Politieke windhoos in Oostende
Edito Vorige maand...
...liet de VLAM (Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing) weten dat er geen Vis van het Jaar komt door gebrek aan aanvoer. Men liet het bijna uitschijnen als een keuze voor duurzaamheid omdat er te weinig aanvoer was. Dit klopt hoegenaamd niet. De keuze was op Zeekat en Pijlinktvis gevallen en daar is er aanvoer zat van. Dit was een duurzame klimaatkeuze geweest.
Climaxi is vanuit zijn sociale klimaatbekommernis sinds 2011 ook bezig met visserij en geeft dit blad uit. Het is een forum voor discussie waarin mensen van alle slag aan de tand gevoeld worden of hun mening op papier zetten: burgemeesters, ambtenaren, vissers, kunstenaars, dichters en filosofen. Van liberale commerçanten tot linkse kwezels! Wij zijn een sociale klimaatbeweging, maar hebben oog voor ons dorp en de wereld, vanuit een sociale ingesteldheid. Boeren, vissers of arbeiders krijg je niet mee in een klimaatdiscours door ze kapot te maken. Soms is dat tenen krullend: wie na zoveel waterbommen, droogte en vuurzeeën nog niet door heeft dat er iets grondig mis is, kan voor mijn part de boom in. Als er nog bomen zijn toch.
Onze tenen beginnen al evenzeer te krullen als we gezaghebbers of anderen horen liegen of als we ze krom zien gaan om zich ergens uit te wringen. Nee, dan wringen we ze liever zelf uit. Doorheen het jaar werd bij consensus binnen de Sectorcommissie Visserij en Aquacultuur gekozen voor de inktvissoorten Zeekat en Pijlinktvis. Verschillende actoren binnen de sector bevestigden ons dit en zijn verbitterd door de eindbeslissing. Die vissoorten zijn in
overvloed in de Noordzee te vinden.
Ze verdringen zelfs de klassieke soorten als Tong, Pladijs en Rog van de aanvoerlijst op de veilingen. De beslissing van VLAM heeft dan ook niets te maken met aanvoerproblemen of duurzaamheid. Vanuit klimaatoogpunt zijn het ideale vissoorten. Volgens onze informatie zou de beslissing eerder te maken hebben met druk van de grootwarenhuizen: “Voor hen is op deze soorten minder winst te maken. Allicht hadden ze ook geen zin om er tijdens de eindejaarsperiode nog extra acties bij te nemen. Dit toont schrijnend aan hoe weinig vissers en handelaars te zeggen hebben binnen de sector. Het zijn de supermarkten en de monopolistische Vlaamse Visveiling die de lakens uitdelen.” Zeg het dan zoals het is in plaats van te komen lullen over duurzaamheid of de mensen wijs te maken dat er te weinig inktvis aangevoerd wordt!
Garnalen
Tijdens dit schrijven bereikt ons ook het nieuws dat de garnalen opnieuw schaars worden. Dit is voor Climaxi logisch: het grootste deel van de lokale vissers in Vlaanderen (vb. O.62 Dini en Z.24 Elia) is al gestopt met de aanvoer, omdat er te weinig garnalen zijn op dit moment en het seizoen voorbij is. Het bestand is, zoals ILVO ook zegt, onderhevig aan hittegolven op zee en de aanwezigheid van massa’s Wijting (die is even tuk op garnalen als wij) voor de kust. Het geeft dan ook geen zin om te proberen aan garnalen te raken tijdens de feestperiode: “Wat je nu nog krijgt, zijn garnalen van Nederlandse multinationals, die peperduur zijn, vol gepropt met bewaarmiddelen en allicht gepeld in Marokko. De garnaal wordt een seizoensprodukt.”
Als wij onze vissers willen ondersteunen zullen we moeten meegaan in hun flexibiliteit. Om rendabel te blijven moeten de kustvissers zich aanpassen en verschillende technieken combineren: vissen op garnalen, SintJacobsschelpen, platvis enz.… Wie hen wil ondersteunen zal moeten meegaan in die redenering en kiezen voor de producten van het seizoen. Hapjes met inktvis, voorgerechten met Sint-Jakobsschelpen en hoofdschotels met Wijting zijn voor viseters een klimaatbewuste keuze.
Filip De Bodt
HET VISSERIJBLAD
Onafhankelijk magazine van de zee
Uitgave van Climaxi vzw
Auteurs, fotografen, illustratoren en tekenaars: Arnulf, Jo Clauwaert, Ian Compernolle, Bruno Cornil, Johan Corveleijn, Raf Custers, Filip De Bodt, S. Bauwens, Carlos De Gendt, Brenda De Groot, Knor De Poon, Sabrine Desaever, Tim Deweerdt, Peter Holvoet-Hanssen, Jan Huyghe, Marieke Janssen, Antoine Légat, Marc Loy, Kelle Moreau, Jan Oelbrandt, Stefaan Pennynck, Romeo Rau, Sammy Roelant, Katie Van Cauwenberghe, Patrick Van Craeynest, M. Vandecasteele, Flor Vandekerckhove, Jennifer Vrielinck.
Inspirator: Flor Vandekerckhove
Eindredactie en Ver. Uitg.: Filip De Bodt, Groenlaan 39 9550 Herzele. 0496/71 84 72 of filip@climaxi.be
Vormgeving: Erik Van der Veken (Bijdruk vzw) Drukkerij: Polyprint Herzele
Uw vrijwillige bijdrage is méér dan welkom op rekeningnummer BE40 0016 3236 1163
ONE
Baelskaai
verbergt een plek waar Oostendse persgeschiedenis geschreven werd
Het huis op adres Baelskaai 2 bestaat niet meer, daar staat nu het imposante bouwwerk dat ONE heet. Ooit werd op die plek persgeschiedenis geschreven. Daar vormde zich in 1988 een ploegje dat een oud, befaamd, zelfs berucht Oostends tijdschrift van de ondergang wist te redden.
Op de foto: de allereerste vergadering van de ploeg die in 1988 Het Visserijblad van de ondergang redt. Van links naar rechts: Roland Desnerck, Marc Loy, Willem Lanszweert (†), Hugo Brutin, Ivan Schamp, Flor Vandekerckhove, Willy Versluys, Pierre Deseck, Walter Corveleyn (†), Robert Coelus, André Baert en Daniël Crabeels. (Plus Guido Walters (†) die de foto maakt.)
Let op de bak bier en de thermoskan in ’t midden van de vergadering, let vooral ook op de Leuvense stoof vooraan in beeld. De rode pijl op de fotocompositie toont de nu niet meer bestaande plek waar de vergadering plaatsgreep. Toen ik — de facto uitgever — in 2013 met pensioen ging, kwam de titel in handen van Climaxi die sindsdien nog steeds jaarlijks een nummer van HVB uitgeeft.
Flor Vandekerckhove
Robert Coelus is op zondag 27 oktober op 90-jarige leeftijd, in het bijzijn van zijn kinderen in het Zeemanshuis het Godtschalk overleden. Hij werkte regelmatig mee aan Het Visserij Blad.
Hoewel onderwijzer van opleiding is Robert ‘meester’ Coelus niet onbekend in het visserijmidden. Van huize uit met het milieu geconfronteerd, leverde hij professioneel en recreatief het bewijs dat de visserijwereld ook de niet-visser tot het merg fascineren kan. Zonder veel blabla heeft hij als schoolhoofd in de IBIS-generaties kinderen maritiem leren denken. Zijn interesse voor de zee, fauna en flora, de visser en zijn stiel uit zich in publicaties, verzamelingen, voordrachten, tentoonstellingen, studiereizen, verenigingsleven… Zoveel verschillende facetten van een onbaatzuchtige inzet, de zee en de visserij ten goede. Ook hierin mag hij zich meester’ weten’!
Robert studeert in 1953 af als onderwijzer, en kort daarop volgt hij een cursus in de Oostendse Zeevaartschool wat hem een getuigschrift voor bevoegdheid in het zeevisserijonderwijs oplevert. En de zee blijft de rode draad in zijn jonge leven, wanneer hij een jaar later als reserveofficier bij de
Robert Coelus
zeemacht voor twee jaar op het troepentransportschip ‘Kamina’ de opleiding van de matrozen ter harte neemt. In die periode, meer bepaald tijdens een reis naar Congo, worden de matrozen voor het eerst direct (en niet meer in de kazerne zoals vroeger) aan boord opgeleid. Het zeemansleven bij de Zeemacht zint hem wel, maar omdat er nog geen actief kader voor reserve -officieren bestond en die toekomst dus vaag leek, stapt hij weer over naar ’t onderwijs. Zijn sociale belangstelling voor probleemjongeren groeit bij een job in een tehuis voor gerechtskinderen in Zevekote.
In de IBIS komt in 1960 de plaats van schoolhoofd vrij, omdat Roger Sinnaeve tot technisch leraar benoemd wordt. In een bijna dertig jaar durende onderwijscarrière in de Koninklijk werk IBIS is Robert op pensioen gegaan. Af en toe maakte hij ook een reis mee met de O.29, het schoolschip van de visserij, om levend materiaal te verzamelen voor de aquaria in het Nationaal Visserijmuseum in Oostduinkerke en voor het Noordzee-Aquarium in Oostende. Aan die toeristische trekpleister langs de kaai had hij zijn hart verpand.
Erfgoed Visserij Oostduinkerke
INHOUD
Afscheid van Robert Coelus
Gesprek met John Crombez 08 Gesprek met Kris Van De Casteele 10 Wat met strand en kust na 2050?
Gesprek met Hans Polet
Aangespoelden
Flarden van een zeereis
Zee-egels
Rederij Captain Blue
Knollen ademen in de diepzee
Duizend bommen en granaten
Romeo Rau: Vaarwel en vaar wel!
Valentijn van Sint-André
Rondje Groot-Brittannië
De Zee - Katja Van Cauwenberghe
Steun ons!
Skagen, Skagerak en Kattegat
Marefrima
In goede en slechte tijden...
De bibliothecaris van Neptunus
Het muzikale anker 36
Gedichten - Johan Corveleijn
John Crombez: “gedaan met overal torens
⊲ In Oostende won John Crombez overtuigend met zijn Vooruit-lijst de verkiezingen. De lijst Trots op Oostende van ex-burgemeester Tommelein, CD&V en Groen kreeg een ferme pandoering. Crombez neemt de N-VA mee aan boord en gaat voor een breuk met het verleden, ook op het vlak van visserij en ruimtelijke ordening.
HVB: De visserij is in Oostende een beetje zijn gezicht kwijt. De omgeving van de vismijn ligt er tamelijk triestig bij. Komt er een nieuwe boost?
John Crombez : Er zijn nieuwe initiatieven op komst. Visserij is voor ons een verhaal in de breedte: economie en eveneens beleving, cultuur en Oostendse tradities met o.m. visserijfeesten zijn de inzet. We willen zeker de capaciteit van de vismijn behouden en de korte keten van verse vis versterken. Zo zeggen we in het bestuursakkoord ook dat de verbinding tussen Oosteroever en de stad moet verbeteren. We merken dat de overzet in één richting functioneert: men parkeert aan de kant van de vismijn en neemt de boot naar het centrum. Dit moet een verhaal in twee richtingen worden. Er zijn enkele opties: een beweegbare fiets- en wandelbrug of op lange termijn een sluis in de vaargeul (voor stormkering), met fiets- en wandeloversteek. We moeten daarvan de haalbaarheid en betaalbaarheid nog bekijken. Ik wil ook bekijken in hoeverre de Vlaamse Visveiling meer kan bijbrengen tot het publieke imago van de stad. Hetzelfde gebeurde met de Kantine : het is nu een puur administratief gebouw geworden. Ook voor de Slibway moeten we kijken wat de kansen zijn voor herstel. We zijn er met de coalitie ook voor om een maritiem belevingscentrum op te richten. Het gedeelte nabij de haven, waar ook VLIZ en ILVO zitten kan een mogelijke piste zijn.
HVB: Op de Oosteroever horen ze allicht ook graag hoe het nu met de verdere uitbouw ervan zit. Hoeveel torens komen er nog?
JC : Een aantal contracten is nu in uitvoering: gedeelte dat nu afgewerkt is. Er is al een tijdje
discussie over het Ruimtelijk Uitvoerings Plan voor het terrein aan het Fort Napoleon . Dat kwam stil te liggen na opmerkingen van de Vlaamse Regering, zo werd ons toen geduid op de Gemeenteraad. In elk geval moet men daar minder hoog gaan en plaats voorzien voor bescheiden woningen. Toch is men destijds hoger gaan bouwen dan de vuurtoren Lange Nelle . Dat past eigenlijk niet. Het is belangrijk om het beeld van die wijk te behouden. Als men deze visie deelt, dan is dat bespreekbaar. Als het gewoon gaat over het inplanten van wat torens, dan niet.
HVB: Dan toch een trendbreuk?
JC: Er moet een breuk komen met het verleden en dat is zeer simpel: we moeten er mee stoppen om in vastgoeddossiers plannen uit te broeden op het stadhuis en die dan te droppen bij de bevolking. De Oostendenaar heeft zich de voorbije jaren altijd moeten organiseren om zaken tegen te houden. Wij gaan eerst in overleg met de bevolking, experten en het Stadsatelier. Dit ook om een plan te maken dat zegt waar er nog gebouwd wordt en waar niet. Dikke Mathille verleggen of Lange Nelle zomaar afplakken: dat moet gewoon gedaan zijn.
HVB: Het dossier bij uitstek, dat zijn natuurlijk de Thermen en de gaanderijen. Daar heb je al een slag binnen?
JC: Ik wil heel duidelijk zijn: noch op de oude zwembadsite, noch op de parking komt er hoogbouw. Er is de toezegging op Vlaams niveau om opgeteld ongeveer 42 miljoen op tafel te leggen. Nu moeten we met alle partners, ook met
neer te poten”
Restotel en de Participatie Maatschappij Vlaanderen opnieuw rond de tafel gaan zitten om een doorstart te realiseren. Als er geen toren komt, verandert ook het volledige financiële kader. Bovendien kan er eigenlijk al gestart worden met de renovatie van de Gaanderijen, dit moet zo snel als mogelijk aanvatten.
HVB: Oostende heeft wel wat schulden?
JC : Ja, de schulden werden niet beheerd met een plan voor schuldafbouw. Dus die gaan wij nu moeten afbouwen. Al kan er wel financiële ruimte zijn voor nieuwe zaken. Geef me daar wel even de tijd voor.
HVB: En dan hebben jullie nog een PFASprobleem aan de luchthaven? En heeft Oostende eigenlijk een luchthaven nodig?
JC: Ik heb nooit gesnapt waarom het zolang duurt vooraleer er duidelijkheid gegeven wordt. Wij willen die van de Vlaamse Overheid ook snel hebben. De bewoners willen dat. Jouw tweede vraag is een beetje eigenaardig. Marine, luchthaven en co zijn meer en meer aan het verstrengelen. Dus ja, wij hebben een luchthaven nodig
als drijver van de economische activiteiten in de regio. Hebben wij een luchthaven nodig om er een helikopter-haven in te planten? Dat lijkt mij in een zo dicht bevolkt gebied niet wenselijk te zijn.
HVB: Ook in Oostende gaat Vooruit met N-VA in zee. Dat doet sommigen de wenkbrauwen fronsen.
JC : Iedereen zal het bestuursakkoord kunnen lezen en dat zal progressief zijn. Ik wil ook een stad ontwikkelen waar sociale veiligheid de norm is. Daar zijn er raakpunten. Tenslotte waren zij ook winnaars van de verkiezingen. En op straat kregen wij de opmerking: “Jullie gaan toch niet met het oud bestuur samenwerken, daar hebben we genoeg van.”
HVB: Tenslotte, hoe win jij verkiezingen?
JC : Ik ben al vier jaar enkel nog in Oostende politiek actief en ik ben heel die periode de wijken ingetrokken, tussen de Oostendenaars. Ik wil dat ook blijven verderzetten.
Filip De Bodt
Kris Van De Casteele: “De visserij is te klein geworden
⊲ HVB interviewde de nieuwe burgemeesters van Oostende en Nieuwpoort over hun intenties op vlak van visserij. Kris Vandecasteele (CD&V Nieuwpoort) neemt het visserijbeleid bij zijn ambt als burgemeester. Dat tot grote tevredenheid van de sector. Met Kris wandelen in Nieuwpoort duurt een tijdje: overal wordt hij aangesproken. De mensen uit de sector zijn vooral blij dat visserij in zijn handen blijft.
HVB: Wat zijn je plannen met de veiling, Kris? Houden jullie Nieuwpoort overeind in de toekomst?
KV: Dat denk ik wel. Wij zijn verbonden met de Vlaamse Visveiling van Zeebrugge/Oostende , maar we hebben onze eigen kenmerken. We gebruiken hetzelfde veilsysteem maar kunnen wel een betere service leveren: we denken er nu zelfs aan om foto’s toe te voegen van de geveilde partijen vis. Wie koopt doet dat immers ook met zijn ogen. Economisch moeten we een stabieler aanbod zien te krijgen, dat houdt ook de prijzen stabieler. We hebben nog altijd een groot aanbod aan garnalen en krijgen er nu regelmatig wulken bij. Die komen
uit Duinkerke . Daar is de veiling, net zoals in Breskens trouwens, gestopt. De veiling draagt hier een ganse lokale economie van restaurants, toerisme en viswinkels. Daarom is ze voor ons zo belangrijk: wij moeten eigenlijk geen winst maken, zoals de privé dat doet, maar we bouwen er wel een lokale economie op.
HVB: De ene zijn dood is de andere zijn brood?
KV: Zo is dat soms wel. Sinds Duinkerke niet meer bestaat zijn er meer schepen die hier hun lading lossen. Ze hebben daar een soort van eigen ‘ vistrap’ , rechtstreekse verkoop maar komen naar hier als ze wat te veel hebben. Anderzijds zijn we het schip ‘ Ramblers’ kwijt die hier veel kwaliteit afzette en is de zeebaars sinds corona wat teruggelopen omdat er minder aanvoerders zijn. Er zijn heel wat kleine bootjes verdwenen toen. Die visserij schuurt tegen de bodem aan van zijn bestaan. Als veiling zijn wij een kleine speler, maar een blijver. We hebben in onze gang een belevingsstraat gemaakt rond garnalen die dag en nacht te bezichtigen is en we plannen heel wat veiligheids maatregelen in de haven zelf: inrijbeveiliging, nieuwe trappen een drenkelingentrap... Dat komt ook het toerisme ten goede.
HVB: Is er sowieso nog vis genoeg om veilingen open te houden?
KV : Ja hoor, al moeten we wel voorzichtiger zijn. Je mag wel, om die vergelijking te gebruiken, de rente van het
om voor zichzelf op te komen”
kapitaal opvissen, maar van het kapitaal zelf moet je afblijven. Als je met een net van twee vierkante kilometer, zoals de flyshoot twee tot drie keer per dag over dezelfde plaats scheert, dan ga je over de grens. We hebben ook nood aan betere gegevens: de quota worden nu berekend op cijfers van twee jaar tevoren. Het systeem is zeker niet perfect, maar het werkt toch tamelijk. De echte toekomst van onze veiling staat niet onder druk door de visbestanden, maar door de economische druk en de ingewikkelde ruimtelijke ordening. Wat het eerste betreft streef ik al gans mijn leven naar de mogelijkheid om meer kleine Nederlandse schepen onder Belgische vlag te krijgen, maar de wetgeving is helemaal anders. Wat ruimtelijke ordening betreft zitten we aan onze voordeur langs de ene kant met militair gebied en langs de andere kant met de mosselboerderij van de Colruyt . Straks is er geen doorkomen meer aan. Ik moet wel meegeven dat in het nieuwe Ruimtelijk Plan voor de Noordzee, vaste constructies verboden worden in de eerste zes mijl. Dat is dan toch een goede stap vooruit.
Mensen vragen zich af of wij dat dan niet zelf zien? Het zou natuurlijk veel beter zijn als ze zelf meer zaken doorgeven. Ik neem mij voor om een derde van mijn tijd op straat te gaan om te gaan luisteren naar de mensen en wil ook het spreekuur terug invoeren.
Filip De Bodt
HVB: Hoe win jij verkiezingen, Kris?
KV: Wij zijn met een visietekst op straat getrokken en hebben alle opmerkingen van mensen een antwoord gegeven. Dat waren 25 pagina’s. Ik neem mij ook voor om tijdens de komende legislatuur veel aandacht te besteden aan het klein ongenoegen: losse tegels, kapotte lampen... mensen worden daar ongelofelijk boos om.
Foto: Kris Vandecasteele met Jadrana Demoen (NAVIGO) en Ronny Zwertvaegher bij het vertransporteren van de ’Nostalgie’ naar Oostende.
Wat met strand en kust na 2050?
⊲ Hoe ziet onze kust eruit na 2050? Om de kust te beschermen tegen een 1000-jarige storm en de op komst zijn zeespiegelstijging van +- 30 cm tegen 2050, bestaat sinds 2011 het Masterplan Kustveiligheid. Wetenschappelijke rapporten zoals “IPCC Intergovernmental Panel on Climate Change” waarschuwen ons telkens voor de klimaatcrisis. In antwoord hierop heeft de Vlaamse Overheid “Kustvisie” uitgeschreven, een plan om kust en hinterland op lange termijn, tot 2100, te beschermen.
Het plan Kustvisie houdt rekening met een mogelijke zeespiegelstijging tegen 2100 met één, twee of zelfs drie meter. In Kustvisie 2050- 2100 worden twee alternatieve scenario’s behouden als mogelijke oplossing om het achterland te beschermen. De eerste is het huidige strandniveau ‘ter plaatse’ behouden en het tweede is een ‘zeewaartse uitbreiding’ van het strand (die uitbreiding kan stapsgewijs of in één keer) met +- 100 meter. Bij zeewaartse uitbreiding van het strand ontstaat er ruimte voor een Duin voor Dijk, naast plaats voor voldoende droog strand. Het spreekt voor zich dat de Kustburgemeesters opteren voor een zeewaartse uitbreiding, zeker gezien de mogelijkheden voor recreatie die ze hier zien.
Grofweg kun je onze 67 kilometer kust in drie zones onderverdelen. De duinen (50%), de bebouwing (Atlantic Wall 50%) en de 4 havens. Elke zone, zowel bebouwing, havens als de duinen moeten beschermd worden en hebben telkens een andere aanpak van bescherming nodig. Onze duinen zijn namelijk op een aantal plaatsen niet robuust genoeg (= niet hoog en/ of breed genoeg). De havens hebben een bescherming op maat nodig, die onderling verschilt van haven tot haven. De beschermingskeuze (een keuze die o.a. Oostende moet maken in 2030) bestaat uit een stormvloedkering, een sluis, een combinatie van
beide of bij een open haven (Zeebrugge bijvoorbeeld) een verhoging van alle kaaimuren en sluizen. Voor de bebouwing en voor de kwetsbare duinen zal men bij een zeewaartse uitbreiding een zeer grote suppletie (zandaanvoer uit ons Belgisch deel van de Noordzee) uitvoeren. Het schoentje wringt vooral bij de grote hoeveelheid zand nodig voor deze zeewaartse uitbreiding.
Tijdens de studiedag ‘Goud (lees zand) in de Noordzee’ op 18 oktober 2024, blijkt er onduidelijkheid over het volume beschikbaar zand in het Belgisch deel van de Noordzee (het Belgisch Continentaal Plat - BCP). Het totaal volume zeezand beschikbaar op het BCP wordt volgens de huidige inschatting op
ca. 628 miljoen m³ geschat. Echter, niet alles hiervan kan aangewend worden voor kustverdediging. Niet elk zandwinningsgebied beschikt over de juiste samenstelling (korrelgrootte) geschikt voor strandsuppleties. Momenteel wordt er tot 2030 +- 3 miljoen m³ ontgind voor gebruik in de bouw, en +- 1 miljoen m³ voor strandsuppleties. Deze berekeningen gelden zonder rekening te houden met eventuele felle stormen. Zo was er voor het herstellen van het strand na de Sinterklaasstorm op 5-6 december 2013 ca. 1 miljoen m³ bijkomend zand nodig.
Indien rekening gehouden wordt met zandwinningszones die gesloten worden, bijvoorbeeld wegens windmolenparken, daalt het beschikbaar volume voor Kustvisie na 2030 (als referentiejaar) naar ca. 195 miljoen m³ (dit excl. commercieel gebruik volgens het BAU-scenario (Businnes as usual= zaken zoals gebruikelijk). Wetenschappelijk onderzoek naar de impact van de zandextracties op de zeebodem, tonen aan dat al
wat weg is (zand) niet terugkomt. Weg is weg! De zandbanken herstellen zich niet. Afhankelijk van het gekozen scenario in Kustvisie ‘ter plaatse’ of ‘zeewaarts in stapjes’ (strand stapsgewijs 100 meter zeewaarts verschuiven) of ‘zeewaarts in één keer’ (strand in één keer 100 meter zeewaarts verschuiven) heeft men 40% (scenario ‘ter plaatse’) tot wel 80% (scenario ‘zeewaarts’) nodig van het beschikbaar volume zand.
En nadien? Blijft er slechts 20% van de zandvoorraad over voor na 2100? Wat bij het worstcasescenario van 3 meter zeespiegelstijging? Zal men moeten overgaan tot het aankopen van zand bij onze buurlanden? Het hoeft niemand te verbazen dat de prijs van zeezand na 2028 aanzienlijk zal stijgen. Zandwinningsputten
op land nemen almaar af en het is niet ondenkbaar dat de bouwindustrie meer zand uit zee zal willen halen. De industrie is zich bewust van de komende schaarste en onderzoekt nu de mogelijkheden om zand te gaan recycleren uit beton.
Ligt de oplossing dan om nieuwe zandwinningszones in het Belgisch deel van de Noordzee op te starten? Wie het kaartje van het nieuw Marien Ruimtelijk Plan 2026-2034 bekijkt, krabt zich meteen in de haren.
Het Belgisch deel van de Noordzee is nu al enorm druk. Zandwinning in bv de windmolenparken is uitgesloten. Kijkt men verder naar de mariene beschermde reservaten als mogelijke zandvoorraad? Deze gebieden zijn nochtans absoluut noodzakelijk om de Europese Natuurdoelen (instandhoudingsdoelstellingen of IHD’s) te halen en de Noordzee biodiversiteit in stand te houden. Om het gebrek aan voldoende zandvoorraad op te vangen zijn er alternatieven. Door te werken met ‘Nature
Based Solutions’, waarbij op een natuurlijke manier zand op de stranden vastgehouden wordt.
Wie herinnert zich nog de groene, bloeiende stranden, vol Zeeraket, Biestarwegras en andere pionier planten, tijdens lockdown van de corona periode? Deze planten zijn zandvangers van het eerste uur en de voorlopers van embryonale duinen. Eenmaal zo een miniduin ontstaat, kunnen andere planten zoals Helm de taak van zandvanger overnemen en zo stilaan zorgen voor een mature, beschermende duin. Ingenieurs zijn zich van deze Nature Based Solutions bewust. Momenteel zijn er 4 pilootexperimenten, in Westende, Oostende Raversijde en Oosteroever en Knokke-Heist, gaande. De positieve resultaten van deze testen overtreffen de verwachtingen. Maar ook zonder menselijke hulp kunnen embryonale duinen ontstaan, zoals we eerder al zagen in Zeebrugge. De testzone te Raversijde toont nú al hoe duinen zich op korte tijd ontwikkelen en alzo quasi gratis voor een natuurlijke bescherming zorgen. De enige voorwaarde om een embryonale duin (en daaropvolgend witte duin) te ontwikkelen is simpel. Stop de machinale reiniging en de veelvuldige nivelleringen in de strandzone. Vervang deze door handmatige strandreiniging en maak bewoner en toerist bewust van de noodzaak van meer natuurlijke stranden in plaats van strakke biljartlakens van zand.
Niettegenstaande de kustburgemeesters over de toekomstige Kustvisie geïnformeerd zijn, blijven de bestuurders volhouden zoals weleer. De ambitie om met natuurlijke middelen en met minder kosten een strand en duin voor hun/onze kleinkinderen in stand te houden, zit er voorlopig niet in. Meer zelfs, de laatste open ruimte van Vlaanderen wordt opgeofferd aan verharding, zoals de Planché De Panne, uitbreiding van strandbars, concessiezones… Wat niet mag of past in het huidige plan wordt met een nieuw Ruimtelijke Uitvoeringsplan omzeild.
Sommige uitspraken zoals ’t goat mienen tied wel uitdoen’ en ’k goan de zjee niet meh zien’ zijn vandaag geen argumenten meer om de kust en hinterland niet te beschermen. Het is absoluut wenselijk om het strandbeheer, zoals machinale reiniging en nivelleringen, anders aan te pakken. Zou het algemeen belang eens mogen primeren op kortetermijnvisies van bepaalde personen?
Toekomst: Duin voor Dijk
Illustraties: Brenda de Groot, in opdracht van WWF-België en Natuurpunt
Knor De Haan
Onderzoeksschip Belgica voor onbepaalde duur aan de kade
⊲ Sinds de eenzijdige opzegging van het uitbatingscontract van de Belgica door de operator Genavir in juni 2024 ligt het onderzoeksschip ongebruikt aan de kade. De impact op wetenschappelijk onderzoek en de opleiding van mariene wetenschappers is enorm, en het duurzame beheer van de Noordzee komt in het gedrang. De wetenschappelijke gemeenschap dringt aan op een snelle oplossing en een voldoende en stabiele federale ondersteuning van het onderzoeksschip en het Belgische zee wetenschappelijk onderzoek.
Het gloednieuwe onderzoeksschip RV Belgica, het vlaggenschip van de Europese wetenschappelijke vloot en een cruciaal instrument voor het Belgisch marien onderzoek, heeft sinds juni 2024 haar thuishaven Zeebrugge niet meer verlaten. De onfortuinlijke situatie volgt op het intrekken van de vaarvergunning door de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer en de eenzijdige stopzetting van het uitbatingscontract door het Franse Genavir, dat de bemanning leverde en instond voor het beheer en onderhoud van het schip.
De Belgica heeft €54 miljoen gekost en werd in januari 2022 in gebruik genomen. Amper twee en een half jaar later ligt het paradepaard ongebruikt aan de kade, zonder zicht op een hervatting van de activiteiten in 2024 en met ook ongerustheid over de activiteiten in 2025.
Juridische procedure
Het conflict met Genavir steunt op twee elementen. Enerzijds leidde een klacht over sociale dumping tot arbeidsinspecties. Deze bevonden de klacht als gegrond, wat leidde tot het vaarverbod. Anderzijds bestaat er discussie over technische problemen, die niet ongewoon zijn bij een nieuwbouwschip maar slechts gedeeltelijk door Genavir werden opgelost. Genavir leidde twee juridische procedures in om de geschillen aan te kaarten: één rond het vaarverbod met de FOD Mobiliteit en Vervoer als tegenpartij, en één ten aanzien van de Belgische Staat met de afhandeling van de technische problemen als inzet. De eerste hoorzittingen vonden plaats begin september. Uitspraken worden verwacht rond het jaareinde, maar er is kans op verdere procedures.
Gevolgen voor de wetenschap, maar ook voor visserij
De inactiviteit van de Belgica heeft een grote impact op de diverse gebruikers van het schip. De Belgica speelt een sleutelrol in het monitoren van de Noordzee , het ondersteunen van fundamenteel onderzoek en het opleiden van mariene wetenschappers. Veel onderzoekers, universiteiten en instituten kunnen hun geplande werk niet langer uitvoeren, met desastreuze gevolgen voor de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis, het verzekeren van het duurzame beheer van de Noordzee en het nakomen van nationale, internationale en contractuele verplichtingen.
De onderbreking van de activiteit van de Belgica belemmert ook het formuleren van aanbevelingen om de effecten van menselijke activiteiten op zee binnen aanvaardbare grenzen te houden. Onder die activiteiten ook de visserij. Met de Belgica documenteren wetenschappers immers de staat van de visbestanden in zones waar vissers niet
mogen komen, en van waaruit vissen zich ook naar de wel toegankelijke visgronden bewegen. Bovendien mogen wetenschappers met kleinere mazen vissen wat toelaat om ook de hoeveelheid jonge vis te bepalen. Die kleine vis mag na verder opgroeien tot boven de minimale aanvoerlengtes wel bevist worden, maar wanneer niet geweten is hoeveel kleine vis er zit aan te komen kunnen beleidsmakers het voorzorgsprincipe hanteren en lagere quota vastleggen.
Toekomstperspectieven
De onaangekondigde en plotse stopzetting van de diensten van Genavir leidt er helaas ook toe dat de Belgica momenteel niet onderhouden wordt.
Dit betekent dat er mogelijk bijkomende onderhouds- en herstelkosten zullen moeten worden gemaakt vooraleer de activiteit kan worden hervat.
Hoewel er gesprekken lopen met rederijen die de operaties van de Belgica kunnen overnemen, zijn er op korte termijn weinig alternatieven beschikbaar. Niet enkel omwille van de hoge technische eisen waaraan wetenschappelijke schepen moeten beantwoorden, maar ook omwille van de overvolle agenda’s van andere onderzoeksschepen en private schepen. Bovendien dragen de administratieve eisen inzake openbare aanbestedingen er verder toe bij dat het moeilijk is om snel een vervangende oplossing te vinden.
Stabiel budget
De inactiviteit van de Belgica benadrukt de nood aan een stabiel budget voor marien onderzoek. Voor het jaar 2024 voorzag de federale overheid budget om amper 162 dagen op zee te realiseren, terwijl dit in de voorgaande jaren steeds voor ongeveer 240 dagen het geval was. Het wetenschappelijke programma, waar veel en lange voorbereidingen mee gepaard gaan, was afgestemd op 240 dagen maar zag dus heel wat activiteiten geschrapt worden door de laat aangekondigde budgetbeperking.
Buiten het aanstellen van een nieuwe uitbater voor de Belgica dringt dus ook een structureel engagement van de federale overheid zich op om de Belgische mariene wetenschappen en het duurzame beheer van de Noordzee op lange termijn te ondersteunen en te versterken. Bij de ingebruikname van de nieuwe Belgica in 2022 werden de politieke en wetenschappelijke ambities voor het schip nog op 300 dagen per jaar gedefinieerd. In 2024 werden uiteindelijk 29 dagen op zee gerealiseerd …
Kelle Moreau
Hans Polet: “Europa regelt te veel”
⊲ Het gebeurt niet zoveel dat een directeur van ILVO (Instituut voor Landbouw en Visserij Onderzoek) publiek in zijn troefkaarten laat kijken. Maar nu het Europees Visserijbeleid herzien wordt, wil Hans Polet zijn duit in het zakje doen. Het Europees beleid is goed voor heel wat zaken en het heeft de neergang van de visbestanden tegengehouden door quota in te stellen. Maar: Europa probeert te veel te regelen en heeft anderzijds nergens controle op. Iedereen lapt de regels aan zijn laars. Als die directeur dan ook zegt dat de cijfers daardoor onbetrouwbaar worden, dan halen wij de laptop boven.
HVB: Wat is er mis met die Europese regels?
HP: Het Gemeenschappelijk Visserij Beleid (GVB) van Europa heeft een verkeerd beeld van wat er op zee gebeurt. Ze denken dat al hun regeltjes in de praktijk opgevolgd worden. Wat stellen we vast? Ze bepalen hoe groot de gaten van een net mogen zijn (maaswijdte), maar daar wordt mee gefoefeld van Lissabon tot Oslo. Er wordt een maximum van 300 PK gehanteerd voor motoren van kustvisserijschepen: er zijn er voor onze kust die tot 1000 PK gaan. De motor wordt gewoon opgedreven. De logboekdata zijn de basis voor statistiek waar beleid en beheer op gesteund is maar daar sluipen heel makkelijk fouten in. Vroeger was daar nog controle over, maar nu tikt de schipper die rechtstreeks in op de databank. Niemand kijkt ernaar. Europa zegt dat men geen vis meer mag teruggooien (aanlandplicht) maar geen kat kijkt daarnaar. Iedereen blijft teruggooien. De EU regelt te veel, maar kan eigenlijk niks controleren. Waarom hanteren ze dan zo een complex systeem?
HVB: De meeste van die zaken hebben wij in Het Visserij Blad al publiek gemaakt. Waarom bevestig jij die nu? HP: In de loop van 2025 komt er een evaluatie van het beleid. Er wordt allicht gewoon wat bijgeschaafd: nog een paar regeltjes erbij en desnoods supercontrole met camera’s aan boord. Voor de visser is dat ook niet meer doenbaar. Ik stel vast dat het Europees beleid niet meer werkt. De Vlaamse Overheid doet redelijk veel om te verduurzamen. Sedert 2008 hebben wij continu overleg tussen Natuurpunt, overheid, wetenschappers en de visserij. Wij kweken begrip.
Dat gaat soms traag vooruit, maar we blijven verbeteren. Wat vooruitgaat…gaat vooruit. Het Europees Beleid laat het achteruit gaan. De quota, inkrimping van de vloot en co hebben gewerkt. Dankzij Europees beleid is er nog vis en evenwicht tussen capaciteit. Al wat er bijgekomen is, werkt evenwel niet. Dus moet er een grondige hervorming komen. De data waar wij ons op baseren zitten vol met fouten. De kwaliteit is slecht. Wat doe je eraan? We moeten werken met de data die we hebben. In Frankrijk is het nog erger: daar zijn geen waarnemers op zee meer van de overheid. Dat is geprivatiseerd. Mijn punt is dat het Europees systeem niet meer werkt en grondig moet hervormd worden. Weg van regeltjes, controle en boetes, in de plaats zoeken we naar samenwerking, openheid en bouwen aan vertrouwen.
HVB: Goed, maar waarom heb je zo lang gewacht om dat te vertellen?
Ik heb misschien lange tijd in het land der blinden geleefd. Je moet ook zeker van je stuk zijn, voor je zoiets openbaar gaat vertellen. Je moet zoiets op een moment doen dat je genoeg geloofwaardigheid hebt. Als je zo dingen zegt, ben je snel een paria. De evaluatie van dat beleid, dat is mijn moment. Er moet iets komen dat het bestaande vervangt: alles wat niet werkt moet eruit. Laat ons definiëren wat we willen: gezonde visbestanden, een gezond ecosysteem en een rendabele visserij. Dat is het kader.
HVB: En wie vult dat dan in?
HP: Laat de visser vrij: wil die met een muggennet gaan vissen of op jonge tong gaan vissen, laat hem dan doen. Ik wil wel enkel weten welke sterfte een visser veroorzaakt. Welke impact zaken hebben op het bestand. Uiteraard moet je in rekening brengen wat er gebeurt: als moederdieren niet doorgroeien maak je het bestand kapot. Maar je moet dat op een andere manier begeleiden. Wij in België tonen in de praktijk aan dat het op een andere manier kan: 37 van de 53 schepen zijn op ons computerprogramma
‘Vistools’ aangesloten: GPS, weegschaal, trekkracht en brandstof worden gemeten en gekoppeld aan een privédatabank voor elk vaartuig, beheerd door ILVO. Maar wij doen niets met de data als de visser geen toestemming geeft. We streven er wel naar om ooit real time advies te kunnen geven voor quota en we willen graag real time evaluatie van visbestanden. Zo kan de visser vissen volgens de realiteit in zee van vandaag, en niet op basis van data van 2 jaar geleden. Er bestaat geen enkel land waar dat gebeurt. Wij werken ook met camera’s maar in vertrouwen. Het Vistools systeem geeft de visser een overzicht van wat ze vangen, bijvoorbeeld waar de duurdere vissen zitten in plaats van de jonge vissen en zo… Op die manier kan je een beleid hebben dat fundamenteel verschilt: minder controle en handhaving. Gedaan met boetes maar complete openheid. Wie over de schreef gaat wordt geconfronteerd met de impact en sociale controle. Bovendien is er een stok achter de deur: wie niet verbetert, kan uit het systeem gaan of gezet worden. Dan wordt die weer het slachtoffer van het oude systeem. Ik zou zo een pilootproject willen lanceren voor de Belgische vloot, maar natuurlijk enkel als de vissers hierin mee willen.
HVB: Waarom zou dit systeem per se beter zijn? En hoe werkt het in de praktijk?
HP: Wij moeten wel niet gaan bepalen met welke maaswijdte en garendikte vissers mogen vissen. De visser krijgt volledige vrijheid om te vissen waar, wanneer en hoe en wordt enkel beoordeeld op zijn vangst en op is op. Met de nieuwe data gaan de quota ook veel correcter zijn: we weten dan wat waar in de zee zit. Nu worden die quota niet eens opgevist: ze liggen misschien soms hoger dan wat er in zee zit omdat de data niet correct zijn. In Nederland is men bezig met een gelijkaardig initiatief. Men kan mijn voorstel nu makkelijk wegblazen…omdat de praktijk nog in zijn kinderschoenen staat, maar het wordt dit of verder achteruitboeren en monstercontroles invoeren.
Filip De Bodt
Aangespoelden
Mijn vrouw en ik wonen nu al een dikke twee jaar halftijds in Oostende. Maar we kwamen al jarenlang dikwijls hier naartoe voor een weekend of een midweek. Voor mij is Oostende zowat het tegenovergestelde van ons ander adres (Sint-Antelinks, Herzele) en het voelt heel goed om die twee tegenpolen af te wisselen. Dat plaatst de dingen in perspectief, je wordt zo constant herinnerd aan de relativiteit van alles.
Wat heeft de Badstad dat een andere plaats niet heeft? Natuurlijk zijn er de cliché’s die ik niet zal ontkennen: er is het brede culturele aanbod, het jaar-in-jaar-uit bruisend stadsleven en de tastbare koninklijke aanwezigheid. En natuurlijk is er de aanwezigheid van de zee (maar dat is natuurlijk niet uniek). Persoonlijk vind ik het hier fantastisch dat allerhande personages door elkaar leven. Arm, rijk, jong, oud, werkvolk, gepensioneerden, ga zo maar door. Hetzelfde met het landschap: de zee, de hoogbouw, de nieuwbouw, de leegstand, de haven,...
Al die verschillende facetten maakt het boeiend, de stad is een zeer dynamisch gegeven. Ik woon in de vissersbuurt en door de recente aanpassingen zoals het circulatieplan is het ook heel leuk geworden om je te voet of per fiets te verplaatsen. Grote delen zijn immers autoluw. Dat zorgt er ook voor dat je altijd wel iemand tegenkomt met wie je (als je wil) een babbel kan slaan. Sinds we hier halftijds wonen hebben we al veel nieuwe vrienden gemaakt.
Jan Oelbrandt
Flarden van een zeereis met de Z.483 ‘JASMINE’
Ik ben blij dat de schoolperiode er weer voor 6 weken op zit en dat ik aan mijn vaarperiode voor 6 weken kan beginnen. Met volle goesting trek ik richting Zeebrugge waar het busje op mij wacht om mij naar de luchthaven Brussels Airport te brengen, dan het vliegtuig op richting Dublin. Daar word ik opgehaald met een taxi die mij naar Cork voert, waar het schip waarop ik zal meevaren de Z483 in de haven ligt aangemeerd. Wanneer ik aankom, word ik hartelijk verwelkomd door de bemanning. Ik help nog waar het nodig is, wat breien, steennetten goed steken, checkels goed steken, spekken snijden. Als het werk klaar is, ga ik met de bemanning achter mijn ‘etenszak’ en dan vertrekken we richting visgronden.
• Dag 2
Na het spetteren, zetten we onze netten uit en na een 3-tal uren worden de netten weer bovengehaald, we zijn allen blij als de netten behoorlijk vol zitten, ik help mee de vis die in bakken valt te verdelen en te selecteren en uiteraard te ‘gutten’, daarna wordt de vis naar het koelruim gebracht. Na de sleep ga ik vaak ook naar boven naar het stuurhuis om nog een aantal zaken bij te leren en ik help ook kuisen, breien en spekken snijden.
• Dag 3
We zijn al twee dagen volop aan het vissen wanneer we plots een bericht krijgen van het vissersschip de Z.510 dat ze ‘kisten’ te kort hebben. Het schip was in de buurt en mijn schipper gaf aan het vaartuig onze positie door, zodat we de kisten konden geven. Na deze drukke dag schotelde onze motorist die tevens het eten aan boord klaarmaakt ons lekkere “toengskes” met verse frietjes voor, ik genoot samen met de bemanning van een lekkere smulpartij.
• Dag 4
Vandaag was het eerder een rustige dag, het was mooi weer en onze vangst was goed. Ik doe vandaag heel wat karweitjes, zoals stofzuigen, dweilen en de afwas, daarna een goed ‘tukje’ en straks weer op dek om mijn job te doen, wat ben ik blij dat ik visser ben ….
• Dag 5
Vorige nacht heb ik mogen ‘wachtlopen’ en heb ik weer wat kunnen bijleren. Ook weer een aantal goede slepen vandaag. In de namiddag keken we allen samen naar het voetbal. Het was heel rustig weer en ’s avonds was ik getuige van een hele mooie zonsondergang, waar ze een foto maakten van mij en mijn beste vriend Jacko.
• Dag 6
Omdat we morgen terug naar binnen gaan om te lossen, moeten we nog overal goed kuisen waar het nodig is en samen met Jenno heb ik nog heel wat werk te doen. De bemanning vindt dat mijn haar te lang is en omdat er een goeie barbier aan boord is, laat ik mijn haar knippen...
• Dag 7
We komen de haven binnen om onze vis te lossen en omdat we heel de dag goed gewerkt hadden, vonden we dat we een fris pintje verdiend hadden, zodat we er morgen opnieuw volop tegen aan kunnen gaan.
Ian Compernolle
Roerganger, leerling in het 6de jaar Zeevisserij Duaal in het Centrum Duaal leren van het Maritiem Instituut Mercator-Oostende
⊲ Energie-eiland
De prijs van het energieeiland voor de Belgische kust is wat opgelopen. Dat energie-eiland moet de stroom verzamelen van o.m. de windmolenparken en van daaruit de overslag naar het vaste land organiseren. Op termijn moet het aangesloten worden op een netwerk van soortgelijke initiatieven in de rest van Europa. De prijs voor de constructie ervan werd eerst geraamd op 2 miljard €, maar iemand heeft zich blijkbaar vergist: de actuele raming bedraagt 7 miljard €! Missen is menselijk, zegt men dan.
⊲ Kreeftencrisis
Zee-egels
Er zijn opnieuw bijna geen kreeften meer in de Oosterschelde. Er is al twee jaar een massale sterfte aan gang. Vorig jaar vonden duikers ook massaal veel dode kreeften. Ziektekiemen heeft men niet gevonden in een onderzoek van de Universiteit van Wageningen. Dus zoekt men nu naar de invloed van staalslakken. Dat zijn geen beestjes maar staalkorrels die gebruikt werden bij oeverversterking en die hun metalen loslaten als ze in contact komen met water. Kreeften zijn zeer gevoelig voor verontreiniging en stapelen ook redelijk snel PFAS op.
⊲ PFAS
Diezelfde PFAS vinden we terug in het zeeschuim aan de kust. Het tijdschrift De Grote Rede wijdt er een hoofdartikel aan. Reden tot bezorgdheid zijn er te over: PFAS is een ‘forever chemical’ die niet snel afbreekt en zich in verbinding met eiwitten kan opstapelen in het lichaam. PFAS wordt gebruikt in Tefal-pannen, bepaalde broodzakken en om kledij waterafstotend te maken. Bij bloedonderzoeken in Vlaanderen toonde Climaxi aan dat de aanwezigheid in bloed op sommige plaatsen kan oplopen tot honderdmaal de toegelaten norm. Wij startten ook een geding bij de Raad van State tegen het aanvullen van PFAS-houdend zand voor de kust van Knokke. Moeten we nu massaal wegblijven van de kust? Neen hoor... maar we kunnen wel wat voorzichtig zijn. In dat schuim gaan spelen of het naar mekaar toe blazen is allicht niet zo een goede keuze. Dat doe je beter samen in bad.
⊲ Tonijn
Beter nieuws is er over Tonijn. Die keert stilaan terug naar onze Noordzee. Sinds 1963 werden er geen exemplaren meer waargenomen zegt het VLIZ (Vlaams Instituut voor de Zee) en nu is het weer zover. Het zijn evenwel sporadische waarnemingen, die passen in wat we ook zien met Inktvis en Zeebaars: vissen schuiven op naar het Noorden. Je moet nu niet direct de supermarkt gaan overvallen om er alle blikjes Blauwvintonijn te gaan hamsteren. Daar is het nog wat te vroeg voor. Geduld is een mooie deugd.
⊲ Kernafval
Van 1960 tot 1982 stortte België zijn radioactief afval in de NoordAtlantische Oceaan Aan deze praktijk kwam een einde in 1983. In de lente van 2013 werd een gelachtige uitloop aangetroffen op vijf vaten met laagradioactief afval die opgeslagen staan bij Belgoprocess. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat deze geluitloop zich ook voordoet bij vaten van verschillende andere productiecampagnes. Bijgevolg rijst de vraag of er destijds ook vaten in zee gestort zijn door België die gelijkaardig zijn aan de vaten die dit gebrek vertonen. Tijdens zijn 15 zeebergingsoperaties stortte België in totaal 55 324 containers met radioactief afval op 7 verschillende bergingslocaties in de Noord-Atlantische Oceaan, goed voor in totaal 29 731 ton aan vaten. Die zouden deels beschadigd zijn, maar zegt de FANC: “Bij gebrek aan historische informatie valt het moeilijk in te schatten wat de exacte inhoud is van de containers die door België in zee werden geborgen.” Eind goed, al goed. Of toch niet?
⊲ Flyshoot
In ons vorig nummer hadden we het over de Flyshoot, of Deense Zege. Heel wat vissers lieten onze weten dat het met deze methode, waarbij een cirkelnet uitgegooid en dicht gestropt wordt, de spuigaten uitloopt. We zagen beelden van bomvolle visnetten, die men soms dient open te snijden omdat er te veel vis in zit. Niet-gequoteerde soorten als zeebaars komen in de netten terecht. Onze publicatie lokte een debat uit in het Vlaamse Parlement. Groen en Vooruit interpelleerden Hilde Crevits (CD&V) over de zaak. De minister wou geen maatregelen nemen, maar rekende op zelfregulering door de sector.
Zelfregulering in een vrije markt, dat is een raar beestje, vinden wij. Ondertussen werkten grote vissersorganisaties uit Frankrijk, Nederland en België een Gentleman’s Agreement uit waarin ze beloven uit mekaars vaarwater te blijven en kleinere maaswijdten voor de netten gebruiken, zodat er minder onvolwassen vis gevangen wordt. Bij het ter perse gaan vernemen we dat het gros van de vissers deze overeenkomst ondertekende. Daar zal de druk van Europa wel niet vreemd in zijn: men plant er immers sowieso om de netmazen te verkleinen.
Wij zijn geen fan van dergelijke overeenkomsten, omdat ze niet gecontroleerd kunnen worden. En we zijn er zeker geen fan van als de letterlijke tekst van die overeenkomst nergens te vinden is!
Rederij Captain Blue na halve eeuw in andere handen
⊲ De sierlijke scheepslijn van de Franlis III, marineblauwe romp, witte bovenbouw, kleurt al sinds de vroege jaren zestig van de vorige eeuw het Oostendse zomerse havenlandschap. Vader en zoon Seeger bouwden in die halve eeuw een heuse recreatieve vloot uit. Nu neemt Wouter Hennion het roer over.
Vanaf de stijger aan het Westerstaketsel organiseerde reder-schipper Michel Seeger sr. decennialang zeeptrips in de voorhaven en voor onze kust. Het vandaag oudste, nog varend erfgoed de Franlis III heeft een indrukwekkend maritiem curriculum: het houten vaartuig met dubbele romp wordt in 1942 als FAIRMILE type B gebouwd en doet in W.O.II dienst als U-bootjager, zeemijnenlegger, schip voor commando-operaties en hospitaal. Haar logboek vermeldt onder meer de deelname aan de Landing in Normandië op D-Day. Gestaag breidt Seeger zijn vrijetijdsvloot uit met een wisselend aantal
voormalige vissersboten met accommodatie voor lijnvisserij op zee.
Asneerlatingen
Als zijn zoon Michel jr. mee aan het roer komt van de rederij wordt de eigen vloot verder uitgebouwd naar de noden van het groeiend maritiem toeristisch aanbod in de kusthavens. De Albatros, een voormalige Nederlandse boomkorvisser wordt omgebouwd tot passagiersschip voor cruises naar de offshore windmolenparken. De Zephira, een salonboot, maakt tochten in de Zeebrugse haven en de kanalen en de Fast One, garandeert sportieve passagiers een snelheidssensatie. Het stijgend aantal crematies opent perspectieven voor een nieuwe markt: asneerlatingen in zee. Vandaag realiseert de rederij er al ruim 100 per jaar zowel met de Franlis III als de Albatros die ook als lijnvissersvaartuig wordt
uitgereed. In 2014 opent de rederij haar infopunt ‘Oostende Maritiem’ aan de Albert I-promenade 1. Een paar jaar geleden groepeert de rederij dan al haar activiteiten onder de vlag van Captain Blue.
Overname
Tot voor kort en tijdens de procesmatig lopende overnameperiode was Michel Seeger jr. nog als extern adviseur actief bij Captain Blue. Michel Seeger jr.: “De overname was voor beide partijen geen zotte beslissing maar het resultaat van het grondig doorpraten aan beide kanten van alle pro’s en contra’s. Wij hebben erg lang met elkaar overlegd. Voor ons was het een mooie maar wellicht eenmalige opportuniteit om de rederij aan twee mensen over te laten die weten wat schepen en varen betekent en wat de zee is. Wij kijken nu, na een lange deugddoende vakantie uit naar een nieuwe commerciële uitdaging. Wat het wordt, weten we echt nog niet. Maar wel dat de zee zeker weer een rol zal spelen in ons zakelijk verhaal.”
Passie
“Door die geleidelijke overname van de rederij de voorbije 6 maanden, kregen we de kans het bedrijf en zijn klanten beter te leren kennen”, zegt zaakvoerder Wouter Hennion (53) die samen met zijn stille vennoot F.D. Captain Blue uitreden. “Mijn zakenpartner zocht een nieuwe commerciële uitdaging en zelf was ik algemeen directeur van een middelgrote organisatie. Als algemeen directeur met 50 medewerkers ben je van vele markten thuis: organisatie, coördinatie, financiën, personeelszaken en netwerking.” En die skills en ervaring wil Wouter nu ook benutten als walkapitein bij Captain Blue.
“De zee was al altijd mijn passie: mijn grootouders langs moederkant waren stuurmannen ter lange omvaart en kapitein op een loodsboot. De vele verhalen hierover kleurden mijn kindertijd. Zelf ben ik een gepassioneerd toerzeiler, net als mijn vennoot trouwens.” En al woont de West-Vlaming, van opleiding socioloog, nu met vrouw Christine en zonen Arnout (23) en Brecht (20) in Zottegem, zijn dichte familie situeert zich aan zee of in de kuststreek.
Meerwaarde
“Ook volgend jaar willen we de bestaande activiteiten van de rederij bestendigen, de vloot in optimale omstandigheden varend houden en onze passagiers gelukkig van boord zien stappen”, zegt de man die nu de dagelijkse leiding heeft over ca. 30 vaste en freelancemedewerkers: schippers, machinisten, matrozen, administratief personeel, gidsen, cateraars… Binnenkort verankert Captain Blue zich in de schaduw van de eigen vloot op de H. Baelskaai 38 waar kantoorruimte zal zijn, maar in de toekomst ook groepen voor of na een vaart terecht zullen kunnen. “Stapsgewijs hopen we ons huidige aanbod qua events zoals teambuilding en feesten verder uit te bouwen. Zo willen we met onze excursies op zee een meerwaarde blijven bieden voor Oostendenaar en toerist”, besluit Wouter Hennion.
Marc Loy
Foto: Medevennoot Wouter Hennion met op de achtergrond rechtover het nieuwe kantoor, de Albatros, Franlis III en Zephira.
Knollen ademen in de diepzee.
⊲ Het was de voorbije maanden zonder meer het grootste nieuws uit de diepzee: die fameuze mangaanknollen die zoveel gegeerde metalen bevatten, die knollen ademen. Het is te zeggen, ze maken zuurstof aan. Zonder zonlicht, vandaar de term ‘dark oxygen’, maar vermoedelijk door elektrolyse, net zoals in een batterij. De mijnbouwindustrie aast op de metalen in de knollen. Voor haar is de wetenschappelijke vondst een lelijke streep door de rekening. Daarom doet zij ‘dark oxygen’ af als nonsens. De vondst versterkt wel het pleidooi tegen diepzeemijnbouw: sommigen hebben geld geroken en willen die knollen oogsten.
Voor alle duidelijkheid: diepzeemijnbouw bestaat nog altijd niet. Het mag (nog) niet in de internationale wateren. Landen als Noorwegen, Japan en de Cookeilanden zullen het op termijn wel toelaten in hun nationale wateren. De roep om diepzeemijnbouw de pas af te snijden, voor die echt actief wordt, krijgt wereldwijd steeds meer aanhang. Meer dan 900 experts inzake zeeonderzoek dringen in een verklaring aan op een pauze. Vele tientallen inheemse en milieuorganisaties sluiten zich daarbij aan, samen met meer dan 30 landen en een 60-tal industriële ondernemingen en banken.
Deze internationale milieubeweging sluit aaneen rond een Moratorium, al vult niet iedereen dat begrip op dezelfde manier in. Hun voornaamste argument: de oceaan en de rijkdom aan organismen in de diepzee zijn van levensbelang voor de hele planeet. De oceaan reguleert het klimaat van de planeet. Zoveel gemeenschappen leven van de oceaan. Dat staat onder immense druk, door de klimaatcrisis, fabrieksvisserij, vervuiling ... Diepzeemijnbouw voegt daar nog méér stress aan toe.
Intussen zitten er grote gaten in de kennis over hoe al het leven en de ecologie in de diepzee aan elkaar hangen. Staak daarom, zegt de Moratorium-beweging, de overstap naar de uitbating van de mineralen in de diepzee, tot er genoeg en bewezen informatie voorhanden is. Dan pas kan met kennis van zaken beslist worden hoeveel schade te tolereren is en of diepzeemijnbouw groen licht krijgt. Dat is het gematigde standpunt. Maar zullen we ooit ‘voldoende kennis’ verzameld hebben? Nee, zegt het radicale standpunt, daarom moet diepzeemijnbouw definitief verboden worden.
Weg met die kennis!
Diepzeemijnbouw zal enorme schade aanrichten in de ecosystemen van de diepzee. Dat staat vast. Maar om de globale impact te kennen, moeten veel meer menselijke en niet-menselijke stemmen zich uitspreken. Elke wetenschappelijke expeditie levert bovendien nieuwe onthullingen op. Die gaan dikwijls regelrecht in tegen de clichés van de zee.
Zo ging het ook met het ‘dark oxygen’. Hoe kan het dat kilometers diep in de oceaan uit metaalknollen zuurstof vrijkomt? Zuurstof wordt toch via fotosynthese met zonlicht aangemaakt, terwijl het daar aardedonker is! En toch gebeurt het. Dat toonden Andrew Sweetman en zijn team deze zomer aan. Sweetman is biochemicus en een specialist in de ecologie van de diepzee. Hij nam het fenomeen voor het eerst waar in 2015. Maar hij geloofde zijn eigen ogen niet. Hij dacht dat zijn meettoestellen slecht afgesteld waren. Maar nieuwe expedities leverden telkens hetzelfde resultaat op.
In de oceaan is dus weer een nieuwe actieve bron van leven gevonden, na de fotosynthese (met zonlicht in de hoge waterlagen), en na de chemosynthese (rond geisers in de oceaanbodem, waar micro-organismen van chemische energie profiteren). Hoeveel zuurstof de knollen afgeven en of ze dat continu doen? Veel moet verder onderzocht. Maar ze doen het wel, vermoedelijk door elektrolyse van het zeewater (met energie afkomstig van verschillen tussen metal-ionen in de metaalknollen). Dat zou verklaren dat allerlei organismen zich graag op en in de knollen nestelen. Dus, als de industrie die knollen massaal zal opgraven, vernietigt ze ook al dat leven.
Snel mobiliseerde de industrie een aantal experts om Sweetman’s vondst onderuit te halen. The Metals Company (TMC) reageerde ook zelf. Deze firma staat het verst met het ontwerpen van apparatuur om mangaanknollen op te graven, en van procedés om er de metalen uit te halen. TMC heeft ook concessies in de Stille Oceaan waar ze exploraties doet. En, o ironie, in één van die concessies vonden Sweetman en zijn collega’s de bevestiging van hun ‘dark oxygen’hypothese. The Metals Company kon er niet mee lachen. Ze trok onmiddellijk Sweetman’s research en de waarde van de stalen en de data in twijfel. TMC beloofde zelf alles uitgebreid te zullen weerleggen. Dat was eind juli. De weerlegging laat op zich wachten.
Race tussen de economische blokken
Diepzeemijnbouw is een race. De industriëlen willen snel beginnen. Maar ze wachten op een Mijncode voor de internationale wateren. Die wordt volgende zomer mogelijk aangenomen door de Internationale Zeebedautoriteit (ISA), de instelling die de diepzee buiten de nationale wateren beheert. TMC zegt daar eind juni 2025 officieel een vergunning voor industriële diepzeemijnbouw te zullen aanvragen. De Belgische firma Global Sea Mineral Resources (GSR) van de baggergroep DEME werkt discreet voort aan haar project voor industriële diepzeemijnbouw. DEME-GSR investeerde al tientallen miljoenen. Maar de firma zou momenteel afwachten tot ze zich met een Mijncode juridisch kan indekken.
De economische blokken vechten open en bloot om de grondstoffen. China geeft zijn grondstoffen niet meer aan spotprijzen weg. Dat steekt de VS en de EU
De Westerse blokken panikeren dat ze grondstoffen tekort zullen komen voor hun industrie. Daardoor gedraagt de EU zich dubbelzinnig. Het Europees Parlement heeft gevraagd dat de Commissie zich voor een moratorium zou uitspreken. Maar de EU-Commissie kijkt de andere kant uit. Haar grondstoffenstrategie (de Critical Raw Materials Act, 2022) laat de deur open voor diepzeemijnbouw. Allerlei belangengroepen zetten de Commissie onder druk, met voorop zoals altijd de Duitse industrie. In november 2024 nog zei het Duitse grootkapitaal bij monde van de patroonsfederatie BDI dat diepzeemijnbouw voor haar globale wedijver van vitaal belang is. In september schreef Mario Draghi in zijn rapport - over de concurrentiepositie van de EU op het wereldtoneel - dat de EU “zorgvuldig het potentieel van duurzame diepzeemijnbouw moet onderzoeken”. Draghi steunde zijn stelling - niet zo zorgvuldig - op cijfers van elf jaar oud. Maar wat de nieuwe Europese Commissie met deze aanbevelingen zal aanvangen, moeten we afwachten.
En dan is er Washington waar Donald Trump zoals het er nu uitziet tegen alle ecologische redelijkheid in zal regeren. De VS hebben nooit de internationale zeewet geratificeerd; dat wordt tot vandaag tegengehouden door een harde kern van reactionaire senatoren. Volgens hen is de zee van iedereen en dus van de sterkste. Het nadeel is dat Amerikaanse ondernemingen geen concessies kunnen vragen bij de Internationale Zeebedautoriteit. Uitgerekend The Metals Company is hard aan het lobbyen om dat om te keren. Die firma papt aan met politici van de Republikeinse Partij. TMC speelt uitdrukkelijk in op hun anti-communistische haat voor China. Volgens TMC moeten ook de VS dringend achter de metalen van de diepzee aan gaan. De firma heeft bondgenoten in de top van de Republikeinse politieke kaste. Zo benoemde ‘presidentelect’ Donald Trump de Republikeinse volksvertegenwoordiger Elise Stefanik tot de nieuwe VSambassadeur bij de Verenigde Naties. TMC was er als de kippen bij om dat toe te juichen. Volgens haar is Stefanik in Washington “één van de sterkste supporters voor het ontwikkelen van nodules (knollen) als grondstof”.
Raf Custers
Duizend bommen en granaten
Waar de zandbank nu ligt bevond zich ooit het dichtbevolkte eiland Wulpen met als hoofdplaats SintLambertswulpen. Nadat Brugge niet langer de kosten kon onderhouden voor het droogleggen van de polders en het onderhouden van de dijken werd het eiland gevoeliger voor overstromingen. In 1377 verwoest een stormvloed een deel van het eiland en de grote Allerheiligenvloed van 1 november 1570, die het water hoger liet opzwepen dan tijdens de watersnood van 1953, deed het eiland helemaal verdwijnen. Het is ook toen dat het Verdronken Land van Saeftinghe ontstond. Zo bleef enkel nog de zandbank Paardenmarkt over, waar in de 19de eeuw schepen steevast vastliepen, zodat er in Heist een vuurtoren werd gebouwd ter verwittiging.
Na de Eerste Wereldoorlog stelde er zich een probleem van grote
⊲ De Paardenmarkt is een zandbank op zo’n 2 kilometer van de oostelijke strekdam van de haven van Zeebrugge tussen de 300 en 1500 meter voor het strand van Knokke (ongeveer ter hoogte van het Casino).
Zijn eigenaardige naam dankt de zandbank aan het feit dat het ooit effectief een paardenmarkt was. Uiteindelijk werd het een opslagplaats voor oorlogsmunitie. En dat is niet zonder risico’s.
hoeveelheden overgebleven munitie in ons land. De opslag hiervan hield risico’s in en leidde vaak tot dodelijke incidenten. Het waren vooral de projectielen met toxische inhoud die een probleem vormden; de conventionele projectielen met een explosieve inhoud konden in een kuil tot ontploffing worden gebracht. De Belgische regering besliste over te gaan tot dumping van deze ‘remnants of war’ in zee, meer bepaald ter hoogte van de zandbank Paardenmarkt, ‘un banc absorbant’ waarin de munitie zou wegzinken en onder het slib verdwijnen. Gedurende zo’n zes maanden voer een baggerfirma af en aan vanuit de haven van Zeebrugge, maar er is weinig geweten over deze operatie omdat er nauwelijks documenten over werden bewaard.
Stortplaats
voor bommen.
Zo raakte de stortplaats met bommen vergeten. Tot in 1971 toen er bij uitbreidingswerken aan de haven door baggeraars op hindernissen werden gestoten. Duikers zagen toen tientallen granaten en obussen liggen op de zeebodem. Willy Pladys, directeur van
de firma Decloedt wist in 1971 op basis van familiale overlevering te vertellen dat in 1920 munitie in zee werd gedropt op die plaats, vrijwel een half jaar lang en geschat op 300 ton per dag. Een eenvoudige rekensom leidde toen tot de nog steeds gebruikte ruwe schatting van 35.000 ton munitie. Opruimen bleek onmogelijk waardoor in 1972 een vierkante verbodszone werd ingesteld waarbinnen ankeren en vissen niet toegelaten was. Door een speculatieve rekensom werd er van uit gegaan dat een derde van de munitie zou bestaan uit projectielen met een toxische inhoud.
Door de havenuitbreidingen veranderden de stromingspatronen, waardoor een dikke laag van 1 tot 5 meter zich neerzette op de Paardenmarkt. Die sliblaag zorgde voor een zuurstofarme omgeving waardoor de corrosie van de omhulsels werd vertraagd, zo bleken de patronen die werden aangetroffen in opmerkelijke goede staat. In 2013 bleek dan na een nieuwe studie dat niet een derde maar zowat alle munitie bestond uit gifgas en mosterdgasprojectielen. Na de Eerste Wereldoorlog was alle munitie gesorteerd in giftige en niet giftige projectielen. Omdat de giftige niet bovengronds tot ontploffing konden worden gebracht waren net deze projectielen in zee gedumpt. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de VS, waar munitiestortplaatsen op een minimumafstand van 60 kilometer van de kust en op grotere diepte moesten geborgen worden, werd bij ons en in vele andere landen geen rekening gehouden met zo’n restricties. Zo dumpte Nederland munitie in de Oosterschelde, waar het zonder deklaag blijft liggen. Ook werd in 2013 ontdekt dat de deklaag van de Paardenmarkt aan een kant erodeerde en opmerkelijk dunner was. Vanaf 2018 werden er ook springstofresten aangetroffen centraal in de site.
Gifgasmunitie
Is dit een risicovolle situatie? Velen vragen het zich al generaties lang af. In 2020 werd er door het Ministerie van Leefmilieu voor het eerst een plan van aanpak uitgewerkt dat een meer onderbouwde benadering van de problematiek moet toelaten. In 2024 is dat plan van aanpak vernieuwd voor de periode 2024-2028. In dat plan wordt er allereerst stilgestaan bij de nog steeds gebrekkige kennis over de Paardenmarkt. Zo wordt er nogal altijd gegist naar de totale hoeveelheid die er opgeslagen ligt. Men schat 35 000 ton, wat eigenlijk gebaseerd is op een enkele vage getuigenis die we hierboven aanhaalden. Maar nog eigenaardiger: blijkbaar gaat Leefmilieu er in dat plan nog altijd van uit dat slechts één derde van de munitie toxisch is. Dat terwijl eerder vermelde onderzoek uit 2013 van dr. Luc Vandeweyer (Rijksarchief) en Tinne Missiaen (Ugent) aantoonde
dat het bijna uitsluitend om gifgasmunitie ging.
Risico’s
Een eerste risico is het chronisch lekken van de munitie. Sinds in 2018 voor het eerst vervuiling werd vastgesteld van de bodem in de Paardenmarkt werd dit verschillende keren door ruimere staalnamen bevestigd. In sommige stalen werd Yperiet of Clark gevonden. Er wordt vermoed dat deze lekkage al vele jaren aan de gang is, en nog vele jaren zal doorgaan. Er wordt hierbij gepleit voor het aanstellen van een stuurgroep van experten en doorgedreven monitoring en uitbreiding van staalnamen. Een plots groter vrijkomen van gifstoffen door een ontploffing of impact van buitenaf wordt als een weinig waarschijnlijk risico ingeschat. Toch moet deze optie worden meegenomen in een noodinterventieplan, zo stelt Leefmilieu.
Wat betreft het explosiegevaar meent het ministerie dat het feit dat er grotendeels gifgasprojectielen in het munitiestort liggen, de kans op explosie vermindert. Gifgasgranaten hebben in verhouding immers minder explosieve lading. Het is ook niet precies geweten hoeveel bommen er effectief met ontsteking zijn gestort. Omdat de eigenschappen van de munitie na honderd jaar echter nog intact zijn, wordt er aangeraden dat bodem beroerende activiteiten verboden blijven en dat de mogelijkheid van een aanvaring door een schip behouden blijft in het noodinterventieplan.
Wat betreft de corrosie van de munitie bleek in 1972 dat de meeste gevonden munitie nog in goede staat was, met weinig corrosie dus. Doordat er een dikke sliblaag kwam te liggen op de munitie, met biogene gassen en weinig zuurstof, zou deze corrosie nog kunnen vertraagd zijn. Aan de andere kant is oorlogsmunitie niet gemaakt om lang in de omgeving te blijven. Daarnaast kunnen sommige chemicaliën bij lekkage uit hun beschadigd omhulsel op hun beurt het corrosieproces versnellen. Er wordt hierbij gepleit voor verdere informatie-inwinning en onderzoek, aangezien er veel onbekende factoren blijven.
Een laatste risicofactor betreft verstoring van de stortplaats door externe factoren. Volgens het plan van aanpak zijn er weinig risico’s. Een incident met schepen wordt geschat op eenmaal in de 150 jaar en omdat er een dikke deklaag blijft liggen op de munitie zou er dan nog niet noodzakelijk een grote impact zijn. Twee vragen die hierbij te stellen zijn is of hier wel rekening wordt gehouden met de dunnere laag slib die op sommige plaatsen door erosie is aan het ontstaan en of eenmaal in de 150 jaar niet een hoger risico is dan het lijkt als we het op iets langere termijn
kijken. Ook het ontbreken van visserij-activiteiten wordt aangehaald als een factor die het risico op bodemverstoring vermindert. Toch toonden vondsten van sleepnetrestanten in het verleden reeds aan dat hier toch soms (illegaal) bodem verstorende visserij zou plaatsvinden.
Blijft dan nog de vraag wat we met dit stort van toxische explosieven moeten aanvangen. Volgens de onderzoeken is saneren te duur, te risicovol, zou het ruimen decennia duren en heeft de ontmijningsdienst DOVO gewoon een gebrek aan capaciteit voor de verwerking. Ook een bijkomende golfbreker om impactgevaar te beperken of een eiland construeren boven de site lijken te duur en te veel negatieve neveneffecten te hebben. Er zal dus gekozen worden voor een zogenaamde nul strategie: er wordt geen verdere actie ondernomen ten aanzien van de munitiestortplaats en intussen zal door monitoring en bijkomend onderzoek verder worden gezocht om de vele hiaten in de kennis op te vullen.
Sammy Roelant
Eco & Fair werkt aan een ecologische en rechtvaardige wereld door producten uit coöperaties in Noord en Zuid te verkopen via een zo kort mogelijke keten. Daardoor komt meer winst terecht bij de producent. We gaan voor kwaliteitsproducten die niet via de retailsector beschikbaar zijn en kiezen voor voeding die een ecologische meerwaarde heeft (minder vervoer, bio,…). Onze winst gaat naar onze partners. Zij voeren vanuit die bezorgdheid actie voor maatschappelijke verandering.
Je kan geschenkpaketten, olijfolie, anti-maffia wijnen, Griekse olijven, tomatenproducten en veel meer bestellen via onze website.
Levering via Bpost of afhaling.
Romeo Rau:
“Vaarwel en vaar wel!”
⊲ Filip vraagt: wil je nog eens een artikel schrijven voor Het Visserijblad? Ik kan hem dit moeilijk weigeren, we kennen elkaar ruim 20 jaar. Alhoewel twee antipolen, Filip de linkse kwezel, ik de liberale commerçant uit het centrum. Politiek staan we veelal diametraal over elkaar (ik heb het bij het rechte eind, laat daar vooral geen misverstand over zijn), maar het wederzijds respect is wat ons bindt. Zeg maar een soort eenheid en verscheidenheid of ‘du choc des idées jaillit la lumière’.
Velen onder jullie weten ondertussen dat ik mijn bedrijf heb verkocht. De nieuwe eigenaars en exploitanten kwamen aan zet op 1 mei 2024, ik draaide nog een tijdje mee om een vlotte overgang te bestendigen. Na een tijdje moet je wel de navelstreng doorknippen en niet krampachtig vastklampen aan wat ooit was. Met deze meteen ook een gevoelige snaar geraakt binnen een familiaal bedrijf. Weten wanneer je moet stoppen is zoveel moeilijker dan weten wanneer je moet beginnen. Werken aan opvolging, al dan niet intern of extern, is iets wat zwaar onderschat wordt. De voorbeelden zijn legio waar de pater familias tot in de kist vasthoudt aan het grote gelijk en de volgende generatie te lang in de schaduw wacht op hun momentum. Dat dit nefast is voor een gunstige evolutie van een bedrijf mag duidelijk wezen. Toen ik eind april 2024 de verkoop finaliseerde feliciteerde ik uiteraard de nieuwe eigenaars maar gaf hun ook de volgende boodschap: “Zorg ervoor dat ik over 5 jaar mijn bedrijf niet meer herken, druk je eigen stempel en denk en kijk vooruit. Dat is niet meer en niet minder dan het invullen van essentiële vooruitgang.”
Bijna 40 jaar keihard ondernemen hoe kijk je daarop terug? Ik kan hier moeilijk 40 jaar de revue laten passeren (moet misschien eens een boek schrijven?), dit
zou met de ruimte die ik hier krijg vooral anekdotisch en fragmentarisch zijn. Anderzijds kan ik wel een paar constanten noteren. Ik zal ingaan op drie puntjes.
Hard gewerkt
Op één: er wordt in onze sector bijzonder hard gewerkt, in iedere schakel: rederijen, veiling en vishandel. Vandaar, als ik sommige barricaden springers hoor fulmineren over hun ‘zwaar beroep’ dat ik meestal de slappe lach krijg… (Een ongemakkelijke waarheid: flexijobs worden meestal ingevuld door zware beroepen, begrijpe wie kan. Vissers of vishandelaars kunnen echt geen flexi-jobs invullen…)
Individualisme
Op twee: het individualisme bij alle actoren. Het is echt een eilandenmentaliteit, navelstaren is de gezamenlijke noemer. Dit bleek recent nog maar eens met de vaudeville m.b.t. de ‘Vis van het Jaar 2024’. Beter ware te spreken van de ‘Grap van het Jaar 2024’ binnen onze sector. Als een sector er niet in slaagt om alsnog tegen het eind van het jaar een vis van het jaar te promoten bij het ruime publiek, dan heeft ze als sector geblunderd en gefaald. Dit ondermijnt niet alleen de geloofwaardigheid bij de consument, ook binnen de sector zet dit kwaad bloed. Binnen de VLAM (sectorgroep Visserij en Aquacultuur) werd bijna een jaar lang ‘in consensus’ gewerkt aan de ‘Vis van het Jaar 2024’. Hier zijn pakken middelen (vanuit de sector voor alle duidelijkheid, én het gros afkomstig van de vishandel!) en tijd in geïnvesteerd.
Tijd die mijn collegae-vishandelaars echt niet op overschot hebben. Vaak moeten zij hun bedrijf
achterlaten om onbezoldigd vergaderingen bij te wonen, terwijl hun werk blijft liggen of ze iemand betalen om hun vis op tijd verwerkt te krijgen. Hun engagement kost hun dus geld! Om dan ter elfder ure met een kluitje in het riet gestuurd te worden wordt écht niet gesmaakt. Dit ondermijnt sowieso de bereidheid tot engagement. De hamvraag die opduikt is uiteraard: qui bono? Het antwoord? Follow the money, want niets is wat het lijkt. Terwijl die vis van het jaar net de lakmoesproef zou moeten zijn van eensgezindheid en verbondenheid binnen de sector, niet dus. Ik stel voor dat er bij de volgende fysieke vergadering van de sectorgroep een grote spiegel geplaatst wordt aan de ingang van de vergaderzaal. Introspectie dringt zich écht op… Tien seconden jezelf aanstaren in de spiegel en enkel jezelf in vraag stellen alvorens de vergaderruimte te betreden. Gaat confronterend worden! Wil de sector(groep) overleven dan gaat ze toch over deze horden moeten stappen, niet? Want wat heeft 40 jaar ondernemen in deze sector ook geleerd? Het is een afvallingskoers. 40 jaar terug had Oostende alleen al meer dan 100 visbedrijven, vandaag kun je ze tellen op één hand… Bij de rederijen hetzelfde verhaal, enerzijds immens moedige investeringen maar anderzijds numeriek steeds slinken in aantal. Bij de veiling? Monopolistische exploitatie: en ja dit houdt risico’s in, waarmee ik geenszins de professionaliteit van het gegeven in vraag stel. Wetenschap? Hun inbreng gaat meer en meer essentieel worden in de vele vraagstukken die opduiken. Ook zij moeten als een volwaardige partner binnen de sector behandeld worden. Denk maar bijvoorbeeld aan de progressie gemaakt met het eDNA, toch baanbrekend en veelbelovend? De sector moet van zelfreflectie een natuurlijke reflex maken. Iedere schakel individueel en vervolgens de sector in haar algemeenheid.
Reglementitis
De reglementitis! Ik had als ondernemer echt de indruk dat ik meer bezig was met een papierwinkel en data vergaren en opslaan dan met het product vis an sich. Aan de administratieve vereenvoudiging is onze sector alleszins ontsnapt. Dat dit absurde proporties heeft aangenomen mag duidelijk wezen. Na de dioxinecrisis van 1999 kwam alles in een stroomversnelling. Voortaan zou ieder voedingsbedrijf ook een ver doorgedreven documentatie moeten bijhouden en vooral het voorwerp uitmaken van frequente en betalende inspecties. Dat theorie en praktijk op een moeilijke voet leven mag duidelijk zijn. Naar ‘de letter van’ of naar ‘de geest van’ is een wereld van verschil, niet? Dat dit de sector geen goed gedaan heeft mag duidelijk zijn? Ik vermoed dat tussen 1999 en 2024, twee op drie visbedrijven er mee ophielden. Ook hier wordt het belang van een sterke belangenorganisatie zwaar onderschat. Ad hominem belaagd worden, of als sector een dossier bepleiten?
De keuze zou voor de hand moeten liggen. Opnieuw steekt het hyper-individualisme de kop op, vooral bij de vishandel… De rederijen scoren hier stukken beter. Zij sluiten de rangen en de Rederscentrale waakt scrupuleus over hun belangen. VISGRO en De Federatie van Vishandelaars zetten hun beste beentje voor, stoppen pakken tijd en energie in de uitbouw, maar hebben dringend nood aan nog meer ruggensteun van hun collega’s. Steun kan door lidmaatschap en/of engagement opnemen.
Velen vragen mij: mis je ‘het’ niet? Euh, eerlijk? Neen. Voor alles is een tijd. Ik vul mijn dagen met veel wandelen met mijn hond en veel lezen. De sector vanop een afstand en met een vogelperspectief bekijken heeft ook zijn charmes… Er speelt ook een zeker pragmatisme. Ik word eerstdaags 60, dan is pakweg tweederde van je leven reeds geschiedenis. Ik zou graag het laatste derde willen invullen met ‘leven’, niet met werken als een gek of mij opwinden over de Vis van het Jaar.
Om af te sluiten zou ik, nogmaals, een lans willen breken voor méér en bredere verbondenheid binnen de sector. Dit gaat met de maatschappelijke problemen die ons te wachten staan zonder meer dan ooit noodzakelijk zijn om overeind te blijven en de toekomst vastberaden tegemoet te treden.
Toegenegen, vaarwel en vaar wel,
Jan Huyghe: Valentijn van Sint-André
“Ik schrijf graag over beklijvende gebeurtenissen in onze Westhoek, feiten met epische uitstraling, die het alledaagse overstijgen en jarenlang in ons collectief geheugen blijven hangen…” Aldus Veurnse Oostduinkerkenaar Jan Huyghe (68), gepensioneerd communicatie-ambtenaar van de gemeente Koksijde (1996-2018), en auteur van enkele mooie zee-boeken, o.a. over de IJslandvaart na WO II, en de paardenvisserij. Het was te verwachten dat hij zijn pen ook zou scherpen aan een nieuw boek: Valentijn van Sint-André van ’t Schipgat. De ondertitel (lees in het dialect) Hij strandde in Koksijde, hij lag daar op zijn zijde, en iedereen was blijde..., openbaart de teneur van het werk: met een knipoog en een goeie dosis schalkse ironie.
Ruim 35 jaar geleden, van maandag 13 tot donderdag 16 februari 1989, volgde Jan Huyghe de gebeurtenissen van de Koksijdse potvisdagen op de voet. Hij was er danig onder de indruk van, getuige de ballade die hij amper vier dagen na Valentijns uitvaart klaar had: een berijmd lied van liefst vijftien strofen in pure rederijkersstijl over het allerlaatste bovengrondse wedervaren van de onfortuinlijke zeekolos. Hij liet van die ballade posters drukken naar een ontwerp van graficus Stefaan Sampers uit Alveringem. In talrijke woningen van de streek is het stuk nog steeds een aandenken dat de tijden kan trotseren.
HVB: En nu een boek over Valentijn?
JH: Eind 2017 begon ik aan een eerste verhaal over onze gestrande potvis. Dat was vooral een soort relaas over
de feiten zoals de worsteling om hem over het strand naar de Gilles Scottlaan te sleuren, het kerven in zijn karkas, de gigantische volkstoeloop, de processie naar Ten Bogaerde en de begrafenis. Veel belangrijke figuren zijn daar ook aanwezig: koning Richard Leeuwenhart van Engeland, gravin Mathilde van Portugal, abt Idesbald Van der Gracht van Eggewaartskapelle, aartshertogin Isabella van Spanje… Ze willen er allemaal bij zijn! Ongelooflijk! In de jaren die volgden bleef ik nu en dan aan het verhaal werken, tot zelfs nog in de voorbije maanden. Zowat alle feiten staan erin, maar ze gaan geleidelijk aan vergezeld van een pak fantasie over zeebeesten van vroeger en vandaag, van de Bijbelse Leviathan naar Moby Dick van Herman Melville tot het monster van Loch Ness Zelfs Neptunus, god van de Zee, komt zijn woordje meespreken. Daarbij stel ik me telkens de vraag: wat is de realiteit, wat is fictie? Wat is wetenschap, wat is verbeelding? Ik probeer voortdurend te dansen op het slappe koord van feiten en magie, van waarheid en droom.
HVB: “Wat is je conclusie na die acrobatie?”
JH: Dat verbijstering, verwondering en betovering het ten slotte halen van de eigenlijke gebeurtenissen. Dat is de mooie essentie van het hele ‘gedoe’. In Koksijde-Oostduinkerke heeft potvis Valentijn onze gemeenschap geïnspireerd, betoverd! Al is hij een rover van de oceaan en al stonk hij tegen de klippen op, toch is hij ‘onze lieve potvis’ die de glorieuze naam
‘Valentijn’, patroon van de geliefden, kreeg. In onze gemeente en in de streek is hij dus geen rotte vleeshoop, maar een mythische zeereus, die de komende decennia als een god zal aanbeden worden in het NAVIGO Visserijmuseum dankzij de visie en investering van het gemeentebestuur en de deskundigheid van de Universiteit Gent. Want sedert 7 september is zijn indrukwekkend skelet te bewonderen in het speciaal voor hem vernieuwde NAVIGO Visserijmuseum in Oostduinkerke! Het is gewoonweg schitterend en het hele project kan ons enkel aanmanen om zorg te dragen voor de natuur, kortom voor ons aller Moeder Aarde Dat is de boodschap die Valentijn ons brengt in de vier laatste verzen uit de ballade: ik heb mijn offer thans doorstaan, met veel bittere tranen, laat ons met rust in ons bestaan, en zorgt voor prop’re oceanen…”
VERKRIJGBAAR
Navigo hohoho…
Tijdens mijn bezoek aan Nieuwpoort tramde ik even door naar Oostduinkerke voor een bezoek aan het NAVIGO-visserijmuseum. Altijd fan geweest en nu superbenieuwd, want het museum is na verbouwingen en collectievernieuwing opnieuw geopend sinds september. En hoe? Het museum slaat je echt wel met verwondering. Er zijn de klassieke verhalen over de geschiedenis van de Vlaamse visserij en de sociale en ecologische aspecten, maar wat het museum verbluffend maakt zijn een aantal nieuwigheden. Het skelet van potvis Valentijn, die elders in dit blad beschreven wordt, hangt er in de inkomzaal. Je kan je eveneens te goed doen aan een muur met kunst over de zee. Constantin Meunier, Felicien Rops, William Sweetlove en James Ensor ontbreken er niet…al kunnen ze wel mooier gepresenteerd worden. Het zijn er wat veel voor de muur in kwestie. Helemaal onderaan in het museum vind je grote aquaria met de vissen er in die in de Noordzee te vinden zijn. Er is een tentoonstellingsruimte waar tijdens mijn bezoek Stefan Vanfleteren zijn foto’s tentoonstelde en ook strandjutter Aäron kreeg er een plaatsje. Het NAVIGO is er in zijn genre in geslaagd om een plaats op de eerste rij te bemachtigen van de Vlaamse musea. Het combineert verschillende methodieken en kijkt zelfs naar de toekomst via een aantal video’s met actoren uit de sector. Daar ontbreekt wel een kritische blik in: als privébedrijven als Colruyt en de monopolisten van de Vlaamse Visveiling hun mening mogen geven…dan mogen diegenen die hen op de korrel nemen dat ook.
www.navigomuseum.be
Boekhandels Veurne-Westkust / NAVIGO Visserijmuseum
Prijs: 25 euro / voor verzending + 9 euro = 34 euro via BE83 4745 1661 0115 op naam van Jan Huyghe, Dorpstr. 49, 8670 Oostduinkerke
jan.huyghe@proximus.be, 058 51 24 98
Rondje Groot-Brittannië
⊲ Jaarlijks doe ik een grote reis met mijn zeilboot Makaira. De Makaira is een bavaria 34 zeilboot van 10,5 m lang. Dit jaar was het de bedoeling rond de Britse eilanden te varen. Daarvoor heb ik 2 maanden voorzien. De reis begon met mezelf en Pascal.
Donderdag 2 mei 2024: met een lichte kater proviand ingeslagen en om 10u30 de trossen losgegooid. Noord ten westen is de koers, de vroegere IJslanders achterna. Scherp aan de wind met een diezige lucht en een kalme zee onder zeil. De snelheid is 6 knoop wat voor mijn bootje al heel goed is. Gestaag varen we noordwaarts, wagende golven, blauwzwarte zee. Enkel het geruis van het water langs de romp en het gekreun van een houten schot verbreekt de stilte. Bye bye, gekke wereld.
Voorbij de verschillende traffic lines is de zee voor ons alleen, maar de wind speelt ons parten. Op vrijdag is de wind weg, draait en neemt toe. Reven is de boodschap (zeiloppervlak verminderen). Tenslotte is de stroming ter hoogte van Cross Sand zo
sterk dat we beslissen voor anker te gaan tot de stroming draait.
Drie uur later halen we het anker op en met de stroming up north . Het is wisselvallig weer door een kern van lagedruk 50 mijl ten oosten van ons. Het was de bedoeling om in één track naar Schotland te varen, maar de wind recht op kop is voor een zeilboot niet te doen: - als je denkt dat je er bijna bent, ben je er nog verder vanaf dan ooit! - dus we beslissen om Wells-Next-The-Sea aan te doen, een haventje even bezuiden de Humber rivier.
Door een behulpzame havenmeester worden we via de VHF tussen de ondieptes geloodst.
‘s Anderendaags varen we terug naar buiten en vissen we op een mijltje van de kust: een paar wijtingen, een zandhaai en een hondshaai waren de vangst. Toch genoeg voor een maaltje! De volgende stop na een vlot traject is Whitby , een heel mooi stadje met kleine straatjes waar we belanden in een lokale pub waar al de klanten hapjes meebrengen, de Black Horse . We worden er ontvangen alsof we daar al jaren vaste klant zijn! Socializen met mensen van verschillende nationaliteiten en lokale helden. Wat een ontvangst!
Op 7 mei varen we Whitby uit, op de motor 60 mijl noordwaarts naar Newcastle , waar we twee dagen blijven liggen aan een ponton nabij de Millennium Bridge . We varen de rivier Tyne af met stroming mee: een brede rivier met aan weerszijden werven voor de windmolenindustrie. Onder de kust gaan we verder met ruime wind, eindelijk zonder motor! We varen tot aan de Farne Isles , aan de Schotse oostkust, waar we Kettle Bay opzoeken en in kalm water voor anker gaan voor de nacht.
We lichten het anker op bij het ochtendkrieken en het gefladder van veel foeragerende Puffins en zetten koers naar Eyemouth , de eerste haven boven de Schotse grens. Onderweg hebben we een krabvisser gepraaid waar we krabben ruilden voor Jupiler en Belgium Chocolate !
Na Eyemouth vlinderen we (recht voor de wind zeilen met grootzeil aan de ene en een Genua-zeil aan de andere kant van de boot) naar de monding van de River Forth waar we Bass Rock aandoen, een rots van een vierkante kilometer, 100m hoog. Hier nestelen zo een 140.000 Jan Van Genten, de grootste kolonie ter wereld en 10%van de wereldpopulatie. Door de shit van deze vogels kleurt heel de rots wit, en ruik je ze al van een mijl afstand!
Verder gaat de tocht langs de River Dee, Arbroath, Montrose en Peterhead . Wisselende windrichtingen en -kracht noodzaken voortdurend veranderende zeilvoering, maar het gaat vooruit en woensdag 15 mei doen we Peterhead aan. We slaan proviand en diesel in en gaan naar Frasenburg , de grootste vissershaven aan de Schotse oostkust. We vergapen ons aan de grote hektreilers die slechts één maand per jaar kunnen vissen, omdat dan hun quota voor het hele jaar al is opgevist!
De volgende dag doorkruisen we de Moray Firth door langs Wick naar het eiland Stroma . Stroma, een onbewoond eiland in de Penthland Firth , bekend en berucht bij de IJslanders die door ‘t gat richting IJsland voeren. Er staat een zeer sterke stroming waarbij snelheden van 7 knoop geen uitzondering zijn, dus tij mee pakken is de boodschap!
We arriveren tenslotte in Scrabster , de noordelijkste haven op het Schotse vasteland met 280 inwoners! We praten in de pub met een lokale visser, die tijdens het seizoen op King Crab gaat vissen en de rest van ‘t jaar gaat duiken in de nabijgelegen kerncentrale! Van een verschil in milieu gesproken! Hier stapt ook onze derde man, Tony , op.
Na twee rustdagen varen we onder de Schotse noordkust westwaarts: mooie rotskusten wisselen af met kleine lochs en talrijke grotten. We ankeren in Loch Eriboll en na een rustige maar koude nacht, zeilen wij verder om op maandag 20 mei om 10u10 Cape Wrath te ronden. We varen binnen in Kinlochbervie , waar we kreeftegatjes en twee lengen ruilen voor 10 pinten.
Terug buiten varen we langs The Old Man Of Stoer (een 60 meter hoge steenrots op het schiereiland Stoer) richting Stornaway , de hoofdstad van de archipel Outer Hebrides . In de haven verbroederen we met Lisbeth en Andy van de Nifirtete , twee Noren die op thuisreis zijn na 5 jaar de wereld te hebben rondgereisd! (ikke jaloers!)
Woensdag 22 mei: vanuit Stornoway gevlinderd richting Shiant Islands waar zo’ n 240.000 Puffins (Papegaaiduikers) broeden. Daarna onder aanschietende wind gevlinderd naar Loch Sligachan op het eiland Skye (maximum speed gehaald van 13,1 kn.) Superzeildag! De volgende dag is er een met veel wind, zo ‘n 25 tot 30 knoop. Reven is de boodschap en goed ingeduffeld varen we met een mooie vaart onder een aanschietende zee naar Malliag, waar we na een probleempje met de motor de haven aandoen.
25 mei: vandaag Pascals verjaardag. Pannenkoeken dus terwijl we Ardnamurchan Point ronden en onder de begeleiding van een vijftal dolfijnen (ingehuurd voor Pascals verjaardag) naar Tobermory op het eiland Mull afstevenen, waar we een feestje bouwen. Verder zuidwaarts: langs Oban , door de Guan Sound waarna we voor anker gaan in Carsaigh Bay . Daarna richting Ratlin Isle aan de noordkust van Ierland. Een dwergvinvis gespot!
De volgende dag zeilen we naar de noordkust van Ierland, waar we stoppen bij Giant Causeway , een rotsformatie van zo’n 40.000 basaltzuilen, sinds 1986 ingeschreven op de werelderfgoedlijst. De rotsen zijn ontstaan door een vulkaanuitbarsting zo’n 60 miljoen jaar geleden. Zeker een must see, maar
mijn maten zijn meer geïnteresseerd in het vissen op vlassers (vlaswijting) dan dien oop met steinen!
We varen verder naar het eiland Inishtrahull waar we vastmaken aan een ligplaats. We worden verwelkomd door tientallen zeehonden die ons nieuwsgierig gans de nacht in de gaten houden.
Om 5u ‘s morgens ribbedebie, langs Malin Head , rond de Noordwester punt van Ierland, langs Aran
Isle, naar Killybegs , de grootste vissershaven aan de Ierse westkust. Er is veel bedrijvigheid in de veiling met een zeer grote verscheidenheid aan vissoorten, aangevoerd door een grote vloot. Ook hier doen we aan ruilhandel om eens een afwisseling van vis te bekomen na hele dagen vlassers te eten.
Onze reis gaat verder, onder de Ierse westkust, met kristalhelder water. Je kunt er varen tot een tiental meter van de kliffen waar we ons vergapen aan de ruwe schoonheid, brekende golven en veel dolfijnen. Mooi zonnig weer en er waren massa’s vis te vangen. We stoppen een paar kreeften in de oven en drinken een paar ricardjes als aperitief. Het leven kan toch mooi zijn! Onderweg stoppen we in Inishboffin Bay en rusten we een paar dagen in Galway .
De volgende dag varen we onder de Cliffs of Moher en langs de Burren , laverend richting Dingle . Ook hier namen we een paar rustdagen en opnieuw gaat de reis verder: via Skellig Isles (beroemd vanwege de populaties Jan-Van-Genten en Papegaaiduikers. Verder staan er overblijfselen van een klooster uit de 7de eeuw, en werden er opnames gedaan voor de Star Wars films. De eilanden staan op de UNESCO werelderfgoedlijst). We meren af in Lawrence Cove op Bear isle .
We bereiken ondertussen de zuidkust van Ierland en we willen per se de Fastnet Rock ronden. Daarna gaan we voor anker in Horseshoe Bay . De bedoeling was daarna richting Scilly Isles te varen, maar windgebrek noodzaakte ons de plannen te veranderen en we varen naar Kinsale
Op 11 juni maken we de oversteek door de Keltische Zee richting Land’s End. Het worden 160 saaie mijlen: Er is geen wind dus moeten we 26 uur schroeven. We arriveren in Newlyn waar we een bezoekje
brengen aan de Swordfisch Inn, zeker bekend bij Vlaamse vissers! Met spijt verlaten we Engeland, richting Cherbourg, onder een strakke zuidwester met hoge Atlantische golven die onder de boot glijden, waar we na een vermoeiende rit van 166 mijl aankomen. Via Dieppe, Boulogne en Duinkerke arriveren we op 21 juni terug in Oostende
Het was een reis die ons rond verschillende continenten bracht: oostkust van Engeland , Schotland , die ons een blik gunde van de Orkney’s en via de Schotse noordkust naar de Hebriden bracht. Via Skye , naar de Ierse noordkust, en langs de westkust van Ierland terug naar Land’s End en Frankrijk : 2200 nautische mijl en 500 liter mazout brachten ons terug naar de thuishaven. Het was een reis met veel mankementen: batterij kapot, motorpech, grootzeil aan flarden, wc verstopt door zeewier, windmeter defect, kortom heel wat klusjes die door samenwerken vlot konden hersteld worden.
Het was ook een reis met mensen: Pascal , een chefkok om U tegen te zeggen, eerder stil, maar altijd op post, een echte zeiler in wording, met een lief vrouwtje dat hij heel erg gemist heeft. Een vriend voor het leven. En den Tony , aan boord gestormd in Scrabster . Een echte ladykiller! Moet nog veel ervaring opdoen, maar ik twijfel er niet aan dat hij veel heeft bijgeleerd. Ook hij heeft een plekje in mijn hart gevonden.
Patrick Van Craeynest
De zee
Weerspiegeling van een oneindig gewelf
Horizon zonder begin en zonder grenzen
Onpeilbare diepten
Reflectie van je ziel
Terugkaatsing van je eenzaamheid en je vrijheid
Nutteloos zijn mijn gedachten, ontvoerd door de wind, verblind door duizenden parels
knipperend
glimmend en glansrijk.
Maar de duivel loert tussen de schuimkoppen, grinnikt, giert en schatert, wedijvert met Neptunus, het opperwezen, schuimbekkend - zijn toorn is buitensporig!
Zijn koninkrijk wordt verwoest!
Ziedend : zie, aan de zee komt een end!
Waarom hebben jullie haar niet meer verwend ?
Zijn jullie niet beschaamd, nestbevuilers ?
Wat een illusie : dus de zee kent toch grenzen en haar geduld is bijna op !
Katia Van Cauwenberghe
Info en verkoop: katiavancauwenberghe@yahoo.com
Steun ons!
Het Visserijblad kwam tot stand door de inzet van vzw Climaxi, een sociale klimaatbeweging met een hart voor de visserij. Wil je Climaxi en het Visserijblad steunen? Vind je het nodig dat we verder onze mond open doen?
Dit kan door een vrije bijdrage te storen of lid te worden en minimum €10 over te maken via BE40 0016 3236 1163 t.v.v. vzw Climaxi, Groenlaan 39, 9550 Herzele.
Kom meer over ons te weten www.climaxi.be.
Skagen, Skagerak en Kattegat
⊲ Skagen, Skagerak en Kattegat zijn prachtig klinkende geografische begrippen. De klanken liggen de Vlaming en Nederlander goed in de mond. Kattegat betekent nauwe doorgang en is door Nederlandse zeelieden zo gedoopt. Tijdens onze doorreis naar Noorwegen vanuit Fredrikstad, bezochten wij het zandstrand van Grenen. Dit is het punt waar Skagerak en Kattegat elkaar ontmoeten.
Het Skagerak is een gedeelte van de Noordzee, dat wordt begrensd door Denemarken (Jutland) in het zuiden, Noorwegen in het noorden en Zweden (Bohuslän) in het oosten. In het zuidoosten staat het Skagerak in verbinding met het Kattegat, waarlangs de Sont en vervolgens de Oostzee kunnen worden bereikt.
Grenen is geen denkbeeldige grens zoals de nulmeridiaan van Greenwich. Grenen is een tastbare plek waar je kunt kuieren en kijken vanuit het topje van Denemarken richting Noorwegen en Zweden. De kust van Skagen is nogal verlaten, maar prachtig om er te verpozen in een welhaast onaangetast decor. En het is een decor, een decor van en voor schilders en schilderessen! Op het einde van de 19de eeuw was Skagen zeer geliefd door kunstenaars. Een museum ter plekke is aan hen gewijd. De bewoners van Skagen zijn van wezen en uitzicht verschillend van de andere Denen. Hun taal gelijkt tamelijk goed op het Noors maar daar houdt elke gelijkenis op. Het waren vooral artiesten uit Noorwegen of Zweden en Denemarken. Ze verbleven in het hotel, sommigen sliepen en werkten en filosofeerden in een atelier en nog anderen waren helemaal thuis in de vissershuisjes. En in die kleine vissershuisjes ging het leven gewoon door: de visser rustte ongegeneerd in een zetel of een bed of hij breide netten met de hulp van zijn vrouw.
En ondertussen waren de kunstenaars met verf en penselen scherp observerend in de weer. Ze schilderden boten en vissers en slapende zeelui en bestudeerden Rembrandt, Vermeer en Van Dijk ter wille van de warme, bourgondische kleuren en tinten die zij
aanwendden. Sommige bronnen wijzen erop dat Edvard Munch (De Schreeuw) kortstondig leerling was van Christian Krohg. In ieder geval staan de namen van beide kunstenaars samen op een portretschilderij uit 1883!
De Skagenschilders kozen de zomerperiode vooral vanwege het licht op deze landtong en de plaatselijke hoteleigenaar ontving ze hartelijk aan de speciaal voor hen ingerichte buffettafels. Hij, zijn vrouw en dochters, werden vaak op doek afgebeeld. Kunstwerken van nu vermaarde artiesten versierden de wanden van de eetzaal van het hotel. In het kunstenaarsmuseum op Skagen kun je werk van de befaamde Skagenschilders bewonderen.
Maar in het barre klimaat van dit donkere stukje Denemarken zover in het noorden verbleven de kunstenaars niet in de winter. Het was er desolaat, guur en onherbergzaam. En nog weinig bewoond. De kunstenaars overwinterden in andere oorden.
In de duinen van Kanderstederne langs de kust van Skagerak zie je nog de toren van de verzande kerk
(Den tilsandede kirke). De zandstormen raasden zo krachtig over het land, zodat de kerk ontoegankelijk werd. Om een lang verhaal kort te maken; het schip ligt niet diep verscholen onder het schurend zand, maar werd afgebroken en bouwstenen werden elders weer aangewend. Maar de kerktoren bleef bewaard!
De vuurtoren van Skagen
Wanneer je langs de machtig brede Deense zandstranden stapt, omgeven met duinen en bunkers, beruchte restanten van de pan-Germaanse Atlantik-Wall, hoor en zie je in de herfst duizenden overvliegende vogels op weg naar het zuiden. Vogelstudie, soortenkennis en ringwerk staan bij de Denen in hoog aanzien.
Het is dan ook niet verwonderlijk, dat de woning van de vroegere vuurtorenwachter tot een didactisch vogelobservatorium werd omgebouwd.
Meteen bewonder je dan de in 1858 opgerichte en levensreddende vuurtoren van de vaak door stormen geteisterde landtong van Skagen. De natriumlampen van 400 Watt, die om de 4 seconden oplichten, hebben een reikwijdte van 37 km. Kunstenaars die de omgeving van de vuurtoren bezochten, zagen dat zwermen zangvogeltjes zich tegen het dikke glas hadden te pletter gevlogen! Göteborg zie je niet liggen, want de afstand bedraagt 100 km. Je kunt natuurlijk een kotter huren met schipper en alle comfort en langs de kust van Denemarken varen en dan op hoop van zegen de oversteek wagen naar het goddelijke
Een erotische ontmoeting
Christian Krohg (1852-1925) was een Noorse kunstenaar. Tijdens de Wereldtentoonstelling van 1885 reisde hij samen met een architect en een leerlinge op wie hij verliefd was naar Antwerpen. Krohg was er commissaris voor de Noorse afdeling van de Wereldtentoonstelling. Hij verbleef wellicht vijf maanden in België. Ooit maakte hij een dramatische stranding mee te Grenen om middernacht tijdens een sterke storm in september.
Göteborg aan de Zweedse kant van het Kattegat. Vandaar kun je een ommetje maken naar Strömstad met de legendarische badhuizen of naar Frederikstad met de vestingen langs de rivier de Glomma, die uitmondt in het Skagerak. De reislustige kunstenaars van Skagen reisden van de landtong al zeilend naar Kristiansand!
Vandaar zijn suggestieve beschrijving achteraf: “De enige beweging is de ontmoeting tussen de twee zeeën. Het is zoals bij een erotische ontmoeting. De Noordzee is de man, hij is de sterkste, Kattegat, de zeestraat tussen Zweden en Denemarken, is zwakker zoals een vrouw, maar zij biedt weerstand omdat ze weet dat dit haar goed afgaat!”
En in 1894 besluit hij zijn column over Skagen: “Later kwam ik vaak terug naar Skagen. Maar ik houd mij terecht aan de regel, dat men niet moet terugkeren naar een plaats, waar men zich goed heeft gevoeld. Men zal altijd ontgoocheld zijn, want men is ofwel zelf veranderd of de plaats is veranderd. Maar er is één plaats waar dit niet geldt. Dit is Skagen.”
Johan Corveleijn
Marefrima
⊲ Een verhaal over de teloorgang van een visverwerkend familiebedrijf op Oosteroever en een boek van de hand van onze medewerker Stefaan Pennynck. Een uittreksel:
‘Weten jullie al iets meer over die gebouwen en zo?’
‘Bah, neen. Eigenlijk, ja en neen. We gaan er niet kunnen blijven, denk ik. Maar pa is nog aan het kijken met de advocaat.’
‘En als jullie niet kunnen blijven? Is er al aan gedacht?’
‘Ik wel, maar pa is koppig. Een moment dachten we aan verhuizen naar de pakhuizen aan de vismijn, maar ook daar is het armoe troef. ‘
‘Hoe dat?’
‘Dat wordt blijkbaar ook allemaal afgebroken. Daarmee dat Poseidon naar de achterhaven verhuisd is. Ik begrijp dat niet goed, eigenlijk. Ze promoten de korte keten. Korter dan wat wij doen, kan toch niet?
Al van toen pa zijn pa de zaak opstartte, kopen wij onze vis in de mijn, allez, voor zover ze daar nog aanlanden, want sedert die over genomen is, is dat ook geen vetten meer. Onze garnalen halen we aan de trap. We verwerken hier en leveren in ’t stad en de buurgemeenten. De korte keten toch? En wij moeten weg, plaats maken voor luxeappartementen, alsof wij in de weg lopen van enkele gebouwen hier op de site. Mooie appartementen zouden op zich goed zijn en wat vernieuwing en beweging brengen. Maar wij zouden toch moeten kunnen blijven, nee, blijkbaar alleen nog plaats voor appartementen. Geen bedrijven meer. Zot toch?’
‘En wat denk jij zelf te doen, wanneer Marefrima moet stoppen?’
‘Ik heb al eens geïnformeerd bij Poseidon.’
‘Voor een vennootschap?’
‘Is ook onduidelijk. Maar ik denk dat ze daar niet veel voor voelen. Waarom zouden ze? Ik zou er wel aan de slag kunnen. Ze kunnen een gast gelijk mij best gebruiken, zeggen ze.’
‘En zie je dat zitten?’
‘Te zien wat ze betalen, hé. Maar, ’t klinkt goed en ’t is toch in de branche, hé. Wat moet ik anders doen? ‘k Vind dat eigenlijk raar. Ze zijn altijd bezig van lokale economie en zo, en dan laten ze zo’n dingen gebeuren. Alles voor ’t beton van bouwpromotoren en de mensen die werken aan de kaai mogen verhuizen en de boel opgeven.’
Na de onteigening en voor de volledige ontwikkeling van Oosteroever als nieuwe residentiële hoogbouwwijk, is de site decor voor diverse theaterproducties. Wanneer Rino met zijn zoontje deelneemt aan ‘De Zeekaravaan’ - een parcours met de billenkar die een reeks theaterproducties op diverse locaties op Oosteroever aandoet - en deze halt houdt bij het voormalig familiebedrijf, komen de herinneringen boven. Na tegenslag gaat het leven verder.
‘Marefrima’ is een licht, ontspannend verhaal met een vleugje romantiek, waarin op een fictieve wijze een stukje eigentijdse geschiedenis van Oostende is vastgelegd.
Stefaan Pennynck
Met illustraties door Marieke Jansen. Uitgave Ambilicious. Te koop via mail naar de auteur stefaan. pennynck@telenet. be (gratis bezorgd in Oostende en Bredene).
‘De zeekaravaan’ © Foto S. Bauwens/ M. Vandecasteele
Gegrilde tongschar, cantharellen, spinazie, risotto, gerookte paprikasaus
Benodigdheden
600 gr. tongscharfilets
300 gr. jonge spinazie
2 sjalotten
1/2 ui
hebben ervaren, alleen die hebben echt geleefd. En geleefd heeft ze, Flore Goetgeluck-Bouez tussen de Vissers en altijd spelend op haar piano. In goede en slechte tijden, in licht en duisternis.
1 rode paprika
Jennifer Vrielinck
klein aardappeltje 2 teentjes look
220 gr. risottorijst
Olijfolie
350 gr. verse cantharellen, schoon geborsteld en het uiteinde van de steeltjes verwijderd
50 ml slagroom
1/2 l visbouillon
1/4 l kippenbouillon
40 gr. Parmezaanse kaas
1/2 theelepel gerookte paprika
1 soeplepel Boursin (kaas)
Boter
Peper, zout en nootmuskaat
Bereiding
• Kuis de tongscharfilets, kruidt met peper en zout.
• Besprenkel met olijfolie en gril ze mooi aan in een hete grillpan.
• Maak de risotto, stoof de versnipperde sjalot aan, met 1/3 van de fijngesneden cantharellen en de geplette look, de rijst toevoegen, even meestoven en bevochtigen met visbouillon, later afwerken met nootje boter en Parmezaan kaas.
• Spinazie (hou enkele blaadjes voor afwerking): verwijder de steeltjes, was de spinazie en stoof aan in boter met een fijngesneden teentje look. Kruiden met peper, zout en nootmuskaat.
• Saus: snijd de paprika, sjalot, beetje look en aardappeltje in fijne stukken en stoof aan in boter. Bestrooien met het gerookte paprikapoeder. Bevochtigen met kippenbouillon en zachtjes laten koken. Het geheel mixen en de Boursin kaas toevoegen. Zeven en eventueel bij kruiden.
• De overige cantharellen, met een soeplepel fijngesneden ui, op een hoog vuur bakken, ongeveer 3 minuutjes, kruiden met een beetje peper en zout.
• Dresseer de risotto en spinazie op het bord, leg hierop de gegrilde tongschar en werk af met de gebakken cantharellen en de saus.
Carlos De Gendt
In goede en slechte tijden, in licht en duisternis
Heel lang geleden, toen er nog zeemeerminnen waren en mijn overgrootmoeder nog leefde, stond ze ook af en toe in dit blad. Bijvoorbeeld die keer, zie foto’s. Het jaar was 1949, het blad heette toen nog ‘Het Nieuw Visscherijblad’. Het kostte 2 frank, verscheen elke vrijdag: “Vrijdag visdag, wit je wél? En gift terbeist e gazetjie mee ook”.
Mijn overgrootmoeder was geboren in 1878 en was toen in 1949 dus al 71 jaar oud. De ene kant van mijn familie, moeders kant, was sterk verweven met de visserij. De andere kant, vaders kant waren vooral klassiek geschoolde muzikanten, overgrootmoeder was afgestudeerd eerste prijs Conservatorium van Gent en een tijdje ‘wereldberoemd’ voor 1900 in haar jeugd. Het Nieuw Visscherijblad bracht in die tijd ook verslag uit van cultuur. Het was een venster op de wereld voor de vissersgemeenschap betreffende wetenschap, nijverheid en handel zoals de ondertitel verklaarde. Het blad werkte in die tijd nauw samen met de (oud-) studentenbond Scarphout uit Blankenberge
Scarphout is overigens de middeleeuwse naam van de strook zand tussen de duinen en de zee voor Blankenberge. Vissers hadden daar scherpe houten (scarphout) palen ingeplant tegen viking-aanvallen. Achter die strook woonden vissersfamilies en stond een kapel in 948 gewijd door de bisschop van Doornik en opgedragen aan de O.L.Vrouwe van Scarphout
Errond kwamen steeds meer vissershuisjes in de blanke (zand)bergen. Blankenberge dus. In 1334, 23 november, Sint-Clemensdag, werd Blankenberge geteisterd door de geweldigste storm aller tijden. De baren sloegen bressen in de duinen en vele gezinnen achter de strook verdronken. Ook de vier eeuwen oude kapel werd verzwolgen door de zee.
Lang was er een bijgeloof dat vissersnetten nog konden scheuren als je daar viste boven de ruïnes van Scarphout en bovendien kon je bij storm nog de klokken van de kapel horen luiden naar het scheen. Om maar te illustreren waar de studentenbond zijn naam haalde. Vissers sturen hun zonen en dochters uit en ja, ook wij gaan naar de universiteiten in het binnenland. Terug thuis in West-Vlaanderen ontstonden er dan studentenbonden die zich verenigden omdat er weinig aansluiting was met de binnenland-studenten en omdat zeevolk elkaar opzoekt. De banden bleven daardoor veel sterker en de grens tussen de hardwerkende vissers en de hoogopgeleide zonen en dochters was veel kleiner dan men nu denkt. Zo stond mijn overgrootmoeder
Flore Goetgeluck-Bouez af en toe met een recital in dit blad. Haar concerten werden overigens gesmaakt door de lezers van het nieuw Visscherijblad.
Legendarisch was die ene keer dat ze een piano-recital gaf ingericht door Scarphout, op het einde of vlak na de oorlog. Er waren nog vaak black-outs. Ze speelde in de salons van het Hotel du Nord. Eerst Albeniz’ Cordoba, daarna Nocturne Op. 32 van Chopin en Valse Op. 64, vlak na de ‘poos’ zoals dat toen nog in het schoon Vlaams heette, viel de ‘elentriek’ uit. Blankenberge zat in een black-out. Flore zat op dat moment al voor haar klavier en het publiek al in de zaal. Dus niets hield haar tegen om het recital in volstrekte duisternis verder te zetten. Ze speelde geheel blind Repos de la Forêt van Grieg, Songe d’une Nuit d’Eté van Mendelsohn, Etude de concert op. 25 van Chopin en Cornish Rhapsodie van Bath
Toen het concert afgelopen was, heeft het publiek minutenlang geapplaudisseerd. Het bleef maar duren. Bij het aanslaan van de elektriciteit zag het publiek dat Flore naast haar piano stond te groeten net alsof er wel licht was geweest en zag Flore op haar beurt dat het gehele publiek unaniem tot staande ovatie was gekomen in de pikdonkerte. Tot op het eind van haar leven, meer dan twintig jaar later, is ze die avond blijven zien als één van haar meest indrukwekkende momenten op het podium. En vele oud-vissers hebben me dit verhaal verteld achteraf. Met kleine variaties in de muziekstukken en de duur van de black-out maar elke keer kwam het erop neer dat de verbondenheid zo ontroerend sterk was die avond in de slechte tijden, in de duisternis.
Stephan Zweig zei al: “Jeder Schatten ist im letzten doch auch Kind des Lichts, und nur wer Helles und Dunkles, Krieg und Frieden, Aufstieg und Niedergang erfahren, nur der hat wahrhaft gelebt.” Of elke schaduw is tenslotte ook een kind van het licht, en alleen degenen die licht en duisternis, oorlog en vrede, opkomst en ondergang hebben ervaren, alleen die hebben echt geleefd. En geleefd heeft ze, Flore Goetgeluck-Bouez tussen de Vissers en altijd spelend op haar piano. In goede en slechte tijden, in licht en duisternis.
Jennifer Vrielinck
De bibliothecaris van Neptunus
Peter Holvoet-Hanssen wordt ‘Ambrassadeur van Reynaert / Embarrassadeur de Renart’
‘Hou koers!’ gromde de inmiddels herboren ZeeRidder Marnix Verleene en hij drukte mij tegen zijn boeg. Ja, laat ons blijven fonkelen in de duisternis, dacht ik, en ik antwoordde met halve longinhoud: ‘Kielhalen en optrekken!’
Na een heerlijk weerzien ook met de immer fonkelende Zeeheks
Katia Van Cauwenberghe en haar ‘Poëtische heksenspinsels’ schreef deze afmonsterende zeevos met vijfdejaars-humaniorajongeren – van het Koninklijk Atheneum op de Antwerpse Rooseveltplaats –dit ‘erbarmen’-groepsgedicht i.s.m. kunstenaar Luca Aussems
Sterrenhuis
voor de opgejaagde vos
kom stap door dit raam in de vluchtende stroom tentenkampen, verspilling pak een beetje meer vlees schuil onder deze mantel help deze schoen vooruit wanneer verdien ik mijn naam je gaat niet dood van proberen beweeg onbaatzuchtig omhoog schilder mee dit gedicht deel het brood als sneeuw
weeg kruimels van warmte waar is ons sterrenschip dit zijn onze sleutels
met dank aan Athena-syntax vzw
Het muzikale anker 36 – Luc VAN
⊲ Uw dienaar mocht voor de (als we dat goed hebben…) zesendertigste maal een stuk plegen over de driehoek zee-zeeman-muziek, aanleiding om in alle windrichtingen het zeegat uit te zeilen en allerlei wetenswaardigheden op te diepen, grotendeels nutteloze stuff, maar vertelt u dat vooral niet aan de redactie. We maken u graag deelachtig aan de resultaten van onze schattenjacht, die we met de nodige nederigheid en omzichtigheid aan u, de lezer, voorleggen… Ditmaal héél nederig want we waren al even op zoek naar een thema tot onze eigen Admiraal Filip De Bodt ons de reddingsboei toewierp.
‘The Ship’ (1984) van Luc Van Acker is een mijlpaal uit de periode van de opkomst van de Belgische rock, begin jaren tachtig, wat men onder de brede paraplu van de Belpop zou rangschikken. Van Acker was daarin één der sleutelfiguren, een creatieve duizendpoot, die veel meer was dan lid van Arbeid Adelt!, de band rond Marcel Vanthilt. Luc werd een bekende figuur in die dagen, die zelfs in het buitenland naam en faam had, een nieuw verschijnsel in onze muziek, die het tot eind jaren zeventig moest doen met wat je kan klasseren als ‘lovenswaardige pogingen’ op dat gebied. Integere Luc Van Acker bereikte dat statuut ondanks het feit dat zijn vele muzikale vangarmen grotendeels buiten de mainstream bleven. Hij was niet alleen. Formaties als TC Matic, Front 242 en The Neon Judgement waren andere speerpunten in deze stroming van alternatieve, niet zelden snoeiharde, ietwat duistere dansmuziek.
Luc Van Acker werd geboren in Tienen in 1961. Hij ontwikkelde zich tot muzikant, maar ook tot producer. Met bassist Dave Allen (Gang Of Four, Shriekback) had hij zelfs een eigen label, World Domination Records (1989-1996) Maar de story wordt interessant in 1981 als Luc verrast met een soloplaat, ‘Taking Snapshots’. In 1983 treedt hij toe tot Arbeid Adelt! Hij doet mee met ‘Jonge Helden’ en ‘Le chagrin en quatrevingts’, beide uit 1983. Hij werkte samen met onder meer Red Zebra en Jo Lemaire, en speelde op ‘Jam Science’, LP uit 1984 van Shriekback, waarmee de stap buiten de landsgrenzen werd ingezet. Het gaat bijzonder snel en hard: in datzelfde jaar brengt Van Acker ‘The Ship’, het project dat ons hier aanbelangt. We besparen u de vele bands en initiatieven waar Luc zich in die drukke jaren zich mee bezighoudt. U vindt het allemaal online.
Zo ook de boeiende episode van het passend genoemde Revolting Cocks, die erin slagen om de goegemeente op stang te jagen. Van Acker, Richard 23 (van Front 242) en Al Jourgensen (van Ministry) nemen geen blad voor de mond. Daarna wordt het stil rond Luc, die pas weer in 2005 aan de oppervlakte komt als support van Anne Clark, Britse dichteres en avant-garde spoken word muzikante. U kent beslist haar populaire song ‘Sleeper In Metropolis’ (1983). In 2011 maakt de nationale tv een documentaire rond
ACKER en ‘The Ship’
Van Acker in de reeks ‘Belpop’ en bij de Brusselse
Ancienne Belgique (AB) krijgt hij een plaats in de ‘Rewind’-serie. Hij mag ‘The Ship’ integraal live brengen wat leidt tot een geremasterde heruitgave van het album (2012) met een hele reeks bonus tracks.
De intussen leraar geworden Luc treedt ook nog op met Arbeid Adelt!, dat in 2015 voor het eerst in 21 jaar met ‘Slik’ een nieuw album uitbrengt. Samen met Marcel Vanthilt en ook al origineel lid Jan
Vanroelen (sax, klavieren) zien we Luc performen op 11 november 2015 in de Brusselse Beursschouwburg, een cd-voorstelling waar we beste herinneringen aan overhouden.
‘The Ship’ telt acht songs. Niet minder dan vier daarvan schopten het tot single. Twee daarvan gaan ons thema aan. Het titelnummer opent ‘The Ship’, maar het is ‘Zanna’ dat van in het begin het prijsnummer bleek. Een onvervalste klassieker met Anna Domino (Anna Virginia Taylor Delory), in Tokio geboren Amerikaanse zangeres (tevens gitariste en keyboardspeler) die in de jaren tachtig in Brussel verbleef in kringen van het experimentele label Les Disques du Crépuscule. Ze zong op vele platen van dit legendarische label, zoals Tuxedomoon. Ze had ook een eigen platenproductie en bleef muzikaal actief tot nu, zij het na de eighties meer in de schaduw. Maar
‘Zanna’ blijft haar moment de gloire. De universele metafoor in dit meeslepend lied is niet mis te verstaan:
‘The ship is lost, untied / Because I know you lied / The way is so unclear / Without a love to steer’. Het schip vaart losgeslagen op woelige baren van ontrouw en overspel. Ook na veertig jaar klinkt dit nummer hedendaags. Hooggestemde Domino speelt een herhaalde en licht hypnotische pianoriedel. Maar al evenzeer bezwerend is de beat achter en onder ‘Zanna’. Alternatief maar tegelijk zeer toegankelijk.
’The Ship’ gaat verder in op het beeld, met het constant herhaalde ‘As the ship moves on, we go dancing away’. Het ritme is fascinerend. Maar van overspel is geen sprake meer. ‘We’re going up, we’re going down; braking through the heavy grey waves’. Het woelige varen wordt ervaren als iets positief: je mouwen opstropen en de tegenslagen in het leven het hoofd bieden. Luc zingt, nu is Anna tweede stem. Noot: het viel ons op dat als je de lyrics opzoekt van ‘The Ship’ je telkens weer de tekst van ‘Zanna’ te lezen krijgt. Maar ook deze song sleept je mee. Net als de gehele ‘The Ship’, geproduceerd door de diep betreurde Jean-Marie Aerts (toen alomtegenwoordig!). Luister maar eens naar ‘The Fear In My Heart’ of ‘Wild And Angry’!
Tja, deze plaat behoort tot het allerbeste dat de Belgische rock, alternatief of niet, ooit voortbracht.
Antoine Légat
Viswrijven
⊲ Viswrijven of Fishprinting is een betrekkelijk nieuwe kunstvorm, die zijn oorsprong vindt in Japan. Deze kunstvorm is pas sinds halverwege de 19de eeuw bekend geworden en werd in eerste instantie gebruikt in de hengelsport om de recordafmeting van de gevangen vis vast te leggen. Deze techniek wordt ook Gyotaku genoemd, naar de kunstvereniging die zich erop stortte in 1950.
Vandaag de dag zijn Japanners grote meesters in deze afdruktechnieken. Elke vissoort is uniek. Bij het printen dient de methode dan ook telkens aangepast te worden. De afdrukken gebeuren op vellen chinees papier met Oost-Indische inkt.
De vis dient altijd vers te zijn. Dit kun je zien aan de rode kiemen en een gave slijmhuid. De vis dient compleet te zijn, niet gegut dus en de ogen dienen bol te staan. Vooraleer in te inkten is het belangrijk om de vis goed in te zepen en te wassen, zodat al het vuil en de slijmhuid worden verwijderd. Daarna wordt de vis goed afgedroogd.
Zwarte inkt geeft een goed effect, maar ook donkere kleuren geven een mooi resultaat. Bepaalde vissoorten geven een mooiere afdruk wanneer ze een tijdje ingevroren zijn.
Het inkten zelf gebeurt met Chinese penselen, doordat er weinig of geen borstelstrepen te zien zijn. Een teveel aan inkt wordt verwijderd met keukenpapier. Wanneer de vis volledig ingeïnkt is komt het papier eroverheen. Het papier zelf moet water kunnen opnemen, maar toch stevig zijn, zodat het niet te snel scheurt.
Om een zo mooi mogelijke afdruk te krijgen, wrijf ik over het hele vel papier. De eerste afdruk is meestal een proefdruk, de ogen van de vis dienen nadien nog wat bijgewerkt te worden. Naast het Fishprinten hou
ik me ook graag bezig met het maken van visleder. Het leder wordt verwerkt in kunstobjecten, zoals lamphouders, lusters en kussenslopen.
Het is echter een intensief proces. Eerst en vooral dienen de vellen ontdaan te worden van alle visresten. Hierbij worden de visvellen volledig geschraapt. Nadien worden ze op een houten plank gespannen. Voor de ontvetting gebruik ik soda en de rest van het werk wordt overgelaten aan de zon. Na het ontvetten worden de vellen in een bad met bruine zeep gelegd om ze terug soepel te maken. Als ze soepel genoeg zijn, worden ze opnieuw opgespannen. Indien er toch nog vettige restjes overblijven worden ze nogmaals weggeschraapt rond een houten paal.
Het leer dat uiteindelijk bekomen wordt kan als elk leder bewerkt worden. Het kan dus perfect genaaid worden. Het leer lijkt op slangenleder, maar voelt uiterst zacht aan. Om het een bepaalde vorm te geven, dien je het eerst nat te maken en over een houten vorm of mal te spannen.
Sabrine Desaever
Buizerd
Het is geen rode wouw die zwiept en duikt, het is een ruige buizerd die hoog in de lucht in kringen zweeft en het landschap overziet of in lage vlucht over velden en weiden, akkers en kreken glijdt en jaagt en geruisloos muizen en vogels vangt en klagend als een kat miauwt.
Johan Corveleijn
Meteo voor een minnares
Doorzichtige witte sluierwolken
En jurken en rokken in het verraderlijke tegenlicht
En een stijgwind of een zachte zuidenwind
Die de rokken en jurken opwaarts tilt –
Het is alsof een zonnewind plots in je binnendringt!
Johan Corveleijn
Het Noorden en de Nacht
Voor Antonia
Gedichten om met open ogen te lezen, gedichten over schoonheid en verlangen, geweld en tederheid, verwondering en donkere driften, gedichten over randgebieden, het overschrijden van grenzen, over de maan, zwarte rozen en de dood, gedichten over liefde voor de zee, een bewolkte hemel, het verpletterend noodlot, het Noorden, het Hoge Noorden en de Nacht.
Johan Corveleijn