plein
Woningen
Winkelruimte Hof Appartement
3. Het Dreefblok
Het Dreefblok heeft de meest stedelijke uitstraling dankzij de hogere gebouwen langs de dreef, strategisch geplaatst aan de noordzijde van het gebied, zodat de slagschaduw geen impact heeft op de omgeving. Door de ligging aan de dreef is de ontsluiting eenvoudig, waardoor werkfuncties in de categorieën B en C mogelijk zijn. In het Dreefblok is daarom een dubbele laag werkruimtes gecreëerd. De begane grond, bereikbaar vanuit de binnenstraat, is ideaal voor grotere maakbedrijven.
De tweede verdieping, toegankelijk vanaf de dreef, fungeert als buffer tussen de maakbedrijven en de bovengelegen woningen en biedt ruimte aan kleinere maakbedrijven en kantoren, die al dan niet verbonden zijn met de bedrijfsruimtes eronder.
De laad- en losstraat op de eerste verdieping is deels overdekt en voorzien van een pergola, wat resulteert in een aantrekkelijke groene plint langs de dreef. De open hoven binnen het bouwblok zijn beplant met klimplanten, die zowel licht in de binnenstraat brengen als een aantrekkelijk hof creëren. Aan de kant van de binnentuin zorgen de dubbele werkruimtes voor twee opgetilde straten, die de overgang naar het maaiveld verzachten.
Dreefzijde: Binnentuin zijde:
Tweede opgetilde laaden losstraat gekoppeld aan de dreef
Interne laad en losstraat ‘Dubbele opgetilde straat
Dubbele werkruimtes
Appartement
Appartement
Binnenstraat
Bedrijfsruimte boven
Bedrijfsruimte beneden
Bovenstraat Hof
Straat Pad Pad
Dreef
Binnentuin
Impressie binnenstraat
Alternatieve plintinvulling Dreefblok bij grotere bedrijven:
Ook grotere bedrijven die een groter oppervlak nodig hebben, kunnen een plek krijgen in het Dreefblok. Denk hierbij aan bedrijven zoals supermarkten, bouwmarkten en meubelzaken. Om dit mogelijk te maken, zal de binnenstraat op enkele plekken vervallen, waardoor er bedrijfsruimtes van 43 meter diep kunnen ontstaan. De lengte van deze ruimtes is variabel en kan aangepast worden aan de specifieke functie.
Functies zoals supermarkten, bouwmarkten en meubelzaken trekken doorgaans veel autoverkeer aan. Dit parkeren wordt binnen het Dreefblok opgelost, waarbij de entree naar de parkeergarage vanaf de dreef wordt gerealiseerd. Bevoorrading vindt eveneens plaats vanaf de dreef.
De parkeergevels grenzen niet aan de binnentuin.
In plaats daarvan wordt een rand met werkruimtes gerealiseerd. De voetgangersentree naar de parkeergarage grenst wel aan de binnentuin. Er zijn geen directe entrees vanaf de parkeergarage naar de grotere bedrijfsruimtes. Bezoekers moeten eerst via de binnentuin, waardoor levendigheid in de openbare ruimte wordt gestimuleerd.
Dreefzijde:
Hofzijde:
Ingang parkeergarage en laad-/losstraat gekoppeld aan de dreef.
Gevel parkeren grenst niet aan de gemeenschappelijke binnentuin.
Voetgangers entree en uitgang aan de gemeenschappelijke binnentuin.
6.9. Beeldkwaliteit
Daalwijk, Develstein en Dennenrode voor sloop: Inspiratie uit de honingraatflats:
Naast de vormtypologie en landschappelijke invulling dient in de uitwerking van de gebouwen ook te worden verwezen naar de voormalige honingraatflats. Dit versterkt de identiteit van de buurt. Het kleur- en materialenpalet, zoals te zien in de impressies van dit boekwerk, is geïnspireerd op het kleurgebruik van de flats Daalwijk, Develstein en Dennenrode, de flats die voorheen in de D-buurt stonden. In tegenstelling tot de honingraatflats zijn de nieuwe bouwblokken opgedeeld in individuele panden, elk met hun eigen materialisering, waarbij baksteen het meest voorkomende materiaal is. Dit vergroot de herkenbaarheid en voegt een meer menselijke schaal toe aan het gebied.
De samenhang tussen de gebouwen wordt gewaarborgd door een doorlopende betonnen plint en raamwerk, die net als bij de honingraatflats, zorgen voor een subtiele fragmentering van de gevels. Hierdoor blijven de gebouwen individueel herkenbaar, maar wordt door de consistente stijl toch een verbinding gelegd met de oorspronkelijke ontwerpgedachte van de wijk. Het betonnen raamwerk draagt bovendien bij aan een zekere mate van poreusheid, waardoor vogels bijvoorbeeld kunnen nestelen op de 30 cm uitstekende balken, wat bijdraagt aan de biodiversiteit in het gebied.
Foto: Flickr/ Marlio da Silva
Foto: BetonRestore
Foto: Kooreman Projectmanagement
De Honingraatflat had een horizontale betonnen structuur.
De betonnen structuur is het verbindende element tussen de individuele bebouwing.
Materiaal- en kleurpalet
6.10. Plan in doorsnede
HOF
DREEF
Opgehoogd zand
Oorspronkelijke veenlaag
Gelaagdheid in gebouw met beplanting
Betonnen structuur maakt nestelen in en aan de gevel mogelijk.
Interne bevoorrading maakt een veilige autovrije openbare ruimte voor mens en dier mogelijk
Afgegraven binnentuin met natuurlijke inrichting
BINNENTUIN
Zilte watergang met zachte oevers
HOF
Ecologische daktuinen
Overstek met nestgelegenheid
Natuurlijk beplant hof
Woningen hebben altijd uitzicht op een natuurlijke openbare ruimte
BIJLMERRINGDIJK
RINGVAART
HOUTWAL
Laanbomen als doorgaande structuur
Bijenlint ingezaaid met inheems kruidenrijk grasmengsel
Natuurvriendelijke oevers
Zoete watergang
Houtwal met voedsel- / schuil- en nestplekken
Dankwoord
Het afstuderen was een bijzonder proces waarbij ik van veel verschillende kanten hulp heb gehad.
Bedankt voor jullie gesprekken, adviezen, inspiratie, interesse en steun: