posterproject werkschrift groep 5

Page 1

Werkblad 1

Opdracht Kijk naar het vetgedrukte woord. Zoek een woord dat erbij past.

Kies uit: kamer / door elkaar / liegt / belangrijk / zet

1.

Mijn vader schakelt de tv uit. Hij

hem af.

2.

Mirjam koopt een zak gemengde nootjes. Dat zijn allemaal nootjes .

3.

Selina vertelt niet altijd de waarheid. Soms

4.

Bij het bewaren van voedsel speelt de datum mee. De datum is

ze.

. 5.

De ruimte waarin je slaapt heet je slaap

Woordspin Maak deze woordspin af. Bedenk vier woorden.

de waarheid

Heb je nog tijd? Schrijf dan met de woorden een kort verhaal in je schrift.

.


Werkblad 2

Opdracht Vul de woorden in op de juiste plaats.

Kies uit: aflezen / de hoogte / het gebaar / nuttig / verrichten

1.

Boeren moeten vaak hard werken. Ze

2.

De agent steekt zijn hand omhoog. Dat is

3.

Aan deze grafiek kun je

4.

Mijn vader wil weten hoe groot de kast is. Hij meet

veel werk.

om te stoppen.

hoeveel regen er is gevallen.

van de kast. 5.

Een zakmes kun je goed gebruiken als je gaat kamperen. Het is een voorwerp.

Penplezier Wat voor gebaar maak jij hierbij? Schrijf het op in je schrift.

Als je iemand wilt laten stoppen.

Als je moet nadenken.

Als je iets vervelend vindt.


Werkblad 3

Opdracht Kijk naar het vetgedrukte woord. Zoek een woord dat erbij past.

Kies uit: vallen / zegt / zeker / schoon / het gebied

1.

Met het woord 'omgeving' bedoel je

om iets heen.

2.

Zuiver water is water dat heel

3.

Als je je evenwicht verliest, kun je

4.

Als je zegt: "Stel dat het morgen mooi weer is", dan weet je niet

is.

.

of het mooi weer wordt. 5.

Rabia geeft aan dat zij heel moe is. Zij

het.

Letterblok Zet een streep door de volgende woorden: aangeven / stellen / zuiver / omgeving / evenwicht

e

o

m

g

e

v

i

n

g

z

a

v

g

y

o

l

u

v

x

u

a

l

e

t

i

n

g

e

s

i

n

e

m

n

p

y

n

j

i

v

g

t

r

v

w

n

u

j

r

e

e

m

u

h

g

i

o

l

n

r

v

u

j

n

i

k

c

l

o

o

e

y

t

r

e

w

v

h

i

e

n

s

t

e

l

l

e

n

t

i

Kies een woord uit. Maak met dit woord een zin in je schrift.


Werkblad 4

Opdracht Let op het vetgedrukte woord. Streep daarna het verkeerde woord weg. 1.

Van ons huis is een model gemaakt. Ons huis is in het groot / klein nagemaakt.

2.

Omar wordt vervangen tijdens de voetbalwedstrijd. Joris komt voor hem in de plaats / vangt de bal.

3.

Op het raam van mijn kamer heb ik figuren van dieren geplakt. De letters / plaatjes lijken net echt.

4.

De presentator kondigt het programma aan. Hij schrijft / zegt wat er gaat komen.

5.

Jari heeft de toets uitstekend gemaakt. Hij heeft een heel slecht / heel goed cijfer.

Penplezier Welk televisieprogramma vind je leuk? Hoe zou jij het programma aankondigen? Schrijf dat op in je schrift.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.