MIJN KOLONIテ起 Seminar - AUC - 7X865 Technische Universiteit Eindhoven
Quest for Community Coen Smets 24 mei 2007
In de voormalige Oostelijke Mijnstreek, een gebied van circa 15 bij 20 km² in het zuidoosten van Limburg dat tegenwoordig Parkstad Limburg wordt genoemd,vind je een enorm aanbod aan mijnkoloniën. Onderaan de pagina’s van dit essay is een overzicht (1) gegeven van de mijnkoloniën met de bijbehorende bouwperiodes en de grootte van de koloniën in aantal woningen.
Topografische kaart zuidoost Limburg omstreeks 1925 (2).
Parkstad Limburg: Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Onderbaken, Nuth, Simpelveld en Voerendaal
2
241 woningen
1920
Leeuwstuk
240 woningen
1920
1 Bron: [5] pp. 186-189 Bron: [7] kaartnr. 759-768
Egge
260 woningen
1915-1919
Huizeveld
123 woningen
1911-1928
Venstraat
BRUNSSUM
56 woningen
1920-1939
Totaal (2 koloniën)
20 woningen
1920
Nieuwstraat
36 woningen
1929-1932
Kampstraat
BEEK
(1)
2
Inhoudsopgave Inhoudsopgave......................................................... 3 Inleiding.................................................................... 4 De Oostelijke Mijnstreek........................................... 6 Ruimtelijke analyse mijnkoloniën............................. 10 Typologie stedelijke structuur................................... 12 Typologie architectuur.............................................. 13 Parkstad Limburg..................................................... 14 Toekomstvisie........................................................... 16 Referenties wereldwijd............................................. 18 Conclusies................................................................ 21 Literatuurlijst............................................................. 23 Foto’s omslag boven: Het Eikenderveld werd vanaf 1921 gebouwd door woningbouwvereniging “Glück Auf” (3). onder: Het badlokaal van de Staatsmijn Emma. Mijnwerkers kleden zich om. De vieze kloffies wordt gewassen (4). achterzijde: Laurentiusplein, Voerendaal.
Spoorwegverbindingen en nieuwe technologieën maakten het ontginnen van de mijnen mogelijk (5).
3
Bron: [6] aflevering 13, p. 304 Bron: [6] aflevering onbekend 5 Bron: [6] aflevering onbekend, p. 358
2245 woningen
1911-1928
Totaal (9 koloniën)
100 woningen
1920
Ouverberg
421 woningen
1918-1920
Schuttersveld
284 woningen
1917-1919
Haansberg
427 woningen
1927
Langeberg
149 woningen
1925
Heufke
4
3
Inleiding Mijnbouw laat niet te missen sporen na in zowel fysiek ruimtelijke zin als op sociaal-maatschappelijk en sociaal-economisch gebied. Ook de historische waarde en het sentiment die deze vorm van industrie teweeg heeft gebracht zijn zeer aanwezige, voelbare elementen in de plaatselijke samenleving en ruimtelijke omgeving. Delfstoffen, en zeker de edele metalen zoals goud en zilver, hebben altijd een sterke aantrekkingskracht op de mens gehad. De bekende Gold Rush in Noord-Amerika heeft tot extreme situaties geleid. De plaatselijke economie schoot omhoog en trok gigantisch veel goudzoekers. De mijnen hebben echter een gelimiteerde inhoud en daarmee een beperkte economische levensduur. In sommige gevallen was de mijn na een jaar alweer leeg. Dit kon betekenen dat de mensen massaal weer vertrokken uit het mijnstadje dat vaak op een afgelegen plek lag. Het resultaat: de ghost towns, spooksteden. Maar zeker ook de nog actieve mijnen bepalen het ruimtelijke beeld. De open put koper- en ijzerertsmijnen beslaan gigantische gebieden.
Staatsmijn Emma in aanbouw (1).
4
318 woningen
1908-1932
Bron: [2]
Totaal (6 koloniĂŤn)
62 woningen
1931
Emmastraat
R. Willemstaat en
95 woningen
1932
Aan de Bosschen
14 woningen
1922
Spoor en Hoofdstraat
54 woningen
1920-1930
Bergeikstraat
29 woningen
1918
Wolfsweg
64 woningen
1908-1919
Broekveld
EYGELSHOVEN
1
De eindigheid van de mijnproductie is ook gelijk de aantrekkingskracht. Mensen en bedrijven willen er gauw bij zijn. Het woord Gold Rush typeert deze aantrekkingskracht beter dan het Nederlandse goudkoorts. We gebruiken de uitdrukking ‘het is een goudmijntje’ nog dagelijks. Maar ook andere ontginningsstoffen zijn ‘goud waard’! In zuidoost Limburg werd vanaf het einde van de 19e eeuw tot 1973 steenkool (het zwarte goud) gedolven. Door toedoen van nieuwe technieken tijdens de Industriële Revolutie werd de productie grootschalig aangepakt. Dit zorgde voor een explosieve toename van werkgelegenheid. Diverse bedrijven zetten grootschalige woonprojecten op en zo ontstonden de zogenaamde mijnkoloniën. Kleine stukjes stad her en der verspreid in de Oostelijke Mijnstreek, met een kenmerkende architectuur, duidelijk stedenbouwkundig plan en een grote cohesie tussen de bewoners, die nu nog altijd sterk is. Dit essay beschrijft het sociaal-maatschappelijke en ruimtelijke karakter van de mijnkoloniën en de integratie van de achterblijvende sporen van de mijnen in het toekomstbeeld van de stedelijke omgeving.
De cokesfabriek Emma te Treebeek werd in 1919 gebouwd en bleef in bedrijf tot 1954 (2).
1917-1929 829 woningen
Totaal (4 koloniën)
78 woningen
1928
Rijksweg
626 woningen
1925-1929
Lindenheuvel
17 woningen
1918-1923
Kerensheide
108 woningen
1917-1929
Graetheide
Bron: [2]
GELEEN
2
5
De Oostelijke Mijnstreek In 1893 kreeg Henri Sarolea het concessierecht voor de exploitatie van het steenkolenveld Oranje Nassau bij Heerlen. Hij verkocht dit voor fl. 56.000,- aan de Akense broers Carl en Friedrich Honingmann. Gedrieën richtten zij in 1899 de Maatschappij tot Exploitatie van Limburgsche Steenkolenmijnen op, beter bekend onder de naam Oranje Nassau Mijnen, en er kon begonnen worden aan het delven van de steenkool. De Domaniale Mijn in Kerkrade was toen al geopend. In korte tijd werden in deze streek nog zes particuliere mijnen opengesteld, alsook vier Staatsmijnen. Er was volop werk in deze zware industrie en de bevolking groeide dan ook aanzienlijk. De mijnbedrijven begonnen aan de bouw van arbeiderswoningen. Deze woningen werden gesitueerd in koloniën, buiten de reeds bestaande stadscentra. Heerlen telde in die tijd slechts 7000 inwoners (nu circa 100.000).
PARTICULIERE MIJNBOUW
(1)
ORANJE NASSAU I periode: 1899 - 1974 productie: 31.978.000 ton
ORANJE NASSAU II periode:1904 - 1971
Het onderbrengen van de mijnwerkers buiten het centrum kent een aantal argumenten. De bedrijven koppelden werk en wonen aan elkaar zodat zij zichzelf een sociaal controlemiddel verworven. De meeste arbeiders kwamen van buiten Limburg, waar vooral in de agrarische sector werd gewerkt. Bovendien was er meer werk dan er Limburgse werkkrachten beschikbaar waren. Uit Groningen, Friesland, Noord-Brabant, maar ook uit België en Duitsland en andere Europese landen kwamen hele hordes mijnwerkers naar de Oostelijke Mijnstreek. In de koloniën heerste een mannenwereld. Ver van huis en zonder hun geliefde maakte het voor de ‘vreemdeling’ moeilijk om drank en
productie:34.064.000 ton
ORANJE NASSAU III periode:1917 - 1973 productie: 38.265.000 ton
ORANJE NASSAU IV periode:1927 - 1966 productie: 13.754.000 ton
De Limburgse uitspraak van het woord ‘kolonie’ is met het accent op de laatste lettergreep
6
176 woningen
1912-1918
Passart Nieuwenhagen
383 woningen
1912-1927
Bron: http://nl.wikipedia.org
Eikenderveld
272 woningen
1911-1918
Beersdal
24 woningen
1909
Grasbroek
72 woningen
1906-1907
Leenhof
100 woningen
1906-1920
Terwinselen
24 woningen
1905
Morgenster
186 woningen
1905-1918
Musschemig
HEERLEN
1
prostitutie te weerstaan. Het aantal cafés groeide explosief. In de koloniën konden de bedrijven deze ongewenste ontwikkelingen in toom houden. De kolonie had een woonfunctie, er was vaak een kerk en een gemeenschapshuis en beperkte winkelvoorzieningen. De vrijgezelle mannen werden in gezellenhuizen ondergebracht, anders zouden zij de vrouwen van de andere mijnwerkers in verleiding kunnen brengen. Daarbij hielden de bedrijven geregeld woninginspecties omwille van de zedenloosheid en om eventueel socialisme te onderdrukken. De koloniën werden dichtbij de mijnen gebouwd, zodat werknemers geen lange reistijden hadden. De huizen in de koloniën waren van behoorlijke kwaliteit en voorzien van grote tuinen. De goede woonvoorzieningen voor die tijd zorgden voor gezonde arbeiders die daardoor productiever waren. Een hele werkdag ondergronds kon in de vrije tijd worden afgewisseld met een bezigheid in de eigen tuin. De bedrijven hadden een sterke controle op hun werknemers. De huur werd rechtstreeks op het salaris ingehouden. Ongewenst gedrag of ontslag betekende dat men letterlijk op straat kwam te staan. Hiermee creëerden bedrijven honkvastere arbeiders in een tijd waarin men nog snel geneigd was om van werk en woonlocatie te veranderen.
LAURA MIJN Periode: 1905 - 1968 productie: 31.885.000 ton
JULIA MIJN periode: 1926 - 1974 productie: 31.963.000 ton
WILLEM-SOPHIA periode: 1902 - 1970 productie 22.678.000 ton
Een andere reden voor het bouwen van de koloniën buiten de stadskern was vanwege de lagere grondprijzen. Maar ook wordt enige heersende aversie tegen de opkomende mijnindustrie bij de inheemse bevolking als argument gegeven
DOMANIALE MIJN periode ongeveer 1815 - 1969 productie: 37.990.000 ton
De Molenberg in het eerste stadium van aanleg (2).
Bron: [2] p. 84
282 woningen
1919-1929
Versiliënbosch
710 woningen
1915-1930
Molenberg
102 woningen
1915-1919
Elfmorgenstraat
318 woningen
1915-1920
Nieuw Einde
120 woningen
1914-1917
Schandelen
74 woningen
1914-1918
Rennemig
100 woningen
1914
Keek
635 woningen
1913-1919
Treebeek
2
7
voor het behouden van letterlijke afstand. Met de komst van de nieuwelingen is het Heerlense dialect grotendeels verdwenen. Deze vervreemding staat in groot contrast met het saamhorigheidsgevoel dat in de koloniën zelf ontstond. De arbeiders zagen elkaar vaak, op het werk en thuis waar de bevolkingsdichtheid per woning zeer groot was. Daarnaast zorgde het gevaarlijke werk in de mijnen voor verbroedering bij de ‘kompels’ onderling. Er ontstond vaak een stevige sociale band. Het wassen van elkaars ruggen bijvoorbeeld typeert deze band. Rond 1900 had Heerlen nog geen bestemmingsplan met bepalingen voor stadsuitbreiding.
STAATSMIJNEN
(1)
STAATSMIJN WILHELMINA periode: 1906 - 1969 productie: 59.235.000 ton
STAATSMIJN EMMA periode: 1911 - 1973 productie 109.032.000 ton
De koloniën kenmerken zich door een sterk stedenbouwkundig ontwerp, gebaseerd op de Tuinstadgedachte van Ebenezer Howard (Garden City, 1898), met veel groen in de wijk. De koloniën voldoen niet volledig aan deze Tuinstadgedachte, daarvoor is bijvoorbeeld de afstand met de stad en het industrieterrein te klein. Wel komen overzichtelijke, rechte straten in een krachtig ontwerp, plantsoenen en parkachtige gebieden veelvuldig voor. De wijken hebben een open structuur van gekoppelde bouwblokken van meestal twee of vier woningen. De nieuwe woonwijkenplannen, die tegenwoordig streekplannen zouden heten, integreerden door hun groene karakter goed met de landelijke, agrarische omgeving. Met name de particuliere Mijnen bouwden vanuit de achterliggende ideologie van het afhankelijk
STAATSMIJN HENDRIK periode: 1915 - 1963 productie 61.203.000 ton
STAATSMIJN MAURITS periode: 1923 - 1967 productie 96.214.000 ton
STAATSMIJN BEATRIX periode: bouwaanvang in 1958 - bouw gestopt in ‘62 productie 0 ton (bouw nooit voltooid in verband met sluiting
De Oranje Nassau I in Heerlen (2).
8
5019 woningen
1905-1933
Totaal (22 koloniën)
200 woningen
1927
1 Bron: http://nl.wikipedia.org Bron: [6] aflevering onbekend
Thuis Best
100 woningen
1925
Vrank
18 woningen
1921
Welten
681 woningen
1921-1933
Meezenbroek
242 woningen
1920-1925
Husken
200 woningen
1919
Heerlerbaan
2
AANTAL ARBEIDERSWONINGEN 1900-1939 -$$5
67$$760,-1(1
67$$760,-1(1
maken van werknemer naar werkgever. De Staatsmijnen waren niet dezelfde ideologie toebedeeld maar bouwden toch om het prangende woningtekort te reduceren. De wijken werden in zijn geheel ontworpen. Architect Jan Stuyt (1868-1934) is een bekend voorbeeld. Hij ontwierp onder meer de wijk Molenberg die in de naoorlogse jaren door Jos Klijnen is omgedoopt tot de ‘Witte Wijk’. Veelvuldig zijn de architecten van het Bouwbedrijf der Staatsmijnen overigens niet eens vermeld. In de korte periode van 1900-1921 zijn door de Staatsmijnen en de Oranje Nassau Mijnen ruim 3600 arbeiderswoningen gebouwd. Rond de Tweede Wereldoorlog, wanneer de mijnen overuren draaien, was 70% van de plaatselijke bevolking werkzaam in de mijnbouw. Weer waren er grote woningtekorten in de Oostelijke Mijnstreek. Na 1960 daalde de vraag naar kolen, onder meer doordat stoommachines en stoomtreinen steeds vaker werden vervangen door motoren op elektriciteit, olie en het ook in Nederland gewonnen aardgas. Dit, en de relatief hoge arbeidskosten in Nederland, zorgden voor een neergang in de mijnbouw. De laatste mijn werd in 1974 gesloten. Nog altijd is het mijnverleden erg aanwezig in de Oostelijke Mijnstreek dat in 1999 een imagometamorfose (“van zwart naar groenâ€?) heeft ondergaan en onder de noemer Parkstad Limburg voortbestaat. Een vijfde deel van de voorkomende woonmilieus zijn nog altijd mijnkoloniĂŤn. Deze kleine kernen, met duidelijke visuele of fysieke begrenzing, wil men in huidige stadsvisies behouden en versterken. De totale bevolking van Heerlen neemt de laatste jaren enigszins af en de vergrijzing wordt relatief groter.
(3)
25$1-( 1$66$8
122':21,1*(1
0,-1(1
De Hopel is een ruim opgezette mijnwerkerskolonie gebouwd door Laura & Vereeniging in 1906 (4).
161 woningen
1918
Station
24 woningen
1918
Broekstraat
33 woningen
1918
Demm
90 woningen
1918
Metten
68 woningen
1916
Klooster
100 woningen
1913
Slak
28 woningen
1911
Kasteel
20 woningen
1910
Bron: [5] p. 190 Bron: [6] aflevering 13, p. 318
HOENSBROEK
4
Butting
3
9
Ruimtelijke analyse mijnkoloniën Uit de schier oneindige reeks van mijnkoloniën is de volgende selectie bezocht en geanalyseerd (1): De Egge, Schuttersveld, Treebeek, Haansberg, Leenhof, Het Eijkske, Beersdal, De Hopel en Laurentiusplein. Sterke stedelijke structuur die goed afsteekt met het omliggende wegennet en de bebouwing. Overzichtelijke opbouw van wegen en bebouwing. Een duidelijk gebied. Een gedefinieerde zone. Geen lineaire opeenvolging van bebouwing maar een homogeen cluster in het stedelijke geheel. Een eenheid. Groen in de wijk. Veel bomen en parkachtige ligging met dikwijls organisch wegennet. Eenvoudige woningen met grote tuinen. Pleinen, centrale punten zonder speciale aangrenzende functies. Woonfunctie blijft centraal. Soms grotere (ambts)woningen aan de pleinen. Open Tuinstadidee deels vertroebeld door hoge omheiningen in diverse uitvoeringen (heg, schutting) en diverse aanbouwen in bovendien uiterst uiteenlopende architectonische hoedanigheden. Blokkenopbouw wel duidelijk herkenbaar. Traditionele architectuur accentueert de sterke visuele cohesie van de onderlinge woningen. Visuele afscherming van de omliggende bebouwde omgeving. Metselwerk, grote dakconstructies van veelal steile punt- en zadeldaken. Eenvoudig materiaalgebruik. Sobere versieringen (in metselwerk en dakoplossingen) komen echter veel voor.
De Egge
Schuttersveld
Treebeek
Brunssum bouwperiode: 1920 240 woningen
Brunssum bouwperiode: 1918-1920 421 woningen
Heerlen bouwperiode: 1913-1919 635 woningen
10
40 woningen
1914-1917
Bron: [5]
Spekholzerheide
77 woningen
1913-1927
Hopel
97 woningen
1913-1931
Heilust
184 woningen
1907-1926
Terwinselen
KERKRADE
1347 woningen
1910-1928
Totaal (11 koloniën)
544 woningen
1919-1921
Steenberg
207 woningen
1928
Wingerd
72 woningen
1922
Horst
1
Schaesberg bouwperiode: 1913 26 woningen
1227 woningen
Het Eijkske
Heerlen / Schaesberg bouwperiode: 1906-1912 72 / 108 woningen
1907-1931
Leenhof
Brunssum bouwperiode: 1918-1920 421 woningen
Totaal (11 koloniĂŤn)
54 woningen
1917-1922
Verspreide huizen
74 woningen
1920
Oesterstraat
60 woningen
1928
Drievogels
164 woningen
1920-1927
Chevremont
128 woningen
1921
Eijkenstraat e.o.
90 woningen
1920
Bleijerheide
219 woningen
1919-1927
Kaalheide
40 woningen
1919
Vink
Haansberg
11
De Hopel
De Egge
Typologie stedelijke structuur
Linksboven: Structuur op basis van kolonie Beersdal (1): Een sterke primaire en secundaire wegenstructuur en een overzichtelijk bouwpatroon bestaande uit slechts een handvol type woningen. Grote regelmaat. Herkenning. Rechtsmidden: De Oostelijke Mijnstreek heeft een grote stedelijke dichtheid, echter met gefragmenteerde invulling. Dit in tegenstelling tot de concentrische opbouw van een stad als Maastricht (rechtsboven). Linksonder: De lintvormige ontsluiting van de streek met bijbehorende lintbebouwing. De koloniën zijn aparte eilandjes die door deze aders echter goed bereikbaar zijn. Ook zijn er vele (mijn)spoorlijnen (2). Rechtsonder: Het karakteristieke heuvellandschap draagt bij aan de isolatie en het saamhorigheidsgevoel van de koloniën. De heuvels beperken zichtlijnen naar bebouwing aan de andere zijde (isolatie) en bieden tegelijkertijd overzicht op de ‘eigen helft’.
Leenhof: De spoorlijn doorsnijdt de kolonie en vormt een barrière, maar de visuele verbinding wordt door de heuvelachtige ondergrond in tact gehouden.
12
248 woningen
1920-1931
Totaal (4 koloniën)
60 woningen
1931
1 Bron: [5] Bron: http://www.stipo.nl
Bij het Raadhuis
26 woningen
1930
Koelweg
74 woningen
1920
Voorterberg
88 woningen
1920
De Voort
NIEUWENHAGEN
2
Typologie architectuur
Boven en linksmidden: Hoe dichter bij de mijn, des te belangrijker de functie en des te groter de woning. Van riante ingenieurswoningen, opzichterswoningen (ca. 72m², fl.15.000,-), beambtewoningen (ca. 64m², fl. 12.000,-) tot de eenvoudige arbeiderswoningen (ca. 43m², fl. 6.000,-) (3). De ingenieurs en beambten werden ook geacht 24 uur bereikbaar te zijn bij calamiteiten in de mijn. De hoogste directie woonde overigens weer verder van de mijnen in landhuizen.
Rechts en linksonder: De opzet van de arbeiderswoningen is vaak een eenvoudige schakeling van twee of vier woningen met twee woon- en twee slaapvertrekken van nagenoeg dezelfde afmetingen (5x4m²).
1. entree 2. keuken 3. woon-/ slaapkamer
4. slaapkamer 5. stal 6. toilet 7. berging
De Hopel in Eygelshoven, dichtbij de Laura Mijn.
Arbeiderswoningen in Voerendaal aan het Laurentiusplein, gerenoveerd in de periode 2002-2005.
1915-1927 272 woningen
Totaal (5 koloniën)
20 woningen
1927
Nieuwstraat
23 woningen
1922
Mollenweg
Reimersbekweg en
33 woningen
1922
Horen- en Bergerweg
130 woningen
1920-1921
Station
66 woningen
1915
Nieuwdorp
Bron: [4]
NUTH
3
13
Parkstad Limburg Met het sluiten van de mijnen brak een tijd van werkloosheid en bevolkingskrimp aan. In minder dan een eeuw tijd was de Oostelijke Mijnstreek gigantisch gegroeid. De stedelijke dichtheid behoort nog steeds tot één van de hoogste van Nederland. De mijnbedrijven verkochten hun arbeiderswoningen veelal aan de zittende bewoners voor een lage prijs, als blijk van dank voor jarenlange trouw. De Staats Mijnen startte het bedrijf DSM (het chemie- en biotechnologieconcern) waar een gedeelte van de oud-mijnwerkers aan de slag kon. Veel wijken werden gesloopt. Ook werden veel woningen verkocht aan woningcorporaties. De huursector schrompelde echter in elkaar. Hiermee ging het middel voor sociale controle ook deels verloren. Toch bleef de cohesie in de mijnkoloniën groot. De bewoners waren gehecht geraakt aan hun stek. Het besef dat de mijnperiode een hele belangrijke is geweest in de geschiedenis van heel Nederland maar met name zuidoost Limburg drong steeds meer door. Dit cultureel erfgoed wordt meer en meer op waarde geschat en steeds meer fysieke, ruimtelijke overblijfselen verkrijgen de monumentenstatus, waarmee hun traditionele verschijning wordt gewaarborgd.
14
711 woningen
1905-1928
Totaal (5 koloniën)
15 woningen
1921
Verspreide huizen
184 woningen
1922-1928
Kakert
202 woningen
1914-1919
Schaesberg
26 woningen
1913
Eijkske
108 woningen
1909-1912
Leenhof
176 woningen
1905-1920
Terwinselen
SCHAESBERG
Parkstad Limburg: ‘Van zwart naar groen’
Om de negatieve sociaal-economische tendens te doorbreken en de stedelijke kansen van de grensstreek te benutten besloten de gemeenten Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Onderbaken, Nuth, Simpelveld en Voerendaal de handen ineen te slaan. Deze unieke gemeentelijke samenwerking resulteerde in 1999 in Parkstad Limburg. De nieuwe naam schudt meteen het oude imago van zich af. De slogan luidt: ‘Van zwart naar groen’. Momenteel behoort het gebied tot de groenste gemeenten van Nederland. De oude ontginningsvelden zijn opnieuw ingedeeld. Veel plaats is gereserveerd voor groene parkachtige, recreatieve gebieden. Naast recreatie in de natuur, zoals wandelen en fietsen, biedt Parkstad Limburg een pretpark, dierentuin, en met SnowWorld de grootste indoor skipiste ter wereld.
Enkele beeldbepalende markeringen herinneren je aan de mijnperiode.
1916-1929 50 woningen
Totaal (3 koloniën)
8 woningen
1929
Nutherweg
22 woningen
1921
Vonderstraat
20 woningen
1916
Altaarstraat
SCHINNEN
Een grote trap leidt naar een de top van de heuvel vanaf waar je een prachtig panorama over het oude ontginnigsveld wordt geboden.
15
Toekomstvisies WOONMILIEUS IN PARKSTAD LIMBURG (1):
Heerlen, de grootste stad in Parkstad Limburg, heeft momenteel niet de beste reputatie. De stad krimpt, de vergrijzing is aanzienlijk, het sociaal-economische niveau ligt onder het landelijk gemiddelde en er is enorm veel drugsoverlast. Om deze problemen te bestrijden zijn er enkele toekomstvisies bepaald. Zo wil Parkstad Limburg de problematiek per woonmilieu aanpakken. Hoofdpunten zijn het benutten van de kansen van de stedelijke grensstreek, het parkgebied gebruiken en de het centrum hoogstedelijk maken. Park meer park en stad meer stad. Hierdoor verwacht men meer jongeren te trekken naar het centrum ter compensatie van de vergrijzing. Hoogbouw met starterappartementen. Buiten dit centrum wil men de kleinschaligheid en de sterke cohesie van de kernen, met name de mijnkoloniën, versterken. Men wil zogenaamde ‘sociale kastelen’ creëren. Dit wil men doen door levensbestendige woonmilieus te scheppen waar men oud kan worden. Momenteel is de huursector in de koloniën geslonken tot onder de 30%. Deze tendens zal zich nog verder doorzetten. Zittende huurders worden de woningen aangeboden te kopen. De relatief goedkope koopwoningen zijn in trek bij starters. Maar naarmate zij ouder worden en er gezinsuitbreiding komt, zijn de woningen redelijk krap en verhuizen de starters naar andere buurten. Een goede interne doorstroom is hierbij van belang. Variatie in woningen daarmee ook. Renovatie en herindeling van de plattegronden is cruciaal om tegemoet te komen aan de hedendaagse wooneisen. Deze levensbestendigheid moet
1. oude kernen en linten (8% van alle woningen) 2. mijnkoloniën (20%) 3. naoorlogse buurten (37%) 4. aanbreidingsbuurten en hoogbouwflats (21%) 5. hoogwaardige nieuwbouw (5%) 6. groen ruim wonen (6%) 7. agrarische buurtschappen (1%) 8. wonen werken winkels (2%)
De arbeiderswoningen voldoen in de oorspronkelijke staat niet meer aan de huidige woonwensen. Dit resulteert in een diverse uitbreidingen in mengelmoes van stijlen. Hier een woning in Beersdal compleet met party tent!
16
734 woningen
1912-1934
Totaal (7 koloniën)
132 woningen
1922-1932
Limbrichtervel
49 woningen
Bron: http://www.parkstad-limburg.nl
1919
Kleindorp
83 woningen
1920-1924
Overhoven
272 woningen
1919-1928
Sanderbout
159 woningen
1920-1934
Stabroek
15 woningen
1919
Ophoven
24 woningen
1912-1917
Slachthuisstraat
SITTARD
1
zorgen voor een sterkere verantwoordelijkheid en betrokkenheid voor de wijk. Dit komt ook de esthetische kwaliteit van de buurt ten goede. De woningen in Leenhof zijn dure koopwoningen. De mate van verbouwmogelijkheden is aan strenge regels gebonden. De esthetische kwaliteit van Leenhof is groot. Verbouwingen die wel mogen zullen niet goedkoop zijn. Vandaar dat er gemikt wordt op kapitaalkrachtige bewoners. Dit is een goede ontwikkeling. Een wandeling door een buurt als Beersdal, of Schuttersveld maakt snel duidelijk dat de bonte potpourri van aanbouwen het ruimtelijke beeld van de wijk en de woningen niet ten goede komt. Zowel op grote schaal, zoals de garages die met de opkomst van de auto gepaard ging, als op kleine schaal, zoals het vernieuwen van een dakkapel, is de eenheid van het zorgvuldige oorspronkelijke ontwerp aangetast.
Kaart bestaande woonmilieus in Parkstad-Limburg2
1928-1929 48 woningen
Totaal (2 koloniĂŤn)
10 woningen
1928
Mauritsweg
38 woningen
1928-1929
Belboomweg
Bron: http://www.parkstad-limburg.nl
STEIN
2
17
Referenties wereldwijd (1) De mijnkoloniën in zuidoost Limburg zijn geen vreemd fenomeen. In alle landen waar de mijnproductie hoog is (zoals Australië, Zuid-Afrika, Peru, Chili en Canada) komen vergelijkbare huisvestingsprojecten voor. De ontwerpen die ik hier nader noem hebben allen enkele sterke overeenkomsten. De stratenopbouw is sterk van vorm en helder. Het definieert het dorp, het stadje, of de kolonie. De type woningen die voorkomen zijn vergelijkbaar in oppervlakte. Enkele mijnkoloniën liggen net buiten de (grote) stad, anderen in the middle of nowhere. Toch vertonen de plannen grote overeenkomsten, overal ter wereld. Het project El Pinar in Huaraz, Peru, heeft wellicht de sterkste kenmerken van een in een keer ontworpen huisvestingsplan. De architectonische inbreng levert een grote bijdrage aan de eenheid van het gebied. De wegen leiden naar een centraal punt waar een ontmoetingsplaats is gesitueerd. De grote mijnbedrijven die werkzaam zijn bij de actieve mijnen geven op hun websites stuk voor stuk aandacht voor de plaatselijke gemeenschap en de omgeving, de gezondheid en veiligheid van werknemers, en een programma voor de fase
“El Pinar”, Huaraz, Ancash, Peru - Antamina Valley Compañia Minera Antamina S.A.
18
1922-1931 552 woningen
Totaal (2 koloniën)
49 woningen
Bron: Google Earth
1922
Steenkruis
503 woningen
1929-1931
Lauradorp
UBACH OVER WORMS
143 woningen
1916-1921
Totaal (2 koloniën)
27 woningen
1921
Elenderweg
116 woningen
1916
Laurentiusplein
VOERENDAAL
1
Aggeneys, Northern Cape, Zuid-Afrika Anglo American plc
wanneer de levensduur van de mijnen is bereikt. Deze regels, voorwaarden, beloften en vooruitblikken blijven inhoudelijk echter erg summier. Vooral de overheidsbesluiten schemeren door deze cijfers door. Opvallende aandachtspunten zijn de HIVvoorlichtingprogramma’s. Blijkbaar hebben veel mijnwerkers de volgende gedachtegang: wanneer je dagelijks de gevaren van de mijnindustrie ervaart, dan maak je je niet meer zo snel zorgen over een virus dat je niet ziet en nog niet meteen voelt‌
Mozal, Maputo, Mozambique BHP Billiton
19
Blackwater, Queensland, Australië BMA - BHP Billiton Mitsubishi Alliance
Newman, Pilbara region, West-Australië BHP Billiton
Tom Price, Pilbara region, West-Australië BHP Billiton
20
Conclusies
De mijnkolonies zijn duidelijk definieerbare kernen. In zowel het buitenland als in de Oostelijke Mijnstreek zijn de basisbeginselen van het ruimtelijke ontwerp gelijk. Het overzichtelijke stratenpatroon, met gloeiende lijnen en sterke patronen, de openheid van het gebied door de kleinschalige bouwblokken, de visuele eenheid door toedoen van een sobere maar kenmerkende eigen architectuur bestaande uit traditionele bouwmaterialen zoals baksteen, hout en stenen dakpannen op de steile, prominente dakconstructies. Al deze kenmerken maken de kolonie een eigen eilandje binnen haar omgeving. De plannen bestrijken een behapbaar klein gebied, waardoor de cohesie alleen maar toeneemt. De mijnbedrijven drukten onmiskenbaar hun stempel op de koloniën en zijn niet los van ze te zien. Tegenover het middel van sociale controle, de economische voordelen van gezond en productief personeel en daarmee het creëren van afhankelijke werknemers, staan de mooie, groene, karakteristieke mijnkoloniën met grote tuinen en voor die tijd goede woningen. Hiermee bepaalden de bedrijven onmiskenbaar het beeld in stedenbouw en architectuur. Met het verdwijnen van de bedrijven na sluiting van de mijnen, kwam de sociale controle deels te vervallen en deels te liggen bij wooncorporaties, die echter een veel minder grote invloed hebben op de bewoners en indirect de ruimtelijke kwaliteit van de koloniën.
Het is moeilijk de specifieke geschiedenis en ruimtelijkheid los van elkaar te zien. Dat is niet vreemd, aangezien mijnindustrie een directe relatie heeft met de fysieke omgeving, namelijk de aarde, het ontginningsveld. Dit is een plaatsgebonden maar ook tijdsgebonden relatie. De mijnproductie is eindig. We hebben alvast gedeeltelijk kunnen zien wat de gevolgen voor de Oostelijke Mijnstreek (Parkstad-Limburg) betekenden, hoewel de mijninvloeden pas recentelijk bewust worden meegenomen in de gebiedsvisies. De mijnperiode was een korte, heftige periode van industrialisatie die steeds meer zijn plaats krijgt in de geschiedenis en het toekomstbeeld van de streek.
21
AANTALLEN ARBEIDERS EN WONINGEN PER 100 ARBEIDERS IN DE PERIODE 1909-1920 (1)
-DDU
$DQWDO DUEHLGHUV
$DQWDO ZRQLQJHQ SHU DUEHLGHUV
De Egge
PERSONEELSBESTAND VAN DE STEENKOLENMIJNEN IN NEDERLANDS LIMBURG 1905-1969 (2) (nationaliteit in procenten) 1HGHUODQGHUV 'XLWVHUV %HOJHQ 2RVWHQULMNHUV -RHJRVODYHQ 3ROHQ ,WDOLDQHQ 2YHULJHQ $DQWDO SHUVRQHQ
2
22
1 Bron: [3] Bron: [6] aflevering 9. p.204
Literatuurlijst [1] Salimans, J.H.; Hoensbroek in oude ansichten (1972); uitgeverij Europese Bibliotheek Zaltbommel. [2] Zwaak, R.; Heerlen in de jaren ‘50 (1990), uitgeverij Deboektant. [3] Het land van Herle (1993-43); uitgeverij Stichting Historische Kring Heerlen, nr.4 oktoberdecember. [4] Sevenheck, M.P.J.; Tuindorp Treebeek, de geschiedenis van de grootste arbeiderswijk van Nederland 1913-1921 (1999); afstudeerscriptie, Open Universiteit Heerlen, faculteit Cultuurwetenschappen, scriptiebegeleider: drs. I. Visser, examinator: dr. L.H.M. Wessels, Landgraaf. [5] Pellens, H.; Beersdal, de evolutie van een mijnkolonie (2002); afstudeerscriptie, K.U. Leuven (B), faculteit Toegepaste Wetenschappen Departement architectuur, stedenbouw en ruimtelijke ordening, promotoren: prof. dr. ir. H. Heynen, prof. en dr. ir. L. Verpoest. [6] Weet je nog koempel - de mijnen in Limburg (2004); uitgeverij Waanders Zwolle, aflevering 9. Immigranten, aflevering 13. De mijnkolonie. [7] Van der Leest, A., Van den Munckhof, P., Stam, H.; Limburg: grote historische topografische atlas ca. 1894-1926 (2006); uitgeverij NIeuwland Tilburg.
http://maps.google.com, Google Maps, Google Earth http://nl.wikipedia.org / http://en.wikipedia.org, Wikipedia de vrije encyclopedie http://www.vandale.nl, Van Dale online woordenboek http://www.parkstad-limburg.nl, Bureau Parkstad Limburg http://www.heerlen.nl, Gemeente Heerlen http://www.kerkrade.nl, Gemeente Kerkrade http://www.brunssum.nl, Gemeente Brunssum http://www.rijckheyt.nl, Rijckheyt Centrum voor Regionale Geschiedenis, Heerlen http://www.demijnen.nl, De Mijnen, webplein over mijnbouw http://www.nederlandsmijnmuseum.eu, Nederlands Mijnmuseum Heerlen http://www.domanialemijn.nl, De Domaniale Mijn in beeld http://www.lauramijn.nl, De Laura & Vereeniging Mijn in beeld http://www.kei-centrum.nl, Kenniscentrum stedelijke vernieuwing http://www.stipo.nl, Bureau Stipo, Amsterdam http://www.bouwhulp.nl, Bouwhulp Groep, advies en architectuur http://www.dsm.com, DSM, Heerlen http://www.ame.com.au, AME Mineral Economics, Sydney Australia http://www.bhpbilliton.com, BHP Billiton Limited, Melbourne Australia http://www.pilbarairon.com, Pilbara Iron Pty Ltd, Perth Australia http://www.debeersgroup.com, De Beers Consolidated Mines Limited, Southdale South Africa
Internetbronnen mei 2007
Overige bronnen Rijckheyt Centrum voor Regionale Geschiedenis; Coriovallumstraat 9, Heerlen Bureau Parkstad Limburg, CBS-weg 2, Heerlen
23