Landgoederenboek Hoofdstuk Zoomland

Page 1

Zoomland Zompig

brabants landschap

304 hectare

vrij toegankelijk

34

Z

Water, je kunt niet zonder

oom -land heeft niets te maken met de ligging op de rand of ‘zoom’ van Brabant, de naamsbetekenis moet in een heel andere hoek gezocht worden. Uit het zuiden komende beken botsten op hun weg naar de Schelde op de Brabantse Wal en moesten wel een langere weg afleggen in noordwestelijke richting. Moerassig land of ‘sooma’ (‘soo’ = moeras en ‘ma’ = land) was het gevolg van deze zoektocht. Vanaf de dertiende eeuw startten de wilhelmieten in Huijbergen met de vervening van dit moeras, een eeuw later gevolgd door de markiezen van Bergen op Zoom. Voor de aanvoer van turf liet de stad in 1430 de Zoom graven. Na het weggraven van het veen bleven grote diepe plassen achter. In de vijftiende en zestiende eeuw breidden deze zich door de overheersende zuidwestenwind nog aanzienlijk uit in noordoostelijke richting. Dit is nog steeds goed te zien aan de Zeezuiper, voorheen een Flacque d’eau of watervlakte die enorme hoeveelheden water kon opnemen oftewel ‘zuipen’. Sindsdien voorzag de Zoom, die met deze plassen verbonden was, de vestingstad Bergen op Zoom van drinkwater. En in tijden van belegering bovendien van een machtig verdedigingswapen: met het aangevoerde water konden de grachten worden gevuld en de directe omgeving onder water gezet. Je mag wel zeggen dat de onneembaarheid van de vesting, ‘La Pucelle’, Frans voor maagd, voor een groot deel te danken was aan de nabijheid van Soom-land. Een andere voormalige turfvaart – eigenlijk niet meer dan een sloot – die de stad van (multifunctioneel) water voorzag, was de Balse Loop, die dwars door de Brabantse Wal heen was gegraven en in verbinding stond met het Hengstmeer. Over de betekenis van deze toponiem is heel wat afgeschreven. De oudste schrijfwijze Ansen Mare is van 1411. De naamkundige Thiadens bracht de naam in verband met een spookpaard, dat nietsvermoedende reizigers ontvoerde en in het water wierp. Dit is een al te romantische voorstelling. De middeleeuwse moeruitbater Hans lijkt meer op zijn plaats: ‘Hans zijn moeras’. In 1529 was de spelling Anxtmeere. In 1540 lagen er al bossen en stond er een hoeve met huis. In 1684 viel het uiteen in twee delen, Hengstmeer van Hugo Cornets de Groot, drossaard van Bergen op Zoom, en Kleijn Angstmeer of Clavere Velden van Gillis Brouwers. Op een kaart uit 1760 van Henri Adan wordt het centrum van het landgoed weergegeven door een omgrachte rechthoek met daarbinnen een huis. Het was toen eigendom van Adriaan David van der Gon, vice-admiraal van Holland en West-Friesland. Waarschijnlijk omdat dit beter paste bij de woonplaats

van een zeeman, ging hij het landgoed Goeree noemen. Omstreeks 1850 kwam het in handen van Gerrit Smelt, een gefortuneerde reder uit Amsterdam, woonachtig aan de Prins Hendrikkade aldaar. Hij zocht een vakantiewoning en jachtverblijf ver weg van de hectiek van de hoofdstad. Het bestaande landhuis liet hij grondig verbouwen. In de negentiende eeuw was het landgoed nog 100 hectare groot en vermaard om zijn fraaie loofbossen, die omstreeks 1900 werden geveld. Later volgde herplant met dennen. Verder lagen er in het gebied dat later Zoomland ging heten nog de buitens ’s Heerenplantage, Klein Gemini of Wel-te-Vreden en Groot Gemini. Van deze landgoedjes zijn in het terrein nog veel statige beuken- en eikenlanen terug te vinden en als relicten beukenhagen en houtwallen.

Niks Overflakkee Van het landhuis Goeree resteren nog de omgrachting en de hierover gemetselde brug. Over de latere bewoning van Goeree is recent redelijk wat boven tafel gekomen. Na de opheffing van de rederij in 1891 vestigde de familie Smelt zich blijvend op Goeree. Ze waren niet flauw uitgevallen, blijkens een brief van Hubertus Smelt van 21 oktober 1902 over een ‘akkefietje’ met stropers: Drie weken geleden verjoeg ik enige brutale stroopers met hond uit de Keutelmeer en vannacht om half 3 sprong ik het bed uit, want er vielen op de wei voor het huis drie schoten. Buiten komende zag ik al spoedig 2 stroopers met den lichtbak. Ik kwam er dichtbij en herkende Jongeneele. Mama, die ondertussen om hulp was gaan roepen, liep een vent tegen het lijf en pakte hem bij zijn kraag. Die vent gaf ma een stomp om los te komen, doch mama hield vast en riep om hulp. Ik liet mij niet lang wachten. Wij pakten hem beiden vast en transporteerden hem zonder pardon naar huis. Het licht ontstoken, kwamen we tot de ontdekking dat het de vrouw van Jongeneele was, als man verkleed: broek, jas, vest, slobkousen, pet enz. Toen we haar naar huis joegen, het moet ongeveer 4 uur zijn geweest, zagen we een kerel de laan in lopen. We wachtten hem op en ook hij werd aangehouden en gevisiteerd. Het was Jongeneele zonder geweer – dat had hij weggestopt – maar met een dikke eiken knuppel, zeker met de bedoeling zijn vrouw te ontzetten en ons af te ranselen. Doch mijn spuit hield hem in bedwang. Omdat er as en sintels uit de kolenkachels over werd uitgestrooid, werd de met beukenbomen beplante oprijlaan het Koolpad genoemd. Bijgebouwen waren paardenstallen, hondenhokken, een koetshuis en een bakhuis. De kamers waren hoog, groot en vierkant. In de ‘goede kamer’ werd met de gasten na de jacht gegeten. In het souterrain waren keuken, washok, mangelkamer, wijnkelder en dienstbodenverblijf ondergebracht. Na


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.