Ramon scharff master of architecture huis van de stad

Page 1

Het Huis van de Stad RAMON SCHARFF

Maart 2016 Academie van Bouwkunst Amsterdam Master Architectuur



HET HUIS VAN DE STAD RAMON SCHARFF



RAMON SCHARFF

Het Huis van de Stad Een historisch, bouwkundig, ruimtelijk en ontwerpend onderzoek naar de mogelijkheden van het Paleis op de Dam met als doel het paleis weer ruimtelijk onderdeel te maken van de stad en terug te geven aan haar inwoners.

Academie van Bouwkunst Amsterdam Master Architectuur Maart 2016



VOORWOORD Het Paleis op de Dam, in 1648 gebouwd als stadhuis van Amsterdam. Het middelpunt van de wereld, de plek waar het gebeurde, een groots monument in de stad. Een publiek gebouw met vele functies als de rechtspraak, het stadsbestuur, de wisselbank, een gevangenis, de woning van de burgemeester en trouwen. Vanwege de indrukwekkende verschijning werd het gebouw in de 18e eeuw ook wel het 8e wereldwonder genoemd. Toen Lodewijk Napoleon in 1806 de eerste koning van het Koninkrijk Holland werd, heeft hij het stadhuis van Amsterdam in gebruik genomen als Paleis. De stadhuisfuncties verdwenen uit het gebouw en vertrokken naar diverse plekken in de stad. Tussen 1810 en 1935 was het gebouw eigendom van Amsterdam, maar werd het weinig gebruikt. In 1935 is het verkocht aan het Rijk. Sindsdien wordt het beschikbaar gesteld voor feestelijke gelegenheden van het koningshuis. Dit gebeurt slechts enkele malen per jaar. De rest van de tijd staat het leeg.... Het Paleis heeft momenteel een gesloten uitstraling op een van de meeste openbare plekken van de stad. Vroeger had het Paleis een belangrijke rol als openbaar centrum van de stad, de plek waar de inwoners van de stad kwamen om elkaar te ontmoeten en zaken te regelen. Veel mensen weten niet dat het gebouw ooit het stadhuis van Amsterdam was en dat een gedeelte van het Paleis momenteel te bezoeken is. Zou het niet mooi zijn als de stad weer een paleis met openbare functies krijgt? Deze afstudeeropdracht is een historisch, bouwkundig, ruimtelijk en ontwerpend onderzoek naar de mogelijkheden van het Paleis op de Dam met als doel het paleis weer ruimtelijk onderdeel te maken van de stad en terug te geven aan haar inwoners.


Ramon Scharff Nieuwstraat 106 A 8011 TS Zwolle 06-10364184 ramon.scharff@live.nl

Academie van Bouwkunst Amsterdam Master Architectuur Maart 2016 commissieleden: Rob Hootsmans (mentor) Machiel Spaan Jeroen Schilt toegevoegde leden examen: Jan-Richard Kikkert Bart Bulter

met speciale dank aan: Marieke Mama & Richard Papa & Sabien Peter & Yvonne Sweder Passie 6


INHOUD

VISIE

9

CONCEPTVORMING conceptuele aanpak

238 240

HISTORISCH ONDERZOEK amsterdan 1250 -1650 de dam 1650 - 1795 napoleontisch paleis 1795 - 1813 koninklijk paleis 1814 - 2014 stedenbouwkundige ontwikkeling de dam historische plattegronden historische fragmenten

13 14 34 40 62 70 72 76

ONTWERPEND ONDERZOEK voedselbank kinderopvang nachwacht woning van de koning paleis museum interventie plattegrond

248 250 256 260 268 270 280

BOUWKUNDIGE INVENTARISATIE 1655 het paleis 1808 paleis lodewijk napoleon 2015 paleis op de dam analyse wijzigingen gevel analyse maten en vehoudingen bouwhistorische waardering

82 84 98 112 126 132 138 144

INTERVENTIES plattegronden doorsnedes impressie entrees impressies kinderopvang impressies woning van de koning impressies voedselbank impressies nachwacht

286 288 300 304 308 312 314 318

RUIMTELIJK ONDERZOEK stedenbouwkundige analyse volumes gebouw analyse plattegrond en functies ruimtelijke analyse inteieur routing

152 154 160 164 174 182 202 234

CONCLUSIE

322

BRONVERMELDING

326

7


8


VISIE

9


CONCEPTUELE AANPAK

10


Tijdens het formuleren van mijn afstudeeropgave raakte ik gefascineerd door het paleis op de dam. Misschien wel een van de bekendste gebouwen van Nederland en een fantastisch monument. Dit gebouw was vroeger het middelpunt van de stad, het stadhuis, een plek in de stad waar je je zaken kon regelen, elkaar kon ontmoeten en een binnenplein als verlengde van de Dam. Nu is het een plek waar je de inwoners van Amsterdam nog maar weinig zal vinden. De Dam is het middelpunt van de stad waar toeristen, winkelende menigte etc. zich verzamelen. De stad Amsterdam veranderd steeds meer aangezien zij steeds meer in trek is bij toeristen en dagjes mensen. Sinds 1935 is het Paleis eigendom van het Rijk aangezien de gemeente Amsterdam er niet meer de verantwoordelijkheid voor wilde hebben. Dit i.v.m. hoge onderhoudskosten. Sindsdien wordt het gebouw beschikbaar gesteld aan het Koningshuis voor ontvangsten en feestelijke evenementen. Dit is maar beperkt per jaar, en voor het grootste gedeelte staat het leeg. Wel zijn er een antal belangrijke ruimtes te beantwoorden als Paleis Museum. Dit weten maar weinig mensen, en is vanaf de buitenkant niet goed zichtbaar. Ik vind het jammer en zonde dat dit fantastische gebouw maar zo beperkt toegankelijk en bekend is bij de inwoners van Amsterdam. Terwijl dit vroeger het centrum van de stad was waar iedereen samen kwam. Het idee was dan ook al snel geboren, samen met mijn commisie Rob Hootsmans, Machiel Spaan en Jeren Schilt om te gaan kijken of dit gebouw weer toegankelijk kan worden voor de mensen van de stad en weer een belangrijke rol zou kunnen spelen voor de Amsterdammers. Als je iets wil doen met misschien wel het bekendste monument van Nederland moet je ook daadwerkelijk de expert worden van dit onderwerp en dit gebouw. Dit is dan ook de reden dat ik mijzelf voor een groot gedeelte bezig heb gehouden met historisch onderzoek en een uitgebreide bouwkundige analyse met als doel om alles te weten te komen over dit gebouw. Om vervolgens op een jusite wijze ingrepen te doen in dit gebouw en gefundeerde keuzes te kunnen maken. Uitendelijk is het onderzoeken ontzettend belangrijk geweest in dit afstudeerproject. Onderzoek naar historie, bouwkundige status, ingrepen uit het verleden en de aanwezige ruimtelijkheid hebben ertoe geleid dat ik met minimale ingrepen het gebouw weer opnieuw kan programmeren en belangrijk maak voor de inwoners van de stad.

11


12


HISTORISCH ONDERZOEK amsterdan 1250 -1650 de dam 1650 - 1795 napoleontisch paleis 1795 - 1813 koninklijk paleis 1814 - 2014 stedenbouwkundige ontwikkeling de dam historische plattegronden historische fragmenten

13


1421 Stadsbrand

1345 Het Mirakel van Amsterdam

1275 Het tolprivilege

1270 De Amstel (eeste Nederzetting)

1250 De Dam

14

1450 1350 1250


1648 Het stadhuis 1642 De Nachtwacht

1638 Maria de Mdeici 1631 De Westerkerk

1617 De Spaanse Brabander 1609 Amsterdamsche Wisselbank 1602 De VOC

1607 Effectenbeurs 1596 Het tuchthuis

1578 De Alteratie

1535 Het Wederdopersoproer

1485 Het oudste koopmansboek

1482 De stadsmuur

1650 1550 1450

15


1250 De Dam De Dam ontleent zijn naam aan de eigenlijke functie die het plein in het begin had: het was namelijk een dam in de Amstel, die tussen 1204 en 1275 werd gebouwd. De meest waarschijnlijke datum ligt tussen 1265 en 1275. De Dam vormde de eerste verbinding tussen de nederzettingen op de Warmoesstraat en de Nieuwendijk aan weerszijden van de rivier. Er zat een sluis in de dam, waarmee schepen geschut konden worden en waarmee ook gespuid kon worden. Door af en toe het water met grote kracht richting IJ te laten stromen, werd de haven (het Damrak) uitgeschuurd. De bovenkant van de dam werd geleidelijk breder, en de schutfunctie verdween. De dam werd groot genoeg voor een plein, dat de kern van de stad werd en waaromheen de stad zich verder ontwikkelde. Oorspronkelijk waren het twee pleinen. De eigenlijke dam heette Middeldam, het westelijke deel werd tot in de 16e eeuw Plaetse genoemd. Een gedeelte van de Dam aan de zijde van De Bijenkorf heeft de naam Vissersdam gedragen, omdat hier vis werd verhandeld. Het deel aan het Rokin heette Vijgendam. Beide namen zijn in 1957 vervallen. In 1795 is de naam tijdelijk veranderd in Revolutieplein en ten tijde van Napoleon in Napoleonplein. Als marktplein had de Dam een waag, die in 1808 echter werd afgebroken op last van Lodewijk Napoleon, die toen zijn intrek nam in het Paleis op de Dam en zijn uitzicht belemmerd zag. Schepen konden tot 1841 aanmeren bij de Dam om goederen te laden en te lossen, totdat het huidige Damrak werd gedempt ten zuiden van de Oudebrugsteeg. Op het meest zuidelijke deel verrees tussen 1841 en 1845 de Beurs van Zocher. Na de bouw van de Beurs van Berlage in 1903, werd de beurs van Zocher gesloopt. Hier staat sinds 1914 De Bijenkorf. 16


17


1270 De Amstel In de middeleeuwen begon de bevolking vanaf de rivier het veen te ontginnen: het veenland werd in gebruik genomen voor agrarische doeleinden. De oudste nederzetting aan de Amstel is waarschijnlijk Ouderkerk, dat zo’n twee eeuwen ouder is dan Amsterdam. Later werd ook turf gewonnen; de afgestoken veengrond werd tot turf verwerkt en als brandstof gebruikt. Zo ontstond waarschijnlijk rond het begin van de dertiende eeuw in het veengebied ten westen van Ouderkerk het veenwerkersgehucht Amstelveen. Het gebied ten oosten van de Amstel werd Ouder-Amstel, het gebied ten westen werd Nieuwer-Amstel. Er zijn sterke vermoedens dat de benedenloop van de Amstel voor de twaalfde eeuw anders liep. Door het inklinken van het veen daalde de bodem van het Amstelland en draaide de stroomrichting van de Amstel naar het oosten, om via het Diemermeer een uitweg naar de Zuiderzee te zoeken. Daar was de uitwatering niet optimaal. Daarom werd er waarschijnlijk een kanaal gegraven tussen die oer-Amstel en een bestaand veenstroompje dat in het IJ uitmondde. Dat kanaal zou gegraven zijn tussen de Omval nabij het Amstelstation – de plek waar de rivier afboog naar het Diemermeer – en de Blauwbrug, waar een bruikbare uitwatering naar het IJ stroomde. Deze hypothese wordt ondersteund door het onwaarschijnlijk rechte verloop van het stuk Amstel tussen de Omval en de Blauwbrug. Door de aanleg van een dam in de 13e eeuw in de monding van de rivier (onder de huidige Dam) ontwikkelde zich in het noordelijk deel van Nieuwer-Amstel (aan beide zijden van het huidige Rokin en Damrak) het vissersdorpje “Amstelredam”, waarvan de oudste vermelding dateert van 27 oktober 1275 en dat kort na 1300 stadsrechten verwierf. Het gehucht groeide uit tot het stadje Amsterdam, dat door zijn ligging aan de Zuiderzee met verbinding over zee naar Duitsland en Scandinavië enerzijds en de zuidelijke rivierverbinding met Dordrecht en Antwerpen anderzijds, steeds belangrijker werd.

18


19


1482 De stadsmuur De vestingwerken van Amsterdam waren een systeem van fortificaties om de stad te beschermen tegen aanvallen van buitenaf. De vestingwerken dienden eveneens om de stadsgrens aan te geven, waarbinnen de stedelijke overheden accijnzen konden heffen. Van deze middeleeuwse en 17e-eeuwse vestingwerken zijn nog een aantal overblijfselen, zoals de Waag, de Schreierstoren en de Montelbaanstoren. In de 19e eeuw werden de vestingwerken vervangen door de Stelling van Amsterdam. Wallen Al rond 1300 lag er een aarden wal achter de Nieuwendijk. Sporen van deze wal werden ontdekt tijdens archeologische opgravingen rond de Nieuwezijds Kolk in 1994. Na het Beleg van Amsterdam in 1303 trok graaf Willem III van Holland het privilege van Amsterdam in om verdedigingswerken aan te leggen. De Amsterdammers waren gedwongen om de wal weer af te breken Pas rond 1340 kwam er een nieuwe verdedigingswal. Aan zowel oudezijde als nieuwezijde van de stad, aan weerszijden van de Amstel, werd een gracht gegraven met daarachter een burgwal, een aarden wal voorzien van een houten palissade bovenop ter afscherming. Toen achter deze wallen omstreeks 1385 nieuwe wallen werden aangelegd, werd de bestaande wal de Voorburgwal en de nieuwe wal de Achterburgwal, en dit zowel aan de oude als de nieuwe zijde. Zo ontstonden de Oudezijds Voorburgwal, Oudezijds Achterburgwal, Nieuwezijds Voorburgwal en Nieuwezijds Achterburgwal. De stadswal had drie stadspoorten: De Sint Olofspoort aan de kop van de Warmoesstraat De Haarlemmerpoort aan het einde van de - Nieuwendijk De Bindwijkerpoort aan de zuidkant, ter hoogte van het Spui.

20

In 1425 werd de stad uitgebreid, en werd een nieuwe verdedigingsgracht gegraven die nog voortbestaat in het Singel, de Kloveniersburgwal en de Geldersekade. Langs de gracht werd aan stadzijde een aarden wal opgeworpen met drie nieuwe poorten: een nieuwe Haarlemmerpoort, de Sint Antoniespoort (nu de Waag) en de Regulierspoort (nu het onderste deel van de Munttoren). Stadsmuren Na zijn bezoek aan Amsterdam in 1481 besloot Maximiliaan van Oostenrijk dat Amsterdam een stenen stadsmuur moest bouwen, ter verdediging tegen mogelijke aanvallen van Gelre en Utrecht. Om de bouw te bekostigen, stelde de stad een belasting in, de honderdste penning. De werkzaamheden begonnen in 1482 en namen al met al zo’n 20 jaar in beslag. De Schreierstoren Het resultaat was een 5 tot 6 meter hoge muur van gemetselde baksteen met aan de achterkant stenen weergangsbogen. De stadsmuur omringden de gehele stad, met uitzondering van de noordkant, het havenfront aan het IJ. De muur werd ondersteund door een aantal halfronde verdedigingstorens, waarvan er één is overgebleven, de Schreierstoren aan het IJ, gebouwd rond 1487.De toren Swych Utrecht, die ook deel uitmaakte van de muur, werd in 1882 afgebroken. De stadsmuur werd in 1494 feestelijk ingewijd. Ironisch genoeg waren de vestingwerken toen al verouderd door de opkomst van buskruit en de vervanging van stenen kanonskogels met ijzeren kogels. De stadsmuur had vijf poorten: - De Haarlemmerpoort - De Regulierspoort (nu het onderste deel van de Munttoren) - De Sint Antoniespoort (nu de Waag) - De Heiligewegpoort - De Korsjespoort In 1512 vielen Gelderse troepen de stad aan en plunderden de Lastage, het industriegebied met scheepswerven aan oostelijke zijde van de stad. Hierna werd tussen 1515 en 1518 een arm van de Amstel uitgegraven tot de Nieuwe Gracht (nu Oudeschans) als buitenste verdedigingsgracht aan de oostelijke zijde van de stad. Met de aarde die hierbij

vrijkwam werd ook een verdedigingswal aangelegd, waarop een houten palissade gebouwd werd. Als onderdeel van de verdedigingswerken werd omstreeks 1516 de nog bestaande Montelbaanstoren gebouwd als uitkijktoren. De stadsmuur is venster 5 in de Canon van Amsterdam. Bolwerken In de 17e eeuw groeide de stad razendsnel. Rond de nieuwe grachtengordel werd een stelsel van 26 bolwerken aangelegd langs de Singelgracht. De gehele omwalling had bij voltooiing een lengte van zo’n acht kilometer, en telde naast de 26 bolwerk ook acht stadspoorten. Al direct na de Alteratie in 1578 begon de stad de zwakke plekken in haar verdedigingswerken te versterken. Zo werd bij de Haarlemmerpoort, die destijds bij de Herenmarkt lag, een bolwerk aangelegd. Willem van Oranje stuurde in 1581 Adriaen Anthonisz naar Amsterdam om toe te zien op de bouw van nieuwe vestingwerken. In 1585 nam het stadsbestuur de beslissing om buiten de stadsmuur een aarden wal met 11 bastions aan te leggen. Het gebied tussen de oude en nieuwe muur, de Eerste en Tweede Uitleg, was binnen enkele jaren al helemaal volgebouwd, en in 1610 presenteerde stadstimmerman Hendrick Jacobszoon Staets schetsen van nieuwe vestingwerken. De vroedschap besloot in 1613 aan westkant van de stad een nieuwe verdedigingswal met bolwerken aan te leggen, langs de huidige Marnixstraat en Weteringschans, met een nieuwe gracht aan de buitenkant (de Buitensingel, nu Singelgracht) en binnenkant (de Lijnbaansgracht). Hierbinnen was ruimte voor de aanleg van de grachtengordel, de Derde Uitleg. In 1674 begon de stad met het aanleggen van fortificaties rondom de vierde en verreweg grootste stadsuitbreiding, de Vierde Uitleg. Dit was een van de grootste bouwkundige ondernemingen uit die tijd. Het onderstutten van de zware wal op de slappe ondergrond door middel van heipalen en damwanden zorgde voor veel extra werk. Duizenden arbeiders vervoerden karren en kruiwagens met aarde en zand uit de duinen en het Gooi. Er werden kilometers damwand gemetseld, grachten uitgegraven, bruggen en sluizen gebouwd. Rond 1663 was het enorme project gereed.


21


De muur was zo’n 5 meter hoog. De hoogte daarvan was ook terug te zien aan de Hogesluis, die in lijn met de stadswal gebouwd was. Aan gene zijde van de muur lag een 60 meter brede gracht, de nog bestaande Singelgracht. De wal rustte op een negen meter brede houten vloer, gedragen door meer dan 100.000 geheide palen met dwarsliggers. Boven de planken werden gewelfde bogen gemetseld, 44 per bolwerk en 47 per courtine, en over de bogen heen aarde gestort. Aan de buitenzijde werd de wal bekleed met steen. Het geheel was omgeven door een damwand van 14 kilometer om het wegglijden van de aarde tegen te gaan. De vestingwerken bestonden uit in totaal 26 bolwerken. In de flanken waren kazematten of geschutskelders waarin kanonnen stonden en munitie werd ondergebracht. Bovenop de meeste bolwerken stonden molens. Er waren vijf hoofdpoorten in de 17e-eeuwse fortificaties: - De Haarlemmerpoort - De Leidsepoort - De Utrechtsepoort - De Weesperpoort - De Muiderpoort Daarnaast waren er nog enkele kleinere poorten: - De Weteringpoort - De Raampoort - De Zaagmolenpoort Aan de waterzijde van de stad was een dubbele rij palen aangelegd, waarin een drieëntwintigtal doorgangen was gemaakt om scheepsverkeer van het IJ de stad in te laten (zie Lijst van bomen van Amsterdam). Deze doorgangen werden ‘s avonds afgesloten, na het luiden van de boomklok. De bemanning van schepoen die te laat aankwamen waren verplicht in de stadsherberg te overnachten. De verdedigingswerken zijn nooit serieus op de proef gesteld. Tijdens het Rampjaar 1672 bleek de Hollandse Waterlinie afdoende verdediging tegen binnenvallende Franse troepen. De fortificaties werden verwaarloosd en begonnen in te storten. In 1769 stortte de bouwvallige Muiderpoort in elkaar en in 1794 verdween een deel van het Reguliersbolwerk in de gracht. Na de Franse tijd verloren

22

de bolwerken hun militaire functie geheel en werd het een recreatiegebied. Er werd een wandelweg over de bolwerken aangelegd, met plantsoen en bomen. Met het einde van de stedelijke accijnsheffing en de vooruitgang in de krijgskunst werden de stadsommuring als overbodig gezien, en als een obstakel in de stedelijke ontwikkeling. Tussen 1839 en 1848 werd de stad als vesting opgeheven en ontmanteld. De laatst overgebleven courtine, tussen de bolwerken Rijkeroord en Slotermeer, werd gesloopt in 1862 en vervangen met een wandelpad. De poorten bleven staan maar kregen een nieuwe functie als kantoor voor het innen van stedelijke accijns. Tijdens de industriële revolutie in de tweede helft van de 19e eeuw begon de stad buiten de 17e-eeuwse verdedigingsgordel te groeien. Rond 1878 werd de muur afgebroken, en werden de meeste bolwerken afgegraven en de daarop gelegen molens gesloopt. Het wandelgebied werd voor een groot deel bebouwd, en de Singelgracht werd rechtgetrokken, waardoor de uitstekende bolwerken verdwenen Linies In 1787 legden de patriotten, om de stad te verdedigen tegen de Pruisen, 27 posten aan bij de zeven toegangspoorten naar Amsterdam, en werden de tussenliggende polders onder water gezet. De Pruisen konden niet langs de posten, maar wisten echter langs de slecht verdedigde toegang via de Haarlemmermeer de posten te passeren. Tijdens de Brits-Russische expeditie naar Noord-Holland in 1799 beschermde Cornelis Krayenhoff de hoofdstad door de Linie van Noord-Holland aan te leggen. Krayenhoff zette de laaggelegen gebieden tussen Monnickendam en Krommeniedijk onder water en beschermde hoger gelegen gebieden door middel van aarden wallen en veldgeschut. Een jaar later legde Krayenhoff een tweede verdedigingslinie aan ten westen van Amsterdam, de Linie van Beverwijk, bestaande uit drie linies lunetten met een afstand van 400 meter tot elkaar. Tien van deze lunetten bestaan nog. Een aantal van de posten uit de patriottentijd werd hergebruikt door Krayenhoff voor de Posten van Krayenhoff, een verdedigingslinie rond de stad die in de periode 1805-1810 werd aangelegd.

Door de industriële revolutie was de reikwijdte en de nauwkeurigheid van het geschut enorm toegenomen, en werd besloten een nieuwe linie rond Amsterdam aan te leggen, op grotere afstand van de stad, 15 tot 20 kilometer van het centrum, zodat de stad buiten het bereik van vijandelijk geschut bleef. Deze Stelling van Amsterdam, aangelegd in de periode 1880-1914, was in zijn tijd de modernste en qua oppervlakte grootste kringstelling van Europa. De linie was 135 kilometer lang en omvatte 42 forten en 4 batterijen. De Stelling is nooit op de proef gesteld, maar had wel een afschrikkende werking. In 1914, bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, waren de Stelling en de Nieuwe Hollandse Waterlinie een factor in de beslissing van de Duitsers om Nederland niet binnen te vallen. De Stelling van Amsterdam is grotendeels intact en werd in 1996 opgenomen op de Werelderfgoedlijst.


23


Overblijfselen Het gebied rond Oudezijds Voorburg- en Achterburgwal wordt nog steeds de Wallen genoemd, naar de oorspronkelijke aarden wallen. Van de middeleeuwse vestingwerken zijn de stadspoorten Waag (oorspronkelijk Sint Antoniespoort) en Munttoren (oorspronkelijk Regulierspoort) en de torens Schreierstoren en Montelbaanstoren nog overgebleven. In de kademuur van de Geldersekade bevinden zich nog steeds enkele stukken zandsteen van de middeleeuwse stadsmuur. Op 19 juni 2007 was een deel van de muur korte tijd zichtbaar in een vier meter diepe kuil naast de Waag, die was gegraven om de funderingen te inspecteren. Van het groengebied dat in de 19e eeuw op de bolwerken is aangelegd, zijn nog maar enkele parkjes over, waaronder het Eerste en Tweede Weteringplantsoen en het Eerste en Tweede Marnixplantsoen. Het Eerste Marnixplantsoen, voorheen bolwerk Haarlem, is de enige plek langs de Singelgracht dat nog de puntvorm heeft van een bolwerk. Van de molens die bovenop de bolwerken stonden, zijn er nog twee overgebleven: De Gooyer en De Bloem, hoewel beide niet meer op hun oorspronkelijke plek staan. In het Funenpark is een restant te zien van het Bolwerk Zeeburg. Tijdens opgravingen voor de bouw van de nieuwbouwwijk kwamen de muurresten te voorschijn. Zij zijn nu permanent zichtbaar gemaakt. Hoewel de Singelgracht werd rechtgetrokken, lopen de gracht en de straten erlangs (Nassaukade, Stadhouderskade en Mauritskade) nog steeds in een golvend patroon.

24


25


1485 Het oudste koopmansboek De moedernegotie (“moeder aller handel”) was de handel met de landen rond de Oostzee die door kooplieden uit Amsterdam vanaf de Late Middeleeuwen werd gedreven. Deze handel vormde de voornaamste bron van de welvaart in Amsterdam, waardoor de stad zich kon ontwikkelen van een weinig belangrijke plaats tot het economische centrum van Holland en de stapelplaats van Europa. De lucratieve Oostzeehandel legde de basis voor de Gouden Eeuw van de Nederlandse republiek. De handel met de landen rond de Oostzee, vooral Polen, Oost-Pruisen en Lijfland, was zeer succesvol omdat de Hanzesteden zich vooral richtten op luxegoederen, terwijl de handelaars uit Amsterdam dat met name deden op bulkgoederen zoals graan en hout. Het kapitaal dat men met de Oostzeevaart had verdiend werd later deels geïnvesteerd in het ontwikkelen van de scheepvaart naar Oost-Indië. Geografische aspecten speelden een rol, enerzijds de gunstige ligging van Amsterdam op een kruispunt van oost-west- en noord-zuid routes, anderzijds de uitstekende verbinding met een groot Duits achterland via de Rijn. Nederlandse handelaren verscheepten wijn en zout uit Frankrijk en Portugal naar de landen rond de Oostzee en keerden terug met vooral graan, Zweeds kruit, hout, ijzer en wapens, maar ook vele andere goederen die voor een deel weer naar landen rond de Middellandse Zee werden vervoerd. Uit de Deense registers van de Sonttol, de tol die geheven werd op schepen die door de Sont voeren (de zeestraat tussen de Noordzee en de Oostzee), blijkt dat in 1497 al meer dan de helft van de schepen uit Holland afkomstig was. Per jaar voeren 300 tot 400 Hollandse schepen naar de Oostzee en terug. Rond 1530 hadden de Hollanders meer dan 400 grote handelsschepen in de vaart, meer dan de Engelsen en Fransen gezamenlijk. Amsterdam ontwikkelde zich hiermee in de 16e eeuw tot de centrale graanmarkt van Europa. In 1636 werd een raming gemaakt van de Europese invoer in Amsterdam. Hieruit bleek dat meer dan de helft van de in Amsterdam aangevoerde producten afkomstig was uit de Oostzeeregio.

26

De fluit was het voornaamste scheepstype waarmee de Oostzeehandel bedreven werd. Dit schip, speciaal voor de Oostzeehandel ontworpen, had een bolle buik en een slank dek, dat een groot laadruim mogelijk maakte. Door het slanke dek kon ook minder tol voor de Sontdoorgang betaald worden Deze tol werd namelijk vastgesteld aan de hand van de breedte van het scheepsdek. Het was vooral de graanhandel met de Oostzeelanden die van Amsterdam de stapelmarkt van Europa maakte. Rond de graanhandel ontwikkelde zich in de stad een omvangrijke industrie. De gebouwen van de graanhandelaren, graanmakelaars, korenzetters en korenmeters lagen dicht bij elkaar in het gedeelte van de stad tussen het Damrak en de Nieuwezijds Voorburgwal. De eigenlijke graanhandel vond plaats in de Korenbeurs die in 1617 naast de Oude Brug op het Damrak gebouwd werd. Dit gebouw had een open binnenplaats, aan drie zijden omgeven door een houten galerij die de binnenplaats overdekte. Langs de wanden van deze galerijen stonden kisten met graanmonsters. De korenmeters en korenzetters zorgden ervoor dat de partijen graan verdeeld werden via vastgestelde standaardmaten. De twee beroepsgroepen hadden ieder hun eigen gilde, in 1654 verenigd tot één gilde. De korenmeters kwamen samen in een houten huisje bij de Oude Brug. In 1620 kregen ze een nieuw onderkomen, het nog bestaande Korenmetershuisje aan de Nieuwezijds Kolk. Op de bel-etage vonden de vergaderingen van de korenmeters en -zetters plaats. Het souterrain diende als werkplaats voor de korendragers en de zolder deed dienst als werkruimte voor de boekhouders.


27


1602 De VOC De Verenigde Oost-Indische Compagnie was in de zeventiende eeuw een handelsbedrijf dat als enige bedrijf in het westen handel mocht drijven met het oosten. Door dit monopolie was het jarenlang ook het grootste VOC mentaliteit handelshuis ter wereld, totdat er kapers op de kust kwamen. Nieuwe vaarroutes Aanvankelijk had Portugal het recht om te handelen want zij hadden immers ook de vaarroutes ontdekt die zij strikt geheim hielden. De voorlopers van de VOC stuurden echter expedities naar het oosten om ook vaarroutes op te kunnen tekenen. In 1600 richtten de Engelsen de Oost-Indische Compagnie op, landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt zag dit met lede ogen aan en wendde zijn invloed aan. Hij had officieel weinig te zeggen maar als mentor van de jonge Maurits die stadhouder was (en dus de werkelijke macht had), kon Van Oldenbarnevelt het tij te keren. In 1600 had hij dat ook al gedaan toen hij Maurits aanzette de slag bij Nieuwpoort te beginnen wat overigens maar net goed afliep omdat de daar te bestrijden piraten werden geholpen door Spaanse troepen. Wie had de macht? Van Oldenbarnevelt dwong via de Staten-Generaal alle compagnieĂŤn samen te gaan waardoor op 20 maart 1602 in Middelburg de uit zes kamers (waaronder Amsterdam en Middelburg) bestaande VOC een feit was. De oude eigenaren kregen een aandeel ter grootte van hun inbreng in de nieuwe compagnie, hiermee werd de grond gelegd van wat later de Amsterdamse beurs zou worden want hiermee werden er voor het eerst in de wereld aandelen uitgegeven. Van Oldenbarnevelt Toen er meer geld nodig was konden ook anderen een aandeel kopen. Amsterdam had een meerderheid, daar wilde men een agressieve handel. Hierdoor was militaire bescherming nodig om de belangen te beschermen en handel af te dwingen. Een compleet leger werd er naar de Oost gezonden, voornamelijk bestaande uit onervaren avonturiers. De kosten die dit met zich meebracht en de

28

corruptie werden de ondergang van de VOC, mede omdat ze niet opgewassen waren tegen de stugge Engelsen en de sluwe Fransen. Oorlogen met de Engelsen beletten veel schepen thuis te komen en de Fransen vielen Nederland binnen. De staat nam helemaal aan het eind van de achttiende eeuw de VOC over waarmee in feite het pleit beslecht was. Veel bedrijvigheid De VOC ondernam bijna 5.000 reizen. Bekende kapiteins waren van Warwijck en Jan Pietrszoon Coen. Schepen waarmee ze vaarden waren de Amsterdam, de Concordia, de Voetboog en de Batavia. In 2002 was het 400 jaar geleden dat de VOC werd opgericht, ter gelegenheid hiervan werd het VOC Kenniscentrum opgezet dat informatie over de VOC geeft (link staat onderaan.)


29


1612 De grachtengordel De grachtengordel is het onderdeel van de Amsterdamse binnenstad dat langs de vier hoofdgrachten: Singel, de Herengracht, de Keizersgracht en de Prinsengracht ligt. Vanaf de Brouwersgracht buigen deze grachten zich min of meer evenwijdig aan elkaar geleidelijk naar het zuidoosten, maken een viertal flauwe bochten en eindigen in de Amstel. De verlengingen van de hoofdgrachten: de Nieuwe Herengracht, Nieuwe Keizersgracht en Nieuwe Prinsengracht lopen vanaf de Amstel naar het noordoosten tot aan de Muidergracht, waarna de Plantage begint. De grachtengordel is een systeem van straten, kades, bruggen en woonhuizen op tamelijk identieke kavels van gelijke lengte en breedte met gesloten binnentuinen, de zogenoemde keurblokken. Veel grachtenpanden getuigen vanaf de gracht of de straatkant van de welvaart in de Gouden Eeuw, maar in de meeste gevallen van de 18e eeuw. Omdat de panden in de loop der eeuwen diverse malen zijn verbouwd, komen naast elkaar veel verschillende architectuurstijlen en gevels voor. Ondanks doorbraken in de 20e eeuw en in een aantal gevallen lelijke of te kolossale nieuwbouw is de schilderachtige grachtengordel een van de belangrijkste toeristische attracties van Amsterdam en staat sinds 1 augustus 2010 op de Werelderfgoedlijst. De grachtengordel, met een helder, ijzersterk stedenbouwkundig concept, is venster nummer 12 van de Canon van Amsterdam. Tot het einde van de 16de eeuw bestond de stad Amsterdam uit het gebied binnen het Singel en de huidige Kloveniersburgwal. Na de Alteratie en de daarmee samenhangende bestuurswisseling, breidde de stad zich explosief uit. Dit leidde tot de uitleg van Amsterdam in vier fasen tussen 1585 en 1665. In 1613, tijdens het Twaalfjarig Bestand, begon men vanaf de Brouwersgracht met het uitgraven van de Herengracht, Keizersgracht en Prinsengracht en met de verkoop van de opgehoogde kavels. Ter hoogte van de Leidsegracht is de nieuwe verdedigingslijn met een knik weer op de oude, bestaande omwalling aangesloten. Na de Vrede van Münster ontstond opnieuw ruimte voor investeringen en werden nieuwe plannen ontwikkeld de stad uit te leggen en de omwalling aan de nieuwe

30

inzichten te onderwerpen. Vanaf circa 1660 werden de grachten doorgetrokken naar de Amstel en is het aanzien van de Herengracht verhoogd met de aanleg van Gouden Bocht. Rond 1680 is onder de namen Nieuwe Herengracht, Nieuwe Keizersgracht en Nieuwe Prinsengracht tot aan de Oostelijke Eilanden uitgelegd. Zo kreeg de stad de typerende halvemaansvorm die ze twee eeuwen, tot aan de uitbreidingen van de tweede helft van de 19e eeuw, behield. In juli 2006 maakte de gemeente Amsterdam bekend de grachtengordel te willen laten voordragen voor de Werelderfgoedlijst van UNESCO.Door zaken als nieuwe administratieve eisen kon de daadwerkelijke voordracht echter pas in december 2008 door het kabinet worden gedaan. Uiteindelijk werd de grachtengordel op 1 augustus 2010, bij de 34e sessie van de Commissie voor het Werelderfgoed, toegevoegd aan de Werelderfgoedlijst. De Amsterdamse grachtengordel is benoemd tot Werelderfgoed volgens de criteria I (“het is een meesterwerk van een menselijk genie”), II (“het stelt een belangrijke interactie van menselijke waarden ten toon”) en IV (“het is een voortreffelijk voorbeeld van een type gebouw, architectonische of technologische samenstelling of landschap, dat significante stappen in de menselijke geschiedenis voorstelt”). In 2013 vierde Amsterdam met een reeks van evenementen het feit dat 400 jaar geleden (op 5 maart 1613) werd besloten de grachtengordel aan te leggen. Het begrip ‘grachtengordel’ wordt ook wel overdrachtelijk gebruikt als synoniem voor de veronderstelde te vooruitstrevende drang van de bovenlaag van de bewoners van het centrum van Amsterdam. Dit komt voort uit het groot aantal bewoners uit de intellectuele bovenlaag en de opinievormers in de Nederlandse media die wonen in dit gebied. Het woord ‘de grachtengordel’ heeft daarom voor de behoudende mensen een negatieve bijklank gekregen, als veralgemenisering van allen met een vernieuwend en origineel gedachtegoed.


31


1648 Het stadhuis Het Stadspaleis oftewel Stadhuis op de Dam, gebouwd vanaf 1648, in gebruik genomen in 1655 en voltooid in 1665. Dit gebouw was een uiting van de macht en status van Amsterdam op het hoogtepunt van zijn Gouden Eeuw. De inwijding vond plaats op 29 juli 1655: om half acht ‘s ochtends werd in de Oude en in de Nieuwe Kerk een dienst gehouden, daarna moesten de genodigden zich op eigen gelegenheid naar het Prinsenhof begeven en van daaruit is men, in plechtige optocht, naar het nieuwe stadhuis getrokken. Op het stadhuis aangekomen hield Cornelis de Graeff een toespraak. Vervolgens ontvingen de burgemeesters een deputatie van de Hervormde Kerk. Na de middag begon een feestmaal op stadskosten. Intussen trad de schutterij aan. Zes compagnieën van het gele regiment stelden zich in slagorde op en werden drie salvo’s gelost. Om zeven uur ‘s avonds was het gedaan. Pas rond 1680 werd het dak geplaatst. Vanaf 1808 wordt dit gebouw gebruikt als Koninklijk Paleis, het Paleis op de Dam. Het Stadhuis op de Dam is venster nummer 17 van de Canon van Amsterdam. Nadat Koning Lodewijk Napoleon het stadhuis als Paleis op de Dam in gebruik had genomen, verhuisde het stadsbestuur in 1808 naar het uit 1661 daterende Prinsenhof aan de Oudezijds Voorburgwal. In 1926 kwam er een uitbreiding tot stand in de stijl van de Amsterdamse School, met onder andere een nieuwe Raadzaal. Tot 1988 bleef dit het stadhuis. Daarna werd het gebouw in gebruik genomen als Sofitel The Grand Amsterdam. Het huidige stadhuis (tevens operagebouw) is de Stopera aan de Amstel en het Waterlooplein. Het adres is Amstel 1. Na decennia lang plannen maken voor nieuwbouw ter vervanging van het oude, te krap geworden stadhuis, werd de Stopera gerealiseerd in de jaren 1980. Het stadhuisgedeelte kwam in gebruik in 1988. 32


33


1664 Elsje Christiaens 1660 Vismarkt naar Nieuwmarkt

1655 Stadhuis opgeleverd

1652 Stadhuis afgebrand

1648 Start Bouw Paleis

34

1725 1700 1648


1795 Alliantiefeest

1778 Executie J.B.F. Van Gogh 1775 Bouw Commandantshuis

1768 Bezoek van Prins WIllem V

1750 Ingang Kalverstraat 1748 Pachtersoproer

1795 1760 1725

35


Het Stadhuis van Amsterdam 1648 - 1808 Het Koninklijk Paleis Amsterdam is in de zeventiende eeuw ontworpen en gebouwd als stadhuis voor de gehele bestuurlijke en rechterlijke macht van Amsterdam. Stadhuis te klein Amsterdam was in de zeventiende eeuw het belangrijkste handelscentrum van de wereld. De stad kende een explosieve bevolkingsgroei. De bestuurlijke taken namen toe, het oude stadhuis bleek te klein. De beroemde Wisselbank in het stadhuis was ook niet meer berekend op zijn groeiende taak. Besloten werd een nieuw stadhuis te bouwen, groter en mooier, een handelsmetropool als Amsterdam waardig. Jacob van Campen De beroemde bouwmeester Jacob van Campen kreeg de opdracht in 1648 van de burgemeesters van Amsterdam. Hij ontwierp een voor Hollandse begrippen buitengewoon monumentaal classicistisch gebouw, dat herinnerde aan de architectuur van de Grieken en Romeinen. Een gebouw als afspiegeling van Gods schepping. Een universum in het klein, symmetrisch en volmaakt. Beroemde kunstenaars Ook in het interieur werd de macht en het aanzien van Amsterdam tot uitdrukking gebracht. Hiervoor werden beroemde kunstenaars aangetrokken, zoals de Antwerpse beeldhouwer Artus Quellinus. In de vloer van de imposante Burgerzaal werden de werelddelen ingelegd in Italiaans marmer. De belangrijkste vertrekken werden van op de functie toegesneden schilderijen voorzien. Hiervoor gingen opdrachten naar bekende schilders als Rembrandt van Rijn, Ferdinand Bol en Govaert Flinck.

aan de tachtigjarige oorlog. Daardoor kwam er veel geld vrij voor de bouw van het nieuwe stadhuis. Kort daarna riep het stadsbestuur Jacob van Campen uit tot de winnende architect. Met het duurste en meest prestigieuze plan had hij de concurrentie achter zich gelaten. De definitieve bouwplattegrond werd vastgesteld op 79 x 43 meter. De opgekochte panden werden gesloopt en ruim 13.000 stammen van Noors naaldhout werden aangesleept om de grond bebouwbaar te maken. Op 28 oktober van dat jaar werd de eerste steen gelegd door de zesjarige burgemeesterszoon Jacob de Graeff. Joost van den Vondel schreef: ‘Zo leit die Jeught des eersten Steen Van ’t Raethuis, dat met raet en daet Versterkt een zenuw van den Staet.’ 1655 Stadhuis opgeleverd Terwijl de bouw nog in volle gang was, werd het nieuwe stadhuis van Amsterdam op 29 juli 1655 toch al feestelijk ingewijd. Nadat kerkdiensten waren gehouden in de Oude en Nieuwe Kerk volgde een optocht van regenten van het Prinsenhof, het tijdelijk onderkomen van het bestuur, naar de Dam. Burgemeester Cornelis de Graeff hield de openingsrede, daarna volgde een diner in de nieuwe Burgemeesterskamer. Voor het volk was er die dag kermis. De zeventiende-eeuwse dichter Vondel bezong de deugden van goed bestuur en goed burgerdom in een inwijdingsgedicht van 1378 regels. Hij karakteriseerde Amsterdam als het centrum van het vredesimperium. Nadat de colleges zitting hadden genomen in het nieuwe gebouw, werd de bouw weer voortgezet. De voltooiing nam nog tien jaar in beslag.

Wereldwonder In 1655 werd het Stadhuis in gebruik genomen, hoewel het nog niet klaar was. Amsterdammers noemden het gebouw trots hun wereldwonder. Het was volgens dichter Vondel als de kroon op de schepping.

1664 Elsje Christiaens Eén van de meest bekende executies die voor van het stadhuis, het huidige Paleis, plaatsvond was in die van Elsje, een Deens meisje dat haar huisbaas had vermoord met met een bijl. Ze is hier vereeuwigd door Rembrandt (in 1664).

1648 Start Bouw Paleis Op 20 januari 1648 werd de eerste heipaal voor het nieuwe stadhuis geslagen. Niet lang daarna, op 15 mei 1648, werd de Vrede van Münster getekend, waarmee een eind kwam

Kort nadat Elsje uit haar geboorteland Jutland naar Amsterdam was gekomen om werk te zoeken als dienstmeisje, kreeg ze ruzie met haar hospita op het Damrak, omdat ze de huur niet kon betalen. De ruzie

36

escaleerde, de hospita pakte een bezem, dreigde Elsje haar weinige bezittingen af te nemen. Elsje pakte een bijl en doodde haar tegenstander. Ze nam een jas van een andere gast en vluchtte, onder het bloed. Ze sprong in het water van het Damrak, maar werd eruit getrokken door voorbijgangers. Na haar arrestatie en bekentenis werd ze door de magistraten van de stad tot de dood veroordeeld. Haar vonnis luidde: ‘Aan een paal geworgd te worden dat de dood erna volgt, en met dezelfde bijl waarmee zij de vrouw ter dood heeft gebracht enige slagen door de scherprechter op haar hoofd geslagen’. De executie vond plaats op de Dam, op een schavot voor het stadhuis. Daarna werd haar lichaam en de bijl die ze had gebruikt tentoongesteld op een galgenveld in de Volewijk (de Noordoevers van het huidige IJ). 1748 Pachtersoproer Pieter van Dort en Marretje Arents werden gearresteerd en opgehangen tijdens het Pachtersoproer. Het Pachtersoproer vond in het hele land plaats. In Amsterdam werd het veroorzaakt door conflicten over het verpachten van belastingen. Het oproer begon in Amsterdam op 24 juni 1748 en duurde in totaal 19 dagen. Huizen van belastingpachters werden geplunderd. Pieter van Dort en Marretje Arents werden als initiatiefnemers en leiders verantwoordelijk gehouden. Marretje zou ook gezegd hebben dat er plannen bestonden om het stadhuis te veroveren en een revolutie uit te roepen. Ze werden gearresteerd en een dag later ter dood gebracht door ophanging vanuit het raam van de Waag op de Dam. Het volk begon te dringen om alles beter te kunnen zien. Er ontstond opschudding toen schutters het vuur openden op de menigte.


37


1768 Bezoek van Prins WIllem V Van 30 mei tot en met 4 juni 1768 bracht het stadhouderlijk paar Prins Willem V en Prinses Wilhelmina van Pruisen een bezoek aan Amsterdam. Op 2 juni was er een groot bal voor de hoge gasten in de Burgerzaal van het stadhuis, het huidige Paleis. De stad had groots uitgepakt voor dit feest. Meer dan duizend gasten bezochten de prachtig verlichte en versierde zaal. Het bal werd om tien uur geopend met Engelse ‘landdansen’, begeleid door het orkest dat zich op groen uitgelichte balkons boven de dansende mensen bevond. Voor degenen die niet in het dansen waren geïnteresseerd stonden aan de zijkanten tafels opgesteld om te kaarten. Om één uur werd een souper opgediend, voor de hooggeplaatste gasten in de Schepenkamer, voor de overigen in de galerijen. Na de maaltijd werd de dans hervat totdat om drie uur de Prins en Prinses zich terugtrokken voor de nacht. Onmiddellijk stopte de muziek en het feest was ten einde. 1778 Executie J.B.F. Van Gogh Het stadhuis met het schavot opgericht voor de executie van J.B.F. van Gogh, die werd veroordeeld voor de moord op zijn geliefde, Anna Smitshuizen (een prostituee), 4 april 1778. De voltrekking van het vonnis (dood door het zwaard) werd gadegeslagen door een grote menigte op de Dam. Johannes van Gogh was een voormalige scheepschirurgijn aan wie de bordeelhoudster de medische zorg over haar meisjes had toevertrouwd. Op 25 mei 1775 gingen Anna Smitshuizen en Johannes van Gogh naar Ouderkerk om zijn moeder van hun voorgenomen huwelijk op de hoogte te stellen, maar al op 2 juni verbrak Smitshuizen de verloving. Johannes kon Anna’s afwijzing niet verkroppen. Op 29 juni 1775, ’s avonds om negen uur, kreeg Anna bezoek van Johannes, die haar in bijzijn van haar huisgenoten een liefdesverklaring voorlas. Ook dit mocht niet baten. Hij weigerde weg te gaan. Omstreeks half elf, toen hem door alle aanwezigen werd bevolen te vertrekken, stak hij Anna neer. Zij overleed ter plaatse.Tijdens de verhoren beweerde Van Gogh dat hij zijn mes had getrokken om zelfmoord te plegen. Anna Smitshuizen had hem hiervan willen weerhouden, maar was daarbij dodelijk gewond geraakt. Deze ‘verdediging’ heeft hem niet geholpen. Op 16 januari 1776 werd Van Gogh veroordeeld tot de dood door het zwaard. Pas in april 1778 werd het vonnis voltrokken.

38

1795 Alliantiefeest In de achttiende eeuw traden geen grote veranderingen op rond de Dam. De burgerij werd politiek actief en wilde meer invloed op het bestuur. In 1795 brachten de patriotten met Franse steun het bestuur ten val. Om dit heuglijke feit te vieren wilden sommige patriotten de Dam hernoemen tot ‘Revolutieplein’, maar dat idee is nooit doorgezet. Wel plaatste het Comité-Revolutionair een vrijheidsboom ‘van buitengemeene hoogte’, midden op de Dam. De boom werd aangekocht bij de scheepstimmerwerf Van Harlingen op Oostenburg en op 26 februari overgebracht naar de Dam. Op 4 maart 1795 werd hij plechtig ingewijd tijdens het ‘Feest der Revolutie’. De boom was bijna dertig meter hoog, stond in een ‘konstige grasheuvel’ en was voorzien van een eikenkruin, een ‘hoed der Vrijheid’ met linten en kokardes. In de jaren tot 1801 werd de boom een paar keer opgekalefaterd, om het revolutionaire feest te kunnen vieren. Maar in 1802 werd de Vrijheidsboom onder smalend commentaar weggehaald: ‘In den bodem verrot; leverde hij zoo niet een treffend juist symbool van de gansche groote revolutie?’


39


Napoleontisch Paleis Na anderhalve eeuw, in 1808, krijgt het stadhuis een andere bestemming. De eerste Konin In 1806 werd Lodewijk Napoleon, broer van de Franse keizer Napoleon, koning van Holland. Hij nam in 1808 zijn intrek in het stadhuis en veranderde het in een Koninklijk Paleis. De stedelijke Wisselbank was de enige functie van het stadhuis die in het gebouw zou blijven. Een Koninklijk Paleis met een Wisselbank aan huis was volstrekt uniek in de wereld. Stadhuis wordt Paleis Lodewijk Napoleon liet zijn nieuwe onderkomen inrichten als een Koninklijk Paleis. De cellen werden wijnkelders en de koude marmeren vloeren belegd met dikke tapijten. In het midden van de voorgevel, ter hoogte van de eerste verdieping, liet hij een balkon aanbrengen. In de krijgsraadzaal en naastgelegen zalen op de derde verdieping vestigde hij een ‘Koninklijk Museum’. Een museum met werken uit de collectie van de stadhouders en de stad Amsterdam. Empire-stijl De grootste ingreep was een bijzondere toevoeging: hij liet het gebouw volgens de laatste mode meubileren. Die Franse hofstijl, de empire-stijl, was net als de architectuur van het stadhuis geïnspireerd op de Oudheid. Vrijwel alle kostbare meubels uit die tijd zijn achtergebleven en behoren tot een van de best bewaard gebleven en meest complete empire collecties ter wereld. Conflict In de loop van 1809 groeide er een conflict tussen Lodewijk Napoleon en zijn machtige broer. In 1810 deed Lodewijk zonder overleg afstand van de troon. Op 9 oktober 1811 werd keizer Napoleon Bonaparte groots ingehaald in het Paleis tijdens zijn bezoek aan Amsterdam. 1808 Lodewijk Napoleon woont in Paleis Al in 1806 liet Koning Lodewijk Napoleon zijn oog vallen op Amsterdam met haar rijke verleden en haar monumentale stadhuis op de Dam. Begin 1808 besloot Lodewijk dat het stadhuis tijdelijk als paleis zou dienen totdat er voldoende geld in de staatskas was om een nieuw paleis te bouwen.

40

In allerijl begonnen Lodewijks hofarchitecten aan de grootscheepse transformatie. Op 20 april 1808 maakte Koning Lodewijk Napoleon zijn intocht in Amsterdam. Op de Dam betrad de nieuwe Koning onder het bulderend geluid van 33 kanonschoten zijn nieuwe Paleis. Het gebouw kreeg een andere functie. Lodewijk Napoleon liet het gebouw omtoveren van een stedelijk kantorencomplex naar een in de Franse Empirestijl ingericht Koninklijk Paleis. Kosten (één miljoen gulden) nog moeite werden gespaard bij deze metamorfose. Het wezen van het gebouw veranderde ingrijpend en blijvend. 1808 Waag gesloopt Het waaggebouw heeft tot 1808 op de Dam gestaan. Het werd gesloopt op last van koning Lodewijk Napoleon die toen in het Paleis op de Dam woonde. Naar verluid wilde hij vanuit het paleis vrij uitzicht hebben op het Damrak. 1811 Intocht Keizer Napoleon Op 9 oktober 1811 werden keizer Napoleon Bonaparte en zijn echtgenote Marie Louise groots ingehaald in het Paleis tijdens hun bezoek aan Amsterdam. Aan de koepel van het gebouw hing een enorme Franse vlag. Al meteen na aankomst in het Paleis begonnen de ontvangsten van hoogwaardigheidsbekleders. Keizer Napoleon en zijn vrouw brachten de nacht door in het Paleis. De volgende dag zette de keizer zich in het Paleis aan de ondertekening van een serie decreten, waarvan een aantal voor Nederland van blijvende betekenis zou zijn Holland, in eerste instantie een koninkrijk onder het bewind van Napoleons broer Lodewijk, werd na zijn troonsafstand in 1810 onderdeel van het Franse Keizerrijk. Amsterdam werd daardoor de derde stad van Napoleons rijk. De Franse landvoogd, Charles François Lebrun, kreeg van de Franse keizer toestemming het Paleis te gebruiken als woning. 1813 Keizerlijk Paleis word Koninklijk Paleis Toen het Franse keizerrijk ten einde was ge-komen kwam Prins Willem Frederik van Oranje-Nassau terug naar Nederland. Op 1 december van dat jaar werd hij in het Koninklijk Paleis Amsterdam uitgeroepen tot Soeverein Vorst Willem I. Op 2 december 1813 brengt hij een bezoek aan het Amsterdamse Paleis. In het Paleis ondertekende hij de proclamatie waarmee hij de soevereiniteit aanvaarde.

Willem I liet weten het gebouw terug te geven aan de stad, zodat het weer als stadhuis gebruikt kon worden. De regeerders van Amsterdam aanvaarden dit aanbod, maar op 28 januari 1814 liet de stad weten dat de vorst het gehele gebouw als Paleis kon blijven gebruiken. De Napoleontische inrichting bleef gehandhaafd. Willem I liet slechts kleine aanpassingen doen. Nationaal koningschap Als een opgedrongen vorst, buitenlander, niet van koninklijk bloed, niet gekroond (zijn broer verzet zich hiertegen), beseft koning Lodewijk goed dat hij zijn machtspositie niet beter kan legitimeren dan door zich geliefd te maken bij de Nederlanders. Hij weet ook wat zij ten diepste verlangen: politieke rust, orde en herstel van de economie en de welvaart. Direct na zijn aantreden ontvouwt Lodewijk zijn visie op de neergang van de oude Republiek en zijn strategie voor herstel. Volgens hem ontbreekt het de Nederlanders aan ‘esprit national’, de drijfveer om gezamenlijk ergens de schouders onder te zetten. Religieuze verdeeldheid, federalisme en particularisme hebben de modernisering en economische vooruitgang van Nederland in de weg gestaan. Wat de stadhouders niet voor elkaar kregen, omdat zij nooit oppermachtig genoeg waren geweest, zou hem als soeverein wel lukken: het bewerkstelligen van de nationale eenheid die de welvaart herstelt en Nederland naar het niveau van de meest verlichte naties zal optillen. Aan het welslagen van dit plan verbindt Lodewijk zijn toekomstige roem. Zijn ambitie is om uit te groeien tot het symbool van nationale eenheid en welvaart, en de geschiedenis in te gaan als een ‘Majesté nationale’, een nationale koning die zich geliefd weet bij al zijn onderdanen. Concentratie van macht: constitutie Lodewijks ideeën over eenmaking sluiten wonderwel aan op die van de radicale unitarissen uit de voormalige Bataafse Republiek. Ook zij waren van mening dat eenmaking een voorwaarde was voor herstel. Met de proclamatie van de één-en-ondeelbaarheid van de Republiek in de Staatsregeling van 1798, Nederlands eerste grondwet, was de eerste stap gezet. Dit eenheidsbeginsel is daarna nooit meer gewijzigd. Tegelijkertijd was de trias politica ingevoerd; het hoogste gezag lag nu in handen van de vertegenwoordigende, wetgevende macht. Door trai- neren van de federalistische hervormers verliep het


ombuigen van de oude bestuursstructuur in centralistische richting echter zeer moeizaam. Tot ergernis van Napoleon die zijn bondgenoot voortdurend onder druk zet om slagvaardiger op te treden. Uiteindelijk benoemt hij zelf de ambassadeur Rutger Jan Schimmelpenninck (1761–1825) in 1805 tot raadpensionaris (een archaïsch woord voor president) en geeft hem de opdracht de grondwet te wijzigen. De Staatsregeling van 1805 legt de ‘oppermacht’ bij de volksvertegenwoordiging én de raadpensionaris; hij mag alleen niet zelf aan wetgeving doen en hij moet advies inwinnen bij de Staatsraad, een nieuw in het leven geroepen bestuursorgaan. De Nederlanders hebben dus al kennis gemaakt met een autocratisch bestuur als Schimmelpenninck in 1806 op aandringen van Napoleon plaats moet maken voor zijn broer Lodewijk. Nog datzelfde jaar ligt er weer een nieuwe grondwet die nog autocratischer is dan de vorige: de ‘Constitutie voor het Koningrijk Holland’, onze eer- ste monarchale grondwet. Nu heeft de koning alle feitelijke macht, de Staatsraad mag niets ondernemen zonder zijn aanwezigheid. De grond- wet biedt Lodewijk zelfs de mogelijkheid om in bepaalde omstandighe- den buiten de volksvertegenwoordiging om te regeren. Bekwame bestuurders Gezien de continuïteit in het streven naar machtsconcentratie, eenmaking en modernisering verbaast het niet dat een aantal vooraanstaande bestuurders uit de Bataafse Tijd onder Lodewijk hun werk blijft doen. Een treffend voorbeeld is de radicale unitaris en later minister van Financiën Isaac Jan Alexander Gogel (1775–1821). Hij ontwierp een landelijk uniform belastingstelsel dat al onder Schimmelpenninck werd aangenomen en vervolgens onder Lodewijk Napoleon werd ingevoerd. Maar het zijn zeker niet alleen ex-revolutionairen, ook oud-Oranjegezinden zien de noodzaak van modernisering in. Eén van hen is de voormalige regent Adriaan Pieter Twent van Raaphorst (1745–1816), eminent waterstaatkundige en vurig pleitbezorger van een nationaal waterstaatsbestuur. Onder Schimmelpenninck is hij lid van de wetgevende macht en van de coördinerende ‘Commissie van Superintendentie over den waterstaat’. Wanneer in 1808 de grote overstromingen in Zeeland Lodewijk Napoleon doen besluiten om één apart ministerie van Waterstaat op te richten, benoemt hij Twent tot eerste minister. En zo zijn er meer voorbeelden die tonen dat Lodewijk zijn adviseurs en ministers kiest om hun capaciteiten, of zij nu unitarist,

41


federalist of orangist zijn geweest. Tegelijkertijd is de samenwerking van mensen met verschillende achtergrond een informele manier om op hoog niveau een ‘esprit national’ te kweken. Op een officiële, koninklijke manier doet Lodewijk dit met de instelling van een ridderorde, de Koninklijke Orde van de Unie, voor Nederland een no- viteit. Het gaat hier niet zozeer om een onderscheiding voor uitzonderlijke prestaties, als wel om de vorming van een elite rondom de troon die het voortouw neemt bij het uitdragen van nationale eensgezindheid. Staatsvorming moet gepaard gaan met natievorming, zo weet ook Lodewijk Napoleon. Natievorming Dat de koning de vorming van een Nederlands nationaliteitsbesef serieus neemt, blijkt bijvoorbeeld uit de omzichtigheid waarmee hij de wet op het nationaal lager onderwijs implementeert. Het doel van deze eerste, onder Schimmelpenninck aangenomen Nederlandse schoolwet, is een uniforme schoolhervorming. Uit financiële overwe- gingen is er onderscheid gemaakt tussen (gratis) openbaar en bijzonder particulier onderwijs, maar beide staan onder toezicht van een landelijke schoolinspectie. De schoolwet kan Lodewijks goedkeuring wegdragen, hij is er alleen op tegen dat religie een plaats in het onderwijs blijft houden. Ook al zien de wetopstellers religie meer als een soort opvoeding tot verlichte deugdzaamheid, Lodewijk voorziet hier toch een splijtzwam in de samenleving, dus een bedreiging van de nationalisering. Daarom vaardigt hij in 1808 een aanvullende regel op de staan. Ambtsdragers van alle gezindtenprotestanten, katholieken, joden, doopsgezinden, lutheranen, remonstranten hebben nu recht op een traktement van de overheid. Bovendien moeten zij allemaal over kerken kunnen beschikken. Lodewijk wil vaart maken, vooral ook omdat hij gelijkberechtiging van religies ziet als een middel tot nationale verzoening. In 1808 richt hij een apart ministerie van Eredienst op. Dat hij ondertussen op zijn reizen door het land eigenmachtig grote bedragen wegschenkt aan zowel protestanten als katholieken voor de bouw of renovatie van kerken zal hem bij de minister niet geliefd hebben ge- maakt; wél bij de begunstigden

En dan tot slot de aanmoediging van ambachten, kunsten 42

en wetenschappen, bij uitstek het middel om nationale trots te kwe- ken. Lodewijk gaat ook hier voortvarend te werk: in 1806 richt hij bij Binnenlandse Zaken een Directoraat-generaal van Schone Kunsten op, in 1808 het Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schone Kunsten. Het nationale museum dat sinds 1800 bestond wordt Koninklijk Museum, zoals bij Grijzenhout in dit boek beschreven. Schilders kunnen hier de werken van hun beroemde voorgangers bestuderen. Over de eigentijdse kunsten in het algemeen is Lodewijk niet erg enthousiast, die bieden weinig om internationaal mee uit te blinken. Er worden plannen gesmeed voor een Koninklijke Academie, maar de openbare tentoonstellingen zijn sneller gerealiseerd: in 1808 wordt voor het eerst zowel een tentoonstelling van nationale nijverheid als een van nationale kunst georganiseerd. De hoop is dat de wedijver het algemene peil doet stijgen zodat de Nederlandse nijverheid en kunst op den duur weer kan concurreren met het buitenland. Ondertussen kunnen de meest veelbelovende schilders en architecten alvast met een studiebeurs naar de academies in Parijs en Rome. Daar moeten zij zich de principes van de moderne, neoclassicistische kunst eigen maken, maar met behoud van de nationale identiteit. De schilders krijgen nadrukkelijk de opdracht mee om de ‘geest der Vlaamsche [=Nederlandse] School’ te behouden. Slot Met de komst van de monarchie verloren de Nederlanders het laatste restje van de democratie die zij in 1795 hadden verworven. Er kwam wel wat voor terug. Behalve de genoemde instituties bijvoorbeeld ook een uniform burgerlijk wetboek. Het ‘Wetboek Napoléon ingerigt voor het Koningrijk Holland’ is geen kopie van de ‘Code Napoléon’, zoals lang is gedacht. Lodewijk stond erop dat wetten waar nodig werden aangepast aan de Nederlandse zeden en gewoonten. Al met al mag gezegd worden dat de regering van Lodewijk Napoleon krachtige nieuwe impulsen heeft gegeven aan het staatsvormings- en moderniseringsproces van Nederland in de vroege negentiende eeuw. Veel van zijn hervormingen hebben de tand des tijds doorstaan: Rijkswaterstaat, nationaal lager onderwijs, codificatie, Koninklijk Instituut, nationale tentoonstellingen, Prix de Rome. Heeft Lodewijk zich ook geliefd weten te maken bij zijn onderdanen. Wel bij degenen die zijn optreden bij rampen en werkbezoeken persoonlijk

hebben meegemaakt. Maar een nationale koning. De tragiek is natuurlijk dat zijn koninkrijk na vier jaar in 1810 werd ingelijfd bij Napoleons keizerrijk. Die periode van onderdrukking heeft pas echt het nationaal gevoel van de Nederlanders aangestoken. Koning van het empire Op 20 april1808 trok een lange stoet in plechtige optocht van Utrecht naar Amsterdam. Het middelpunt van de optocht werd gevormd door de staatsiekoets van Louis Bonaparte alias Lodewijk Napoleon, Koning van Holland. Aan het begin van de middag bereikte de stoet het tol- hek van de stad aan de kant van het Diemermeer. Daar bood de bur- gemeester de koning de sleutels van de stad aan op een blauwfluwelen kussen met gouden franje. Vandaar trok de stoet, toegejuicht door duizenden nieuwsgierige Amsterdammers, langs diverse, speciaal voor de gelegenheid opgerichte erepoorten via de Middenweg de Plantage in, langs de hortus botanicus en de synagogen over de Blauwbrug, door de Amstelstraat naar de Botermarkt (het tegenwoordige Rembrandtplein), de Munt en ten slotte via de smalle Kalverstraat naar de Dam. Bewoners en winkeliers hadden de uitdrukkelijke opdracht die dag geen ‘kruiwagens, tafeltjes, kranen, koopmans en andere goe- deren, rijdtuigen’ etc. langs de route te plaatsen. Aangekomen op de Dam betrad de koning onder het bulderend geluid van 33 kanonschoten zijn paleis, tot op dat moment het trotse stadhuis van Amsterdam. Behalve 29 juli 1655, de dag van de ingebruikname van het nieuwe stadhuis van Amsterdam, is geen andere datum in de geschiedenis van het gebouw van zo grote symbolische en praktische betekenis geweest als 20 april 1808. Met de verandering van functie veranderde in alle denkbare opzichten de betekenis van het gebouw. Die verandering werkt door tot op de huidige dag, al hebben de ongelukkige koning Lodewijk en diens opvolger, zijn broer keizer Napoleon Bonaparte, het paleis en Nederland allang weer verlaten.

Naar de hoofdstad


Met de komst van Lodewijk Napoleon naar Amsterdam werd die stad de hoofdstad van het koninkrijk. Dat was een beslissende breuk met de politieke cultuur van de oude Republiek der Vereenigde Nederlanden: die bestond sinds haar totstandkoming in de late zestiende eeuw immers uit een federatie van zeven, in principe gelijkwaardige, provin- cies. Den Haag was in die constellatie het bestuurlijk centrum van het belangrijkste gewest Holland en de plaats van de bijeenkomsten van de Staten-Generaal van de Republiek. Na het ontstaan van de Bataafse Republiek in 1795 en de vorming van de nationale eenheidsstaat in 1798 werd Den Haag werkelijk het politieke centrum van het land. Daar bevonden zich de Nationale Vergadering en de ministeries die na de Bataafse Revolutie waren gevormd. Maar het concept van een ‘hoofdstad’ paste net zo min bij de grondbeginselen van de oude Republiek als bij de revolutionaire beginselen van de Bataafse eenheidsstaat. Toen Lodewijk Napoleon in het jaar 1806 door zijn broer Napoleon Bonaparte als koning naar Holland werd gestuurd, besloot hij aanstonds dat hij zich met zijn hof en alle staatsinstellingen wilde vestigen in Amsterdam, omdat dat nu eenmaal de grootste en vanouds de rijkste stad van het land was. Misschien speelde daarbij ook een rol dat het Stadhouderlijk Kwartier aan het Haagse Binnenhof volstrekt ongeschikt bleek als koninklijk paleis. De koning moest in Den Haag residentie houden ‘in een paleis, zamengesteld uit een hoop zeer ouderwetsche en smakeloos gebouwde huizen’, die ‘een beleedigende tegenstelling’ opleverden met de prachtige woningen elders in de stad.3 De gebouwen aan de Utrechtse Drift die de koning in 1807 als tussenstation in de richting van Amsterdam tot paleis had laten inrichten, konden hem evenmin bekoren, ondanks de uitgebreide verbouwingen die daar hadden plaatsgevonden. En het contrast tussen de Franse verfijning en de Hollandse boersheid gaf telkens weer aanleiding tot hilariteit bij zijn hofhouding: ‘De ernstigste en het veinzen meest gewone hovelingen konden hunnen lach niet altijd bedwingen, wanneer zij eenige van die goede en stevige Hollanders ontmoeteden, welke in het hofgewaad zulk eene verlegene houding hadden, dat men hen niet kon aanzien, zonder den schijn aan te nemen, van hen uit te lagchen’. Van de andere paleizen die de koning ter beschikking stonden, was hij het meest te spreken over het Loo en over

43


huis Welgelegen bij Haarlem. Soestdijk daarentegen vonden de Fransen ‘eene eenvoudige en zeer nederige woning niets is zeker minder lustig, dan een huis van tiggelsteenen, welks vertrekken zeer slecht zijn afgedeeld, en wiens omtrekken vrij treurig en modderig zijn’. Men stierf er bovendien van verveling. Nee, Amsterdam moest het worden. Van stadhuis tot paleis Den Haag was in formele zin nooit de hoofdstad geweest van de Republiek. Amsterdam op zijn beurt was beslist niet ingericht op een functie als koninklijke residentie en als politieke hoofdstad. Met zijn traditie van stedelijke autonomie en met de infrastructuur van een compacte, barokke handelsstad was Amsterdam niet erg geschikt voor de vestiging van een koninklijke hofhouding en een omvangrijk regeringsapparaat. Een aantal grotere complexen kon worden ingericht als ministerie. Het ministerie van Financiën werd gevestigd in het oude Sint Jorishof aan de Spinhuissteeg, het departement van Marine en Koloniën in het Oost-Indisch Huis. Het ministerie van Buitenlandse Zaken vond onderdak aan de tegenwoordige Spuistraat; de ministeries van ‘Openbaren Eeredienst’ (godsdienst), Oorlog, Justitie en Politie werden naast elkaar gevestigd aan de Oude Turfmarkt. Ook andere instellingen, zoals de Staatssecretarie, de Rekenkamer, het Gerechtshof, de directie van deWaterstaat en de Koninklijke Drukkerij vonden in de loop van 1808 hun plek in de stad. Helemaal zonder slag of stoot ging dat alles niet. Net als een half jaar eerder in Utrecht moest in Amsterdam een aantal panden worden onteigend en opgekocht, in totaal voor een bedrag van driehonderdduizend gulden. Ontroerend zijn de smeekbeden van sommige bewoners van het Oudezijds Huiszittenhuis, het Gasthuis, het Oudemannenhuis, het Sint Jorishof en de galerijen boven de beurs, die hun woon- of werkruimte moesten afstaan aan de koning en zijn ministers. Met lede ogen moest bijvoorbeeld Pieter de Wit, een van de bewoners van het Sint Jorishof, toezien hoe datgene wat hij ‘met zweed en zorg bij een gebragt’ had, aan hem en zijn gezin werd ontnomen. Het kon niet anders of dit zou hun ‘leven verkorten’. Dergelijke smeekbeden mochten echter niet baten.

Nog voortvarender dan bij de vestiging van de ministeries ging het er aan toe bij de herinrichting van het stadhuis 44

tot Koninklijk Paleis. Na een pro-forma aanbieding van het gebouw door het stads- bestuur gaf de koning begin februari 1808 de eerste opdrachten tot ontruiming van het stadhuis. In de daaropvolgende weken moest alles op alles worden gezet om ervoor te zorgen dat de koning op 20 april in elk geval een deel van het verbouwde en heringerichte paleis kon betrekken. Kosten (één miljoen gulden) noch moeite (als het moest werd er ’s nachts doorgewerkt) werden gespaard om het stadhuis om te toveren in een heus koninklijk paleis. Alle vertrekken ondergingen een metamorfose dankzij een kleurige en kostbare inrichting in de moderne empirestijl. Het stadsbestuur was intussen vertrokken naar het Prinsenhof aan de OudezijdsVoorburgwal. Dat stadsbestuur was het laatste in een serie besturen van steeds wisselende samenstelling, die de stad Amsterdam sinds de Bataafse Omwenteling van 19 januari 1795 had gekend. Hoewel de Bataafse Revolutie, na de zestiendeeeuwse Opstand, gerust een van de belangrijkste politieke gebeurtenissen in de Nederlandse geschiedenis genoemd mag worden, heeft zij verhoudingsgewijs weinig beroering teweeg gebracht in het Amsterdamse stedelijk bestuur. Het belangrijkste verschil met de situatie voor 1795 was dat de Raad der Gemeente het nu voor het zeggen had, waar de stedelijke vroedschap tot op dat moment bijzonder weinig feitelijke macht kon uitoefenen. Waren in de oude Republiek de burgemeesters de machtigste gezagsdragers, na 1795 werden zij de uitvoerders van de besluiten van de Raad. Dat was uiteraard een wezenlijke en ingrijpende verandering in de machtsverhoudingen. Ook in de personele samenstelling van het stedelijke politieke apparaat veranderde in 1795 het een en ander. Nieuwe burgers kwamen op het kussen en er kwam een einde aan een stadsbestuur dat in toenemende mate had berust op coöptatie binnen een beperkt aantal regentenfamilies. Tegelijkertijd moet worden vastgesteld dat de Bataafse Omwenteling zeker in Amsterdam een fluwelen karakter had. Er is geen druppel bloed gevloeid. De homines novi van 1795 waren keurige juristen, kooplieden en ondernemers. Zo keurig, dat ze zich regelmatig moesten verweren tegen de verwijten van de leden van de revolutionaire clubs die hen ervan beschuldigden te slap op te treden tegen de aanhangers van het vroegere Oranjebewind. Behalve in de eveneens roerige patriottentijd (1780–1787) stonden in geen andere periode in de geschiedenis van het oude stadhuis zo vaak

burgercomités en opgewonden leden van de revolutionaire clubs in het stadhuis als in de eerste jaren na de revolutie van 1795. Overigens had een en ander bijzonder weinig gevolgen voor de inrichting van het gebouw. Hoewel de namen van sommige bestuursinstellingen veranderden en de opschriften boven de deuren navenant werden aangepast, hoefde er aan de indeling van het oude stadhuis, dat nu Huis der Gemeente moest heten, niets te veranderen. En na 1802, toen de revolutionaire gemoederen intussen flink bedaard waren, was er van enige volksaandrang ook geen sprake meer. Pro et contra De nieuwe, monarchale verhoudingen na 1806 lieten niet toe dat het stadsbestuur een smeekbede aan de koning zou kunnen richten om in het oude stadhuis te mogen blijven. Slechts Johan Valckenaer, een doorgewinterd Bataafs politicus die door de koning gevraagd was hem op onafhankelijke wijze te adviseren, durfde een tegengeluid te laten horen. Aanvankelijk, in de herfst van 1807, had hij aan de koning laten weten dat de stemming in de stad die van het sombere jaargetijde reflecteerde en dat de komst van de koning naar Amsterdam een positief effect zou kunnen hebben op het moreel van de burgers. Alleen al het zien uitladen van stoelen met daarop de koninklijke adelaar zou hen goeddoen, aldus Valckenaer. Maar toen Valckenaer dit schreef, was het besluit om het stadhuis tot koninklijk paleis te maken nog niet gevallen. In een na dat besluit, op 5 februari 1808 geschreven memorandum wees Valckenaer de koning er dringend op dat dit besluit alle Amsterdammers in het hart zou treffen. Om de koning te overtuigen somde hij ten slotte alle bouwkundige nadelen op: ‘Koude vertrekken, die ook vochtig, te groot en droefgeestig zijn en zonder enig gemak of comfort, zoals de moderne bouwkunst zou weten te bieden voor het genoegen van een fraaie bewoning. Hoge gewelven, die door hun ouderdom ook nog eens ruimte laten aan alle tocht. Hoge en antieke schouwen en, vanwege de enorme dikte van de geheel in natuursteen opgetrokken muren, geen enkele mogelijkheid om daar goede van te maken volgens de moderne smaak. Geen enkele mogelijkheid tot afzondering en weinig gelegenheid tot vrij verkeer binnen het gebouw; het vrijstaande gebouw staat aan alle kanten bloot aan de nieuwsgierigheid en de indiscretie van alle leeglopers in de stad. Geen enkele mogelijkheid om binnen- of buiten te


treden behalve in de open lucht en voor het gehoor en het gezicht van een ieder die zich op elk uur van de nacht of de dag ophoudt op het plein voor het stadhuis. De arcades op de begane grond zijn te smal voor de doorgang van uw koetsen, Sire; die zouden niet eens het begin van de grote trap kunnen bereiken.’ En zo ging het nog enige tijd verder. Valckenaer raadde het de koning ten sterkste af voort te gaan op de ingeslagen weg, niet alleen vanwege allerlei praktische bezwaren, maar vooral omdat hij voorspelde dat de koning zich op deze wijze zou vervreemden van de bevolking van Amsterdam. Het zou voor iedereen veel beter zijn, zo meende Valckenaer, wanneer de koning een mooi nieuw paleis, in de moderne smaak, liet bouwen in de Plantage. Met een laatste verzoek om vergiffenis voor zijn vermetelheid sloot Valckenaer zijn moedige boodschap. Het zou wel eens kunnen zijn, dat Valckenaers zo goed bedoelde advies een averechtse werking heeft gehad. Hij had er, ter versterking van zijn argumenten, nog op gewezen dat het Waaggebouw tegenover het stadhuis zorgde voor allerlei overlast die de koning zeker onwelgevallig zou zijn: de Dam lag meestal vol met kisten en vaten, er was altijd beweging en lawaai, de omringende smalle straten waren voortdurend verstopt door de lastsleeën die onderweg waren naar de Waag. Het laconieke antwoord van de koning volgde een dag later: ‘Ik wens dat het Waaggebouw tegenover het stadhuis van Amsterdam wordt afgebroken, opdat men er langs kan. Geef daartoe meteen de nodige orders’. En ondanks enig ambtelijk tegenspartelen en vertragen, werd ook dit besluit spoedig uitgevoerd. Andere critici durfden zich niet met naam en toenaam te laten horen.Valckenaer meldde op 15 februari 1808 aan de koning dat de bezoekers van de schouwburg een opvoering van de komedie ‘De molenaar van Sans-Souci’ hadden opgevat als een stille verwijzing naar het gedrag van de koning. In het toneelstuk ging het immers om Frederik de Grote van Pruisen die een molen wilde laten afbreken om een beter uitzicht te hebben vanuit zijn paleis Sans-Souci, maar die na heftig verzet van de molenaar dat onzalige idee ten slotte liet varen. Elke toespeling op de kwestie van het stadhuis en de Waag werd door het publiek met luid applaus beloond.

45


De dichter Helmers had al eerder, in 1806, onder de dekmantel van de antieke geschiedenis, zijn medeburgers beklaagd. In een ‘Fragment uit een onuitgegeven treurspel’, in 1806 gepubliceerd, had hij Holland impliciet vergeleken met Griekenland ten tijde van de verovering door de Romeinen in de tweede eeuw voor Christus, met als beroemde openingszin: ‘Het vonnis is geveld, ja Grieken, gij wordt slaven’. Nu, in 1808, durfde Helmers de publicatie niet aan van een drietal kritische gedichten die hij zojuist had geschreven op de toestand van het land, waaronder een ‘Uitboezeming, by gelegenheid dat Louis Napoleon Amsterdamsch Stadhuis tot zyn paleis verkoos’. De kernregels van dat gedicht luiden: ‘Ik zie uw kapitool den dwingland prijs gegeven: Men zegt, gy boodt het aan, door Vorstenmin gedreven, Neen, hy ontwrong het U, ontroofde het U als buit, En schopte, o felle hoon, uw achtbren raad daaruit. Het achtste wonder, ’t blyk van onzer Vadren glorie; Door magt en wysheid sterk (getuig hiervan Historie) Beroemd door heel Euroop, dat blyk van vroeger magt Strekt slechts ten schande aan ons, verbasterd nageslacht, Een dwingland, Neerlands vloek, door zyne magt vermetel Gebiedt... en ’t Kapitool strekt den tyran tot zetel.’ Dat was krasse taal en het was mooi gezegd. Maar het deed eigenlijk geen recht aan de goedbedoelde pogingen van de koning om zich zoveel mogelijk te verdiepen in, ja te vereenzelvigen met de Nederlandse geschiedenis en cultuur. Hij ging daarin zover dat hij zich al snel en steeds meer vervreemdde van zijn broer de keizer. In juli 1810 moest hij de kroon neerleggen en werd Holland ingelijfd bij het Franse keizerrijk. Dat Amsterdam zich sindsdien na Parijs en Rome de derde stad van het Rijk mocht noemen, en uit dien hoofde in oktober 1811 de keizer en diens vrouw mocht ontvangen, was zeker niet zonder betekenis, maar al met al ook niet meer dan een schrale troost. Innerlijk en uiterlijk In 1808 onderging het oude stadhuis van Amsterdam een volledige gedaanteverwisseling. Bij die transformatie ging het om veel meer dan een architectonische ingreep of een herinrichting van de vertrekken met meubelen naar de laatste mode. Het wezen van het gebouw veranderde ingrijpend en blijvend. Valckenaer had gelijk gehad: het stadhuis was in zijn oorspronkelijke staat volkomen 46

ongeschikt als paleis. Het was een publiek gebouw dat makkelijk toegankelijk was voor de bevolking van de stad. Het was ook typisch een werkgebouw, waar dagelijks een grote hoeveelheid zaken werd afgehandeld. En de symboliek van het gebouw was geheel gericht op de representatie van de stad Amsterdam als machtige handelsmetropool in een burgerlijke republiek. In zo’n gebouw moesten de Franse architect Thibault en de Amsterdamse assistent-stadsarchitect Ziesenis een koninklijk paleis projecteren dat heel specifieke eisen stelde aan het gebruik, aan de interne ruimteverdeling en aan het aspect van representatie. En dat is hun wonderwel gelukt. Een koninklijk paleis volgens Napoleontische maatstaven was in principe opgebouwd rond drie kernen: een zogenaamd ‘groot staatsie-appartement’, een appartement van de koning en een appartement van de koningin. Gewoonlijk kende het groot staatsie-appartement een aantal representatieve ruimtes, waarvan de troonzaal zeker de belangrijkste was. Ook een concert- of balzaal en een ceremoniële eetzaal maakten daarvan deel uit. De appartementen van de koning en koningin waren weer onderverdeeld in een staatsie-appartement en een zogenaamd binnenappartement. In de staatsieappartementen bevonden zich onder andere een salon van de koning respectievelijk van de koningin en een eetzaal voor elk van hen. Het binnenappartement, zowel van de koning als van de koningin, bevatte in elk geval een slaapkamer, een kleedkamer en een bibliotheek. De koning had in het binnenappartement ook nog de beschikking over een werkkamer en een kamer voor kaarten en plattegronden. Thibault en Ziesenis zijn erin geslaagd de belangrijkste van deze ruimten in onderlinge samenhang onder te brengen op de eerste verdieping van het paleis. Om een grote, representatieve eetzaal en de nodige voor- en wachtruimten te creëren, werden de grote galerijen rondom de beide binnenhoven opgedeeld met tussenwanden. De voormalige Burgerzaal in het hart van het gebouw werd omgevormd tot de door veel bezoekers zo geroemde grote ontvangst- of feestzaal. De troonzaal en de overige grote staatsievertrekken bevonden zich aan de westzijde van het paleis. Het staatsie-appartement en het binnenappartement van de koning waren gesitueerd aan de zonniger oostkant

met uitzicht op de Dam.Voor de kroonprins werd in 1809 ruimte gecreëerd aan de zuidzijde, grenzend aan het binnenappartement van de koning. Koningin Hortense de Beauharnais, die in totaal niet meer dan vier weken (in 1810) in het paleis zou doorbrengen, moest het stellen met een appartement aan de donkere noordwestzijde van het gebouw. Zij zou zich nog jaren later beklagen over de donkere kamers, de stank die uit het water van de Nieuwezijds Voorburgwal optrok en de deprimerende decoratie met doodshoofden die zij zich van het paleis herinnerde. Maar haar relatie met de koning was dan ook zeer slecht en van Nederland heeft zij nooit kunnen houden. Los van de meer of minder representatieve ruimten moest een paleis ook plaats bieden aan de talrijke leden van de hofhouding. Al met al telde de hofhouding van de koning enige honderden leden, van wie een deel daadwerkelijk in het paleis woonde. Zij vonden plaats op de begane grond, de tweede en de derde verdieping. Voor de pages en voor enige belangrijke functionarissen werd elders in de stad onderdak geregeld. Zo’n hofhouding was natuurlijk een kostbare zaak. Aanvankelijk ging er jaarlijks ongeveer 4 miljoen gulden in om. In 1810 was dat bedrag na een aantal forse bezuinigingsrondes terug gebracht tot ongeveer 2,3 miljoen gulden. Het hof was georganiseerd langs vier lijnen. De grootmaarschalk was belast met het militair bevel in de paleizen.Vanuit die functie regelde hij ook alle personenverkeer met de koning. Daarnaast was hij verantwoordelijk voor de ‘dienst van de mondbehoeften, de tafels, de brand, het licht, het zilverwerk, het linnengoed en de liverei’. De grootkamerheer hield toezicht op alle ceremonies en het protocol aan het hof. De opperstalmeester droeg verantwoordelijkheid voor alles wat te maken had met koetsen, paarden, pages en knechten en de opperjagermeester regelde het voor vorsten zo belangrijke jachtgebeuren. Daarnaast behoorden enkele andere officieren tot het Huis die niet onder een grootofficier vielen. Van hen voerde de intendant- generaal het bestuur over de koninklijke domeinen en over de ‘meubelen, werken en herstellingen en onderhoud der gebouwen’. Elk paleis had voorts een eigen intendant ‘belast met de bewaring der meubelen, het opzicht der gebouwen en tuinen, alsook met derzelver verfraaijing en herstelling’.


De toegangsrechten tot de verschillende gedeelten van het paleis waren strikt hiërarchisch, van vertrek tot vertrek en van functiona- ris tot functionaris minutieus geregeld. Van alle hoge functionarissen mochten de grootmaarschalk en de grootkamerheer het dichtst bij de koning komen. De grootkamerheer was aanwezig bij het kleden van de koning en kleedde de koning bij grotere ceremoniële gelegenheden zelf: hij hing hem de mantel om, bracht de ordetekens aan en reikte de koning degen, hoed en handschoenen aan. De grootmaarschalk stond altijd zo dicht bij de koning dat hij diens orders rechtstreeks kon ont- vangen; hij begeleidde de koning bij ceremoniële maaltijden van en naar de tafel en bood hem te drinken aan. Grootkamerheer en groot maarschalk hadden verregaande toegangsrechten in alle delen van het paleis. Aan het andere eind van het spectrum stonden bijvoorbeeld de schoonmakers die dagelijks onder toezicht van de kamerheren het slaapvertrek van de koning in orde moesten brengen, maar die daar slechts via de achtergangen mochten binnenkomen en nooit door het staatsiegedeelte van het appartement mochten gaan. De overgang van binnenappartement naar staatsieappartement speelde een symbolische rol bij het dagelijkse lever van de koning. Ongeveer een uur na zijn ontwaken en aankleden trad hij uit het bin- nenappartement in het staatsie-appartement. In het staatsie-apparte- ment van de koning vond overleg plaats met ministers en andere hoge functionarissen, werden particuliere audiënties gehouden, werden al- lerlei personen aan de koning voorgesteld, werden maaltijden van een gewoon ceremonieel niveau gehouden en vonden ’s avonds de zoge- naamde cirkels of speelavonden en kleinere concerten en bals plaats. Bij het zogenaamde coucher aan het eind van de middag trok de koning zich weer in het binnenappartement terug. Daar kon hij in stilte wer- ken (de etiquette schreef uitdrukkelijk voor dat de kamerheer altijd zachtjes moest kloppen en bij geen gehoor een kwartier moest wach- ten voordat hij het opnieuw probeerde) of lezen. De bibliotheek van het paleis was goed voorzien: tegenover een betrekkelijk gering aantal boeken van theologische en moraalfilosofische aard stonden omvang- rijke secties met betrekking tot militaire zaken, kunsten en weten- schappen, de geschiedenis van de ouden, van Frankrijk en Nederland, reisliteratuur en romans. In het zogenaamd groot staatsie-appartement vonden de grote, openbare ceremonies plaats. De belangrijkste ruimte

47


daarvan was de troonzaal, zeer weelderig gedecoreerd in fluweel en rood satijn met classicistische decoraties in gouddraad, met de troon en twee arm- stoelen voor de koningin en kroonprins op een goudkleurige verho- ging waarop een tapijt in groen laken was gelegd.19 In de troonzaal ontving de koning, zittend op de troon, de grote staatsinstellingen zoals de staatsraad, het wetgevend lichaam en het hooggerechtshof. Ook werden hier de leden van de door Lodewijk Napoleon ingestel- de Koninklijke Orde van de Unie ingewijd. In de meest representatie- ve vertrekken van het paleis waren bustes van de koning in marmer en pleister en geschilderde portretten van de koningin en de kroonprins te zien. De grote eetzaal en de feestzaal in het groot staatsieappartement werden gebruikt voor plechtige maaltijden, feesten en bals. De koning beschikte over zeer uitgebreide porseleinen serviezen, uiterst luxueus zilver- en glaswerk en kon putten uit een wijnvoorraad met duizenden flessen. Aan het hof waren een directeur de la musique, een maître de bal- let, twee zangeressen en een dozijn musici, onder wie de beroemde flui- tist Drouet, verbonden. Dat was overigens bescheiden vergeleken bij de uitgebreide voorzieningen voor de hofkapel: drie aalmoezeniers, drie kapelaans, een prediker, acht hulpkapelaans, een sacristijn, een organist, een koster, vier zangers en vier koorknapen. De muziekbibliotheek van het paleis bevatte opera’s van onder anderen Gluck, Salieri, Spontini, missen van Mozart en Haydn, strijkkwartetten van Haydn en ouvertu- res van Paisiello, Cherubini, Cimarosa en Mozart (Die Zauberflöte). Het grootste feest dat in deze jaren in het Amsterdamse Paleis is gehouden, was zeker de viering van het eenjarig bestaan van de Orde van de Unie op 25 april 1808, enige dagen na de ingebruikname van het paleis. De koning maakte indruk door bij die gelegenheid een kor- te toespraak te houden in het Nederlands.21 Voorts werd een Franstali- ge cantate opgevoerd, vermoedelijk gecomponeerd door de direc- teur de la musique, Plantade, waarin Neptunus, Apollo en Mars elkaar de eer betwisten wie van de belangrijkste Nederlanders zij bescherm- den. Waren dat niet Snellius, De Ruyter, Tromp en Piet Heijn, vraagt Neptunus, god van de zee, uitdagend. Daar brengt Mars als oorlogs- god Van Coehoorn, Brederode en Douza tegenin, waarop Apollo als god van de kunsten de roem van Vondel, Poot, Erasmus en Grotius op- eist, evenals die van de onsterflijke Boerhaave en Coster. Oppergod 48

Jupiter, stellig bedoeld als mythologische verbeelding van de koning, maant zijn ondergeschikten tot eendracht, waarop de ridders van de Orde ten slotte de koning toezingen.22 Daarmee gaf de koning aan Amsterdam en aan het koninkrijk zijn cultuurpolitieke programma mee: een autocratische monarchie in een classicistisch decor met als doelstelling de herleving van de Nederlandse roem en welvaart. Het oude stadhuis veranderde in 1808 in koninklijk paleis. Van een plek waar de burger zijn medeburger ontmoette en zijn relatie met de stad regelde, verkeerde het in een toneel van koninklijke representatie. Van een openbaar, voor iedereen toegankelijk geheel, werd het een gebouw met een scherpe bewaking van buiten en een strikte gereglementeerde personenstroom van binnen. In plaats van insluiting van de burge- rij als geheel was nu eerder sprake van uitsluiting; slechts een kleine, geprivilegieerde groep had in principe nog toegang tot het gebouw. Was het stadhuis primair gericht op functionele administratie, in het paleis ging het veel meer om rituele representatie. De bouw van het balkon aan de voorgevel in 1808 symboliseert het moment van de af standelijke voorstelling van de monarchie, net zoals de transforma- tie van Burgerzaal naar Balzaal als een treffende samenvatting van de functieverandering en de overgang van republikeinse naar monarcha- le representatie kan worden opgevat. Hoe schitterend en belangrijk de inrichting met empiremeubelen naar de laatste mode ook was, met enige overdrijving kan gezegd worden dat het gebouw op 20 april 1808 veranderde van een interieur in een exterieur. Museum Eén gedeelte van het paleis was in principe wel openbaar, namelijk het Koninklijk Museum.23 Dit museum was gevestigd in een aantal zalen op de tweede hoofdverdieping aan de achterkant van het paleis, bereik- baar via de ingang aan de kant van de Nieuwezijds Voorburgwal. In het museum waren enige honderden kunstwerken samengebracht, voor het grootste deel afkomstig van de voormalige Nationale Konstgallerij, die sinds 1800 in Den Haag was gevestigd. Het Koninklijk Museum in het paleis werd op 15 september 1808 geopend, gelijk met de eerste ‘tentoonstelling van levende meesters’. De collectie van het museum bestond – geheel in overeenstemming met de cultuurpolitiek van de koning – voor het grootste gedeelte uit schilderijen die betrekking had- den op de vaderlandse geschiedenis. Daar hoorden ook enige

belangrij- ke schilderijen bij die tot 1808 hadden behoord tot het stedelijk kunst- bezit, zoals Rembrandts Nachtwacht en de Schuttersmaaltijd ter viering van deVrede van Munster van Bartholomeus van der Helst. Daarnaast wa- ren in het museum schilderijen te zien met een bijbels of klassiek on- derwerp en een gestaag groeiende groep schilderijen die een compleet beeld moesten geven van de Hollandse schilderschool. Het museum heeft er niet heel lang gezeten. In 1817 verhuisden de verzamelingen naar het Trippenhuis aan de Kloveniersburgwal, van waaruit ze in 1885 werden overgebracht naar het nieuwe gebouw van het Rijksmuseum. De museale functie van het paleis ging voor een deel terug op de ‘kunstkamer’ die al in de achttiende eeuw in het stadhuis gevestigd was. Daar konden kunstenaars prenten en marmeren en gipsen kopie- en van klassieke kunstwerken bestuderen en natekenen. En in de rariteitkamer van het stadhuis waren allerlei ‘oudheden’ opgesteld die herinneringen opriepen aan de door de Bataafse revolutionairen afge- schafte gilden en het in 1795 verdwenen stedelijk bestuur. Het nieu- we Koninklijk Museum was daarentegen vooral een instrument van de nieuwe koninklijke representatie, ondanks het feit dat het museum in formele zin geen deel uitmaakte van het paleis en de kosten ervan voor het grootste deel ook niet door de koning zelf werden gedragen. De opname van oud Oranjebezit, van oud stedelijk kunstbezit en van belangrijke voormalige privé-verzamelingen van kunst uit de Hollandse school geeft ook aan dat het paleis drager was gewor- den van datgene wat men in Frankrijk, na de Franse revolutie, was gaan beschouwen als het ‘patrimonium’ van de natie: de kunstvoor- werpen die hadden toebehoord en betekenis hadden gegeven aan de voormalige machthebbers, die nu hun functie hadden verloren en als een gemeenschappelijke erfdeel aan de natie waren toegevallen. Met het verdwijnen van de oorspronkelijke functie van het stadhuis in 1808 werd het hele gebouw in zekere zin tot erfgoed, net zoals de schilderijen van Rembrandt, Van der Helst en anderen die als erfgoed in het Koninklijk Museum werden opgenomen. Het bed van Napoleon Het zou, achteraf gezien, heel wel denkbaar zijn geweest dat het paleis op de Dam na het vertrek van de Fransen zijn


oude functie zou heb- ben herkregen. Maar de geschiedenis heeft een andere loop genomen. Nederland wilde in 1813 om allerlei redenen niet terugkeren naar het republikeinse model van vóór 1806. En de inhuldiging van het staatshoofd dient volgens de Grondwet van het Koninkrijk in de hoofdstad Amsterdam plaats te vinden; in de praktijk gebeurt dit sinds 1814 in de naast het paleis gelegen Nieuwe Kerk. Het Koninklijk Paleis heeft daarmee de naam en functie behouden die daar ten tijde van Lodewijk Napoleon als eerste aan gegeven zijn. De historicus Colenbrander heeft eens geschreven dat koning Willem I zich de raad kon aantrekken die Joseph Fouché na Waterloo zou hebben gegeven aan de Bourbons, namelijk om zich te ruste te leg- gen in het bed van Napoleon (‘se coucher dans le lit de Napoléon’). Daarmee bedoelde Colenbrander natuurlijk in overdrachtelijke zin dat de nieuwe monarchie van 1813 kon voortbouwen op en gebruik maken van de staatkundige structuren die in de Bataafs-Franse tijd in Nederland tot stand waren gekomen. Die observatie is tot op bepaal- de hoogte zeker juist, zoals elders in deze publicatie zal blijken. Of de prins van Oranje ooit ook letterlijk in een van de bedden heeft ge- slapen die Lodewijk Napoleon voor zijn nieuwe paleis in Amsterdam had besteld, weten we niet; wel is zeker dat de troon van Lodewijk Napoleon zelfs na de inhuldiging van Willem I als souverein nog enige tijd in de troonzaal van het paleis te zien was. Hoe dan ook kunnen we vaststellen dat Lodewijk Napoleon, on- danks de klaagzangen van Helmers en anderen destijds, erin geslaagd is het stadhuis met zijn nieuwe bestemming en de radicale herinrich- ting in empirestijl een tweede leven te geven. Ook nu er steeds meer wetenschappelijke belangstelling is gekomen voor het oorspronkelij- ke republikeinse decoratieprogramma van het stadhuis en dit program- ma weer in volle glorie hersteld en geïntegreerd is in het decor van het paleis, blijft de inrichting van de representatieve vertrekken op de hoofdverdieping met het empiremeubilair van Lodewijk Napoleon vol- komen overtuigen. Het is deze bijzondere mengeling van een zeven- tiende-eeuws republikeins decoratieprogramma met een vroeg-ne- gentiende-eeuwse empiremeubilering die het Koninklijk Paleis op de Dam zijn eigen karakter geeft. In het belangrijkste monument van het Hollandse republikanisme kon Lodewijk Napoleon de koning van het empire worden. de empire inrichting van het KoninKLijK paLeis amsterdam

49


‘Wees welkom dierb’re Vorst! in ‘s werelds acht- ste wonder. God, die U macht en kracht met deugden gaf te voegen, Geeve U dit gebouw te toeven met genoegen.’ Of men in Amsterdam oprecht blij was met de komst van Lodewijk Napoleon op 20 april 1808 valt te betwijfelen. Een luttele twee maan- den ervoor, in februari, had het stadsbestuur onder druk het gebouw aan de Dam verlaten en zich verplaatst naar het Prinsenhof. Lodewijk had het stadsbestuur laten weten dat hij het paleis tijdelijk in gebruik zou nemen. De koning had grootse plannen om in de Plantagebuurt een nieuw paleis te laten verrijzen. Een week na zijn verhuizing naar Amsterdam liet Lodewijk vastleggen dat hij te zijner tijd aan het Wetgevend Lichaam een wetsvoorstel zou doen om een paleis te bou- wen. Door de slechte economische situatie waarin zijn koninkrijk zich bevond en door de lege staatskas moest hij geduld hebben. Aangezien het stadhuis tijdelijk als paleis zou dienen en om- dat Lodewijk had bepaald dat het gebouw binnen acht dagen weer in een stadhuis veranderd moest kunnen worden, kozen zijn architec- ten voor een goed ogend interieur dat slechts een beperkte levens- duur zou hebben. De uiteindelijke kosten van de verbouwing kwamen alsnog voor rekening van de staat, waarbij het niet om geringe bedra- gen ging. Uiteindelijk bedroegen de verbouwing en de inrichting van het Amsterdamse paleis het aanzienlijke bedrag van 1.040.342 gulden, vergelijkbaar met ruim 7 miljoen euro vandaag de dag. Structurele veranderingen Om het stadhuis bewoonbaar te maken, moesten eerst een aantal func- tionele veranderingen plaatsvinden.4 Ondanks de op papier groots lij- kende implicaties werd de bouwkundige structuur van het gebouw Grijzenhout en Bernard Chevallier blijkt, was de Franse Étiquette de leidraad voor de benodigde structuur van rijen aaneengesloten vertrek- ken voor de koninklijke appartementen, keukens, kapel, ruimtes voor de paleiswacht en de hofhouding. In de Franse paleizen lagen de pri- vévertrekken normaal gesproken op de eerste verdieping en de ont- vangstruimtes op de begane grond met toegang tot de tuin. Door het ontbreken van een cour of een tuin kwamen de officiële ontvangstzalen en koninklijke pri- vévertrekken in Amsterdam op de hoofdverdieping te lig- gen. Om meer ruimte voor al deze verschillende salons te cre- eren werden de galerijen 50

van de Burgerzaal afgesloten en in meerdere vertrekken ingedeeld door de plaatsing van houten tussenwanden. Om de salons beter te verwar- men paste men het verwarmingssysteem aan en werden de oude tochtige zeventiendeeeuwse kruiskozijnen vervan- gen door dubbele vier- en zes- ruitige schuiframen met witte vitrages ervoor om de warm- te beter vast te houden.6 Vooral deze laatste aanpassingen van de vensters gaven het exterieur van het gebouw een ander uiter- lijk. Het stadhuis kreeg ook aan de buitenzijde het karakter van een woning voor een vorst. De oorspronkelijke gevelcompositie van architect Jacob van Campen (1596–1657) wijzigde verder door het aanbrengen van een balkon aan de Damzijde, het sluiten van de bogen op de begane grond aan de Damzijde en de toevoeging van twee nieu- we ingangen in de zijgevels aan de huidige Paleisstraat en de Mozes en Aäronstraat.7 Via de ingang aan de Paleisstraat was het mogelijk om de Wisselbank te bereiken, het enige niet-koninklijke instituut dat in het gebouw op de begane grond gevestigd bleef. Op 20 april werd de verbouwing kort onderbroken door het bezoek van Lodewijk Napoleon aan zijn nieuwe paleis. De verbouwing en de inrichting waren nog niet voltooid maar stelden de koning wel in de gelegenheid om in een gepaste omgeving zijn eerste ontvangsten te houden. Elementen in de inrichting die de koning niet aanstonden wer- den na zijn vertrek gewijzigd. Daarnaast werd Lodewijks eerste officiële besluit te Amsterdam, gedateerd op 21 april, in werking gesteld: de ves- tiging van een Koninklijk Museum in zijn nieuwe onderkomen. In juli 1808 begon men aan de inrichting van het museum op de derde verdie- ping, in de voormalige krijgsraadzalen.8 In augustus rondde men de ver- bouwing af en het museum opende in september zijn deuren. De verbouwing was uitein- delijk in 1809 klaar. Als laatste werden de appartementen van de koningin en prins gestoffeerd en gemeubileerd.9 De eerder ge- noemde werkzaamheden waren gericht op de appartementen die op korte termijn zouden worden gebruikt. Koningin Hortense en kroonprins Napoleon Louis zou- den het paleis pas in 1810 voor de eerste en enige keer betreden. architecten De transformatie van het stadhuis tot koninklijk paleis kwam tot stand onder toezicht van twee architecten.

Lodewijk benoemde bij zijn aantreden als koning, evenals zijn broers en zusters, een Fransman tot hofarchitect: Jean-Thomas Thibault (1757– 1826). Thibault was in die functie verantwoordelijk voor de ontwerpen en verbouwingen van de ko- ninklijke paleizen. In Frankrijk had Thibault een goede staat van dienst opgebouwd. Hij behoorde tot de architecten die naast Charles Percier (1764–1838) en Pierre François Léonard Fontaine (1762–1853), met wie hij bevriend was, vorm gaven aan de nieuwe empirestijl en de paleizen van de Bonapartes. Eerder had hij onder toezicht van Fontaine voor kei- zerin Joséphine aan de tuinen van Malmaison, en voor prinses Caroline, de zuster van Napoleon, aan de interieurs van het Elysée en Neuilly ge- werkt. Voor Lodewijk werkte hij in 1804 aan diens buitenplaats Saint- Leu en zijn stadshuis in de Rue Cerutti te Parijs. Thibault was dus perfect op de hoogte van de keizerlijke hofstijl en daardoor geschikt om ook in Holland als hofarchitect te dienen. Vanaf 10 december 1807 kreeg Thibault de functie controleur des bâtiments en daarmee de hoofdverantwoordelijkheid voor de ontwer- pen. Hij ontwierp niet alleen de binnenhuisarchitectuur, maar ook de- len van het ameublement, zoals waarschijnlijk de boekenkasten in de bibliotheek . Daarnaast werd al op 25 december 1807 Bartholomeus Willem Hendrik Ziesenis (1768–1820) als architect voor het Amsterdamse pa- leis aangesteld. Ziesenis regelde de uitvoering van de ontwerpen van Thibault en ontwierp ook zelf.11 De meubelmakers en leveranciers werkten naar ontwerpen van de architecten die onder het toezicht van Thibault gemaakt werden. Door de omvang en het korte tijdsbe- stek van de verbouwing werd er nog een opzichter over de werken in Amsterdam aangenomen, P.J. Huybrechts Een nieuw gezicht In het voorgaande artikel stond Frans Grijzenhout al stil bij het meest cruciale onderdeel van de transformatie van het gebouw: van een pu- bliek toegankelijk stadhuis naar een gesloten koninklijk woonpaleis.13 Deze transformatie hield niet alleen in dat de kantoren geschikt moes- ten worden gemaakt voor salons en slaapkamers, ook de symboliek van het zeventiende-eeuwse decoratieprogramma moest worden uit- gewist. De grote schoorsteenstukken van onder meer Govert Flinck (1615–1660) en Ferdinand Bol (1616–1680) en de sculpturen van de Vlaamse beeldhouwer Artus


Quellinus (1609–1668), die de macht en de waarden van het stadsbestuur verbeeldden, moesten uit het zicht verdwijnen of ondergeschikt worden gemaakt aan de nieuwe vormentaal van het hof. Deze symboliek onderstreepte het gezag van de nieu- we vorst en het interieur diende een passend, rijk kader te bieden voor het koningschap. Eén aspect bleef onveranderd: het gebouw bleef het centrum van de macht. Het nieuwe paleis diende, zoals gezegd, niet alleen een koninklij- ke rijkdom en waardigheid uit te stralen, maar moest ook binnen kor- te tijd worden voltooid en bovendien reversibel zijn. De metamorfose kwam daarom vooral tot uitdrukking in de aankleding van de nieuwe ruimten. Het interieur kreeg door de enorme hoeveelheid toegepaste stoffen, de luisterrijke verlichting en vloerkleden haar nieuwe gezicht. ‘Overal heerscht pracht en vorstelijke grootheid, gepaart met eene voorbeeldelooze zindelijkheid, die aan Hoven zoo ongewoon, doch eene der Hollandsche natie aangeborene eigenschap is’, constateerde letterkundige Pieter Gerardus Witsen Geysbeek (1744–1833) bij zijn beschrijving van het paleis in 1809. Het zwaartepunt van de werkzaamheden lag op het aankleden van de nieuwe ruimten door middel van stoffering en meubilering. Hoewel deze aanpak sneller was dan een daadwerkelijke verbouwing, waren de aanpassingen bepaald niet goedkoop. Voor de stoffering van de Grote Ontvangstzaal en de Troonzaal samen werd maar liefst 48.800 gulden betaald, een tiende van de totale kosten. De gepeperde rekeningen ont- lokte de intendant van het paleis de uitspraak dat ‘wie in Holland rijk wilde worden, apotheker of tapissier moest worden’. In Nederland werden de tapissiers behangers genoemd. In tegen- stelling tot zijn moderne naamge- noot was de negentiende-eeuwse behanger eerder een stoffeerder en interieurstylist: het grootste deel van zijn werkzaamheden bestond uit het bekleden van meubelen en het stofferen van kamers. Vanaf 1804 was de tapissier van Lodewijks pa- leizen Baptiste Charpentier. Als va- let de chambre tapissier van de koning kreeg hij in Holland een nieuwe rol. Zijn instructie omschrijft dat hij een ontwerp moest maken voor meu- belen, aangeven wie het zou moe- ten uitvoeren en welke stof gebruikt moest worden. Zijn taak overlap- te dus met die van de architecten. In de praktijk zal hij de spin in het web zijn geweest tussen de architecten en de leveranciers. Na de herindeling van de ruimten kon

51


worden begonnen met de aan- kleding. Deels werd daarbij gebruik gemaakt van de bestaande inrich- ting van andere paleizen (zoals Utrecht, Huis ten Bosch en Soestdijk), maar het meeste werd nieuw besteld. De kamers werden eerst door de tapissiers Weenink en Kam voorzien van een eerste afwerking met meubelpapier of behangseldoek. Hierop kon vervolgens wandbekle- ding van stof of papier worden aangebracht. De plafonds kregen een doekplafond. Over het algemeen werden twee soorten wandbekleding gebruikt: tentures van textiel en papiers de tapisserie. Vooral in de staat- sievertrekken en officiële ontvangstkamers werd veel gewerkt met verschillende typen textiel: brokaat, satijn, gros de Tours (een zware zij- den stof), gourgouran (een gestreepte zijdestof), fluweel, moirés, gou- den en zilveren passementen en damast. De stoffen werden gebruikt voor gordijnen, wandbespanning en bekleding van het meubilair. Door het herhalen van motieven in het meubilair en in de tentures kon er per ruimte een eenheid worden gerealiseerd. De stoffering bepaalde voor het grootste deel de aanblik van de ver- trekken. Dit zal zeker ook het comfort van de ruimten hebben ver- groot. Voor de tot dan toe kale vensters kwamen nu gordijnen van zijde met draperieën van velours over vergulde roeden (in de hoofd- vertrekken) en katoenen gordijnen (in de dienstruimten). Op de vloe- ren kwamen tapijten te liggen: het duurdere tapis moquette werd ge- bruikt in de staatsie-appartementen. Tapijten werden geleverd door de Haagse tapissier Weenink en de Amsterdammers Moorman en Van Oosthuizen. Het duurste was een tapijt van 6.056,10 franc voor de Grote Ontvangstzaal. In salons die een minder officieel karakter hadden werd als wand- bespanning over het algemeen papierbehang toegepast. Het veelal rijk- versierde behang paste men niet alleen toe op wanden, maar ook op plafonds of als randversiering. Sommige ontwerpen imiteerden de bloem- en bladmotieven van de zijden stoffen en konden de illusie ge- ven van hangende draperieën, kant en moiré. Door de toepassing van de empirestijl werd het behang nu bedrukt met klassieke motieven zo- als speren, helmen, zwaarden, guirlandes en griffioenen. De meest luxe soorten ondergingen een productieproces van wel tachtig stappen van het drukken van motieven en kleuren met verschillende blokken.

52

Bij de restauratie en renovatie van het paleis tussen 2005 en 2009 is door de nieuwe textiele afwerking een gewenste eenheid tussen het ze- ventiende-eeuws interieur en het negentiende-eeuws meubilair bevor- derd.18 De wandbespanning en stoffering van de vensters maken deel uit van het zeventiende-eeuwse interieur en zijn daarom gebaseerd op patronen uit die tijd. De nieuw geweven tapijten behoren daarentegen tot de meubilaire inrichting en zijn wat betreft de patronen afgeleid van fragmenten van vroeg negentiende-eeuwse tapijten uit het paleis zelf. Bij het ontwerp hiervan is gestreefd naar een eigentijds concept dat weliswaar past binnen de geschiedenis van het paleis, maar geen re- constructie van de oorspronkelijke stadhuisinrichting of van de empi- re aankleding is. De huidige tapijten zijn in feite een reconstructie van de oorspronkelijke Doornikse tapijten, waarvan nog fragmenten bewaard zijn gebleven. Er zijn twee typen tapijten: een met grootschalige motieven en rijk geornamenteerde rand en de ander met een kleinschalig blok- patroon. Bovendien zijn de kleurstellingen van de textiele afwerking steeds aan elkaar gerelateerd. Zo zijn de appartementen gelegen aan de Damzijde in blauw, aan de achterzijde van het paleis in geel en de ont- vangstsalons en tussengelegen appartementen in rood uitgevoerd. Meubelen Voor zijn komst naar Holland in 1806 bestelde Lodewijks intendant- generaal Baron De Sénégra stofferingen en meubelen bij de belangrijk- ste Parijse firma’s Boulard en Jacob-Desmalter. Dit tot onvrede van de koning, die met zijn opdrachten juist de Hollandse nijverheid wilde sti- muleren: ‘Ik wens ook dat u niet uitsluitend in Parijs aankopen doet voor het paleis’, schrijft Lodewijk aan zijn intendant-generaal in augus- tus 1806, ‘aangezien het mijn wens is dat om zoveel als mogelijk ge- bruik te maken van de kooplieden in Den Haag of Holland’.19 De opdrachten aan meubelmakers werden genoteerd in het Livre de commandes. De bijbehorende tekeningen van de architecten waarnaar de ambachtslieden dienden te werken, zijn helaas niet bewaard geble- ven.Voor de ontwerpen werd veel geput uit decoratieprenten zoals de serie Collection de Meubles et Objets de goût uitgegeven door Pierre de La Mésangère vanaf 1802. Prenten waren een goedkoop middel om de laatste mode te volgen. Het ontwerp voor de stoelen in de gro- te eetzaal en dat van de

armstoelen in de salon van de koning werden letterlijk aan De La Mesangère ontleend (p.52). De meubelen werden bij voorkeur uitgevoerd in het door de gevlamde tekening geliefde mahoniehout, dat sinds de jaren 1780 popu- lair was. Dit was een dure houtsoort die uit Cuba en Santo Domingo geïmporteerd werd. Sinds de import vanaf 1806 bemoeilijkt werd door de invoering van Napoleons’ Continentaal Stelsel (waarbij de zeehandel met Groot-Brittannië werd geblokkeerd) paste men steeds meer fineer van mahonie toe. In vergelijking met de voorgaande stijl- periode waren de meubelen vrij sober van lijn en massief van vorm. De decoratie bestond voornamelijk uit vuur vergulde appliqués en de dekbladen waren van marmer. Toen in begin 1808 het stadhuis in gereedheid werd gebracht, werd er zo- veel mogelijk naar Amsterdamse leveranciers gezocht. Bij de al eerder ge- bruikte leveranciers uit Den Haag, de stoelenmaker Albert Eeltjes (1751– 1836), de meubelmaker Eduard Muller (1760–1830), de tapissiers Johannes Kam jr. (ca. 1774–1819) en uit Utrecht Lambertus Lambotte (ca. 1762– 1840), voegden zich nu Amsterdamse namen. Kam ging een samenwer- king aan met de tapissier Étienne Weenink (ca. 1752–1825). De belang- rijkste tapissier, gezien naar de waarde van zijn opdrachten, was echter de van oorsprong Franse Joseph Cuel (1763–1846), die sinds 1798 geves- tigd was op de Nieuwendijk. De tapissiers gebruikten behangselpapieren van Jean George Berger, gevestigd in de Kalverstraat, en stoffen voorna- melijk van de firma Van der Meulen. Als voornaamste meubelmaker werd Carel Breytspraak (1769–1810) aangetrokken. Naast deze firma’s was er nog een groot aantal andere ambachtslieden werkzaam voor het paleis, zoals de meubelmaker Goller, die een enkele levering verzorgden, of on- derhouds- en schoonmaakwerkzaamheden voor hun rekening namen. Verlichting Verlichting was een belangrijk en gezichtsbepalend element in de palei- zen van Lodewijk Napoleon, ook in zijn Amsterdamse paleis. In elk ver- trek op de hoofdverdieping hing in het midden van de ruimte een licht- kroon, meestal van verguld brons en behangen met kristal. De kronen, geleverd door de firma’s P. Reeder & Zoon en Ciovino & de gebroeders Truffino, waren van Franse herkomst, van een buitengewoon hoge kwa- liteit en dan ook zeer kostbaar. Een lichtkroon met plek voor achttien kaarsen


kostte over het algemeen meer dan 2.750 gulden. Bij de inrichting van het Amsterdamse paleis bleek het vinden van betaalbare, bij voorkeur Nederlandse kroonluchters voor de Grote Ontvangstzaal de grootste uitdaging. Kronen met een doorsnede van bijna twee meter en een hoogte van circa drie meter konden niet zo- maar worden besteld. Het resultaat van de lastige zoektocht is nog al- tijd te zien in de Burgerzaal, waar zes van de in totaal acht geprodu- ceerde kroonluchters van ijzer, blik en kristal hangen. Het licht van elke kroon kwam van de twaalf olielampen die aan de ring waren be- vestigd. De uiteindelijke kosten van ongeveer 5.000 gulden waren in vergelijking met de twee offertes van de beroemde Parijse brons- werker Antoine André Ravrio (1759–1814), die respectievelijk circa 34.500 voor zes bronzen en 21.500 gulden voor zes vergulde varian ten telden, een koopje.22 Ondanks de eenvoudige constructie, simpele decoratie en spaarzaam gebruik van kristal gaven de Hollandse kroon- luchters en de achttien bijpassende girandoles de belangrijkste ont- vangstzaal van het Franse paleis een koninklijke uitstraling. Naast kroonluchters gebruikte men kandelabers, kandelaars en simpele kaarsenhouders om de verschillende ruimten te verlichten. Het voordeel was dat deze konden worden verplaatst naar de ruim- te waar op dat moment het meeste licht nodig was.Voor een grootser effect en de betere verspreiding van het licht plaatste men de kande- laars zo mogelijk voor een spiegel. De kristallen aan de lampen hadden niet alleen een decoratieve functie, maar zorgden er voor dat het licht zich verveelvoudigde. Het effect van het licht op de vergulde onderde- len van de inrichting, op de satijn en zijde stofferingen en op de gepo- litoerde mahoniehouten meubelen moet het interieur een nog rijkere uitstraling gegeven hebben. Alhoewel kaarsen de belangrijkste lichtbron bleven in het begin van de negentiende eeuw, werden deze steeds vaker vervangen door olielampen. In 1783 vond men de Argandlamp uit, een olielamp waar- bij de verbranding beter functioneerde.23 Deze lampjes heten ook wel quinquet naar de apotheker Antoine Arnoult Quinquet (1745–1803) die de lampen populair maakte in Parijs. Tegenwoordig zijn alle terugge- brachte lichtkronen en lampen in het Koninklijk Paleis voorzien van nieuwe halogeen-kaarsverlichting. Een Franse indeling De sobere inrichting van het stadsbestuur had plaats

53


gemaakt voor een koninklijke grandeur waar men in Holland onbekend mee was. Een Franse hoveling merkt in zijn memoires dan ook op dat ‘niets van de vorige regering kon helpen bij de totstandkoming van een konink- lijk hof, na de eenvoud van het republikeinse regime diende, hoewel niet de overdaad, dan minstens een rijkheid, een entourage van een meer verheven rang te komen (...)’.Ongeacht de Franse inbreng bleef het Hollandse karakter van het gebouw behouden door een in- gehouden grandeur. Volgens de beschrijving van Witsen Geysbeek ‘droeg het Stadhuis van Amsterdam de bewondering van geheel Europa weg’, maar deed ‘het Koninklijk Paleis zulks niet minder, door de eenvoudige, maar tevens prachtige inrigting van het geheel, en door de smaakvolle verdeeling der onderscheidene vertrekken in ‘t bijzon- der’.25 Ondanks het rijke interieur blijkt uit een brief uit 1813 van ba- ron d’Alphonse (1756– 1821), intendant van binnenlandse zaken, dat de kamers mooi waren maar grotendeels somber en triest. Alleen de Grote Ontvangstzaal, de vroegere Burgerzaal, bleef ook bij zijn nieuwe bestemming een van de prachtigste van Europa. Door de bewaard gebleven correspondentie, offertes, rekeningen en het vanuit Frankrijk ingevoerde inventarissysteem, waarbij ruimten werden genummerd en het meubilair van een corresponderend brand- merk werd voorzien, is het mogelijk om te reconstrueren hoe de belangrijkste vertrekken van het paleis er tussen 1808 en 1811 moeten hebben uitgezien.Van een aantal zalen van het paleis volgt een uiteen- zetting van deze inrichting. Grote Ontvangstzaal De beroemde Burgerzaal van het Stadhuis werd al snel omgedoopt tot Lodewijks Grande Salle: de Grote Ontvangstzaal. Hier vonden in de korte tijd dat de koning het paleis bewoonde de grote plechtigheden en feesten plaats, zoals het Feest van de Orde der Unie.27 In februari 1808 werd een plan opgesteld voor de aankleding. ‘De stoffen aankle- ding van de ramen van de grote ontvangstzaal behoort tot het mooiste en meest rijke wat men zich kan voorstellen aan stoffen zowel als gal- lons, franjes, enz.’, schreef de intendant. Dit décor werd geleverd door Cuel en juist in de Burgerzaal bleek hoe goed de empire aankleding aansloot bij de klassieke architectuur van het gebouw.Voor de ramen kwamen nu grote gordijnen van witte zijde versierd met 54

geel en rood passement en franje, en rode draperie- en over vergulde roeden met een kroon in het midden.Tussen de pilas- ters aan de korte zijden werden spiegels geplaatst met eveneens gordij- nen en draperieën ervoor, die het ritme van de ramen voortzetten.Voor de bovenvensters kwamen blauwe gordijnen. De reeks vlaggen en vaan- dels, bevestigd aan weerszijden van het beeld van Atlas, vormde een in- drukwekkende aanvulling op het decor. Zij waren door de Hollanders op hun vijanden veroverd, met name in de Tachtigjarige Oorlog op de Spanjaarden. Tot 1806 hingen deze trofeeën in het Binnenhof te Den Haag. Voor de verlichting werden verder de eerder besproken enorme lichtkronen geplaatst. De marmeren vloer met haar wereldkaar- ten verdween onder een enorm tapijt.Voor het hof en de gasten werden stonden honderd taboeretten en 36 bankjes klaar in rijen langs de wan- den. Er kwam meer dan 300 meter Frans linnen aan te pas om hoezen te maken, waarmee de meubelen beschermd werden als het paleis niet in gebruik was.29 Het resultaat was ‘vraiment un coup d’œil majestu- eux’, in de woorden van een Frans lid van de hofhouding. Troonzaal Vanuit de Grote Ontvangstzaal bereikte de bezoeker via een klei- ne passage de laatste ruimte van het groot staatsie-appartement: de Troonzaal. De voormalige Schepenzaal was na de Burgerzaal de groot- ste ruimte in het paleis en daarmee de aangewezen plaats voor de troon. In eerste instantie had men de ruimte bestempeld als concert- zaal, en Cuel had een daarvoor passende chamois-kleurige (licht oker- gele) met groene stoffering aangebracht. Dit kon de koning niet be- koren, waarop de stoffering werd hergebruikt voor het kabinet van de koningin en in de galerij naast de hofkapel.31 De nieuwe troonzaal werd opnieuw door Cuel aangekleed met een koninklijke stoffering. Voor de ramen hingen dubbele gordijnen van karmozijnkleurig satijn met draperieën van velours in dezelfde kleur. Deze waren gedrapeerd over vergulde roeden met in het midden de koninklijke kroon en de wapens van de elf Hollandse departementen. Boven de architraaf, die het lagere gedeelte van de troonzaal afscheidde, hing een rijke draperie van velours en satijn in dezelfde kleur op vergulde batons. Ook de troonzetel met zijn vergulde voetenbankje had een karmozijn- rode draperie met goudgalon. Hoe de troonzetel

zelf eruit zag, is niet bekend. Er is geen beeld van bewaard gebleven en hij werd onder koning Willem I ontmanteld. In ieder geval stond hij op een ver- hogingwaarvan de treden met groene stof waren bekleed. De pages mochten op deze tre- den zitten tijdens de ceremoni- en waarbij de koning zelf op zijn armstoel had plaatsgenomen. De opperkamerheer zorgde er- voor dat in de troonzaal de ver- dere benodigde meubelen aan- wezig waren: fauteuils voor de koningin en de kroonprins en taboeretten voor de aanwezige dames. Voor de koningin en de kroonprins – de enige leden van de hofhouding die gewoonlijk mochten zitten tijdens ceremonieën – was er een vergulde fauteuil, geleverd door Cuel en bekleed met rood velours. Buiten de stoel van de koning in de Staatsraadzaal, geleverd door Eeltjes en Weenink, waren dit de enige vergulde meube- len in het hele paleis.33 Tot onder koningin Wilhelmina (1898–1948) was deze ruimte in gebruik als troonzaal; tegenwoordig worden hier lezingen en muziekavonden georganiseerd.

Salons Naast de troonzaal en de Grote Ontvangstzaal deden een aantal tussen- en hoeksalons, de Salon der Ambassadeurs en de Biljartkamer dienst als kleinere ontvangstvertrekken. De salons kregen eenzelfde inrich- ting, maar een stoffering in een andere kleurencombinatie, bijvoor- beeld geel en lila, blauw en geel, oranje en groen of geel en rood.34 In elk vertrek stonden ameublementen bestaande uit twaalf stoelen en veertien of zestien armstoelen, in sommige salons vermeerderd met canapés. De stofferingen en de meeste ameublementen voor deze sa- lons kwamen uit het atelier van Cuel. In de Salon der Ambassadeurs hing boven de schoorsteenmantel het schilderij Allegorie van de kunsten van vader Jurriaan (1742–1819) en zoon Christiaan (1775–1846) Andriessen. Deze twee Amsterdamse schilders gaven het schilderij aan de koning cadeau bij zijn aankomst in Amsterdam. Zij hoopten met deze gift opdrachten te verwerven van het hof. Het schilderij werd al snel vervangen door een stucreliëf, maar is bij de laatste restauratie tussen 2005 en 2009 teruggeplaatst.


In de salons ontving de koning niet alleen zijn gasten voor een goed gesprek. Deze ruimtes werden onder meer gebruikt voor het spelen van spelletjes als biljarten, carambole, kaarten, trictrac, qua- drille en bouillotte. Dat het een belangrijk onderdeel van het hofleven was, blijkt ook uit een dagboekfragment van politicus Gijsbert Karel van Hogendorp (1762–1834) over het feest ter ere van de Orde van de Unie: ‘de dames werden naar de galerijen geleid voor het spel, de Koning speelde in een apart vertrek, waar zich nog twee tafels bevon- den (...)’. Het paleis had een speciaal ingerichte biljartkamer met centraal in de kamer een mahoniehouten biljarttafel. In de andere sa- lons stonden meer speeltafels met een uitklapbaar bovenblad. Naast de algemene ontvangstkamers hadden de koning en konin- gin ieder aan een eigen zijde van het gebouw hun privévertrekken. Het hofleven bepaalde de scheiding tussen de kamers van de heer en vrouw des huizes. Voor zijn privésalon koos Lodewijk de meest representatieve ruimte buiten de voormalige Burgerzaal en Schepenzaal: het Burgemeestersvertrek. Deze voormalige vergaderruimte van de burgemeesters met de grote schoorsteenstukken van Ferdinand Bol en Govert Flinck werd gestoffeerd in de kleur groen, aangevuld met de steunkleuren lichtgeel en wit. Aan de wanden hingen portretten van zijn moeder en zijn tweede zoon Napoléon-Louis en twee tekeningen, waarvan op de ene een voorstelling van zijn geliefde buitenplaats Saint- Leu in Frankrijk was afgebeeld en op de andere de Slag bij de Piramiden. Eeltjes leverde een canapé, zestien armstoelen en twaalf stoelen voor de salon. Dit type stoel met accoladevormige voorpoten en ronde armleuningen versierd met rozetten zien we ook terug in een portret van Napoleon. In de salon stonden tussen de ramen twee consoletafels van Muller, een ronde tafel gemaakt door Breytspraak met een pied en forme d’autel en een pianoforte vervaardigd door de Amsterdamse pia- nobouwers Meincke en Pieter Meyer.38 Naast de twee Romeinse con- suls Marcus Curius Dentatus en Fabritius, verbeeld op de schilderij- en van Flinck en Bol die respectievelijk de deugden onomkoopbaarheid en onverschrokkenheid symboliseren, verwees ook de pendule met een voorstelling van De eed der Horatiërs naar gewaardeerde eigenschap- pen uit de oude Romeinse Republiek: heldenmoed en trouw aan het volk. De symboliek moet Lodewijk aangesproken hebben als koning van Holland.

55


De vertrekken van koningin Hortense werden op de grootst mo- gelijke afstand van de vertrekken van haar echtgenoot gesitueerd, di- agonaal aan de overzijde van de hoofdverdieping. De grote scheiding was exemplarisch voor de slechte verhouding tussen beide echtelieden. Hortense schrijft over haar salon: ‘Mijn salon, die vroeger als rechtbank voor strafzaken had gediend, was versierd met een fries van wit en zwart marmeren doodskoppen, en men had dit hoog aangeschreven beeldhouwwerk niet willen vernielen. De gangen waren somber; mijn vertrekken lagen tegenover de kerk; de lucht was er afschuwelijk en als je de vensters opende drongen van de gracht verstikkende walmen en zwaveldamp naar binnen’. Voor de laatst in te richten vertrekken was slechts een beperkt budget beschikbaar van 25.000 gulden. Voor dit geld leverde Cuel stoelen, canapés en bergères met vergulde vrouwenhoofden in blauw en oranje. Het ameublement werd aangevuld met meubelen uit andere kamers. De bronzen klok met het thema Oedipus en Antigone, die in eerste instantie aan de kroonprins was toebedeeld, is veelzeggend. De pendule verbeeldt het verhaal van Antigone die haar vader Oedipus, ondanks dat hij zijn vader heeft vermoord, trouw blijft. Lodewijks zoons zouden altijd trouw blijven aan hun vader, ook als ze niet in zijn nabije omgeving werden opgevoed. Behalve de koning en koningin kreeg ook de kroonprins, de tweede zoon van Lodewijk en Hortense, zijn eigen salon.Wederom leverde Cuel het ameublement, ditmaal met een rood en gele stoffering en uitgevoerd met vergulde leeuwenkoppen en -poten. De leeuw komt ook terug in de vuurbokken en de enige consoletafel die Breytspraak ver- vaardigde voor het Amsterdamse paleis. Eetkamer Het concept van een aparte zaal om te dineren stamt uit de tweede helft van de achttiende eeuw.41 Aan het Franse keizer- lijk hof was de eetzaal een van de belangrijkste ruimtes van het paleis. Eén van de hoofdstukken uit de Étiquette is geheel gewijd aan het ritueel van de maaltijden en aspecten als de tafelindeling en -dekking. In zijn paleis be- schikte Lodewijk over een gro- te eetzaal voor officiële gelegen- heden en een kleinere eetzaal in zijn eigen appartement. Verder hadden de koningin, de kroon- prins, de grootmaarschalk en de adjudant van het paleis een eigen 56

eetkamer. De noord-galerij werd geheel bestemd tot grote eetzaal. Hier stonden honderd stoelen van Breytspraak, ingelegd met ebbenhout en bekleed met scharlakenrood velours. Er lag een blauw tapijt en ook de ramen hadden blauwe gordijnen van taffeta over vitrages. Tegenover de ramen waren in de blin- de nissen spiegels aangebracht om het effect van de drie lichtkronen te versterken. In vergelijking met de andere eetkamers was de grote eet- zaal sober ingericht. De inventaris vermeldt slechts één ander meubel: een speeltafel (eveneens van Breytspraak). Waarschijnlijk werd maar af en toe gebruik van de zaal gemaakt en werden op dat moment de ver- lengbare eettafels uit de nabijgelegen eetzaal van de koning gebruikt. Witsen Geysbeek schrijft dat ‘de groote maaltijden’ gewoonlijk in de Grote Ontvangstzaal werden gehouden. Bij een dergelijk diner en grand couvert werd de tafel van de koning op een verhoging geplaatst met een baldakijn erboven.Vaker zullen de etentjes en petit couvert hebben plaats- gevonden in de koninklijke appartementen. Alleen het koninklijk paar zat op een fauteuil, voor de rest van het gezelschap waren er stoelen. Wanneer Lodewijk bij Hortense dineerde was het zelfs zo dat de he- ren in het gezelschap niet mochten zitten, tenzij de koning hen daartoe uitnodigde. In de eetkamers werd over het algemeen gebruik gemaakt van papierbehang als wandbespanning in plaats van stof. Papier was min- der gevoelig voor het opnemen van geuren dan stof en daar- door bleef de etensgeuren min- der lang in het vertrek hangen. Cuel kreeg de opdracht de koninklijke eetkamers te behan- gen. Zo kreeg de eetzaal van de koningin een zachtgeel behang met groene bloemen en een ve- lours rand. Verder waren de eetkamers overwegend groen van kleur. Voor alle eetkamers maakte Breytspraak eettafels die konden worden verlengd, al naar gelang het aantal gasten. De eetzalen werden bediend door de keukens van het paleis. Hiertoe waren onderin het ge- bouw in de zuidwestelijke hoek diverse ruimtes ingericht met een eigen functie. Buiten de keuken waren er bijvoorbeeld een wijnkelder, rotisserie, pa- tisserie en zilverkamer, elk met hun eigen personeel. Slaapkamers Net als bij de salons was het naar Frans voorbeeld gebruikelijk dat de heer en de vrouw des huizes, in dit geval de koning en de koningin, binnen hun appartement

over een eigen slaapvertrek beschikten. De koninklijke slaapkamers kregen een plek in de hoekappartementen op de bel-etage: de koning sliep in het voormalige kantoor van de thesau- riers-ordinaris en de koningin diagonaal aan de andere zijde van het gebouw in de voormalige rekenkamer. Voor de slaapkamer van de koning werd uit het Haagse paleis het ameublement van de slaapkamer van de koningin gebruikt. Dit be- stond uit een ledikant, twee bergères, zes fauteuils, vier stoelen, twee têtes-à-têtes (bankjes), twee voetenbankjes, een commode, een somno i.e. een rechthoekig nachtkastje bestemd voor de bourdalou, een po, en een vuurscherm. Het ledikant is nu te zien in de Assurantiekamer, een deel van de zitmeubelen staat opgesteld in de Vroedschapskamer. Dit zijn de enige meubelen die met zekerheid aan Jacob-Desmalter toegeschreven kunnen worden, omdat zijn stempel erop staat. De hoge kwaliteit viel ook tijdgenoten op:‘men kan in dit land geen mooi- ere meubels bekomen’.44 Het belangrijkste meubel in de slaapkamer was echter het le- dikant met een bootvormig ontwerp, de zogenaamde lit en bateau. Het bed kon op twee manieren in een ruimte worden ge- plaatst. De lit de bout werd met de smalle kant tegen de wand geplaatst. In het Amsterdamse paleis werd de manier lit de travers of lit de mili- eu gebruikt waarbij het bed met de lange zijde tegen de wand werd ge- plaatst. Het bed van de koning stond op een verhoging van enkele treden, met daarop een kleed met tijgerdessin. In de koninklijke slaapkamers koos men voor de hoofdkleur geel. De meubelen waren bekleed met geel satijn en ook de gele tenture was vanuit Den Haag overgebracht. De stoffering van de rest van het ver- trek werd daarop aangepast. Alleen een bedhemel met bijbehoren- de gordijnen ontbrak. Muller maakte vervolgens een hemel die in zijn tympaanbekroning aansloot bij de rugleuning van de stoelen.Twee pi- lasters tegen de muur achter het bed ondersteunden de hemel. Een met de sprei harmoniërende gele stof werd gekozen voor de gordijnen en de draperieën. Ook voor de overige stoffering gebruikte men verschillende nuances geel. Van de oorspronkelijke stoffering, uit dit ver- trek noch uit een der andere, is helaas niets meer over. Hortense sliep liever in haar ijzeren reisbed, hoewel zij in haar slaapkamer zowel een mahoniehouten ledikant als een rustbed tot haar beschikking had. De laatste was geleverd


door Cuel, samen met acht armstoelen, twee bergères, een voetenbankje, zes stoelen, en een somno. Somnus betekent slaap in het Latijn. De nachtkastjes waren rijkelijk ver- sierd met verguld bronzen ornamenten met voorstellingen van onder an- dere klaprozen en fakkels. Een ander typerend meubel in de slaapkamer was de wentelspiegel, destijds psyché genoemd. Sinds korte tijd wist men manshoge spiegels te produceren. Deze staande spiegels, die snel popu- lair werden, worden nu tot de typische empiremeubelen gerekend. Badkamer In een aantal van zijn paleizen liet Lodewijk Napoleon een badkamer aanbrengen, waaronder in Paleis Het Loo en zijn paleis in Amsterdam.45 Lodewijk ging zeer regelmatig in bad, mede omdat hij aan een vorm van reuma leed en dacht dat het baden een heilzaam effect had. Meestal werden twee kleine ruimtes ingericht voor het badritu- eel. De ene diende voor de badkamer en de andere als cabinet de toi- lette, een soort kleedkamer. De badkamer van Lodewijk was net als de andere vertrekken gestoffeerd met een tapijt, gordijnen in rood en groen die niet geopend konden worden en ingericht met mahoniehou- ten stoelen, een gueridon, een spiegel en een pendule.46 Het bad zelf moest ‘van een fraaij en vertind koper zijn, en van gedaante en groot- te als door den behaagen des Konings opgegeeven zal worden’.47 In een ruimte naast de badkamer zorgden een ijzeren fornuis, een koperen ketel en een loden bak met een inhoud ‘drie maal grooter dan het bad’ voor het warme en koude water dat via een buis door de muur het bad van water kon voorzien. Zaal van de Staatsraad De bemoeienissen van de koning bij het interieur van de Zaal van de Staatsraad zijn exemplarisch voor zijn hoge mate van betrokkenheid bij de inrichting van zijn nieuwe paleis. De Staatsraad, het adviserend or- gaan van de koning, kwam voortaan bijeen in de voormalige vergaderzaal van de Vroedschap, het adviserend orgaan van het Amsterdamse stadsbestuur. De koning zelf omschreef aan intendant Van Lamsweerde nauwkeurig hoe de inrichting eruit moest zien. In het vertrek werden negen eikenhouten tafels in U-vorm geplaatst met daarop groene tafel- kleden afgezet met goudgalon.48 Aan de kop stond de tafel van de

57


ko- ning met een karmozijnrood kleed met gouden franje. De leden van de Staatsraad kregen 38 stoelen met een bekleding van zwart velours ter- wijl hijzelf als voorzitter van de vergadering op een vergulde stoel ze- telde. Behalve de drie consoletafels van Eduard Muller leverde Jansen de tafels, Weenink de tafelkleden en de stoffering voor de stoelen en Cuel de stoelen zelf.49 Doordat de zaal tevens als concertzaal werd ge- bruikt, stond het meubilair voor de vergaderingen niet permanent in dit vertrek, maar opgeslagen in een kamertje naast de Troonzaal. Op de blauwe gordijnen na was verdere stoffering niet noodzake- lijk. Net als in de salon van de koning verloren de wandvullende zeven- tiende-eeuwse schilderijen door de nieuwe functie van de ruimte niet aan betekenis en hoefden daardoor niet te worden bedekt. Het gro- te schilderij Mozes kiest de zeventig oudsten en de trompe l’oeil-schilderin- gen vervaardigd door Jacob de Wit, en de schoorsteenstukken Salomons gebed om wijsheid van Govert Flinck en Jethro adviseert Mozes van Jan van Bronckhorst staan alle symbool voor het geven van goede raad. Bibliotheek en topografisch kabinet Net als zijn keizerlijke broer had Lodewijk een passie voor boeken. Hij zou er zelf een schrijven na zijn vertrek uit Nederland (Marie ou les Hollandoises, 1814) en doneerde grote sommen aan de Koninklijke Bibliotheek. In zijn nieuwe paleis liet Lodewijk in de voormalige secre- tarie dan ook een bibliotheek inrichten, die hij gebruikte als zijn werk- kamer.Volgens Garnier was de bibliotheek te Amsterdam de omvangrijk- ste van alle paleizen, met 4.325 boekwerken. Een kwart daarvan betrof Nederlandse titels. Alleen in het Amsterdamse paleis was daarnaast een cabinet topographique (kaartenkamer) ingericht. Hier beschikte de koning over 266 kaarten, atlassen, reiskaarten en schetsen van de hele wereld. Napoleon liet uiteindelijk een selectie hiervan overbrengen naar Parijs. De bibliotheek en het kabinet werden door Cuel behangen met groen behangselpapier en groene zijden gordijnen. Groen was de geijk- te keuze voor bibliotheek en studeervertrek, aangezien men dacht dat deze kleur rustgevend voor de ogen was. Cuel leverde verder stoelen en fauteuils voor de twee ruimten. In de bibliotheek bevond zich ook een ‘Napoleon’, een klein kistje waarin papieren werden bewaard. De imposante boekenkasten werden geleverd door Carel Breytspraak. Uit het contract dat daarvoor 58

opgesteld werd met Ziesenis blijkt dat de kasten voor een bedrag van 6.000 gulden binnen vier we- ken dienden te worden geleverd. Elke dag uitstel werd beboet met 50 gulden. De kasten dienden te worden gemaakt naar een geleverde te- kening met ‘planken van extra droog Rijnsche of Rigaas wagenschots (fijn, kwartiers gezaagd eikenhout), en de pilasters, lijsten, voetstuk, plinten en voorsprong van massief gaaf en fraay gevlamd mahonij hout’. De planken werden bekleed met groen laken met goudgalon, en voor de deuren kwamen groene geplisseerde gordijnen om de boe- ken tegen stof en licht te beschermen. Boven de deuren stonden de namen van de negen muzen: Klio, Thalia, Erato, Euterpe, Polyhymnia, Kalliope,Terpsichore, Urania en Melpomene. Nog geen jaar later wer- den de bibliotheek en het kabinet verplaatst naar de tussenverdieping, om ruimte te maken voor de salon en slaapkamer van de kroonprins. Daarbij verdwenen een aantal muzen. ninklijke kapel Naar Frans gebruik liet de praktiserend rooms-katholieke Lodewijk in de Constitutie voor het Koninkrijk Holland vastleggen dat in al zijn pa- leizen een kapel zou worden gesticht voor diensten voor de koninklij- ke familie en haar hofhouding.55 De kapel van zijn Amsterdamse paleis kreeg een plek op de begane grond, in de voormalige Vierschaar. De twee etages hoge ruimte waar in de stadhuisperiode het dood- vonnis ceremonieel werd uitgesproken, lijkt door haar monumentale uitstraling toepasselijk voor een kapel. Uit de bewaard gebleven bouw plannen blijkt echter dat door de toevoeging van een verlaagd plafond en een verhoogde vloer de Vierschaar een volledige transformatie had ondergaan. De dramatische sculpturen en reliëfs van de beeldhouwer Artus Quellinus verborg de tapissier achter blauwe draperieën. Niets herinnerde meer aan de voormalige functie van de ruimte. In de eenvoudig ingerichte kapel stonden dertig iepenhouten stoelen bekleed met zwart velours en twee bronskleurige credenstafels. Het noodzakelijke altaarzilver werd vanuit de Utrechtse hofkapel overge- bracht. Volgens de beschrijving van Witsen Geysbeek uit 1809 heerste er ‘eene donkerheid, welke ten volle overeenstemt met het plegt-sta- telijke doel’ van de kapel.57 De koning zelf woonde de dienst bij vanuit een koninklijke loge, een vast element in de kapel van de paleizen. De koning kon deze loge bereiken via zijn privé-vertrekken op de hoofd- verdieping. Het altaar stond tegenover de loge voor de voormalige se- cretariszetel. Boven het altaar hing een schilderij van met een voorstel-

ling van de geboorte van Jezus. Appartement van de Grootmaarschalk Op de begane grond aan de achterzijde van het paleis, op de hoek van de Nieuwezijds Voorburgwal met de Paleisstraat, bevond zich het appartement van de grootmaarschalk Du Broc. Deze was als Grand Maréchal verantwoordelijk voor de koninklijke paleizen; hun inrich- ting, de verdeling van kamers en meubelen en hun onderhoud.59 Terwijl de andere grootofficieren in huizen in de stad werden ondergebracht, had de grootmaarschalk in het paleis een eigen vestibule, eetzaal, salon, kabinet, slaapkamer, boudoir en bureau tot zijn be- schikking. De aankleding daarvan was wel iets minder rijk dan die van de bovengelegen appartementen. Zo stonden er in de eetzaal stoe- len van iepenhout in plaats van mahonie, bekleed met zwart velours. Deze stoelen werden geleverd door Cuel. De vertrekken waren over- wegend groen van kleur, met uitzondering van de salon. Hiervoor le- verde Eeltjes een ameublement van een bank, armstoelen en stoelen bekleed door Weenink en Kam met hemelsblauwe gourgouran afgezet met oranje-wit galon.60 De gordijnen en het tapijt waren eveneens blauw met oranje. Personeelsvertrekken De tweede en derde verdieping waren bestemd voor de huisvesting van het lagere personeel. De voltallige hofhouding bestond uit meer dan 300 hoofden, van de grootmaarschalk tot de kaarsenjongen. Niet iedereen kon in het paleis worden ondergebracht. De kamers waren ingericht naar de hofhiërarchie: hoe hoger de functie die iemand be- kleedde, des te meer kamers en meubelen stonden hem tot beschik- king. Het eenvoudigste onderkomen was een enkel vertrek met daarin een eikenhouten schrijftafel en een nachtkastje, twee stoelen met rie- ten zitting en een stapelbed: deze kamers werden dan ook door meer- dere personen gebruikt. De hiërarchie bepaalde ook het uiterlijk van de meubelen. Waren in de koninklijke vertrekken de commodes van mahoniehout met wit marmeren bladeren, die van de grootmaarschalk had een blad van grijs marmer; een rang lager moest het doen met eikenhouten meubelen met een marmeren blad, en weer een stap lager waren de commodes van naaldhout met een houten blad. Dit onderscheid was ook terug te zien in de bedden, die van rijke mahoniehouten


meubelen met vuur verguld beslag terugliepen naar eenvoudige, opklapbare exemplaren. Overigens waren het wèl dezelfde leveranciers die ook de bovenver- diepingen inrichten.

Decoratie De decoratie in de aankleding van het Amsterdamse paleis werd door de architecten niet willekeurig gekozen. Binnen de paleizen van de fa- milie Bonaparte waren meubelen net als uniformen, eretekens, juwe- len, klokken en serviezen politieke instrumenten om de glorie van het Franse rijk uit te stralen. Naast de plaats van het meubilair en regels over het gebruik ervan binnen het hof volgens de Étiquette, benadruk- te ook de symboliek in de decoratie de machtspositie van de keizerlijke familie.62 In het Amsterdamse paleis lijkt deze symboliek minder prominent aanwezig in vergelijking met de Franse paleizen, zeker nu het tegenwoordig moeilijk voor te stellen is hoe de ruimten er destijds uit gezien moeten hebben. Toch zijn er nog elementen in het decoratie- programma terug te vinden die verwijzen naar leiderschap, macht en andere relevante eigenschappen passend bij een koning. Het gebruik van specifieke symbolen als uiting van een politieke macht komt voort uit een eeuwenoude traditie. Na de Revolutie zoch- ten de Fransen naar een tegenhanger van de Franse lelie, het symbool van de afgezette Bourbon koningen. De vormentaal van de klassieke oudheid bleek hiervoor uitermate geschikt, zoals de Frygische muts op een lans als symbool van de vrijheid en de fasces (roedenbundel) als symbool van rechtvaardigheid, eendracht en macht. Napoleon, die in 1799 na een staatsgreep als Eerste Consul van de Franse Republiek aantrad, zocht net als zijn politieke voorgangers naar persoonlijke emblemen. Naast de letter N vond Napoleon deze in de grootse dynastieën uit het verleden: de adelaar – de absolute heerser van het rijk der vogels en symbool van zijn grote voorbeeld Karel de Grote, keizer van het West-Romeinse Rijk – en de bij – het symbool van de Merovingen, koningen van de Salische Franken. Zijn broer Lodewijk nam in de ontwerpen voor het wapen van zijn nieuwe konink- rijk de bij, de letter N en de adelaar over als verwijzing naar Frankrijk. Daarnaast eigende hij zich de Hollandse gekroon- de generaliteitsleeuw toe die elf pijlen, de elf departementen van Holland, vasthoudt. Als

59


Grand Connêtable van Frankrijk mocht Lodewijk de handen met zwaar- den aan het wapen toevoegen. Specifieke verwijzingen naar Napoleon zelf zijn in het Amsterdamse paleis niet meer terug te vinden, als ze er über- haupt al zijn geweest. Zwanen en vlinders, in Frankrijk geassocieerd met keizerin Joséphine, daarentegen wel, maar deze symbolen verloren in Holland hun persoonlijke relatie met de keizerin De vlinder is namelijk gerelateerd aan het verhaal over de onmogelijke liefde tus- sen Psyché en Amor, en staat symbool voor de ziel en de gewichtloze wereld. De zwaan staat binnen de Griekse mythologie voor de gedaan- teverandering van Zeus en is tevens verbonden aan de goden Venus en Apollo. De Kelten beschouwden de zwaan als het embleem van vorste- lijkheid en zuiverheid. Immens populair in het Amsterdamse paleis was het thema van de overwinning, de Victorie en bijbehorende symbolen als lauwerkransen, olijftakken, palmtakken, eikenbladeren, vleugels, trofeeën, helmen, zwaarden, strijdbogen en fasces. Andere veelvoorkomende classicisti- sche motieven waren bazuinen, de lier en attributen van verschillen- de Griekse en Romeinse goden, en beeltenissen van de goden zelf zoals Minerva, Venus, Apollo, Bacchus, Mars en Diana. Deze werden aan- gevuld met decoratieve elementen als sterren, griffioenen, chimae- ra, leeuwenpoten, bloemen, palmetten, putti, dansende nimfen, sfin- xen en Egyptische vrouwenhoofden. Een groot deel van de decoratieve motieven was gebaseerd op archeologische vondsten van Napoleons expeditie in Egypte en muurschilderingen in Pompeï, die in de acht- tiende eeuw door opgravingen werden ontdekt. In Recueil de décorations intérieures stelden Percier en Fontaine dat de keuze van de decoratie op het desbetreffende meubel of object ook afgestemd moest zijn op de functie van het meubelstuk. Hun dogma, overgenomen van twee Franse architecten Ledoux en Boulée, was als volgt: ‘Doe alles met een reden, voer alles zo uit dat die reden duidelijk zichtbaar is, en de gebruikte middelen rechtvaardigt’. Zo werden bij- voorbeeld symbolen van slaap (klaproos), vruchtbaarheid (Thyrsus staf) of de nacht (godinnen met toortsen) aangebracht op 60

meubelstukken in de slaapkamer. Het ging hierbij niet zo zeer om het uitbeelden van de functionele waarden van het object, als wel dat er een verbin- ding werd gelegd met het verleden. De relatie met het alom bekende culturele erfgoed van de antieke oudheid versterkte de boodschap van grootsheid en macht die een empire inrichting diende uit te stralen. Lang heeft Lodewijk Napoleon niet van de inrichting van zijn Amsterdamse paleis kunnen genieten. Ruim twee jaar na de intocht in Amsterdam, op 1 juli 1810, deed de koning onder druk van zijn broer keizer Napoleon afstand van de troon ten behoeve van zijn zoon, kroonprins Napoléon-Louis. In plaats van de troonsoverdracht toe te kennen lijfde Napoleon op 9 juli de Hollandse departementen bij het Franse keizerrijk in. Een maand later werd het paleis officieel tot Keizerlijk Paleis verklaard. Napoleon en zijn tweede vrouw Marie-Louise zouden uiteindelijk alleen in oktober 1811 in het Paleis op de Dam verblijven. Sinds het vertrek van de Fransen is de inrichting van het paleis com- pleet veranderd. De protestantse Koning Willem I liet als eerste de ka- tholieke hofkapel ontmantelen. In de eeuw die volgde, veranderde de inrichting beetje bij beetje door het wijzigen van de functies van ver- schillende ruimten, aanvullingen van objecten zoals nieuwe kroonluchters en vernieuwingen in stoffering door slijtage. Toch zijn het voor- al de restauraties van de jaren 1930 en 1950 geweest waarbij de meeste elementen uit de korte Franse periode voorgoed zijn verwijderd. Intensief gebruik van het gebouw en het meubilair gedurende twee eeuwen heeft duidelijk haar sporen achtergelaten. Voor de her- inrichting bij de renovatie van het Koninklijk Paleis Amsterdam tussen 2005 en 2009 is het grootste deel van het empire meubilair gerestau- reerd en opnieuw gestoffeerd. Anders dan bij een museaal object zijn de meubelen nog altijd in gebruik.Vereisten voor de restauratie waren soliditeit en stabiliteit van de constructie en een kwalitatief goede be- kleding met zo min mogelijk verlies van het oorspronkelijke uiterlijk. Net als in het begin van de negentiende eeuw is de empire collec- tie weer in haar volle glorie te bewonderen, of in de woorden van de Franse hovelingen, een coup d’oeil majestueux!


61


1914 Naatje wordt verwijderd 1914 Opening ‘magazijn’ Bijenkorf

1903 Sloop Beurs Zocher

1912 Commandantshuis gesloopt

1903 De Dam en het Damrak - economische-impuls 1898 Inhuldiging Koningin Wilhelmina

1879 Bezoek Koning Willem III en Emma 1874 Viering 25 Jubileum Koning Willem III 1872 Historische optocht herdenking Den Briel 1870 Kalverstraat 1870 Bijenkorf Start Amsterdam 1870 Opening Societeit de Groot 1869 Tabaks- en sigarenzaak P.G.C. Hajenius 1864 Grand International Alliance Hotel 1863 viering 50 jaar van de Oranjes

1856 Onthulling nieuw monument 1849 Inhuldiging Koning Willem III 1848 Damoproer 1845 Opening Nieuwe Beurs 1841 Damrak gedempt

1814 Inhuldiging Willem I als soeverein Vorst

62

1914 1864 1814


2013 Inhuldiging Willem Alexander

2004 Lawaaidemonstratie 2002 Huwelijk Alexaneder & Maxima

1997 Eurotop

1999 Staatsbezoek Nelson Mandela

1984 A’dam Modestad 1980 Inhuldiging Koningin Beatrix 1979 Jaarlijkse Kermis

1970 Verbod Slapen op de Dam 1966 Huwelijk Prinses Beatrix & Claus 1966 Provodemonstraties

1955 Oplevering Nieuwe Monument 1954 Bouw van het definitieve monument 1949 Soevereiniteitsoverdracht Nede lands-Indie 1948 Inhuldiging Koningin Juliana 1947 Tijdelijk WOII Monument 1946 Bezoek Sir Winston Churchill 1945 Vieren bevreiding op de Dam 1945 Einde WOII 1945 Schietincident op de Dam

1925 Opening Plantsoen 1924 Aanleg Plantsoen de Dam

2014 1964 1914

63


Oranje Paleis 1813 - heden Het Paleis wordt een residentie van de Koning van Nederland en komt in bezit van de Nederlandse Staat. Paleis teruggegeven Toen het keizerrijk ten einde was gekomen keerde Willem Frederik van Oranje-Nassau terug naar Nederland. Hij was de zoon van de laatste stadhouder. In december 1813 ging hij naar Amsterdam en deelde mee dat het voormalige stadhuis zou worden teruggeven aan de stad. Tijdens zijn verblijf logeerde hij nog wel in het Paleis. Paleis blijft paleis De proclamatie, waarin Willem I de soevereiniteit van Nederland aanvaardde, werd op 2 december 1813 in het Paleis getekend. Het Prinsenhof bleef de plek waar het stadsbestuur gevestigd was en het Paleis bleef paleis. Een verhuizing en nieuwe inrichting waren te grote onkostenposten. Bovendien zag Willem I het belang in van een verblijf in de hoofdstad. Het stadsbestuur van Amsterdam stelde het gebouw opnieuw ter beschikking aan de Soevereine Vorst. Aanvankelijk maakte Willem I veel gebruik van het Paleis. In 1814 ontving hij er de Russische tsaar Alexander I. Maar als snel verminderde zijn belangstelling voor het gebouw. Ook Koning Willem II en Willem III waren hooguit enkele dagen per jaar in het gebouw te vinden. Paleis verkocht Hoewel het gebouw tijdens herdenkingen en ontvangsten regelmatig een glansrol vervulde, begonnen de tussenliggende periodes van leegstand ongenoegen te wekken. Wisselende politieke en economische omstandigheden beïnvloeden het steeds weer terugkerende debat. In de jaren dertig van de twintigste eeuw werd een groep juristen gevraagd om uit te zoeken van wie het gebouw nu eigenlijk was. Uitkomst: de stad Amsterdam was nog altijd eigenaar. In 1934 werd er nog een plan gemaakt om het gebouw weer als stadhuis in te richten, maar door de economische crisis was dit onhaalbaar. Alleen al de dringend nodige restauraties waren te duur. Op 20 december 1935 nam de Amsterdamse gemeenteraad een historisch besluit: de stad verkocht het gebouw voor tien miljoen gulden aan het Rijk. Het Rijk stelde het Paleis permanent beschikbaar aan het Koninklijk Huis. 64

Koningin Wilhelmina nam het gebouw in gebruik en vierde er in 1938 haar veertigjarige regeringsjubileum. In haar laatste regeringsjaren gebruikte Koningin Wilhelmina het als haar ‘winterpaleis’. Ze maakte vanuit het Paleis kleine uitstapjes in de stad en zittend op het dak schilderde ze de lucht.

In de zomer van 1814 ontving Willem I zijn eerste staatsbezoek in het Koninklijk Paleis Amsterdam: de Russische tsaar Alexander I.

Huidig gebruik Het Koninklijk Paleis Amsterdam is tegenwoordig actief ontvangstpaleis van het Koninklijk Huis. Als ontvangstpaleis wordt het gebruikt tijdens staatsbezoeken, voor de nieuwjaarsrecepties van de Koning en voor andere officiële ontvangsten. Ook vindt er jaarlijks de uitreiking van de Erasmusprijs, de Zilveren Anjer, de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst en de Prins Claus Prijs plaats. Het gebouw speelt tevens een rol in koninklijke huwelijken en de troonswisseling.

1840 Inhuldiging Koning Willem II Op 7 oktober 1840 deed Willem I op Paleis Het Loo afstand van de troon. Anderhalve maand later, op 28 november 1840 vond de inhuldiging van zijn zoon, Koning Willem II plaats. Om acht uur ’s ochtends klonk een Koninklijk saluut van 101 kanonschoten door Amsterdam. De nieuwe Koning begaf zich te voet onder een draagbaldakijn met struisveren over een groen bekleed plankier van het Koninklijk Paleis Amsterdam naar de Nieuwe Kerk. De regalia – kroon, scepter en rijksappel – speciaal voor deze inhuldiging vervaardigd, werden voor hem uit gedragen. In de Nieuwe Kerk legde hij de eed af in aanwezigheid van de Leden der Staten-Generaal, zijn vrouw Anna Paulowna (dochter van de Russische tsaar Alexander I) en een groot aantal genodigden.

Op de momenten dat het Koninklijk Huis geen gebruik maakt van het Paleis, wordt het gebouw (sinds 1979) door de Stichting Koninklijk Paleis Amsterdam opengesteld voor het publiek. Twee keer per jaar worden er tentoonstellingen georganiseerd. 1814 Inhuldiging Willem I als soeverein Vorst Op 30 maart 1814 werd Willem I in de Nieuwe Kerk in Amsterdam ingehuldigd als soeverein vorst. Willem I liep met zijn gevolg van het Koninklijk Paleis Amsterdam naar de Nieuwe Kerk om op het speciale troonpodium trouw te zweren aan volk en vaderland. De inspiratie voor de ceremonie vond Willem I in de troonsoverdracht van Karel V op Filips II. In eerste instantie had men het plan gevat om de vergadering van de StatenGeneraal waarbinnen de inhuldiging plaats zou vinden in de Burgerzaal van het Paleis te houden. Willem I wilde dat de inhuldiging afgesloten werd met een kerkdienst en al snel week men voor de gehele plechtigheid uit naar de naastgelegen Nieuwe Kerk. Na het uitspreken van de zegen verlieten de Soevereine Vorst en de vorstelijke familie het kerkgebouw, waarna de Acte van Inhuldiging werd ondertekend door de leden van de vergadering en de Vorst ten paleize aangeboden. De wapenheraut proclameerde de inhuldiging vanaf het paleisbalkon en zijn assistenten wierpen strooipenningen in de menigte.

Op 21 september 1815 werd Willem I in Brussel ingehuldigd als Koning.

1848 Damoproer Overal in Europa heerste er grote onvrede in 1848. Dit leidde tot ongeregeldheden in diverse West-Europese hoofdsteden. Ook Amsterdam ontkwam hier niet aan. Op vrijdag 24 maart vond hier het zgn. Damoproer plaats. Via her en der opgeplakte en uitgedeelde strooibiljetten met de belofte van een betere toekomst, waren Amsterdamse werklieden, die niet of nauwelijks werk hadden, opgeroepen om die dag rond het middaguur massaal naar de Dam te komen. Ondanks een kennisgeving van de burgemeester om weg te blijven verzamelden zich duizenden mensen op de Dam. De vlam sloeg pas in de pan, toen stoeiende jongens per ongeluk het raam van een wijnhuis ingooiden en elkaar vervolgens gingen bekogelen met straatvuil. De schermutselingen met de politie, die hierop volgden, speelden zich echter niet op de Dam af, maar vooral in de omliggende straten. Inmiddels waren enkele eenheden infanterie en cavalerie gearriveerd op de Dam, waar nog steeds de grootste menigte rondhing zonder duidelijk perspectief. Toen de burgemeester, de wethouders en de politiedirecteur vanaf


65


de trappen van de Beurs de aanwezigen opriepen terug te gaan naar huis of werk, liep het plein leeg. 1849 Inhuldiging Koning Willem III Door het plotselinge overlijden van Koning Willem II na negen jaar koningschap volgde de volgende plechtigheid al snel. Op 32-jarige leeftijd werd Willem III Koning van Nederland. De inhuldigingsceremonie op 12 mei 1849 was op verschillende plaatsen ingekort en voor zijn gang van het Koninklijk Paleis Amsterdam naar de Nieuwe Kerk zag hij af van de draagbaldakijn en waren de regalia van tevoren in de Kerk neergelegd. Een ander nieuw element van de inhuldiging was dat in de plaats van de eed ook een belofte kon worden afgelegd. 1856 Onthulling nieuw monument Op 27 augustus 1856 verrees pal tegenover het Paleis het ‘Gedenkteken van de Volksgeest van 1830’ op de Dam. Het voetstuk was gemaakt door kunstenaar H.M. Tetar van Elven (1803-1882) en het standbeeld door beeldhouwer Louis Royer (1793-1868). Sokkel en sculptuur herinnerden primair aan de Tiendaagse Veldtocht (2-12 augustus 1831) tegen het zich afscheidende zuiden. Secundair symboliseerden ze de herwonnen maar toch verse Nederlandse eensgezindheid. Het vier meter hoge beeld van een jongedame heette dan ook ‘De Eendracht der Hollandse Natie’ – in de volksmond: Naatje. Haar alsmaar toenemende verwering zorgde ervoor dat de uitdrukking ‘het is Naatje’ (helemaal niks) in zwang kwam. Tijdens officiële gelegenheden op het plein en in het Paleis kreeg Naatje een bloemendeken om haar gehavende neus, afgebroken rechterarm en roestplekken te maskeren. Naatjes deplorabele toestand veroorzaakte op den duur twijfel aan haar bestaansrecht. 1898 Inhuldiging Koningin Wilhelmina Op 6 september 1898, een week na haar achttiende verjaardag, wordt Wilhelmina in de Nieuwe Kerk in Amsterdam ingehuldigd als koningin. Door de kans op slecht weer werd er voor het eerst een overdekte galerij gebouwd van het Paleis naar de kerk. Van het binnengaan en van het vertrek van Wilhelmina zijn bewegende beelden gemaakt. In de kerk sprak volgens ooggetuigen Wilhelmina een korte, zelf geschreven toespraak uit. Waarna zij met een heldere krachtige stem de eed op de Grondwet aflegde. 66

Na de inhuldiging verscheen Koningin Wilhelmina op het balkon van het Koninklijk Paleis Amsterdam. De jonge Koningin sloot de dag af met een feestelijk banket in de Burgerzaal van het Koninklijk Paleis Amsterdam. 1903 De Dam en het Damrak - economische-impuls De Dam met het begin van het Damrak. Links het ‘Gedenkteken van de Volksgeest van 1830’ (beter bekend als Naatje van de Dam). Rechts de Beurs van Zocher en daarachter de nieuwe Beurs van Berlage. Op de achtergrond is het Centraal Station te zien. Aan het begin van de twintigste eeuw kreeg de Dam een nieuwe impuls als commercieel centrum van de stad. Langzaam maar gestaag verdwenen de woningen uit de kern. Hun plekken werden ingenomen door kantoor- en winkelpanden. Het aantal centruminwoners daalde navenant; de cityvorming was begonnen, geholpen door de demping van grachten, infrastructurele werken en kleine doorbraken. Een van de resultaten was een as tussen het Centraal Station en het Rembrandtplein, via de Nieuwendijk, het Damrak, de Kalverstraat, het Rokin en het Muntplein. Sloop en bouw gingen hand in hand. Het Koffiehuis Krasnapolsky veranderde in 1879 in een ‘bierpaleis’ en in 1882, vanwege de wereldtentoonstelling van een jaar later, in een hotel. De Beurs van Zocher, die pas in 1845 in de plaats was gekomen van de verzakte beurs van De Keyser uit 1614, werd in 1903 alweer afgebroken. Vlak erachter verrees de Beurs van Berlage. 1945 Schietincident op de Dam 7 mei 1945. De Duitse bezetting van Nederland is voorbij, maar de geallieerde troepen moeten veel steden en dorpen nog binnentrekken. Veel Amsterdammers willen daarop niet wachten en beginnen op de Dam een bevrijdingsfeest. Het plein en omgeving vullen zich ook met leden van de Binnenlandse Strijdkrachten die NSB’ers en de nog aanwezige Duitse soldaten het Paleis injagen. Voor enkele Duitse mariniers die zitten te drinken in de Groote Club op de hoek van de Kalverstraat geeft dit waarschijnlijk de doorslag om rond drie uur het vuur te openen op de feestende menigte. Vluchtende Amsterdammers zoeken dekking achter lantaarnpalen en het draaiorgel ‘Het

snotneusje’ of komen terecht in de belendende straten van het plein. Twintig mensen komen om, 119 raken gewond. Een dag later nemen de geallieerden Amsterdam in en verlaten de Duitsers – dus ook degenen die verantwoordelijk zijn voor dit bloedbad – de Groote Club. 1946 Bezoek Sir Winston Churchill Op uitnodiging van Koningin Wilhelmina brachten Sir Winston Churchill en zijn echtgenote Lady Churchill van 8 tot en met 13 mei 1946 een bezoek aan Nederland. Op de dag van aankomst werd Churchill groots ontvangen in het Koninklijk Paleis Amsterdam. De Dam was afgeladen met enthousiaste mensen. Samen met Koningin Wilhelmina verscheen hij op het balkon van het Paleis, waar zij met veel gejuich werden verwelkomd. Tijdens zijn bezoek aan Nederland verbleef Churchill in het Koninklijk Paleis Amsterdam. Hij had beschikking over diverse vertrekken. Al die kamers keken uit op de Dam. De hele dag waren daar mensen die hoopten een glimp van hem te kunnen opvangen. 1948 Inhuldiging Koningin Juliana Op maandag 6 september 1948, precies vijftig jaar na haar moeder Koningin Wilhelmina, werd de toen 39-jarige prinses Juliana in de Nieuwe Kerk in Amsterdam ingehuldigd als Koningin. Vanuit een overdekte wandelgang begaf ze zich vanuit het Koninklijk Paleis Amsterdam naar de kerk. Na de inhuldiging verscheen de nieuwe Koningin met haar gezin op het balkon van het Koninklijk Paleis Amsterdam. Twee dagen voor haar inhuldiging, op 4 september 1948, ondertekende Koningin Wilhelmina in het Koninklijk Paleis Amsterdam de Akte van Abdicatie, waarmee ze afstand deed van de troon ten gunste van haar dochter. Op het balkon van het Paleis sprak Wilhelmina daarna de bekende woorden: ‘En ik acht me gelukkig met u allen te kunnen uitroepen: Leve de Koningin!’ gevolgd door een driewerf ‘Hoera!’ 1949 Soevereiniteitsoverdracht Nede lands-Indie Op 27 december 1949 worden in de Burgerzaal van het Koninklijk Paleis Amsterdam de overeenkomsten ondertekend waarmee Nederland de soevereiniteit over Nederlands-Indië overdraagt aan een federale Indonesische


67


regering. Het woord wordt daarbij onder andere gevoerd door de Nederlandse minister-president dr. W. Drees, de voorzitter van de Republikeinse delegatie M. Hatta en H.M. Koningin Juliana. Nadat de soevereiniteitsoverdracht van Nederlands-Indië was ondertekend sprak Koningin Juliana de volgende woorden: ‘Niet langer staan wij (Nederland en Indonesië) gedeeltelijk tegenover elkander, wij zijn nu naast elkaar gaan staan. Hoezeer ook geschonden en gescheurd en vol van de littekens van wrok en spijt, onmeetbaar groot is de voldoening van een volk dat zijn vrijheid verwerkelijkt ziet.’ 1966 Provodemonstraties De relatief onbewogen jaren vijftig werden gevolgd door de demonstraties en protesten van de turbulente jaren zestig. Hoewel in het hele land een nieuw tijdperk werd ingeluid, was nergens de stem van protest luider dan op de Dam. De morele verontwaardiging richtte zich voornamelijk op leden van de elite en hoge regeringsfunctionarissen. De Provobeweging zette zich af tegen het establishment en verklaarde een ‘Oranje Vrijstaat’ - ‘vrijheid, good vibes’ - en lanceerde hun beroemde witte fietsenplan. Hun demonstraties mondden vaak uit in confrontaties met de politie waarbij zo nu en dan geweld werd gebruikt. De verloving (1965) en het huwelijk (1966) van Prinses Beatrix en Claus von Amsberg (1926-2002) bood de Provobeweging een kans om hun grieven te uiten. Provodemonstranten onderwierpen het koninklijk paar aan rookbommen toen zij op hun huwelijksdag in de Gouden Koets door de straten van Amsterdam reden. Van toen af aan was het Nationaal Monument op de Dam de plek voor sit-ins, sleep-ins en andere vormen van vreedzaam protest. In 1970 veegde een groep marinier eigener beweging het plein schoon. Hun actie is succesvol gebleken. De toeristen, hippies en studenten-’dissidenten’ die het plein gebruikten als verzamelplaats pakten hun slaapzakken en namen intrek in het Vondelpark. 1966 Huwelijk Prinses Beatrix & Claus Op 10 maart 1966 is het Koninklijk Paleis Amsterdam decor van het huwelijk van Prinses Beatrix en Claus von Amsberg. Vanuit het Paleis vertrekt het paar in de Gouden Koets naar het stadhuis. Later die dag vindt de kerkelijke inzegening plaats in de Westerkerk. Na de plechtigheid verschijnt het pasgetrouwde paar op het balkon van het Paleis. 68

1980 Inhuldiging Koningin Beatrix Op de ochtend van 30 april 1980 ondertekende Koningin Juliana in de Vroedschapskamer van het Koninklijk Paleis Amsterdam de Acte van Abdicatie, waarmee ze afstand deed van de troon ten gunste van haar dochter. De nu Prinses Juliana en Koningin Beatrix houden daarna op het balkon van het Paleis een toespraak. ’s Middags werd de nieuwe Koningin ingehuldigd in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. 1997 Eurotop Op 16 en 17 juni 1997 vond de top van Europese regeringsleiders plaats in Amsterdam. Op de eerste dag ging het gezelschap in het Koninklijk Paleis aan tafel voor een lunch, aangeboden door Koningin Beatrix en Prins Claus. Het is uitzonderlijk dat vijftien Europese regeringsleiders bijeen waren in het Koninklijk Paleis Amsterdam. Staatshoofden of regeringsleiders kunnen een officieel bezoek aan Nederland brengen. Een staatsbezoek speelt zich tussen twee staatshoofden af. Als een regeringsleider die geen staatshoofd is, een bezoek aan Nederland brengt, kan er sprake zijn van een officieel bezoek. Bij een officieel bezoek speelt het protocollaire deel van het programma zich voornamelijk in Den Haag af, terwijl dat zich bij een staatsbezoek voor het grootste gedeelte in Amsterdam afspeelt. 1999 Staatsbezoek Nelson Mandela Op 11 en 12 maart 1999 bracht de Zuid-Afrikaanse president Nelson Mandela een staatsbezoek aan Nederland. Onder grote belangstelling werden de president en zijn echtgenote met militair ceremonieel ontvangen op de Dam. Nelson Mandela inspecteerde de erewacht en legde een krans bij het Nationaal Monument. ‘s Avonds bood Koningin Beatrix op het Koninklijk Paleis Amsterdam een staatsbanket aan, waar beide staatshoofden een toespraak hielden.Het Koninklijk Paleis Amsterdam speelt al 200 jaar een rol bij staatsbezoeken, met de Dam als decor van ceremonieel ontvangst. Koning Willem I ontving er in 1814 zijn eerste staatsbezoek: de Russische tsaar Alexander I. Koningin Beatrix ontving er in november 2012 haar laatste staatsbezoek: de president van Slowakije.

2002 Huwelijk Alexaneder & Maxima Op 2 februari 2002 was het Koninklijk Paleis Amsterdam decor van het huwelijk van de Prins van Oranje en mevrouw Máxima Zorreguieta. Na de voltrekking van het kerkelijk huwelijk in de Nieuwe Kerk stapte het paar in de Gouden Koets voor een rondrit door Amsterdam. De tocht eindigde bij het Paleis, waarvoor zich duizenden mensen hadden verzameld. Het paar verscheen op het balkon om de toeschouwers te begroeten. 2004 Lawaaidemonstratie Op 2 november 2004 werd cineast Theo van Gogh vermoord in de Linneausstraat in Amsterdam. Nog dezelfde avond was er een lawaaidemonstratie en herdenking op de Dam. Tienduizenden mensen verzamelden zich op de Dam en maakten, na de oproep van burgemeester Job Cohen, kabaal met fluitjes, deksels en pannen. Cohen sprak de mensen toe: ‘Er is een Amsterdammer vermoord. Je strijdt met de pen en desnoods tot aan de rechter. Maar nooit neem je het recht in eigen hand. Theo van Gogh is het zwijgen opgelegd. Dat accepteren we niet. 2013 Inhuldiging Willem Alexander Op 30 april 2013 tekende H.M. Koningin Beatrix in de Vroedschapskamer/Mozeszaal van het Koninklijk Paleis Amsterdam de Akte van Abdicatie waarmee ze afstand deed van de troon ten gunste van haar zoon, de Prins van Oranje. Z.M. Koning Willem-Alexander, H.M. Koningin Máxima en H.K.H. Prinses Beatrix betraden daarna het balkon van het Paleis. Prinses Beatrix en de Koning hielden een korte toespraak. Aansluitend betraden ook H.K.H. de Prinses van Oranje, H.K.H. Prinses Alexia en H.K.H. Prinses Ariane het balkon. Later die middag werd de nieuwe Koning ingehuldigd in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. De aansluitende receptie voor autoriteiten en leden van de Staten-Generaal vond plaats in de Burgerzaal van het Paleis.


69


bebouwing 1660

70

bebouwing 1880


bebouwing 2015

Overzicht veranderingen

bebouwing 1660

bebouwing 1880

bebouwing 2015

71


plattegrond begane grond 1655 72


plattegrond begane grond 1808 73


plattegrond eerste verdieping 1655 74


plattegrond eerste verdieping 1808 75


dwarsdoorsnede (ontwerptekening Jacob van Campen) 76


langsdoorsnede (Jacob van Campen) 77


fragment grote krijgsraadzaal 78

fragment koepel


fragment grote vierschaar

fragment grote vierschaar 79


fragment vloer burgerzaal 80


fragment vloer burgemeesterkamer 81


82


BOUWKUNDIGE INVENTARISATIE 1655 het paleis 1808 paleis lodewijk napoleon 2015 paleis op de dam analyse wijzigingen gevel analyse maten en vehoudingen bouwhistorische waardering

83


1655 - 1808 STADHUIS VAN AMSTERDAM

84


B

A

1655 Stadhuis Amsterdam

A

1655 1808 2015

B

plattegrond kelder

85


1655 Stadhuis Amsterdam B

A

A

1655 1808 2015

B

86

plattegrond begane grond


1655 Stadhuis Amsterdam B

A

A

1655 1808 2015

B

plattegrond eerste verdieping

87


1655 Stadhuis Amsterdam B

A

A

1655 1808 2015

B

88

plattegrond tweede verdieping


1655 Stadhuis Amsterdam B

A

A

1655 1808 2015

B

plattegrond derde verdieping

89


1655 Stadhuis Amsterdam B

A

A

1655 1808 2015

B

90

plattegrond vierde verdieping


1655 Stadhuis Amsterdam B

A

A

1655 1808 2015

B

plattegrond dak verdieping

91


1655 Stadhuis Amsterdam

doorsnede BB

92


1655 Stadhuis Amsterdam

doorsnede BB

93


1655 Stadhuis Amsterdam

aanzicht noordgevel

94


1655 Stadhuis Amsterdam

aanzicht oostgevel

95


1655 Stadhuis Amsterdam

aanzicht zuidgevel

96


1655 Stadhuis Amsterdam

aanzicht westgevel

97


1808 - 1813 PALEIS LODEWIJK NAPOLEON

98


B

A

1808 Paleis Lodewijk Napoleon

A

1655 1808 2015

B

plattegrond kelder

99


1808 Paleis Lodewijk Napoleon B

A

A

1655 1808 2015

B

100

plattegrond begane grond


1808 Paleis Lodewijk Napoleon B

A

A

1655 1808 2015

B

plattegrond eerste verdieping

101


1808 Paleis Lodewijk Napoleon B

A

A

1655 1808 2015

B

102

plattegrond tweede verdieping


1808 Paleis Lodewijk Napoleon B

A

A

1655 1808 2015

B

plattegrond derde verdieping

103


1808 Paleis Lodewijk Napoleon B

A

A

1655 1808 2015

B

104

plattegrond vierde verdieping


1808 Paleis Lodewijk Napoleon B

A

A

1655 1808 2015

B

plattegrond dak

105


1808 Paleis Lodewijk Napoleon

doorsnede BB

106


1808 Paleis Lodewijk Napoleon

doorsnede BB

107


1808 Paleis Lodewijk Napoleon

aanzicht noordgevel

108


1808 Paleis Lodewijk Napoleon

aanzicht oostgevel

109


1808 Paleis Lodewijk Napoleon

aanzicht zuidgevel

110


1808 Paleis Lodewijk Napoleon

aanzicht westgevel

111


1808 - 2015 KONINKLIJK PALEIS

112


B

A

2015 Koninklijk Paleis

A

1655 1808 2015

B

plattegrond kelder

113


2015 Koninklijk Paleis B

A

A

1655 1808 2015

B

114

plattegrond begane grond


2015 Koninklijk Paleis B

A

A

1655 1808 2015

B

plattegrond eerste verdieping

115


2015 Koninklijk Paleis B

A

A

1655 1808 2015

B

116

plattegrond tweede verdieping


2015 Koninklijk Paleis B

A

A

1655 1808 2015

B

plattegrond derde verdieping

117


2015 Koninklijk Paleis B

A

A

1655 1808

B

2015

plattegrond vierde verdieping

118


2015 Koninklijk Paleis B

A

A

1655 1808 2015

B

plattegrond dak verdieping

119


2015 Koninklijk Paleis

doorsnede BB

120


2015 Koninklijk Paleis

doorsnede BB

121


2015 Koninklijk Paleis

aanzicht noordgevel

122


2015 Koninklijk Paleis

aanzicht oostgevel

123


2015 Koninklijk Paleis

aanzicht zuidgevel

124


2015 Koninklijk Paleis

aanzicht westgevel

125


MUTATIES DOOR DE JAREN HEEN

126


mutaties 1720 eerste verdieping

127


mutaties 1808 begane grond

128


mutaties 1808 eerste verdieping

129


mutaties 1935 eerste verdieping

130


mutaties 1813 eerste verdieping

131


gevel analyse symnetrie

symmetrie

symmetrie symmetrie uitzondering

symmetrie

symmetrie symmetrie uitzondering

Westgevel

Westgevel

Zuidgevel

Zuidgevel

Oostgevel

132 Oostgevel

Noordgevel

Noordgevel


materialisatie

zandsteen

gevel analyse materiaal gebruik

marmer zandsteen

glas

marmer

leisteen

glas

brons

leisteen brons

Westgevel

Zuidgevel Westgevel

Oostgevel

Noordgevel Oostgevel

133


gevel analyse ornamentiek

ornamentiek

functionele verfraaiing ornament

ornamentiek

functionele verfraaiing ornament

Westgevel

Westgevel

Zuidgevel

Zuidgevel

Oostgevel

134 Oostgevel

Noordgevel

Noordgevel


repetitie

dakkapellen

gevel analyse repetitie

entreebogen dakkapellen

traliramen

entreebogen

ramen en ornament

traliramen

kolommen

ramen en ornament kolommen

Westgevel

Zuidgevel

Westgevel

Oostgevel

Noordgevel

Oostgevel

135


gevel analyse ritme

ritme

secundair ritme primair ritme

ritme

secundair ritme primair ritme

Westgevel

Westgevel

Zuidgevel

Zuidgevel

Oostgevel

136 Oostgevel

Noordgevel

Noordgevel


transparantie

transparant

gevel analyse transparantie transparant

Westgevel

Zuidgevel Westgevel

Oostgevel

Noordgevel Oostgevel

137


120 voet

33.960

40 voet

11.320

40 voet

138

11.320

maten en verhoudingen onderlegger

11.320

16.980

22.640

16.980

11.320

40 voet

60 voet

80 voet

60 voet

40 voet


33.960

80 voet 22.640

40 voet

11.320

120 voet

maten en verhoudingen amsterdamse voet

50 voet 14.150

40 voet

11.320

4 voet 1.132

4 voet 1.132

17 voet 4.811

11.320

16.980

22.640

16.980

11.320

40 voet

60 voet

80 voet

60 voet

40 voet

139


33.960

80 voet 22.640

40 voet

11.320

120 voet

56.600

maten en verhoudingen constructie

50 voet 14.150

11.320

40 voet

4 voet 1.132

4 voet 1.132

17 voet 4.811

11.320

16.980

22.640

16.980

11.320

40 voet

60 voet

80 voet

60 voet

40 voet

79.240 140


maten en verhoudingen stramien - voet naar meter 3 x 11 voet 10 2/3 duim

17 x 11 voet 10 6/17 duim = 203 voet

3 x 11 voet 10 2/3 duim

3 x 11 voet 10 2/3 duim

3.387 3.387 3.387 3.380 3.380 3.548 3.548 3.548 3.548 3.548 3.548 3.380 3.380 3.387 3.387 3.387

3 x 11 voet 10 2/3 duim

3 x 11 voet 10 2/3 duim 3 x 11 voet 10 2/3 duim

3.387 3.387 3.387 3.380 3.380 3.548 3.548 3.548 3.548 3.548 3.548 3.380 3.380 3.387 3.387 3.387

3.387 3.387 3.387 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.387 3.387 3.387

3.387 3.387 3.387 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.387 3.387 3.387

141


maten en verhoudingen maten samen met verhoudingen 17 x 11 voet 10 6/17 duim = 203 voet

3 x 11 voet 10 2/3 duim

142

11.320

16.980

22.640

16.980

11.320

40 voet

60 voet

80 voet

60 voet

40 voet

3.387 3.387 3.387

3 x 11 voet 10 2/3 duim

3.548 3.548 3.548 3.548 3.548 3.548

6 x 12 voet 5 95/102 duim

3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.387 3.387 3.387


maten en verhoudingen bewijs 17 x 11 voet 10 6/17 duim = 203 voet

3 x 11 voet 10 2/3 duim

11.320

16.980

22.640

16.980

11.320

40 voet

60 voet

80 voet

60 voet

40 voet

3.387 3.387 3.387

3 x 11 voet 10 2/3 duim

3.548 3.548 3.548 3.548 3.548 3.548

6 x 12 voet 5 95/102 duim

3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.380 3.387 3.387 3.387

143


BOUWHISTORISCHE WAARDERING

Bouwkundig hoge monumentwaarden posititeve monumentwaarden indifferente monumentwaarden

144


bouwhistorische waardering kelder

145


bouwhistorische waardering begane grond

146


bouwhistorische waardering eerste verdieping

147


bouwhistorische waardering tweede verdieping

148


bouwhistorische waardering derde verdieping

149


bouwhistorische waardering vierde verdieping

150


bouwhistorische waardering dak

Bouwkundig hoge monumentwaarden posititeve monumentwaarden indifferente monumentwaarden

151


152


RUIMTELIJK ONDERZOEK stedenbouwkundige analyse volumes gebouw analyse plattegrond en functies ruimtelijke analyse inteieur routing

153


STEDENBOUWKUNDIGE ANALYSE

154


situatie

155


W

kerkhof

N

Z

oude stadhuis

oude stadhuis

O

waag

beurs van hendrick de keijser

beurs van zocher

156

historische bebouwing orientatie


autoverkeer

openbaar vervoer

157


activiteit

158

mensen menigte


5 mei activiteit

159


PALEIS OP DE DAM

isometrie paleis op de dam

160


KELDER

isometrie kelder

BEGANE GROND

isometrie begane grond

161


EERSTE VERDIEPING

isometrie eerste verdieping

162

TWEEDE VERDIEPING

isometrie tweede verdieping


DERDE VERDIEPING

isometrie derde verdieping

VIERDE VERDIEPING

isometrie vierde verdieping

163


GEBOUW ANALYSE

164


Vloervelden

vloervelden

kelder

begane grond

eerste verdieping

derde verdieping

vierde verdieping

kap verdieping

-3.000

-3.000

-3.000

-3.000

-3.000

tweede verdieping -3.000

-3.000

165


Indeling

indeling

kelder

begane grond

eerste verdieping

derde verdieping

vierde verdieping

kap verdieping

-3.000

-3.000

166

-3.000

-3.000

-3.000

-3.000

tweede verdieping -3.000


Gevelopeningen

gevelopeningen

kelder

begane grond

eerste verdieping

derde verdieping

vierde verdieping

kap verdieping

-3.000

-3.000

-3.000

-3.000

-3.000

tweede verdieping -3.000

-3.000

167


Ruimtes

ruimtes

kelder

begane grond

eerste verdieping

derde verdieping

vierde verdieping

kap verdieping

-3.000

-3.000

168

-3.000

-3.000

-3.000

-3.000

tweede verdieping -3.000


Functies

functies

kelder

begane grond

eerste verdieping

derde verdieping

vierde verdieping

kap verdieping

-3.000

-3.000

-3.000

-3.000

-3.000

tweede verdieping -3.000

-3.000

169


Thema’s

thema’s

kelder

begane grond

eerste verdieping

derde verdieping

vierde verdieping

kap verdieping

-3.000

-3.000

170

-3.000

-3.000

-3.000

-3.000

tweede verdieping -3.000


Verkeersruimtes

verkeersruimtes

kelder

begane grond

eerste verdieping

derde verdieping

vierde verdieping

kap verdieping

-3.000

-3.000

-3.000

-3.000

-3.000

tweede verdieping -3.000

-3.000

171


Hoogtes

hoogtes

kelder

begane grond

eerste verdieping

derde verdieping

vierde verdieping

kap verdieping

-3.000

-3.000

172

-3.000

-3.000

-3.000

-3.000

tweede verdieping -3.000


Openbaar - Prive

openbaar / prive

kelder

begane grond

eerste verdieping

derde verdieping

vierde verdieping

kap verdieping

-3.000

-3.000

-3.000

-3.000

-3.000

tweede verdieping -3.000

-3.000

173


BEGANE GROND

A. B. C. D. E. F. G. H. I. J. K. L. M.

N. O. P.

174

De Vierschaar De roedragende bodes, s’nachts de burgerwacht Later: De boekhouders van de Wisselbank De Boekhouders van de Wisselbank De commissarissen van de Wisselbank De ontvangers van de Wisselbank De ‘assaykamer’ Woning van de concierge Woning van de cipier Pijnkamer Vertrekken van de pijnkamer De Boeien De gijzelkamers Maatschappij van Nieuw-Amsterdam Later: - De rechtkamers van de Watergraafs- of Diemermeer - De directeuren van de Admodiatie der Wijnen - De stads-accijns van ’t beestiaal - Opslag voor het zilver van de Wisselbank - De Stads tekenschool Wachthuis der sodlaten Later: Wachthuis voor de (gewone) schutters Wachthuis der Soldaten Later: De roedragende bodes en s’nachts voor de burgerofficieren van de wacht Opslag voor munitie Later: Vertrek voor de ruiterwacht


G G G

G

G

G

H

G

G

H

H

G

H

H

I

H

H J

J

H

F

K

K

K

K

K

K

K

K

K

K

K

K

L

L E

P L

E

L

D

M D

D

C

B

O A

N

M

M

175


EERSTE VERDIEPING

A. B. C. D. E. F. G. H. I. J. K. L. M. N. O. P. Q. R. S. T.

176

De Burgemeesterskamer Het burgemeestersvertrek De Thesaurie ordinaris Kleine Secretarye Grote Secretarye Vertrek voor de secretarissen De Thesaurie Extraordinaris De commissarissen van kleine zaken Later ook gebruikt voor de vergaderingen van de commissarissen van de zijden-manufracturen De Schepenkamer Kamer voor de procureurs, advocaten en stadsboden Kamer voor de procureurs, advocaten en stadsboden. In de 18e eeuw ook een tijd de plaats “daar vuur gestookt wert� De Schepenen Extraordinaris Schoutskamer Rekenkamer Desolate Boedelkamer Assurantiekamer Weeskamer Vroedschaps- of Raadkamer Justitiekamer Pui of afleesplaats


I G G

I

H

I

M

H

L J

G

N N

K

N

F

E P

P

D

C

Q C

C

B

R

Q

Q Q

C A

S T

177


TWEEDE VERDIEPING

A. B. C. D. E. F. G. H. I. J. K. L.

M. N. O.

178

De charterkamer Kamer voor bewaring van stadsschriften, boeken en papieren Boekhouder der ambten Kamer voor bewaring van stadsschriften, boeken en papieren Zegelkamer Kamer voor bewaring van oude registers Vertrek dat “tot verscheyde saken gebruikt kan worden� (1693) Later: Commissarissen van honderste en andere penningen (1765) Kamer voor de concierge Schoutscomptoir Kamer voor de cipier (1663) Kamer voor de concierge (1693) Comptoir van Schepenen (1765) Directeuren van de Levantsche handel (1693) Opslag voor boeken van de rekenkamer (1e helft 18e eeuw) Commissarissen van huwelykse zaken en injurien (1765) Commissarissen van zeezaken (1663) Groot kramers-gilde (1693) Directeuren van de Levantsche handel (1e helft 18e eeuw) Commissarissen van huwelykse zaken en injurien Commissarissen van zeezaken Vertrek door de weeskamer gebruikt


I G

G

H

H

H

J

J

J

K

K

F L

M E

D

C

B

O A

N

N

A

179


DERDE VERDIEPING

A. B. C. D. E. F. G. H. I. J. K. L. M. N. O. P. Q.

180

De Notaris minuutkamer (1763 geschikt gemaakt) Opslag van boeken en ander papier van schepenen Stads-accijns van ’t beestiaal Notaris Minuutkamer (tot 1762) Daarna voor ander gebruik (1765) Notaris Minuutkamer (tot 1762) Daarna voor uitgediende boeken van de Wisselbank (1765) Opslag van oude boeken en geschriften van verscheidenen kamers Notaris Minuutkamer (tot 1672) Commissarissen van de zijden-manufacturen Later: Gebruikt voor oplsag van de marmeren wereldkaarten bestemd voor de burgerzaal Vertrek voor de secretaris van de krijgsraad Kleine krijgsraadkamer Grote krijgsraadkamer Vertrek voor de krijgsraad Later: Opslag voor de rekenkamer (1765) Vertrek voor de cipier Opslag voor de desolate boedelkamer Groot kramersgilde Commissarissen van de stads Artillerye Later: De kleine wapenkamer (1e helft 18e eeuw) De rechtskamer van de Watergraafs- of Diemermeer Kabinet van de konstkamer De Konstkamer


G

G

H

J

I

K

K

L

F

L

M

M E N

D

N

N

Q C

C

B

B

B

P

A A

O

O

A

181


RUIMTELIJKE ANALYSE

182


ruimtelijke beleving burgerzaal / schepenenzaal 183


ASSURANTIEKAMER

0

184

3.5

7

10.5

14

17.5

24.5

31.5


routing

ruimtes

toegangkelijkheid

symboliek

eerste verdieping

routing

ruimtes

toegangkelijkheid

symboliek

begane grond

185


BURGEMEESTERSWONING

0

186

3.5

7

10.5

14

17.5

24.5

31.5


routing

ruimtes

toegangkelijkheid

symboliek

tweede verdieping

routing

ruimtes

toegangkelijkheid

symboliek

eerste verdieping

routing

ruimtes

toegangkelijkheid

symboliek

begane grond

187


BURGERZAAL

0

188

3.5

7

10.5

14

17.5

24.5

31.5


routing

ruimtes

toegangkelijkheid

symboliek

burgerzaal

eerste verdieping

routing

ruimtes

toegangkelijkheid

symboliek

entree

begane grond

189


SCHEPENEN

0

190

3.5

7

10.5

14

17.5

24.5

31.5


routing

ruimtes

toegangkelijkheid

symboliek

tweede verdieping routing

ruimtes

toegangkelijkheid

symboliek

eerste verdieping

routing

ruimtes

toegangkelijkheid

symboliek

begane grond

191


SECRETAIRE

0

192

3.5

7

10.5

14

17.5

24.5

31.5


routing

ruimtes

toegangkelijkheid

symboliek

tweede verdieping

routing

ruimtes

toegangkelijkheid

symboliek

eerste verdieping

routing

ruimtes

toegangkelijkheid

symboliek

begane grond

193


THESAURI EXTRAORDINARIS

0

194

3.5

7

10.5

14

17.5

24.5

31.5


routing

ruimtes

toegangkelijkheid

symboliek

tweede verdieping

routing

ruimtes

toegangkelijkheid

symboliek

eerste verdieping

routing

ruimtes

toegangkelijkheid

symboliek

begane grond

195


TROUWZALEN

0

196

3.5

7

10.5

14

17.5

24.5

31.5


routing

ruimtes

toegangkelijkheid

symboliek

tweede verdieping

routing

ruimtes

toegangkelijkheid

symboliek

eerste verdieping

routing

ruimtes

toegangkelijkheid

symboliek

begane grond

197


VROEDSCHAPSKAMER

0

198

3.5

7

10.5

14

17.5

24.5

31.5


routing

ruimtes

toegangkelijkheid

symboliek

eerste verdieping

routing

ruimtes

toegangkelijkheid

symboliek

begane grond

199


begane grond

WISSELBANK

routing

ruimtes

toegangkelijkheid

symboliek

kelder

0

200

3.5

7

10.5

14

17.5

24.5

31.5


routing

ruimtes

toegangkelijkheid

symboliek

toegangkelijkheid

symboliek

begane grond

routing

ruimtes

kelder

201


WISSELBANK verdieping: opp: hoogte:

bg 670 m² 3,5 m

1655 Wisselbank 1808 Wisselbank 2015 Kantoren / personeel

De buitendeur van het Paleis aan de Paleisstraat gaf van 1808 tot 1820 toegang tot de Amsterdamse Wisselbank. De kantoren van de Wisselbank waren gevestigd aan deze zijde van het gebouw. Toen Koning Lodewijk Napoleon in 1808 besloot om het Amsterdamse stadhuis als paleis te gaan bewonen, werden alle stedelijke instellingen elders ondergebracht. Het leek echter verstandig om de zieltogende Wisselbank niet te verkassen. De Wisselbank was de enige stedelijke instelling die na de paleistransformatie in 1808 in het gebouw mocht blijven. De architecten van Koning Lodewijk Napoleon lieten deze ingang aanbrengen, zodat met vanaf de straat de bank kon bereiken zonder het Paleis van de Koning te betreden. Een Koninklijk Paleis met een Wisselbank aan huis was een noviteit en volstrekt uniek in de wereld. De Amsterdamse Wisselbank werd in 1820 officieel opgeheven. In 1794 kwam naar buiten dat de Amsterdamse Wisselbank voor miljoenen guldens illegaal blanco krediet had verstrekt aan de VOC. Dat was het begin van de val van de bank. In 1814 had Willem I De Nederlandsche Bank opgericht. Het was aan deze nationale bank om de kwakkelende economie weer op gang te brengen en de Amsterdamse Wisselbank te doen vergeten. 202


CELLEN verdieping: opp: hoogte:

bg 320 m² 3,5 m

1655 cellen 1808 wijnkelder 2015 keukens / opslag

De gevangeniscellen in het voormalige stadhuis van Amsterdam werden door Koning Lodewijk Napoleon getransformeerd in wijnkelders. Flessen wijn en likeur werden opgeslagen in de ruimtes waar eens gevangenen zaten opgesloten. De beschrijvingen op de deuren zijn nog steeds zichtbaar (zoals ‘Vin Blanc’ op de afbeelding). De cellen, ook wel boeien genoemd, zijn gesitueerd in de kelder bij de noordelijke binnenplaats. In de cellen zaten verdachten die voor een ernstige strafrechtelijke zaak moesten voorkomen. Een cipier was verplicht om ’s avonds bij de gevangenissen te zijn. Zijn woning was dan ook in het stadhuis. Zijn taak was de mensen die hem door de schout en zijn dienaren werden ‘aangeleverd’ gevangen te zetten en goed te bewaren. Hij was persoonlijk aansprakelijk voor ontsnappingen uit dit huis van bewaring. Ook moest hij voor voedsel en verzorging van de gevangenen zorgen. Onder de cipier werkten een dienaar, enige boeienknechten en schoonmaaksters. 203


PORTAAL ENTREE verdieping: opp: hoogte:

bg 255 m² 3,5 m

1655 entree 1808 entree 2015 entree

Het portaal is de entree van het Paleis. Vroeger was dit de entree tot het stadhuis en ook gebruikt als plek om te schuilen voor het weer. Een soort klein binnenstraatje. Daarnaast verzamelde de mensen zich hier ook om naar het Vonnis te luisteren in de vierschaar. In de tijd van Napoleon werd het ook gebruikt als entree voor de koning. Tegenwoordig is het de entree tot het Paleis Museum en komt de Koning op 4 mei tijdens de dodenherdenking ook gelopen vanuit hier. 204


BINNENPLAATS verdieping: opp: hoogte:

bg 440 m² -

1655 binnenplaats 1808 binnenplaats 2015 binnenplaats

Het paleis heeft de vorm van het getal 8. In het midden zijn links en rechts twee binnenplaatsen te vinden. De linker werd vooral vroeger gebruikt door de concierge en als buitenplaats. De rechter was de luchtplaats voor de gevangene. De binnenplaatsen liggen iets lager dan het niveau van de begane grond. Hierdoor is er de mogelijkheid voor gevelopeningen bij de kelder. Deze zie je dan ook goed op de afbeelding hiernaast. 205


WEESKAMER verdieping: opp: hoogte:

1ᾉ 100 m² 4,6 m

1655 Weeskamer 1808 Eetkamer vd Koning 2015 Paleis Museum

De weeskamer werd opgericht om het beheer van de goederen van de wezen op verantwoorde wijze te waarborgen. Het bestuur van de weeskamer werd gevormd door het college van de weesmeesters. In deze ruimte werden alle paparassen en regels rondom wezen in orde gemaakt. Bij wezen is het zaak in dit geval niet alleen te denken aan zij die vader of moeder dan wel beide ouders hadden verloren. Het bestuur van de weeskamer ontfermde zich ook over geestelijke beperkten en andere onder curatele gestelde personen. Zij konden op verzoek van familieleden en met goedvinden van de burgemeesters, onder de hoede van de weesmeesters gesteld worden. Vanaf het moment dat je geregistreerd stond bij de weeskamer had je geen zeggenschap meer over eigendommen en bezit. Om dit te kunnen ontvreemden was toestemming vereist van de weesmeesters. Bij de deur van de weeskamer staat Cybele, godin van de aarde en moeder van al dat groeit. Zij gold als behoedster van mensen en steden. In dezelfde hoek staat Saturnus, de god van de landbouw, met een ploeg, sikken en korenschoof. Saturnus was ook de personificatie van de Tijd. Achter hem leidt dan ook een trap naar het torenuurwerk. 206


JUSTITIEKAMER verdieping: opp: hoogte:

1ᵉ 95 m² 4,6 m

1655 Justitiekamer 1808 Tussensalon 2015 Paleis Museum

In de justitiekamer sprak de dominee het laatste gebed uit voor de gevangene. De gevangene werd vanuit de vierschaar na het horen van de doodvonnis naar deze ruimte toe geleid. Het plafond is beschilderd door Nicolaas de Helt Stockade. Aan weerszijden van de ingang, boven de toegang naar de justitiekamer, zijn reliëfs die het goede bestuur uitbeelden: links Amphion, rechts Mercurius, Io en Argus. Amphion is te zien met zijn lier. Het stond symbool voor de harmonie van het volk, dat nodig was om een welvarende stad te zijn. Het reliëf van Mercurius, Io en Argus vertelt dat de stad goed in de gaten gehouden wordt. 207


SCHEPENEN ORDINARIS verdieping: opp: hoogte:

1ᵉ 225 m² 10,5 m

1655 Schepenenzaal 1808 Grote Ontvangstzaal 2015 Paleis Museum

n de as en tegenover de ingang van de Burgerzaal bevindt zich de Schepenzaal. Hier werd door de Schepenen recht gesproken en wetten werden uitgevaardigd. De toegang tot Schepenzaal is monumentaal omlijst met de personificatie van de gerechtigheid Artus Quellinus. De schoorsteenmantel in de zaal heeft een door Quellinus in 1656 gebeeldhouwd reliëf dat de dans om het Gouden Kalf voorstelt. Erboven hangt Ferdinand Bols schilderij uit 1662 van Mozes die met de stenen tafelen – de tien geboden, door God gedicteerd – van de berg Sinaï afdaalt. De relatie tussen beide voorstellingen staat symbool voor erkenning van het wereldlijk boven het religieuze gezag binnen de maatschappij. De beelden aan deze zijde symboliseren de tijd die door wandaden wordt verkort, als tegenhanger van de verbeelding van de eeuwigheid aan de overkant. In het festoen boven de ingang naar de schepenzaal hangt een klok waarvan de wijzer elf uur slaat als waarschuwing aan hen die er naar binnen gaan. Boven deze beeldengroep draagt Atlas, het gietmodel van het beeld buiten, de wereld op zijn rug. Twee keer per week werden in deze zaal huwelijken voltrokken. De tortelduifjes en de kinderkopjes in de architraaf wijzen hierop. De kamer van de Commissarissen van Kleine Zaken is verbonden met de Schepenzaal. 208


COMMISARIS VOOR KLEINE ZAKEN verdieping: opp: hoogte:

bg 180 m² 4,6 m

1655 Kleine zaken 1808 Slaapkamer en salon Kroonprins 2015 Paleis Museum

De kamer van de Commissarissen van Kleine Zaken is verbonden met de Schepenzaal. Hier werd recht gesproken in kleine financiële zaken. Bij de ingang van deze zaal staat Apollo, de god van de muziek. Als brenger van de harmonie kon hij de conflicten oplossen. Met de hanen boven de deur wordt verwezen naar de twistende partijen. Dit cilinderbureau in Empire stijl komt uit de slaapkamer van Koning Lodewijk Napoleon. Het bureau is gemaakt in 1808-1809 voor zijn Amsterdamse Paleis en is nu te zien in de Kamer van Commissarissen van Kleine Zaken. Het cilinderbureau kwam voor het eerst voor halverwege de 18de eeuw, aan het hof van de Franse Koning Lodewijk XV. ‘Cilinder’ verwijst naar de halfronde vorm van de deksel. Dit bureau is vervaardigd door de Amsterdamse meubelmaker Carel Breytspraak, de belangrijkste meubelmaker van het Amsterdamse Paleis. Dit bureau is gemaakt van mahoniehout, verguld brons en marmer. Het atelier van Breytspraak bestond uit twaalf man en leverde vooral tafels en kasten. 209


SCHEPENEN EXTRAORDINARIS verdieping: opp: hoogte:

1ᵉ 90 m² 4,6 m

1655 Schepenen 1808 Salon Koningin 2015 Paleis Museum Deze imposante boekenkast liet Koning Lodewijk Napoleon in 1809 maken voor de bibliotheek van zijn Amsterdamse Paleis. De boekenkast was onderdeel van een serie boekenkasten geleverd door de meubelmaker Carel Breytspraak (1769-1810). Uit het contract dat de Koning liet opstellen blijkt dat de kasten voor een bedrag van 6.000 gulden binnen vier weken dienden te worden geleverd. De kasten dienden te worden gemaakt naar een geleverde tekening met ‘planken van extra droog Rijnsche of Rigaas wagenschots (fijn, kwartiers gezaagd eikenhout), en de pilasters, lijsten, voetstuk, plinten en voorsprong van massief gaaf en fraay gevlamd mahonij hout’. De planken werden bekleed met groen laken met goudgalon, en voor de deuren kwamen groene geplisseerde gordijnen om de boeken tegen stof te beschermen. Boven de deuren stonden de namen van de negen muzen: Klio, Thalia, Erato, Euterpe, Polyhymnia, Kalliope, Terpsichore, Urania en Melpomene. Net als zijn keizerlijke broer had Koning Lodewijk Napoleon een passie voor boeken. In zijn Amsterdamse Paleis liet Lodewijk in de voormalige secretarie een bibliotheek inrichten, die hij gebruikte als zijn werkkamer. Volgens overlevering was de bibliotheek te Amsterdam de omvangrijkste van alle paleizen, met 4.325 boeken. Een kwart daarvan betrof Nederlandse titels. Nog geen jaar later werd de bibliotheek verplaatst naar de tussenverdieping om ruimte te maken voor de salon en slaapkamer van de kroonprins. 210


REKENKAMER verdieping: opp: hoogte:

1ᵉ 100 m² 4,6 m

1655 Rekenkamer 1808 Slaapkamer Koningin 2015 Paleis Museum

De Rekenkamer ondersteunde de Thesaurieren Ordinaris, die de stedelijke financiën beheerden. De Rekenmeesters controleerden bijvoorbeeld de rekeningen van instellingen als de Stadsbank van Lening en het schoutambt, daarnaast inden zij enkele provinciale belastingen. Een andere belangrijke taak was het beheren van de consignatiegelden (7) . Zij werden bij het uitvoeren van hun taken ondersteund door een boekhouder, een klerk en een bode. Hieronder worden de belangrijkste taken kort toegelicht. Voor de salon van de kroonprins, Napoleon Lodewijk II (1804-1831), leverde de van oorsprong Franse, maar in Amsterdam op de Nieuwendijk gevestigde leverancier Joseph Cuel in 1809 de meubelen, waaronder deze vorstelijke armstoel met vergulde leeuwenkoppen. De oorspronkelijke stoffering was in de kleuren rood en geel. Het leeuwenthema kwam ook terug in andere elementen van de inrichting, waaronder in de vuurbokken en een consoletafel. De stoelen zijn tegenwoordig te zien in de Rekenkamer van het Paleis. Voor de vierjarige kroonprins werd in 1809 ruimte gemaakt in de voormalige Secretarie aan de zuidzijde van het Paleis, grenzend aan het binnenappartement van de Koning. Hij kreeg evenals zijn ouders (Koning Lodewijk Napoleon en Koningin Hortense) de beschikking over een salon, slaapkamer en antichambres. 211


DESOLATE BOEDELKAMER verdieping: opp: hoogte:

1ᵉ 90 m² 4,6 m

1655 Desolate Boedelkamer 1808 Eetkamer Koningin 2015 Paleis Museum

In de desolate boedelkamer werden faillissementen door de commissionairs uitgesproken en geregistreerd. De ingang van deze ruimte is versierd met reliëfs die deze ruimte aanduid een becommentarieerd. Icarus, die met zijn wassen vleugels te dicht bij de zon vloog, is afgebeeld. In de versieringen rondom zoeken ratten om een lege geldkist naar voedsel tussen stekelige planten, beurzen met gaten en gebroken sloten. Vanuit deze kamer kom je op de Noord Gallerij terecht en kan je via de Burgerzaal weer naar beneden lopen. 212


ASSURANTIEKAMER verdieping: opp: hoogte:

bg 2200 m² 4m

1655 Assurantiekamer 1808 Dienkamer 2015 Paleis Museum

In de Assurantiekamer staat tegenwoordig het bed van Koning Lodewijk Napoleon. Het ledikant heeft een bootvormig ontwerp en wordt in het Frans lit en bateau genoemd. Het bed van de Koning stond oorspronkelijk op een verhoging van enkele treden met daarop een kleed met tijgerdessin. Het bed van mahoniehout en verguld brons werd in 1806 gemaakt door de Franse meubelmaker Jacob-Desmalter. De firma Jacob-Desmalter was als vaste meubelmaker van keizer Napoleon en zijn familie één van de bekendste Parijse meubelmakers. De beddehemel werd vervaardigd door de Haagse meubelmaker Eduard Muller. De kwaliteit viel ook tijdgenoten op: ‘men kan in dit land geen mooiere meubels bekomen’. Het ledikant was onderdeel van een ameublement waarvan de zitmeubelen nu nog te zien zijn in de Vroedschapskamer. Koning Lodewijk Napoleon en Koningin Hortense beschikten binnen hun appartement in het Amsterdamse Paleis over een eigen slaapvertrek. De koninklijke slaapkamers kregen een plek in de hoekappartementen op de bel-etage. De Koning sliep in het voormalige kantoor van de thesauriersordinaris en de Koningin diagonaal aan de andere zijde van het gebouw in de voormalige Rekenkamer. 213


VROEDSCHAPSKAMER verdieping: opp: hoogte:

1ᵉ 125 m² 10,5 m

1655 Vroedschapskamer 1808 Zaal van de Staatsraad 2015 Paleis Museum

In de vroedschapskamer werd vergaderd door het college van bestuur ‘de vroede vaderen’. Dit college vormde het adviescollege van de burgemeesters. In deze ruimte werd het college van bestuur geraadpleegd door de burgemeesters. Burgemeesters of schepenen en leden van de Vroedschap werden gekozen uit belangrijke handeldrijvende families. In de 17e eeuw werd Amsterdam bestuurd door vier burgemeesters. Deze werden bijgestaan door de Vroedschap, een adviesorgaan waarin zesendertig leden zitting hadden. De zesendertig leden van dit bestuur hadden verder weinig invloed op het dagelijks bestuur van de stad. Het lidmaatschap van dit college was de eerste stap op politieke de ladder. Het onderwerp van alle decoraties in deze kamer is dan ook “raadgeven”. De rijkelijk gedecoreerde friezen bij de haarden tonen de voorwaarden van goede raad en de resultaten van een goede raad. Boven de beide haarden hangen schilderijen met oud-testamentische voorstellingen: Salomo’s gebed om wijsheid door Govaert Flinck (1658) en het raadgeven van Jethro aan Mozes door Jan van Bronckhorst (1659). Het grote schilderij dat in 1737 is geschilderd door Jacob de Wit dient ook als voorbeeld voor het handelen van de vroedschap. De voorstelling toont wederom Mozes die op advies van zijn schoonvader Jethro zijn gezag over het volk Israël met zeventig godvrezende mannen besloot te delen. 214


215


BURGERZAAL verdieping: opp: hoogte:

1ᵉ 610 m² 27 m

1655 Burgerzaal 1808 Grote Ontvangstzaal 2015 Paleis Museum

De burgerzaal is de grootste zaal van het paleis. De zaal is het middelpunt van het gebouw en stelt het universum in het klein voor. In de vloer zijn marmeren kaarten van het oostelijk en westelijk halfrond met daar tussenin de noordelijke sterrenhemel. De burgers in de 17de eeuw doorkruisten hier als het ware de wereld, zoals handelaars en zeelieden dat in werkelijkheid deden. De burgerzaal heeft aan de Damzijde een ingang waarboven de Stedenmaagd van Amsterdam staat afgebeeld. Zij kijkt neer op de wereld aan haar voeten. Links van haar zit de ‘Kracht’, een vrouw met een leeuwenhuid over het hoofd, en rechts de ‘Wijsheid’, een vrouw met de uitrusting van Minerva, godin van de wijsheid. De twee vierkante reliëfs naast de beeldengroep stellen het ‘Het Goede Bestuur’ voor. Aan de andere kant van de burgerzaal is de ingang naar de schepenzaal. Hierboven wordt de ‘Gerechtigheid’ afgebeeld met een zandloper en martelwerktuigen. De ‘Gerechtigheid’ vertrapt de ‘Hebzucht’, gerepresenteerd door koning Midas met ezelsoren, en de ‘Nijd’, uitgebeeld als Medusa met slangen als haar. Aan deze kant is ook het beeld van Atlas. 216


Boven de ingang van de galerijen zijn in de bogen de elementen ‘Aarde’, ‘Water’, ‘Lucht’ en ‘Vuur’ afgebeeld. In de 17e eeuw dacht men dat het universum uit deze vier elementen was opgebouwd. De grote beelden op de kroonlijst zijn de gietmodellen van de bronzen figuren op de frontons van de oostelijke en westelijke buitengevel. Zij stellen voor: ‘Vrede’ (oost), ‘Voorzichtigheid’ (zuidoost), ‘Gerechtigheid’ (noordoost), ‘Atlas’ (west), ‘Waakzaamheid’ (zuidwest) en ‘Gematigdheid’ (noordwest). De kristallen kroonluchters zijn uit de tijd van koning Lodewijk Napoleon. Oorspronkelijk hingen aan iedere kroonluchter 12 olielampen. In 1937 zijn de kronen geëlektrificeerd. 217


BURGEMEESTERRAADZAAL verdieping: opp: hoogte:

1ᵉ 125 m² 10,5 m

1655 Burgemeesterraadzaal 1808 Salon van de Koning 2015 Paleis Museum

In de burgemeestersraadzaal werden grote vergaderingen verzorgt voor de vier regerende en acht oud-burgemeesters. Deze zaal was zowel via de galerij als via een tussenportaal in de burgemeesterskamer bereikbaar. De burgemeesters raadzaal is een grote ruimte die met vier ramen over de Dam uit kijkt en wordt gedekt met een hoog tongewelf. De gehele ruimte heeft een hechte band tussen decoratie en functie waar alle beeldhouwwerken en schilderijen dienen als voorbeelden van deugden. In het midden van de friezen aan respectievelijk de noord- en zuidzijde staan het nieuwe en oude stadswapen. Aan weerszijden van deze stadswapens zijn dieren afgebeeld die de ondeugden moeten voorstellen. Zij worden verjaagd door goede land- en zeegeesten. Tegen de korte wanden zijn grote haarden te zien waarboven toepasselijke schilderijen hangen, evenals in de andere bestuurskamers. De voorstellingen zijn afkomstig van Ferdinand Bols Fabritius en Pyrrhus uit 1656, die verwijst naar de onkreukbaarheid en vastberadenheid van de goede staatsman en Govaert Flincks die een interpretatie van de onomkoopbaarheid van de Romeinse consul Marcus Curius Dentatus (1656), die ‘zijn rapen verkiest boven het goud der Samnieten’ uitbeeld. 218


219


VIERSCHAAR verdieping: opp: hoogte:

bg 60 m² 14,5 m

1655 Vierschaar 1808 Kapel 2015 Paleis Museum

De weeskamer werd opgericht om het beheer van de goederen van de wezen op verantwoorde wijze te waarborgen. Het bestuur van de weeskamer werd gevormd door het college van de weesmeesters. In deze ruimte werden alle paparassen en regels rondom wezen in orde gemaakt. Bij wezen is het zaak in dit geval niet alleen te denken aan zij die vader of moeder dan wel beide ouders hadden verloren. Het bestuur van de weeskamer ontfermde zich ook over geestelijke beperkten en andere onder curatele gestelde personen. Zij konden op verzoek van familieleden en met goedvinden van de burgemeesters, onder de hoede van de weesmeesters gesteld worden. Vanaf het moment dat je geregistreerd stond bij de weeskamer had je geen zeggenschap meer over eigendommen en bezit. Om dit te kunnen ontvreemden was toestemming vereist van de weesmeesters. Bij de deur van de weeskamer staat Cybele, godin van de aarde en moeder van al dat groeit. Zij gold als behoedster van mensen en steden. In dezelfde hoek staat Saturnus, de god van de landbouw, met een ploeg, sikken en korenschoof. Saturnus was ook de personificatie van de Tijd. Achter hem leidt dan ook een trap naar het torenuurwerk. 220


BURGEMEESTERKAMER verdieping: opp: hoogte:

bg 75 m² 4m

1655 Burgemeesterkamer 1808 Salon der Grootofficieren 2015 Paleis Museum

In de Burgemeesterskamer kwamen de vier regerende burgemeesters bijeen. De burgemeesters waren vooraanstaande inwoners van de stad die vaak in de handel actief waren. Naast hun dagelijkse bezigheden voerden zij vanuit deze kamer hun bestuurstaken uit waarbij het belangrijk was dat zij hun belangen niet vermengden. De decoraties die je terug vindt in deze ruimte waarschuwde hen hiervoor. Door een groot venster in de wand tegenover de schouw konden de burgemeesters rechtstreeks getuige zijn van de zitting die onder hen plaatsvond in de Vierschaar. Net als op velen andere beeltenissen in het stadhuis zijn de thema’s en voorbeelden een vergelijking van Amsterdam met het legendarische Rome. Het fries boven de schoorsteenmantel in de burgemeesterskamer laat de triomftocht van consul Quintus Fabius Maximus zien. Het fries vult het schilderij van Lievens, dat boven de schoorsteenmantel hangt, aan. Het houden van een triomftocht was bij de oude Romeinen een grote eer, dat enkel gehouden mocht worden met toestemming van de senaat. 221


MARMERGALERIJ verdieping: opp: hoogte:

1ᾉ 810 m² 10 m

1655 Marmergalerij 1808 diverse Salons 2015 Paleis Museum

Langs de burgerzaal bevinden zich de galerijen, die op hun beurt leiden naar de verschillende afdelingen van de stadsregering. De uiteinden van de galerijen en de doorgangen naar de afdelingen worden bewaakt door goden die tevens de planeten voorstellen. Op deze manier werden de afdelingen verbonden met het universum en namen ze deel aan de harmonie daarvan. In de noordoosthoek staat Cybele, godin van de aarde en moeder van al dat groeit, bij de deur van de weeskamer. Zij gold als behoedster van mensen en steden. In dezelfde hoek staat Saturnus, de god van de landbouw, met een ploeg, sikken en korenschoof. Saturnus was ook de personificatie van de Tijd. Achter hem leidt dan ook een trap naar het torenuurwerk. In de zuidoosthoek staat Mercurius, de god van de handel, met een geldbuidel in de hand. Hij staat bij de ingang naar de Amsterdamse Wisselbank. Mercurius wordt vergezeld door Diana, de godin van de jacht en visserij. Zij bewaakt de kamer der Thesaurieren Ordinaris, die zijn rijkdom dankte aan buit die de Amsterdamse kooplui binnenbrachten. In de zuidwesthoek staat Apollo, zonnegod en god van de muziek en andere kunsten, met een reliĂŤf vol muziekinstrumenten die de harmonie verbeelden. Dit stond voor het werk van de commissarissen der kleine zaken, die kleine twisten bemiddelden. In deze hoek staat ook Jupiter, de oppergod. 222


Jupiter wordt hier afgebeeld met een adelaar, als voorteken van zijn overwinning op de reuzen, een bliksemschicht, en de geit Amalthea. In de noordwesthoek staan Mars en Venus en kijken innig naar elkaar, volgens het klassieke verhaal van de liefde. Venus staat als liefdesgodin omringd door cherubijnen, een zwaan en een duif, voor de commissarissen van huwelijkse zaken. Achter oorlogsgod Mars leidde een trap naar de grote en kleine krijgsraadkamer, de vergaderplaatsen van de officieren der stedelijke schutterij. Ook de ingangen naar andere ruimtes zijn versierd met reliëfs, die deze ruimtes aanduiden en becommentariëren. Zo wordt in de noordelijke galerij Icarus, die met zijn wassen vleugels te dicht bij de zon vloog, afgebeeld boven de desolate boedelkamer (faillissementen). In de versieringen rondom zoeken ratten om een lege geldkist naar voedsel tussen stekelige planten, beurzen met gaten en gebroken sloten. Boven de assurantiekamer (verzekeringen) is Arion te zien, vergezeld door een lier en een dolfijn. De over boord gegooide Arion bespeelde zijn lier, wist daarmee een dolfijn te betoveren en werd op die manier door de dolfijn aan wal gebracht. In de bijbehorende festoen zijn papaverbollen verwerkt, die laten zien dat men, indien goed verzekerd, goed zou kunnen slapen. In de reliëfs boven de deuren van de secretarie, in de zuidelijke galerij, is een hond te zien die waakt bij het lijk van zijn baas, als symbool van Trouw. Ook is hier het symbool van de Zwijgzaamheid, die tevens in de vierschaar te vinden is, weergegeven: een vrouw met de vinger op de lippen, ganzen met stenen en de bek, en hier ook nog een stomme vis. In de versieringen rondom zijn meer zaken te zien die verband houden met het werk van de secretaris. 223


THESAURIE EXTRAORDINARUS verdieping: opp: hoogte:

1ᵉ 100 m² 4,6 m

1655 Thesauri 1808 Biljartkamer 2015 Paleis Museum

In de Thesaurie Ordinaris hielden de schatmeesters kantoor. De schatmeesters waren belast met het beheer van de financiën en de zorg voor de openbare werken. Er werd van hen geacht zakelijk en precies te zijn. Zij moesten ook een rechtvaardige en liefdadige houding hebben ten opzichte van de Amsterdamse burger. In deze ruimte hangt boven de schouw een schilderij van Nicolaes van Helt Stockade. De voorstelling van Jozef die het graan verdeelt onder het Egyptische volk moest een voorbeeld zijn voor de schatmeesters. In 1656 hing er in deze ruimte ook een stilleven van Cornelis Brisé. Op het schilderij werd een houten wand met acht knoppen afgebeeld. Aan elke knop hangt een samengebonden bundel beschreven papier. Op sommige paperassen zijn plattegronden getekend, aan andere hangen zegels. Onderaan, op een onzichtbare bodem, liggen onder meer zakken geld en twee tekeningen. In 1906 werd het schilderij overgebracht naar het Stedelijk Museum. 224


SECRETAIRE verdieping: opp: hoogte:

1ᵉ 180 m² 4,6 m

1655 Secretaire 1808 Slaapkamer Kroonprins 2015 Paleis Museum

In de 17e en 18e eeuw beschikten de stadhouders over een eigen kabinet of secretarie ter ondersteuning van hun diverse generaliteitsambten. Binnen deze ruimte werden belangrijke stukken bewaard waaronder correspondentie met de Staten-Generaal, militaire correspondentie en overige militaire zaken. De Secretarie heeft boven de deuren basreliëfs met verbeeldingen van trouw en stilzwijgendheid. Ze zijn gesigneerd door beeldhouwer Rombout Verhulst (1624-1698). Boven de deur van de secretarie waakt een hond bij een dode jongeman. Achter de hond is een sokkel met erop vuur en een vuist afgebeeld. Deze marmeren sculptuur is gemaakt door Rombout Verhulst (ca. 1655). De wakende hond bij zijn dode meester staat voor trouw, een kwaliteit van een goede secretaris. De vuist in het vuur op de sokkel verbeeldt standvastigheid ondanks lichamelijke pijn. 225


PUI verdieping: opp: hoogte:

1ᾉ 35 m² 4,6 m

1655 Pui 1808 Galerij voor de Kapel 2015 Paleis Museum

Vanaf de pui van het stadhuis werden in de zeventiende eeuw, na het luiden van de stadsklok, berichten aan het volk bekend gemaakt. Drie plafondschilderingen van Jan van Bronckhorst (gedateerd 1656) hebben te maken met het verkondigen van nieuws. Ze stellen de Goede Faam, Tijd en de Slechte Faam voor. Vadertje Tijd is een oude man met een zandloper en een zeis. De Tijd onthult de waarheid aangezien een leugen altijd ontmaskerd wordt en het recht uiteindelijk zegeviert. Verder verwijzen de zeis en de zandloper naar het vervliegen van de tijd en de eindigheid van het leven. Na het aanbrengen van het balkon door Koning Lodewijk Napoleon veranderde de pui in de balkonkamer. 226


BALKON verdieping: opp: hoogte:

1ᵉ 15 m² -

1655 niet aanwezig 1808 Balkon 2015 Balkon

Het balkon stamt uit 1808, de periode dat Lodewijk Napoleon Koning van het Koninkrijk Holland was. Hij liet het balkon aanbrengen om zichzelf aan zijn volk te kunnen tonen. In 1937 is het verkleind tot het huidige formaat. Het houten en met lood omklede balkon, dat om het gehele middenrisaliet was aangebracht, werd vervangen door een betonnen en met zandsteen bekleed balkon ter breedte van drie traveeën. Ook het hekwerk met medaillons werd vervangen. In de vergulde lauwerkransen is de Generaliteitsleeuw geplaatst. Deze leeuw verwijst naar het wapen van het Koninkrijk der Nederlanden, waar dezelfde leeuw in het schild is afgebeeld. 227


KRIJGSRAADZALEN verdieping: opp: hoogte:

3ᵉ 400 m² 4,6/14 m

1655 Krijgsraadzaal 1808 Koninklijk museum 2015 Ontvangstzaal In de ontwerpplannen voor het nieuw te bouwen stadhuis kreeg de Krijgsraad twee vertrekken op de derde verdieping toegewezen door architect Jacob van Campen. De architect had in zijn oorspronkelijke plannen een zaal ontworpen die kleiner was dan het huidige formaat om langs de zijde van de Burgerzaal een gang te creëren. Doordat het aantal leden van de Krijgsraad in 1650 groeide van 67 naar 169 personen zou de zaal al vrij snel zijn vergroot. Een paar jaar later, in 1658, kreeg architect Pieter Post de opdracht van de stad om een ontwerp in te dienen voor een decoratieprogramma voor de grote zaal. Zijn ontwerp verdween onuitgevoerd in de archieven van het stadhuis. De zalen zouden kaal en onbruikbaar blijven tot 1672, het jaar waarin de Krijgsraad voor het eerst zijn intrek nam in de zalen. In de Grote Krijgsraadzaal waren 54 kapiteins en 54 luitenants banken twee hoog neergezet die in een u-vorm in de zaal stonden. Als de vaandrigs ook werden uitgenodigd, moesten ze staan. De burgemeesters en kolonels zaten achter een langwerpige tafel, die eerst in het midden en later meer bij de korte muur aan de overkant stond. Voor de tafel stond een klein tafeltje voor de secretaris. De bijeenkomsten vonden niet op vaste dagen plaats, maar de burgemeesters bepaalden wanneer er werd vergaderd. Ruim tien jaar nadat de eerste vergaderingen van de Krijgsraad plaats hadden in de Grote Krijgsraadzaal besloot

228


de vroedschap in 1683 om iets aan de kale wanden te doen. In verschillende stadia zouden de schuttersstukken uit de voormalige Handboog- en Voetboogdoelen worden over gebracht. Deze historische groepsportretten van gewapende burgerwachten waren een passende decoratie in de zalen van de hoogste militaire raad van Amsterdam die de schutterijen aanstuurde. De schuttersstukken uit de Kloveniersdoelen volgden niet lang daarna. Volgens een beschrijving van Jan van Dyk uit 1758 werden de wanden van de Kleine Krijgsraadzaal naast De Nachtwacht van Rembrandt met nog zes andere schuttersstukken aangekleed. In de grote zaal hingen er maar liefst elf. Uit een aantal latere beschrijvingen die zijn overgeleverd blijkt dat er steeds meer schilderijen uit andere stedelijke instanties onderdak vonden in het stadhuis. Om die reden werd er tussen 1683 en 1808 flink geschoven worden met schilderijen. Zo moesten bijvoorbeeld de schuttersstukken van Thomas de Keyser, Cornelis Ketel en Werner van den Valckert in 1771 plaats maken voor onder meer De Staalmeesters van Rembrandt. Dit schilderij hing voorheen in de Saaihal van het Staalhof, in de zeventiende eeuw het centrum van de lakenindustrie waar stofstalen werden gekeurd. In 1808 verloren de twee vergaderzalen van de Krijgsraad hun functie en werden onderdeel van het door Koning Lodewijk Napoleon nieuw te stichten Koninklijk Museum. Op 20 april 1808 betrok Koning Lodewijk Napoleon zijn nieuwe Paleis op de Dam, het voormalige stadhuis. Een luttele twee maanden ervoor had het stadsbestuur onder druk het gebouw verlaten en zich verplaatst naar het Prinsenhof aan de Oudezijds Voorburgwal. Het eerste decreet dat Lodewijk Napoleon uitvaardigde in zijn nieuwe residentie was de vestiging van het Koninklijk Museum in het gebouw. De voormalige vergaderzalen van de Krijgsraad en een drietal aansluitende vertrekken zouden worden getransformeerd in museumzalen. In juli 1808 begon men aan de inrichting en in september opende het museum zijn deuren. Voor zijn Koninklijk Museum liet Lodewijk delen van de collectie van de Nationale Konst-Galerij in ‘s-Gravenhage overbrengen. Deze collectie bestond onder andere uit de restanten van de in 1795 verbeurd verklaarde stadhouderlijke bezittingen. Hij vulde de collectie aan met werken uit het bezit van de stad Amsterdam die voor zijn komst de muren van het stadhuis sierden.

229


De meeste schilderijen uit het stadhuis waren kort voor de ontruiming van de stadskantoren verplaatst naar het Prinsenhof en het Trippenhuis op de Kloveniersburgwal. Zeven schilderijen, beschouwd als de belangrijkste Amsterdamse schilderijen, werden op Lodewijk Napoleons bevel voor het Koninklijk Museum naar het paleis teruggehaald. Van de zeven schilderijen ging het om drie schutterstukken: De Nachtwacht van Rembrandt, De Schuttersmaaltijd van Bartholomeus van der Helst en Het Schuttersfeest van Govert Flinck. De schilderijen werden door deze beslissing onderdeel van de door Lodewijk Napoleon samengestelde nationale kunstcollectie. Ondanks de integratie in de nationale collectie zijn de werken altijd in eigendom gebleven van de stad en zijn tegenwoordig verdeeld over de collecties van het Rijksmuseum en het Amsterdam Museum. Op 15 september 1808 ging het Koninklijk Museum open. De Nachtwacht kreeg een nieuwe plek in de Grote Krijgsraadzaal, waar De Schuttersmaaltijd van Van der Helst en Het Schuttersfeest van Flinck al in de stadhuisperiode hingen. In de Grote Krijgsraadzaal waren op het beperkte wandoppervlak honderden kunstwerken boven en naast elkaar te zien. De opening van het museum viel samen met de eerste Tentoonstelling van Levende Meesters in de Kleine Krijgsraadzaal. Er werden extra hekjes voor de schilderijen geplaatst om het publiek op afstand te houden. Dit bleek noodzakelijk, want de belangstelling was groot. Lodewijk benoemde Cornelis Apostool tot directeur van zijn nieuwe museum, dat toegankelijk was vanuit een ingang aan de Mozes en Aäronstraat. Het museum dat een rol moest gaan spelen bij het bevorderen van het nationale kunstbeleid, was op dinsdag, donderdag en zaterdag tussen 10.00 en 14.00 uur gratis geopend voor het publiek. Kunstenaars en buitenlanders werden na goedkeuring van de directeur en op vertoon van een speciaal toegangsbiljet zelfs dagelijks toegelaten. In 1814 besloot Willem I dat het museum en de collectie moesten worden verplaatst naar het Trippenhuis, de voorloper van het Rijksmuseum. Met de verhuizing van het museum verloren de Krijgsraadzalen hun openbare karakter. De Krijgsraad was het hoogste militaire orgaan van Amster-

230


dam. De raad bestond uit de vier regerende burgemeesters en de kolonels en kapiteins van de verschillende burgervendels. Bij verkiezingen en belangrijke beslissingen waren ook de luitenants aanwezig. Dan heette de vergadering de Grote Krijgsraad. De vaandrigs werden in sommige gevallen ook uitgenodigd, maar zij hadden geen stemrecht. De burgemeesters zaten de vergaderingen van de Krijgsraad voor en meestal werden hun adviezen door de kolonels en kapiteins getrouw gevolgd. De stadsgeschiedschrijver Caspar Commelin noemde de vier machtigste mannen uit Amsterdam dan ook ‘Opper-hoofden’. De gehele schutterij stond onder het gezag van de Krijgsraad. Toch besteedde de krijgsraad de meeste tijd aan problemen rond leveranties, reparaties aan doelengebouwen en financiën. In civiele zaken tussen schutters kon de krijgsraad recht spreken. Strafrechtelijke zaken werden doorgestuurd naar de schout en schepenen die hun kantoor hielden op de bel-etage van het stadhuis.De schutterij, zoals deze in de zeventiende eeuw functioneerde, vindt zijn oorsprong in een verordening van 8 september 1580. Hierin maakte het stadsbestuur bekend dat op verzoek van prins Willem van Oranje een burgerwacht in het leven moest worden geroepen waarin iedere weerbare burger moest dienen. Dit betekende het einde van de oude, uit de middeleeuwen stammende schuttersgilden, die uiteindelijk volledig opgingen in de nieuwe schutterij. Schutters waren gegoede burgers die zich een deel van hun tijd inzetten als gewapende burgerwachten. Iedere mannelijke burger tussen de 18 en 60 jaar die zijn eigen wapenuitrusting kon betalen was in de zeventiende eeuw in principe lid van de schutterij. Als semi-militaire organisaties dienden ze recht en orde in de steden te bewaren, in dit geval Amsterdam. Een aantal schutters tezamen, meestal rond de dertig, vormde een korporaalschap onder leiding van een sergeant. Vanaf 1650 bestond één compagnie of burgervendel uit drie korporaalschappen. In 1650 werd het aantal compagnieën van twintig uitgebreid naar 54. Een compagnie werd geleid door een kapitein met direct naast zich een luitenant. Elk burgervaandel had daarnaast een vaandrig of vaandeldrager. Een aantal compagnieën tezamen vormde een regiment. Vanaf 1650 waren er vijf regimenten, waarvan elk een andere kleur had: oranje, geel, blauw, wit en groen. Deze vijf regimenten werden door twee kolonels aangevoerd. Rond 1672 waren er ongeveer 20.000 schutters.

231


STADHUISKANTOREN verdieping: opp: hoogte:

3e / 4e - m² 4m

1655 Stadhuiskantoren 1808 Personeel 2015 Gastenverblijven

Naast de twee Krijgsraadzalen werd er aan het eind van de zeventiende en achttiende eeuw op de derde etage een aantal andere kantoren gevestigd. Zo hielden hier de commissarissen van zijden-manufacturen toezicht op het nakomen van de keuren van de zijdeweverij. Voor een korte tijd zaten ook de commissarissen van artillerie of wapenmeesters op deze verdieping. Zij hielden toezicht over de wapens in de artillerie-huizen en de wapenkamer, die zich op de vierde verdieping bevond. Een ander belangrijk vertrek op de derde verdieping was de ‘konstkamer’. De kamer was elke ochtend tussen 11 en 12 uur geopend. Iedere kunstenaar mocht hier drie schilderijen ter verkoop ophangen. De kamer was ook voor de bestudering en het kopiëren van kunst. Naast een grote collectie prenten stonden hier ook de terracotta-modellen opgesteld van de beelden die Artus Quellinus voor het stadhuis had vervaardigd voordat ze uit marmer werden uitgehakt. 232


233


ROUTING KELDER

Co

Legenda

234

G

Gevangene

WB

Wisselbank

O

Omloop begane grond

V

Vierschaar

B

Burgerzaal

Kz

Commissaris Kleine Zaken

Sc

Schepenenzaal

Db

Desolate Boedelkamer

As

Assurantiekamer

Wk

Weeskamer

ST

Stadstekenschool

Scr

Secretaire

TEx

Thesaurie Extraordinaris

TOr

Thesaurie Ordinaris

Co

Concierge

Ci

Cipier

Bm

Burgemeesters

TOr

Thesaurie Ordinaris

Scr

Secretaire

TEx

Thesaurie Extraordinaris

Prc

Procureurs Advocaten

Vrd

Vroedschapskamer

Sch

Schepenkamer

Rk

Rekenkamer

WS

Wachthuis Soldaten

RB

Roedragende Boden

Sk

Schoutskamer

Ci

WB

WB

G


ROUTING BEGANE GROND Co

Ci

G

RB

WB

WB

O

O

V

B

Bm

Kz

TOr

ST

WS

235


ROUTING EERSTE VERDIEPING

Legenda

236

G

Gevangene

WB

Wisselbank

O

Omloop begane grond

V

Vierschaar

B

Burgerzaal

Kz

Commissaris Kleine Zaken

Sc

Schepenenzaal

Db

Desolate Boedelkamer

As

Assurantiekamer

Wk

Weeskamer

ST

Stadstekenschool

Scr

Secretaire

TEx

Thesaurie Extraordinaris

TOr

Thesaurie Ordinaris

Co

Concierge

Ci

Cipier

Bm

Burgemeesters

TOr

Thesaurie Ordinaris Secretaire

B

Bm

Scr

Thesaurie Extraordinaris

Kz

TOr

TEx

Prc

Procureurs Advocaten

Sc

Scr

Vrd

Vroedschapskamer

Db

TEx

Sch

Schepenkamer

As

Prc

Rk

Rekenkamer

Wk

Vrd

WS

Wachthuis Soldaten

Scr

Sch

RB

Roedragende Boden

TEx

Sk

Schoutskamer

Rk

Sk


ROUTING TWEEDE VERDIEPING

237


238


CONCEPTVORMING conceptuele aanpak

239


Aan de hand van het historische, bouwkundig en ruimtelijk onderzoek valt te concluderen dat het gebouw door de jaren heen al een hele transformatie heeft meegemaakt en dat het gebouw ontzettend goed in elkaar zit. Het leent zich voor diverse functies en kan van functie veranderen door minimale ingrepene. Lodewijk Napoleon kwam met nieuwe wandbekleding en meubels en in eens was het een paleis geworden. Het onderzoek laat zien dat het gebouw al ontzettend veel in zich heeft. Aan de hand van deze conclusie wordt het de uitdaging om zoveel mogelijk van de bestaande kwaliteiten gebruik te maken. Het doel is dan ook de nieuwe functie zich te laten vormen aan de hand van de kwaliteiten van het gebouw. Het kan zijn dat de functie dus gekneed wordt aan de hand van de beschikbare ruimtes. Mochten er daadwerkelijk grotere essentiele ingrepen nodig zijn, dan zal ik teruggrijpen naar de bouwhistorische waardering. Om daarin te bekijken of ik de ingrepen kan rechtvaardigen. De nieuwe functies worden gekoppeld aan functies uit het verleden. De Wisselbank wordt een Voedselbank De Nachtwacht komt weer op zijn originele plek in de Krijgsraadzaal Het cellencomplex wordt een koninklijke Kinderopvang De oude burgemeesterwoning wordt de woning van de Koning en het paleis museum blijft bestaan zoals dat nu ook aanwezig is. Om de functies daadwerkelijk te laten functioneren zal ik nieuwe meubels moeten plaatsen, net zoals Lodewijk Napoleon deed in 1808. Het materiaalgebruik van deze meubels zal een logisch gevolg zijn van de gebruikte materialen uit het verleden.

240


CONCEPTUELE AANPAK

Stadshuis

Paleis op de Dam

Het Huis van de Stad

1648

2015

2020

241


‘BINNEN DE AANWEZIGE RUIMTELIJKHEID NIEUWE FUNCTIES INPASSEN’

Het Huis van de Stad concept

242


‘PALEIS IS OOIT GEBOUW ALS MULTIFUNCTIONEEL GEBOUW’

Vooroordeel

Massief, monofunctioneel, gesloten paleis

Werkelijkheid

Diverse ruimtes met openbare zalen

Historie

Ooit gebouwd met een scala aan functies

243


‘OP EEN PLEK WAAR VOORAL WINKELS EN KANTOREN ZIJN, EEN NIEUW CENTRUM MAKEN VOOR DE INWONERS VAN AMSTERDAM’

Stadshuis 1648

244

Paleis op de Dam 2015

Het Huis van de Stad 2020


‘OPNIEUW TOEGANKELIJK MAKEN’

1655

Stadhuis

1808

Paleis Lodewijk Napoleon

2015

Koninklijk Paleis

2016

Het Huis van de Stad

245


‘NIEUWE FUNCTIES & NIEUWE MEUBELS, ZO MIN MOGELIJK BOUWKUNDIGE WIJZIGINGEN’

ƒ(x)

ƒ(x)

1655

1808

Stadhuis

1655 1808 2015 2016

246

Paleis Lodewijk Napoleon

Meubilair Interieur

ƒ(x) Functie

ƒ(x)

2015

Koninklijk Paleis

ƒ(x)

2016

Het Huis van de Stad


‘NIEUW MATERIAALGEBRUIK SLUIT AAN BIJ HET VERLEDEN’

Stadhuis 1655

Napoleon 1808

Het Huis van de Stad

wit marmer

wit marmer

kersen hout

mahonie

eiken hout

wit italiaans marmer

verguld brons

gepolijst messing

rood zweeds kalksteen

zijde en satijn

rvs hoogglans gepolijst

bentheimer zandsteen

zwart staal naamse hardsteen

bladgoud

247


248


ONTWERPEND ONDERZOEK voedselbank kinderopvang nachwacht woning van de koning paleis museum interventie plattegrond

249


VOEDSELBANK

begane grond

kelder

250


FUNCTIONEEL SCHEMA

kantoor

kantoor

entree

pakketten

groente

slagerij

controle

extra’s

DKW

brood

sorteren

sanitair

kantine

kantoor

koeling

251


1

252

Ingang Westzijde Paleis

2

Ontvangstruimte

3

Voedselruimte 1


4

Verkeersruimte (relatie met Paleismuseum)

8

Voedselruimte 4

5

9

Voedselruimte 2

Afsluiting Controle

7

10

Voedselruimte 3

Ontvangsruimte

253


Voedselbank kelder

3.

4. 2.

5.

1.

0 1 2

254

5

1. Sorteren 2. Opslag 3. Koeling 4. Kantine / Personeel 5. Sanitair / Omkleden


Voedselbank begane grond

2.

3.

1.

12.

4. 11.

10.

1. Entree / Receptie 2. Spreekruimte 3. Pakketten uitgifte 4. Groente en Fruit 5. Slagerij 6. Kantoor 7. Brood 8. DKW 9. Kantoor 10. Extra's 11. Lift 12. Controle

8.

7.

6.

5.

9.

0 1 2

5

255


KINDEROVANG

begane grond

256


FUNCTIONEEL SCHEMA

spelen schoon

slapen

slapen spelen

baby dreumes

schoon stalling

arena slapen

buiten

entree

peuter spelen

schoon

eten

personeel

kantoor

sanitair

spreekruimte

257


258


Kinderopvang begane grond 23.

20.

21.

13.

22.

24.

14.

15.

10.

9.

17.

10.

18.

8.

1. entree 2. veiligheidssluis 3. Parkeren kinderwagens 4. speelruimte / gymzaal 5. verschonen / pantry 6. garderobe 7. slaapzaal babies 8. speelzaal babies 9. verschonen babies 10. slaapzaal dreumes 11. speelruimte dreumes 12. speelzone dreumes 13. leeshoek / podium 14. sanitair 15. speelruimte peuters 16. speelzone peuters 17. slaapzaal peuters 18. speelruimte peuters 19. pantry 20. gang 21. eetruimte / kinderfeestjes 22. kantine personeel 23. kantoor 24. spreekruimte 25. schoolplein

19.

11. 16.

12.

25.

10.

19.

7. 10.

18.

17. 5.

6.

4.

3. 2.

1.

0 1 2

5

259


NACHTWACHT

derde verdieping

tweede verdieping

eerste verdieping

begane grond

kelder

260


FUNCTIONEEL SCHEMA

toiletten

entree

wachtrij

tickets

nachtwacht

restaurant

bookshop

uitgang

e-tickets

personeel

security

kantoor

vergader ruimte

kantoor

mannen WC

kantine

kantoor

vrouwen WC

werkplek

261


1

262

Entree Museum

2

Wachtrij

3

Kaartjes Kopen


4

3x Trap omhoog

5

Nachtwacht bezichtigen

6

Koffie drinken in Krijgsraadzaal

7

Bookshop

8

Trap Omlaag

9

Trap Omlaag

263


Nachtwacht kelder

1.

2.

3.

4. 5.

0 1 2

264

5

1. gang 2. kantine 3. omlleden / sanitair (dames) 4. kantoor personeel 5. omkleden / sanitair (heren)


Nachtwacht begane grond

1. 2

7.

11.

3.

13. 10. 12.

8.

9.

14. 6.

5.

4. 15.

1. entree 2. wachtrij (e-tickets) 3. wachtrij 4. kassa 5. wachtrij 6. trap omhoog 7. entree personeel / receptie 8. kassa 9. gang 10. security 11. kantoor 12. vergaderruimte 13. kantoor 14. trap naar kelder 15. trap / uitgang

0 1 2

5

265


Nachtwacht eerste- en tweede verdieping

1.

2.

eerste verdieping

1.

tweede verdieping 0 1 2

266

5

1. trap omhoog 2. trap omlaag

2.

1. trap omhoog 2. trap omlaag


Nachtwacht derde verdieping

1. trap omhoog 2. wachtruimte 3. kleine krijgsraadzaal (Nachtwacht) 4. grote krijgsraadzaal (restaurant) 5. gang 6. bookshop 7. gang 8. sanitair (heren) 9. sanitair (dames) 10. trap omlaag

4. 8.

3.

2.

1.

1. trap omhoog 2. wachtruimte 3. kleine krijgsraadzaal (Nachtwacht) 4. grote krijgsraadzaal (restaurant) 5. gang 6. bookshop 7. gang 8. sanitair (heren) 9. sanitair (dames) 10. trap omhoog

5.

6.

7.

9.

10.

0 1 2

5

267


WONING VAN DE KONING

vierde verdieping

derde verdieping

tweede verdieping

eerste verdieping

begane grond

kelder

268


FUNCTIONEEL SCHEMA

keuken

kantoor

personeel

geheime uitgang

slaapkamer

werk kamer

prinsessen

badkamer burgerzaal

entree

eetkamer de dam

koning & koningin

woonkamer

vergaderen slaapkamer

keuken

kantoor

personeel

badkamer

269


270


1

slaapkamer prinsessen

4

centrale hal

2

entreehal

3

keuken

271


Woning van de Koning begane grond / eerste verdieping

3.

1.

2.

begane grond

1. entree 2. lift 3. trap

2. 1.

3.

eerste verdieping 0 1 2

272

5

1. lift 2. trap 3. doorgang naar burgerzaal


Woning van de Koning tweede verdieping

7.

1.

2.

1. inloopkast 2. slaapkamer Ariane 3. slaapkamer Alexia 4. slaapkamer Amalia 5. badkamer 6. badkamer 7. sauna

6.

5.

3.

4.

0 1 2

5

273


Woning van de Koning derde verdieping

6.

5.

1. 2.

4.

20. 17.

18.

16.

3.

11.

14.

10.

9. 8.

19.

7.

15. 12. 13.

0 1 2

274

5

1 .trap 4. entree 5. entree rechts 6. trappenhuis links 7. kantoor rechts 8. spreekruimte rechts 9. kantine personeel rechts 10. keuken personeel rechts 11. sanitair rechts 12. Koninklijke vergaderruimte 13. woonkamer (ontvangst) 14. woonkeuken (ontvangst) 15. kantoor van de Koning 16. sanitair links 17. kantoor links 18. spreekruimte links 19. kantine personeel links 20. keuken personeel links


Woning van de Koning vierde verdieping

1.

2.

3.

7.

4.

5. 6.

1. trappenhuis links 2. trappenhuis rechts 3. hal 4. slaapkamer koning 5. woonkamer koning 6. inloopkast 7. theater / spreekruimte

0 1 2

5

275


PALEIS MUSEUM

eerste verdieping

begane grond

276


FUNCTIONEEL SCHEMA

toilet

entree

receptie

coffee corner

garderobe

museum

bookshop

277


Paleis Museum begane grond

4.

5.

3.

6. 1.

2.

1.

0 1 2

278

5

7.

1. Entree / Receptie 2. toiletten (bestaand) 3. garderobe 4. koffiecorner 5. buitenterras 6. bookshop 7. vierschaar 8. trap naar boven


Paleis Museum eerste verdieping

0 1 2

5

279


interventie plattegrond kelder

V.-1.1

toevoegen verwijderen

280


interventie plattegrond begane grond

V.0.3 T.0.6 T.0.5 T.0.4

V.0.4 V.0.5 V.0.6 V.0.7 V.0.8 T.0.3

V.0.2 T.0.1

T.0.2

V.0.9

V.0.1

toevoegen verwijderen

281


interventie plattegrond eerste verdieping

toevoegen verwijderen

282


interventie plattegrond tweede verdieping

V.2.1

toevoegen verwijderen

283


interventie plattegrond derde verdieping

T.3.1

V.3.1 T.3.1

T.3.2

toevoegen verwijderen

284


interventie plattegrond vierde verdieping

T.4.01

T.4.02

toevoegen verwijderen

285


286


INTERVENTIES plattegronden doorsnedes impressie entrees impressies kinderopvang impressies woning van de koning impressies voedselbank impressies nachwacht

287


2020 Het Huis van de Stad kelder

Voedselbank Nachtwacht

N

wijziging toevoeging marmer hout messing nieuw sanitair 'doosje'

0

288

2

4

10


B

A

A

B

289


2020 Het Huis van de Stad begane grond

Voedselbank Nachtwacht Kinderopvang Woning van de Koning Paleis Museum

N

wijziging toevoeging marmer hout messing nieuw sanitair 'doosje'

0

290

2

4

10


B

A

A

B

291


2020 Het Huis van de Stad eerste verdieping

Nachtwacht Woning van de Koning Paleis Museum

N

wijziging toevoeging marmer hout messing nieuw sanitair 'doosje'

0

292

2

4

10


B

A

A

B

293


2020 Het Huis van de Stad tweede verdieping

Nachtwacht Woning van de Koning

N

wijziging toevoeging marmer hout messing nieuw sanitair 'doosje'

0

294

2

4

10


B

A

A

B

295


2020 Het Huis van de Stad derde verdieping

Nachtwacht Woning van de Koning

N

wijziging toevoeging marmer hout messing nieuw sanitair 'doosje'

0

296

2

4

10


B

A

A

B

297


2020 Het Huis van de Stad vierde verdieping

Woning van de Koning

N

wijziging toevoeging marmer hout messing nieuw sanitair 'doosje'

0

298

2

4

10


B

A

A

B

299


DOORSNEDES

300


C

B A

C

A

B

301


B A

B

302

A


C

C

303


PORTAAL begane grond kinderopvang & paleis museum

304

INGANG PALEIS MUSEUM begane grond paleis museum

INGANG KINDEROPVANG begane grond kinderopvang


305


UITGANG NACHTWACHT begane grond nachtwacht

306

INGANG VOEDSELBANK begane grond voedselbank

INGANG WONING VAN DE KONING begane grond woning van de koning


307


LUNCH RUIMTE begane grond kinderopvang

308

GARDEROBE begane grond kinderopvang

SPEELPODIUM begane grond kinderopvang


309


OUDE CELLEN begane grond kinderopvang

310

SLAAPCEL begane grond kinderopvang

SCHOOLPLEIN begane grond kinderopvang


311


SLAAPKAMER vierde verdieping woning van de koning

312

WOONKAMER PRIVE vierde verdieping woning van de koning

WOONKAMER GASTEN derde verdieping woning van de koning


313


RECEPTIE begane grond voedselbank

314

KRATTEN BALIE begane grond voedselbank

SLAGERIJ begane grond voedselbank


315


RECEPTIE begane grond paleis museum

316

BOOKSHOP begane grond paleis museum

DOORKIJK VOEDSELBANK begane grond paleis museum


317


WACHTRUIMTE begane grond nachtwacht

318

DOORKIJK KINDEROPVANG begane grond nachtwacht

TICKETS begane grond nachtwacht


319


TICKETS / WACHTRIJ begane grond nachtwacht

320

GROTE KRIJGSRAADZAAL derde verdieping nachtwacht

BOOKSHOP derde verdieping nachtwacht


321


322


CONCLUSIE

323


324


Ik ben enorm trots op het resultaat van deze afstudeeropgave. Een gebouw als het Paleis, op de plek als de Dam vraagt misschien om een extreme ingreep, een groot gebaar, een expressie van de architect die het ontwerp maakt. Dit was tijdens het begin van deze opgave misschien ook wel mijn intensie. Echter door het onderzoeken van dit gebouw en het analyseren van de gedachtes van Jacob van Campen ben ik het gebouw steeds meer gaan waarderen. Dit zorgde ervoor dat ik het ontwerp steeds meer ging snappen en tot de conclusie kwam dat er ontzettend goed over nagedacht is. Door dit onderzoek ken ik het gebouw door en door, en weet ik ook waar ik wel en niet kan en mag ingrijpen. Toen ik het punt bereikte waar ik alle verschillende gedeelte van het onderzoek aan elkaar kon koppelen ging het ontwerpproces heel snel en vielen alle puzzelstukjes op hun plek. Maar, voor dat dit punt bereikt was heb ik heel veel onderzoek moeten doen en alle facetten van het ontwerp goed moeten analyseren. Het omgaan met een monument is een hele uitdaging. De manier zoals ik het paleis behandel is een voorbeeld hoe je ook met een monument kan omgaan. Op deze manier laat je het oorspronkelijke ontwerp lijdend zijn, en pas je de functie aan, aan de aanwezige ruimtelijkheid en kwaliteiten. Het is denkbaar dat de functies die nu zijn voorgesteld andere functies worden. Wat ik heb wille aantonen is dat je door een gedegen onderzoek op verschillende niveaus erachter komt wat een gebouw te bieden heeft. Als je weet wat een gebouw je kan bieden, kan jij bepalen welke functie je daarin wil plaatsen en hoe deze functie dan werk. Met de voorgestelde functies zit het gebouw nog maar voor 30% vol. Het transformeren van een gebouw door zo min mogelijk te doen kan een mogelijkheid zijn om nieuw en andere gebruik te stimuleren. Ik zie dan ook de voorgestelde transformatie als startpunt van een grotere ontwikkeling. Herbestemming en transformatie zij momenteel actuele onderwerpen, ik denk dat het tijd is om ook eens na te denken wat we kunnen en moeten doen met monumenten zoals het Paleis op de Dam. Ik denk dat ik tijdens dit project een interessante bruikbare strategie heb ontwikkeld die ook toepasbaar is op andere gebouwen.

325


326


BRONVERMELDING

327


Dit afstudeeronderzoek is tot stand gekomen door informatie uit diverse boeken, artikelen, archiefen en vooral informatie van personen. Personen die ik dankbaar ben voor hun informatie: Rob Hootsmans Machiel Spaan Jeroen Schilt Pieter Vlaardingerbroek Peter Baauw Sweder Spanjer Duco van der Hoeven Koert Goschel Koen Crabbendam Willem van Gils Ruurd Roorda Roland van Deelen De tekeningen van het Paleis zijn tot stand gekomen door middel van analyses van diverse archiefstukken en verhalen. Het kan dan dus ook zijn dat deze tekeningen afwijken van de daadwerkelijke situatie op dit moment.

Het Amsterdamse Paleis Schat van Beitel en Penseel ISBN 978 90 400 8618 2 Het Paleis op de Dam De Geschiedenis van het gebouw en zijn gebruikers ISBN 90 10 03731 2 1000 jaar Amsterdam Ruimtelijke geschiedenis van een wonderbaarlijke stad ISBN 978 90 6868 530 5 De grote uitleg van Amsterdam Stadsontwikkeling in de zeventiende eeuw ISBN 978 90 6868 491 9 Het Nationaal Monument op de Dam ISBN 90 76348 01 4 Een rondje Paleis Koningklijk Paleis Amsterdam ISBN -

Voor de digitale tekeningen heb ik kunnen beschikken over onderleggers die gemaakt zijn in het afstudeeratelier op de TUe. Met name dank aan; Roland van Deelen & Ruurd Roorda

The renovation and refurnishing of the Royal Palace Amsterdam Rijksvastgoedbedrijf ISBN -

De volgende boeken zijn gebruikt bij dit onderzoek:

Amsterdam voor vijf duiten per dag ISBN 978 90 253 0069 2

Slangen in de Kinderkamer Het verhaal van de Griekse Helden ISBN 90 214 6361 De tocht van de Argonauten Verhalen uit de Griekse Oudheid ISBN 90 216 1458 8 De bekendste mythen en legenden ISBN 90 243 5570 2 Het achtste wereldwonder De geschiedenis van het Paleis op de Dam ISBN 978 90 72080 40

328

Koninklijk Paleis Amsterdam ISBN 978 90 720 8043 1 Het Paleis en de Dam Koninklijk Paleis Amsterdam ISBN 978 90 72080 49 3 Het Paleis van de Republiek Geschiedenis van het Stadhuis van Amsterdam ISBN 978 90 40086 61 8 Van Koning WIllem I tot Willem Alexander ISBN 978 90 72080 47 9 Easy City Interventies in een verscheurde Stad ISBN 90 77749 01 2 Archiprix Nederland 2013 ISBN 978 94 6208 041 6 Archiprix Nederland 2014 ISBN 978 94 6208 114 7 Dilerious New York A Retroactive Manifesto for Manhattan ISBN 978 885254 00 9

De volgende verslagen / publicaties heb ik gebruikt;

Het Stadspaleis Geert Mak ISBN 978 90 467 0424 0

PLAN Amsterdam 01-2011

Van Heeren, die hunn’ stoel en kussen niet beschaemen Het Stadsbestuur van Amsterdam in de 17e en 18e eeuw ISBN 90 72080 01 7

PLAN Amsterdam 01-2014

Verborgen Verhalen Wijze lessen in de decoraties van het voormalig Stadhuis van Amsterdam ISBN 978 90 72080 53 0

Structuurvisie Amsterdam 2040

Koning Lodewijk Napoleon en zijn Paleis

PLAN Amsterdam 07-2013

PLAN Amsterdam 04-2014

The Smart City (an introduction) Fd. Outlook - Digidata Amsterdam Smart City


Manifest Spontane Stad De volgende krantenartikelen heb ik gebruikt; Dam is het strijdtoneel van een massaal tomatengevecht 14-09-14 Bron: Het Parool Demonstratie tegen IS op de Dam 03-09-14 Bron: ANP Hoeveel vragen Amsterdammers voor hun huis op Airbnb? 22-08-14 Bron: Het Parool Miljoen bezoekers voor paleis na heropening 19-08-14 Bron: ANP Schoten gelost vlak naast Nieuwe Kerk 25-07-14 Bron: Het Parool SP trekt zich terug uit pro-Palestina demonstratie op de Dam 22-08-14 Bron: Het Parool Is de Markthal in Rotterdam een markthal? 2 december 2014 Bron: ArchiNed Arnold Reijndorp Ooit was de Kalverstraat heel erg deftig 28-11-14 Bron: Het Parool Opkomst van de Huureconomie 23-10-13 Bron: Vrij Nederland Michiel Hulshof & Menno van der Veen ‘Controle kan probleem met hinderlijk geparkeerde fietsen beteugelen’ 22-11-14 Bron: Het Parool 4 miljard aan goud in het geheim naar Amsterdam vervoerd 21-11-14 Bron: ANP Amsterdamse bevolking groeit razendsnel 20-11-14 Bron: ANP Bezoekersaantallen Amsterdamse musea rijzen de pan uit 24-11-14 Bron: Het Parool

Cordaan helpt Amsterdamse ouderen met ‘klusjesdienst’ 24-11-14 Bron: Het Parool

‘Amsterdam moet feeststad blijven’ 26-10-201414 Bron: Het Parool

Legaal onderverhuren met daklozenproject Onder de pannen 23-11-14 Bron: Het Parool

Een hek, een villa en een speedboot: de kosten van Willem Alexander 7-10-2014 Bron: Volkskrant

Nergens zijn zoveel supermarkten zo dichtbij als in Amsterdam 25-11-14 Bron: Het Parool

Rutte: Miljoenenverbouwing paleizen valt onder noodzakelijk onderhoud 7-10-2014 Bron: Volkskrant

Starters organiseren start-up festival over ondernemen 22-11-14 Bron: Het Parool

Moet Beatrix niet naar het Pier Baan centrum worden gestuurd? 14-10-2014 Bron: Het Parool

Steeds groter deel Nederland bebouwd 12-07-2011 Bron: Het Parool Wat te doen met vier politiepanden in het hart van de stad? 23-11-14 Bron: Het Parool Woningmarkt Amsterdam sterk in de lift 27-11- 2014 Bron: Het Parool Dam is het strijdtoneel van een massaal tomatengevecht 14-09-14 Bron: Het Parool Demonstratie tegen IS op de Dam 03-09-14 Bron: ANP

De Wereld kan in 2050 volledig op groene stroom draaien 07-10-2014 Bron: Volkskrant Hoge concentraties gevaarlijk lood in centrum van Amsterdam 29-09-2014 Bron: Het Parool Proef met etensresten door de gootsteen 5-10-2014 Bron: AT5 Amsterdam moet dienen als spons tijdens extreme regenval 14-10-2014 Bron: Het Parool

Amsterdam kan explosieve groei AirBNB niet langer aan 14-10-2013 Bron: Het Parool

D66: Koninklijk Huis mag geen alleenrecht op Paleis op de Dam 5-09-2008 Bron: Volkskrant

Meer hotelovernachtingen in Amsterdam 21-11-2011 Bron: Het Parool

De gevel wordt blond, maar de vraag is hoe 28-05-2009 Bron: Volkskrant

Bedrijfsleven krijgt zijn zin met ontwerpkeuze; Dam krijgt klassieke lantaarnpalen 30-08-1996 Bron: Volkskrant

De Dodenherdenking is meer dan alleen een kranslegging: 14-10-2014 Bron: Het Parool

Grote sprong voorwaarts op de Dam 30-06-2010 Bron: Volkskrant Op de Dam gebeurt het 11-12-2003 Bron: Volkskrant

Paleis op de Dam is één groot urinoir 23-02-2013 Bron: Volkskrant Paleis op de Dam moet geen blondje worden 19-06-2009 Paleis op de Dam weer open voor publiek 07-05-2013 Bron: Volkskrant

329


Paleis op de Dam wordt misschien weer wit 11-04-2007 Bron: Volkskrant

Semiautomatisch wapen printen blijkt ‘ kinderspel’ 07-10-2014 Bron: Volkskrant

Rijksmuseum niet in Paleis op de Dam 04-07-2008 Bron: Volkskrant

Tweede Kamer eensgezind: Cookiewet moet soepeler 07-10-2014 Bron: Volkskrant

Stadhuis Amsterdam uit nieuwe paleizenwet 01-09-2008 Bron: Volkskrant

Uva zet 100.000 eeuwenoude titels in online bibliotheek 14-10-2014 Bron: Het Parook

Nu het geld niet langer aanwezig is in banken sterft ook de bankrover langzaam uit 07-10-2014 Bron: Volkskrant

Dag Spits, Hallo Smartphone! 14-10-2014 Bron: Trouw

D-reizen moet tientallen winkels sluiten 07-10-2014: Bron: Volkskrant Winkelketen Halfords failliet 07-10-2014 Bron: Volkskrant Stadhuis is nog altijd een wit bolwerk 30-09-2014 Bron: Het Parool De reorganisaite van het stadhuis verkeert in code oranje 25-07-2014 Bron: Het Parool Alleen InHolland scoort slechter dan HvA 07-10-2014 Bron: AT5 Meer politie tijdens donkere dagen 06-10-2014 Bron: AT5 Pikety onderschat de Samenleving: 14-10-2014 Bron: Trouw De eigen Auto raakt langzaam uit de tijd 14-10-2014 Bron: Trouw ‘Scheppen’ is echt iets anders dan ‘maken’ 14-10-2014 Bron: Trouw Meepraten over de buurt is een wassen neus 14-10-2014 Bron: Het Parool Huwelijk of kind aangeven via computer 07-10-2014 Bron: Trouw

330

Straatcultuur beweegt zich van straathoek naar Facebook 14-10-2014 Bron: Trouw ‘Damrak moet Champs-Elysées worden’ 10-08-2014 Bron: De Volkskrant ‘Disneyland Amsterdam’ 26-01-2002 Bron: De Volkskrant ‘Rem op dagtoerist in Amsterdam’ 25-07-2011 Bron: De Volkskrant Amsterdam lokt toeristen met gratis overnachtingen 18-06-2009 Bron: De Volkskrant


331



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.