Inhoud
Voorwoord ..................................................................................................................................................... 5 Inleiding ........................................................................................................................................................ 7 1.
Vijf kernen ............................................................................................................................................ 9
2.
Zelfregulering .................................................................................................................................... 13 2.1 De ontwikkeling van zelfregulering .......................................................................................... 13 2.2 Meten van zelfregulering ......................................................................................................... 14 2.3 Werken aan zelfregulering op school ....................................................................................... 15 2.4 Zelfregulering: een voorbeeldmatige uitwerking .................................................................... 16
3.
Perspectief nemen............................................................................................................................. 19 3.1 De ontwikkeling van perspectief nemen .................................................................................. 19 3.2 Meten van perspectief nemen................................................................................................... 20 3.3 Werken aan perspectief nemen op school ............................................................................... 20 3.4 Perspectief nemen: een voorbeeldmatige uitwerking ............................................................ 21
4.
Denkkracht ........................................................................................................................................ 23 4.1 De ontwikkeling van denkkracht............................................................................................... 23 4.2 Meten van denkkracht............................................................................................................... 24 4.3 Werken aan denkkracht op school ........................................................................................... 24 4.4 Denkkracht: een voorbeeldmatige uitwerking ........................................................................ 25
5.
Samenwerken .................................................................................................................................... 27 5.1 De ontwikkeling van samenwerken .......................................................................................... 27 5.2 Meten van samenwerken .......................................................................................................... 28 5.3 Werken aan samenwerken op school....................................................................................... 28 5.4 Samenwerken: een voorbeeldmatige uitwerking..................................................................... 29
6.
Didactiek en vaardigheden van leraren............................................................................................. 31
7.
Ten slotte: de relatie met opbrengstgericht werken ....................................................................... 33
Literatuur ................................................................................................................................................... 35
3
Leren met toekomst
4
Voorwoord
Onderwijs gaat over veel zaken. Als we een willekeurige dag van een leerkracht, een schooldirecteur of een schoolbestuurder zouden volgen, zouden veel praktische onderwerpen de revue passeren. Dingen die geregeld moeten worden, gebeurtenissen die georganiseerd moeten worden, keuzen die gemaakt moeten worden, en financieringen die verantwoord moeten worden. Al deze dagelijkse noodzakelijkheden en verplichtingen kunnen het zicht op wat onderwijs in essentie is wel eens versluieren. Maar toch moet die essentie van onderwijs helder verlicht blijven en ook maatgevend zijn voor het merendeel van onze inspanningen. Naar mijn oordeel is die essentie van onderwijs hoop en optimisme! Eenvoudigweg omdat onderwijs over de ontwikkeling van kinderen gaat en ontwikkeling altijd gericht is op de toekomst. Op het niveau dat kinderen volgende week zullen hebben bereikt of aan het einde van het schooljaar. Of nog verder weg, op het niveau dat kinderen aan het eind van de basisschool zullen hebben bereikt en welke keuze voor het voortgezet onderwijs daar het meest passend bij is; of zelfs op de wijze waarop de leerlingen zich in de maatschappij zullen kunnen ontwikkelen mede op grond van het geleerde binnen het onderwijs. Onderwijs gaat over hoop en optimisme, omdat onderwijs de plicht heeft kinderen te stimuleren tot hun optimale ontwikkeling. Zeker, die ontwikkeling is voor ieder kind anders en niet ieder kind kan hetzelfde niveau bereiken. Maar ieder kind kan zich ontwikkelen tot een hoger en beter niveau dan waartoe het vandaag in staat is. Daarom is onderwijs in essentie toekomstgericht op basis van realiteitszin. Je zou misschien poëtisch kunnen zeggen: niet met je hoofd in de wolken maar wel reikend naar de hemel. Naar het hoogst en meest haalbare voor ieder kind. En met beide voeten staand op de grond, geworteld in de praktijk van alledag. In verschillende beleidsnota’s vinden we beschrijvingen van de toekomst, zoals bijvoorbeeld bij de Onderwijsraad: “Toenemende individualisering, automatisering, innovatie en internationalisering stellen hoge eisen aan de burgers van morgen, en aan hun opleiding nu. De druk op het onderwijsstelsel neemt toe.” (“Een onderwijsstelsel met veerkracht”) Dergelijke omschrijvingen van de toekomst komen zo dikwijls in beleidsnota’s voor, dat je geneigd bent ze vanzelfsprekend en duidelijk te vinden. Maar naarmate je er meer over nadenkt en je meer de vraag stelt wat dit nu precies voor het onderwijs betekent, nemen de vraagtekens toe. Op welke wijze kun je als leerkracht op een willekeurige maandagochtend rekening houden met dergelijke ontwikkelingen? Op welke wijze kun je als schoolteam rekening houden met de hier geschetste toekomst? Op welke wijze kun je als schoolbestuur je scholen stimuleren de kinderen toekomstgericht te onderwijzen? Het veelgehoorde antwoord “in ons schoolplan besteden wij aandacht aan de 21e eeuwse vaardigheden”, is dan echt niet voldoende.
5
Leren met toekomst
Bovenstaande vragen vormden voor de Vereniging voor Christelijk Primair Onderwijs Spijkenisse en de CED-Groep het vertrekpunt voor een gezamenlijke expeditie. Een expeditie die als doelstelling had om vanuit ieders expertise gezamenlijk te ontdekken welke thema’s voor het onderwijs van alledag relevant zijn als wij toekomstgericht onderwijs willen vormgeven. Het eerste resultaat van deze gezamenlijke expeditie is deze notitie “Leren met toekomst”. In deze notitie wordt een eerste antwoord geformuleerd op de vraag welke thema’s voor de leerlingen essentieel zijn om zich toekomstgericht te ontwikkelen en tegelijkertijd hoe deze thema’s door een individuele leerkracht of schoolteam kunnen worden geconcretiseerd in het onderwijs. Daarmee vormt deze notitie de basis voor een verdergaand proces waarbij de vormgeving van het onderwijs en het belang daarvan voor de leerlingen centraal zullen staan. Dit zal des te meer een gezamenlijke zoektocht zijn, omdat de vier essentiële thema’s (zelfregulatie, perspectief nemen, denkkracht en samenwerken) vakoverstijgend zijn. Dat enkele feit onderstreept de grote relevantie van de thema’s en geeft tegelijkertijd aan welke enorme kansen op onderwijsvernieuwing deze thema’s bieden. Maar een dergelijke zoektocht naar onderwijsvernieuwing zal stap voor stap moeten worden uitgevoerd. Volharding in die gezamenlijke zoektocht, met open vizier, ontvankelijk voor feedback, soms zoekend en tastend, maar altijd vastbesloten om voor het beste te gaan, vormt de beste routebeschrijving voor die expeditie. We zullen in die zoektocht dat moeten zijn wat we onze leerlingen voor de toekomst het beste kunnen toewensen: weerbaar en wendbaar!
Theo Magito, algemeen directeur/bestuurder CED-Groep
6
Inleiding
Al enige tijd klinkt de vraag of kinderen en jongeren op school wel voldoende worden voorbereid op hun toekomst. De Onderwijsraad (2014) bijvoorbeeld, heeft in zijn rapport ‘Eigentijds onderwijs’ over dit onderwerp een advies uitgebracht. In het bestuursakkoord primair onderwijs staat centraal dat het onderwijs de leerlingen moet voorbereiden op de ‘informatie- en netwerkmaatschappij’ (PO-Raad, 2014). Waarom houdt dit onderwerp mensen juist nu zo bezig? Heeft het onderwijs niet altijd al voor de toekomst opgeleid? Het onderwijs is een van de instituties (naast bijvoorbeeld het gezin) via welke kinderen socialiseren. Dat wil zeggen dat ze daar de kennis, vaardigheden, waarden en normen leren die ze nodig hebben om deel te nemen en bij te dragen aan de maatschappij van de toekomst. Naarmate de maatschappij zich ontwikkelt, veranderen ook de kennis, vaardigheden en waarden en normen die nodig zijn. Lag in de eerste helft van de twintigste eeuw de nadruk op het aanleren van discipline (doen wat je gezegd wordt), na de tweede wereldoorlog kwam de nadruk meer te liggen op individuele ontplooiing, mondigheid en op het maximaal benutten van ieders talent. Nu zien we dat individuele ontwikkeling niet voldoende is, willen we als maatschappij overleven. We zijn ons meer bewust van de complexiteit van de problemen en de mondiale wederzijdse verbondenheid en afhankelijkheid om de problemen op te lossen. In luttele seconden kunnen we contacten tot stand brengen om kennis te ontwikkelen en te delen. De samenleving heeft burgers nodig die hun kwaliteiten kunnen en willen inzetten om gezamenlijk, ook over landsgrenzen heen, kennis te ontwikkelen en een bijdrage te leveren aan de samenleving. De aandacht van het onderwijs voor de basale academische vaardigheden is een constante, alle leerlingen moeten zich daarin zo goed mogelijk bekwamen. Maar de (technologische) ontwikkelingen gaan zo snel, dat niemand voldoende heeft aan het funderend onderwijs om deze bij te houden. Om in de groeiende hoeveelheid informatie een weg te kunnen vinden is het nodig dat leerlingen kritisch leren denken, zodat zij zelfstandig kunnen inschatten wat de waarde van de informatie is. Daarnaast hebben ze een moreel kompas nodig om richting te kunnen geven aan hun leven, daarbij een afweging makend tussen hun eigen belangen en een algemeen maatschappelijk belang (Nowotny, 2014). Routinematig werk wordt meer en meer geautomatiseerd. Ontwikkeling en innovatie maken bij veel mensen deel uit van het werk. Dat betekent dat creatief en innovatief denken onmisbare vaardigheden zijn geworden. Daarbij wordt in toenemende mate internationaal en interdisciplinair samengewerkt. Leerlingen moeten daarom leren om samen te werken met mensen vanuit andere disciplines en uit verschillende culturen. Samenvattend: het onderwijs moet leerlingen afleveren, die kunnen lezen, schrijven en rekenen en die een voldoende algemene ontwikkeling hebben.
7
Leren met toekomst
Daarnaast hebben ze geleerd verantwoordelijkheid te nemen voor hun ontwikkeling, kritisch en creatief te denken, samen te werken met mensen van verschillende disciplines en achtergronden en maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen. Complexe cognitieve en sociale vaardigheden krijgen daarmee een belangrijke plaats in het onderwijs.
8