Inhoudsopgave
Inleiding .......................................................................................................................2 Terminologie in deze handleiding....................................................................................... Hoofdstuk 1. Aanleiding – lessen leren leren ......................................................................3 1.1. Wat is de aanleiding voor een verandering in onderwijs?.............................................3 1.2. Wat is nodig? .......................................................................................................3 1.3. Wat zijn lessen leren leren? ....................................................................................3 Hoofdstuk 2. Opbouw van de lessen..................................................................................8 2.1. Didactische uitgangspunten ....................................................................................8 2.2. Het lesformat .......................................................................................................8 Hoofdstuk 3: Competenties .............................................................................................. 3.1. Aan regels houden ................................................................................................... 3.2. Hulp vragen ............................................................................................................ 3.3. Instructie opvolgen ................................................................................................... 3.4. Omgaan met tijd....................................................................................................... 3.5. Oplossingsgericht werken .......................................................................................... 3.6. Reflectie op eindproduct ............................................................................................ 3.7. Reflectie op werkwijze ............................................................................................... 3.8. Samenwerken.......................................................................................................... 3.9. Verantwoordelijkheid ................................................................................................ 3.10. Voorbereiden ......................................................................................................... 3.11. Werken volgens een stappenplan ............................................................................... 3.12 Zelfstandig werken................................................................................................... Hoofdstuk 4. Werken met lessen leren leren ZML ................................................................. 4.1. Volgorde van de lessen ........................................................................................... 4.2. Toetsen ................................................................................................................
Inleiding Voor u ligt de algemene handleiding bij de lessen leren leren voor het ZML Onderwijs, voor zowel SO als VSO. De lessen zijn geschreven voor de twaalf competenties uit de zml-leerlijn leren leren1. In deze algemene handleiding vindt u onder andere informatie over de opbouw van de lessen, tips en aanwijzingen over het gebruik en de inzet van de lessen en kunt u meer lezen over de inhoudelijke achtergrond van de verschillende vaardigheden die in de lessen aan de orde komen. Voor de leesbaarheid van de handleidingen wordt naar alle leerlingen met “hij” verwezen. Doelgroep De lessen zijn ontwikkeld voor zml-leerlingen uit het SO en VSO met niveau 1 tot en met 12 op de leerlijn leren leren. De lessen kunnen gegeven worden door leerkrachten uit het zml-onderwijs. Taalvaardigheid doelgroep In de ontwikkelde lessen bij de leerlijn leren leren spelen communicatieve en talige vaardigheden een rol. De leerling kan worden gevraagd samen een les na te bespreken, een lesdoel uit te leggen of te vertellen over iets wat hij heeft meegemaakt. In al deze gevallen lijkt het te gaan om mondelinge taalvaardigheden. Wij zijn ons bewust van de soms beperkte mondelinge taalvaardigheden van de doelgroep en beogen dan ook niet andere manieren van communicatie uit te sluiten, maar raden aan die manier van communicatie te zoeken die het best bij de leerling past. Doel De lessen leren leren zullen de vaardigheden van de leerlingen op het gebied van algemene beroepsvaardigheden zoals ‘werkhouding’ en ‘taakaanpak’ vergroten. Het verwachte gevolg hiervan is een succesvollere aansluiting op een werkplek.
1
Het gaat hier om de herziene versie uit 2008.
2
Hoofdstuk 1. Aanleiding – lessen leren leren 1.1. Wat is de aanleiding voor een verandering in onderwijs? De leerlingen op het VSO worden opgeleid om uiteindelijk op een werkplek de vaardigheden uit te voeren die zij op school geleerd hebben. Voor een succesvol functioneren op de werkplek is het echter noodzakelijk dat de leerlingen, naast de praktijkvaardigheden, ook beschikken over algemene beroepsvaardigheden. Algemene beroepsvaardigheden rondom onder andere ‘taakaanpak’ en ‘werkhouding’ zijn grotendeels doorslaggevend voor het slagen van een leerling op een werkplek. We constateren dat deze vaardigheden op dit moment onvoldoende worden beheerst door leerlingen die het VSO verlaten. Om ervoor te zorgen dat leerlingen deze vaardigheden goed beheersen is het belangrijk om in het SO al systematisch aandacht te besteden aan deze vaardigheden. 1.2. Wat is nodig? Het is nodig dat het huidige onderwijs zich meer gaat richten op de beroepsvaardigheden rondom onder andere ‘taakaanpak’ en ‘werkhouding’, zodat leerlingen de kans krijgen om hun vakoverstijgende vaardigheden te vergroten. Het uiteindelijke doel is om de aansluiting op een toekomstige werkplek succesvoller te laten verlopen. Scholen kunnen in principe tijdens iedere les doelgerichter werken aan algemene beroepsvaardigheden door doelen uit de leerlijn leren leren centraal te stellen. 1.3. Wat zijn lessen leren leren? Lessen leren leren zijn lessen waarin verschillende vaardigheden uit de leerlijn “leren leren” het didactische uitgangspunt vormen. De twaalf vaardigheden uit de leerlijn2 vormen het uitgangspunt van deze lessen. De lessen leren leren kunnen als het ware over een reguliere les worden gelegd. De lessen zijn uitgewerkt volgens het directe instructiemodel. Een taal- of rekenles leent zich uitstekend om te werken aan vaardigheden rond leren leren. De lessen leren leren laten zien hoe u tijdens iedere willekeurige les kunt werken aan doelen uit de leerlijn leren leren. Hieronder ziet u een voorbeeld van een reguliere les mondelinge taal (afkomstig uit Fototaal, CED-Groep). U werkt met deze les aan taaldoelen, maar daarnaast is de les, net als iedere andere reguliere les, ook heel geschikt om te werken aan doelen rondom leren leren. Bij deze taalles zijn voorbeelduitwerkingen gemaakt bij doelen uit de 12 competenties van de leerlijn leren leren.
2
Deze vaardigheden zijn terug te vinden in de zml-leerlijn leren leren, de versie voor begeleiders.
Deze versie geeft namelijk een specifieker overzicht van de verdeling van de vaardigheden. De overige versies van dezelfde leerlijn geven slechts een onderverdeling in subdoelen.
3
Voorbeeld taalles Materialen en voorbereidingen Hang het pictogram van de taalles in het dagrooster Overzicht geboortedata van de leerlingen (Pas)foto’s van de leerlingen Lege kalender waarop de foto’s kunnen worden geplakt Knutselspullen om de kalender te versieren
Introductie Ga met de leerlingen in de kring zitten en wijs op het pictogram van de taalles. In deze les gaan de leerlingen u helpen met een probleem: hoe kunt u onthouden wie wanneer jarig is? Daarbij praten ze samen en luisteren zij goed naar elkaar. Kern Haal met de leerlingen de regels en afspraken met betrekking tot het samen praten op. Vertel de leerlingen dat u het lastig vindt om te onthouden wie op welke dag jarig is. Weten de leerlingen een oplossing voor dit probleem? Laat een blanco verjaardagskalender zien en bespreek het gebruik. De leerlingen mogen eerst de bladen van de kalender versieren. Geef vervolgens elke leerling een (pas)foto van zichzelf. Om de beurt mogen de leerlingen hun foto op de kalender bevestigen; als eerste de leerling die het eerst jarig is. Noteer de naam van de leerling naast de foto. Bespreek met de leerlingen welke feestdagen ook nog op de kalender kunnen worden geschreven of getekend. Afsluiting Evalueer met de leerlingen of zij zich aan de afspraken hebben gehouden. Zeg dat zij goed hebben geholpen om een oplossing voor uw probleem te vinden. Op de verjaardagskalender kunt u zien wie er wanneer jarig is. Hang de kalender op en sluit hiermee de les af. Uitwerkingen van doelen uit de leerlijn leren leren Reflectie op eindproduct Niveau 11
Vertelt wat hij de volgende keer aan het resultaat wil verbeteren
Leg de leerlingen uit dat ze een verjaardagskalender gaan maken. Ze versieren de bladen van de kalender en plakken hun pasfoto bij de juiste datum. Het eindproduct wordt een mooi versierde ingevulde kalender met alle verjaardagen er op van de leerlingen. Aan het einde van de les vertellen de leerlingen wat ze van het resultaat vinden en wat ze de volgende keer nog aan de kalender willen verbeteren. In een volgende les gaan de leerlingen de kalender afmaken.
4
Reflectie op werkwijze Niveau 4
Vertelt hoe hij een taak heeft aangepakt en geeft zijn mening (goed/fout)
Leg de leerlingen uit dat ze een verjaardagskalender gaan maken. Geef ze een taak bij het maken van de kalender en vertel hoe ze de taak moeten uitvoeren (bijvoorbeeld bij de maand juli een zomertekening maken). Bespreek met de leerlingen hoe ze hun taak hebben uitgevoerd en hoe ze dat volgens de opdracht hadden moeten doen. Laat hen na afloop vertellen of ze de taak goed hebben uitgevoerd of niet. Samenwerken Niveau 12
Maakt een taakverdeling waarbij hij rekening houdt met de kwaliteiten van zichzelf en van de andere leerling
Laat de leerlingen, voordat zij de kalender gaan versieren en vullen, in tweetallen een taakverdeling maken waarbij ze rekening houden met elkaars kwaliteiten. De één kan bijvoorbeeld goed tekenen en de ander inkleuren of de één kan mooi versieren en de ander duidelijk schrijven. Hulp vragen Niveau 5
Weet wanneer de begeleider beschikbaar is voor hulp en wanneer niet
Spreek met de leerlingen af wanneer u beschikbaar bent voor hulp en wanneer niet tijdens het maken van de kalender. Misschien moet u tussendoor even iets anders doen. Vertel duidelijk wanneer de leerlingen u precies om hulp kunnen vragen. Wees consequent. Help de leerlingen alleen als u inderdaad beschikbaar bent. Aan regels houden Niveau 1
Kent de betekenis van één vaste regel op een pictogram in de klas en houdt zich daaraan
Hang een pictogram op van een regel of afspraak (op je stoel blijven zitten). Vraag de leerlingen wat dit pictogram betekent. Spreek af dat de leerlingen zich tijdens het maken van de kalender aan deze regel houden. Verantwoordelijkheid Niveau 2
Gaat voorzichtig met materiaal om
Vertel de leerlingen dat alle bladen aan het einde van de les aan elkaar worden gemaakt om een kalender te krijgen. De bladen moeten dus mooi blijven en niet kreuken, want dan wordt het geen mooie kalender. Vraag de leerlingen hoe ze voorzichtig om kunnen gaan met de bladen (niet scheuren/ schuiven, teveel inkt of lijm gebruiken).
5
Voorbereiden Niveau 3
Bedenkt ĂŠĂŠn voorwerp dat hij nodig heeft bij een bekende taak en pakt dit
Leg de leerlingen uit dat ze de kalender gaan versieren. Het versieren van de kalender is bijvoorbeeld een tekenopdracht. Vraag de leerlingen voordat het versieren begint of ze kunnen bedenken wat voor voorwerp ze zeker nodig hebben om op de kalender te kunnen tekenen. Als de leerlingen dit voorwerp hebben bedacht, mogen ze het vervolgens ook zelfstandig pakken uit de klas. Omgaan met tijd Niveau 7
Wisselt, tijdens het doen van twee taken, van taak op het afgesproken tijdstip
Leg de leerlingen uit dat ze twee maanden op de verjaardagskalender mogen versieren. Om de maanden allebei op tijd af te kunnen krijgen moeten de leerlingen op tijd beginnen aan het tweede blad. Maak de leerlingen duidelijk op welk tijdstip ze gaan wisselen tussen deze taken. Instructie opvolgen Niveau 6
Luistert naar de gehele instructie van de begeleider voordat hij aan de taak begint
Vertel de leerlingen dat ze een taak gaan doen, maar dat u de taak eerst gaat uitleggen voordat ze mogen beginnen. Zorg ervoor dat de instructie bij deze taak meervoudig is. Leg bijvoorbeeld eerst uit hoe de leerlingen de kalender gaan versieren, dan waar de spullen liggen en vervolgens welke regels er allemaal gelden bij deze opdracht. Kijk of de leerlingen na ieder gedeelte van uw uitleg al aan het werk willen gaan of dat ze wachten tot de instructie klaar is. Werken volgens een stappenplan Niveau 9
Maakt met behulp van een stappenplan een onbekende taak af (4-6 stappen)
Zorg ervoor dat de leerlingen bij het versieren van de kalender onbekende taken moeten uitvoeren, zoals werken met nieuw materiaal (olieverf of een kroontjespen) of het hanteren van een nieuwe werkwijze (het maken van een collage of op een andere manier schrijven). Bespreek een stappenplan van deze onbekende taak en laat de leerlingen dit zo zelfstandig mogelijk uitvoeren. Oplossingsgericht werken Niveau 8
Bedenkt een oplossing voor een materiaalprobleem
Zorg dat enkele materialen voor het versieren van de verjaardagskalender kapot of onvolledig zijn. Zo kunnen bijvoorbeeld de scharen bot zijn of de lijm onvindbaar. Laat de leerlingen zoveel mogelijk zelfstandig oplossingen zoeken voor deze problemen. Bespreek eventueel voorafgaand aan de taak samen met de leerlingen welke problemen zich voor kunnen doen en wat hier de mogelijke oplossingen voor zijn.
6
Zelfstandig werken Niveau 10
Doet gedurende ĂŠĂŠn uur zelfstandig meerdere op zichzelf staande bekende taken achter elkaar
Laat de leerlingen zelfstandig werken aan het maken van de verjaardagskalender. Dit bestaat uit verschillende losse taken zoals foto’s plakken, verjaardagsdata opschrijven en de kalender versieren. Leg de leerlingen uit in welke volgorde ze deze taken het beste aan kunnen pakken en laat ze zelfstandig werken.
7
Hoofdstuk 2. Opbouw van de lessen Iedere les bevat een lesbeschrijving. Dit is een uitgeschreven instructie voor de leerkracht op het vakoverstijgende leerdoel. Het leerdoel wordt expliciet verwoord, zodat de leerkracht het op een voor de leerlingen begrijpelijke manier kan uitleggen. 2.1. Didactische uitgangspunten Lesopbouw: De lessen volgen de fases van het directe instructiemodel. Iedere les begint met een start, daarna volgen een instructie, een inoefening, een verwerking en een afsluiting. Herhaling leerdoel: In iedere fase van de les wordt het vakoverstijgende leerdoel herhaald. Op deze manier krijgt het een centrale plaats in de les en zal het eerder beklijven bij de leerlingen. Motiveren leerlingen: Als leerlingen gemotiveerd zijn, leren ze sneller en meer3. De manier waarop de lesstof wordt aangeboden, is dus bepalend voor de leerresultaten van de leerlingen. Het gaat hier vooral om de manier waarop de lessen zijn geschreven en de manier waarop de leerkracht de lesstof overbrengt op de leerlingen. Hierbij vormt de start het meest cruciale onderdeel van de les bij het motiveren van de leerlingen. Dit is namelijk het moment waarop de leerkracht de aandacht van de leerlingen wil gaan vangen. Hoe motiveer je leerlingen? Een paar ideeĂŤn: -
neem iets leuks mee van thuis, dat je aan het begin van de les laat zien en wat betrekking heeft op het leerdoel van de les;
-
vertel over een gekke gebeurtenis die je hebt meegemaakt;
-
geef aan dat je een probleem hebt: kunnen de leerlingen helpen?
2.2. Het lesformat Het format van de lessen leren leren staat uitgelegd op de volgende pagina
3
Uit: J.M. Pieters en E. Warries, Inleiding Instructietheorie, pp.209-212 (het ARCS model van
Keller) 8
Omschrijving van het leerdoel uit de leerlijn: in dit geval het doel van de competentie Samenwerken, niveau 9 Start: de start van de les bevat 3 onderdelen: - start op de lesinhoud: u geeft een taakomschrijving - start op het lesdoel: u legt het lesdoel uit de leerlijn leren leren uit - voorkennis ophalen
Instructie: tijdens de instructie geeft u instructie op het lesdoel uit de leerlijn. U laat hierbij leerlingen zoveel mogelijk zelf zoeken naar oplossingen voor de problemen die zich voordoen. U neemt een sturende rol aan.
Inoefening: tijdens de inoefening oefent u samen met de leerlingen het lesdoel. Het liefst meerdere keren achter elkaar met verschillende korte opdrachten. U bespreekt direct na de inoefening het geoefende kort na.
Verwerking: De leerlingen oefenen het lesdoel zelfstandig. Aan het begin van de verwerking herhaalt u het lesdoel of laat u dit de leerlingen herhalen.
Afsluiting: tijdens de afsluiting bespreekt u de les na en besteedt u specifiek aandacht aan wat de leerlingen geleerd hebben. U sluit altijd af met een compliment.
9