bi_werk_WS-VO1/def
01-08-2005
15:27
Pagina 1
Poster 1
1.
zelfstandig
____________________________________________________________________ Als je je altijd laat helpen, leer je nooit om zelfstandig je band te plakken.
2.
alternatief
____________________________________________________________________ Met gewone medicijnen komt Bert niet van die hooikoorts af. Daarom probeert hij nu alternatieve geneesmiddelen.
3.
absoluut
____________________________________________________________________ Jij gaat dan wel naar de bioscoop, maar ik ben het er absoluut niet mee eens dat je in die kou weggaat.
4.
vanwege
____________________________________________________________________ Vanwege een doktersbezoek is Farid wat later op school.
5.
meespelen
____________________________________________________________________ Er zijn veel zaken belangrijk bij het kopen van kleren: de kleur, het model en de prijs, het speelt allemaal mee.
6.
de eigenschap
____________________________________________________________________ Ik vind het een slechte eigenschap dat hij veel rookt, maar een goede eigenschap van hem is dat hij eerlijk is.
7.
het symbool
____________________________________________________________________ Het hart is het symbool voor de liefde.
8.
overige
____________________________________________________________________ Alle leerlingen die hun werk afhebben mogen naar huis. De overige leerlingen moeten hun werk na schooltijd afmaken.
9.
baseren op
____________________________________________________________________ De politie denkt dat de brand in het huis is aangestoken. Zij baseert dit idee op verhalen van getuigen die er iemand met benzine hebben gezien.
10. a.s. (aanstaande)
____________________________________________________________________ A.s. maandag is er een groot feest op school!
Poster 2
1.
toevoegen
____________________________________________________________________ Als je verse peper aan de soep toevoegt, wordt hij veel lekkerder.
2.
d.m.v. (door middel van) ____________________________________________________________________ D.m.v. het invullen van deze bon kunt u informatie opvragen over onze cursussen.
1
bi_werk_WS-VO1/def
01-08-2005
15:27
Pagina 2
3.
vastleggen
____________________________________________________________________ In het rooster is vastgelegd op welk uur je welke les hebt.
4.
bepalen
____________________________________________________________________ Je moet zelf bepalen of je mee gaat naar dat feestje of niet.
5.
geregeld
____________________________________________________________________ Leerlingen die geregeld te laat komen, worden geschorst.
6.
overtollig
____________________________________________________________________ Alle leerlingen van klas 2c kregen een T-shirt. De overtollige T-shirts werden verloot onder leerlingen van andere klassen.
7.
trachten
____________________________________________________________________ De politie trachtte de demonstranten weg te jagen met een waterkanon, maar dat lukte niet.
8.
verscheidene
____________________________________________________________________ U kunt kiezen uit verscheidene gerechten: vlees, vis of vegetarisch.
9.
samenstellen
____________________________________________________________________ De leerlingen stelden met de mentor het programma voor de werkweek samen.
10. overbodig
____________________________________________________________________ Met dit warme weer hoef je geen trui aan. Dat lijkt mij overbodig.
Poster 3
1.
beschikken over
____________________________________________________________________ Leerlingen die thuis niet over een tekstverwerker beschikken, mogen in het computerlokaal werken.
2.
dankzij
____________________________________________________________________ Dankzij de operatie kan de gewonde soldaat nu weer lopen.
3.
enz. (enzovoorts)
____________________________________________________________________ In de kantine kun je alles krijgen: fruit, snoep, broodjes, enz.
4.
rechtstreeks
____________________________________________________________________ Ik ga niet met een omweg naar huis. Ik ga rechtstreeks.
5.
via
____________________________________________________________________ Als je met de trein van Nederland naar Duitsland gaat, ga je via Emmerich of Venlo.
6.
het signaal
____________________________________________________________________ De lichten gingen uit. Dit was het signaal dat de film zou beginnen.
2
1 zelfstandig = alleen, zonder hulp
1
Als je je altijd laat helpen, leer je nooit om zelfstandig je band te plakken.
2 alternatief = andere, anders dan de gewone Met gewone medicijnen komt Bert niet van die hooikoorts af. Daarom probeert hij nu alternatieve geneesmiddelen.
3 absoluut = helemaal, totaal Jij gaat dan wel naar de bioscoop, maar ik ben het er absoluut niet mee eens dat je in die kou weggaat.
4 vanwege = om die reden Vanwege een doktersbezoek is Farid wat later op school.
5 meespelen = belangrijk zijn bij iets Er zijn veel zaken belangrijk bij het kopen van kleren: de kleur, het model en de prijs, het speelt allemaal mee.
6 de eigenschap = iets wat duidelijk bij iets of iemand hoort Ik vind het een slechte eigenschap dat hij veel rookt, maar een goede eigenschap van hem is dat hij eerlijk is.
7 het symbool = het teken Het hart is het symbool voor de liefde.
8 overige = andere, verdere Alle leerlingen die hun werk afhebben mogen naar huis. De overige leerlingen moeten hun werk na schooltijd afmaken.
9 baseren op = uitgaan van De politie denkt dat de brand in het huis is aangestoken. Zij baseert dit idee op verhalen van getuigen die er iemand met benzine hebben gezien.
10 a.s. (aanstaande) = komende, eerstvolgende A.s. maandag is er een groot feest op school!
1 toevoegen = erbij doen, erbij stoppen
2
Als je verse peper aan de soep toevoegt, wordt hij veel lekkerder.
2 d.m.v. (door middel van) = door D.m.v. het invullen van deze bon kunt u informatie opvragen over onze cursussen.
3 vastleggen = iets opschrijven om het te onthouden In het rooster is vastgelegd op welk uur je welke les hebt.
4 bepalen = beslissen, uitvinden Je moet zelf bepalen of je mee gaat naar dat feestje of niet.
5 geregeld = vaak Leerlingen die geregeld te laat komen, worden geschorst.
6 overtollig = te veel Alle leerlingen van klas 2c kregen een t-shirt. De overtollige t-shirts werden verloot onder leerlingen van andere klassen.
7 trachten = proberen De politie trachtte de demonstranten weg te jagen met een waterkanon, maar dat lukte niet.
8 verscheidene = verschillende U kunt kiezen uit verscheidene gerechten: vlees, vis of vegetarisch.
9 samenstellen = van verschillende stukken ĂŠĂŠn geheel maken De leerlingen stelden met de mentor het programma voor de werkweek samen.
10 overbodig = niet nodig Met dit warme weer hoef je geen trui aan. Dat lijkt mij overbodig.