2. Bij de tweede methode wordt het watermonster in een ‘auto-analyzer’ verzadigd met zuurstof. Gedurende 5 dagen wordt deze verzadigingstoestand bij 20°C door zuurstoftoevoer vastgehouden. De toegevoerde hoeveelheid zuurstof noemt men het biologisch zuurstofverbruik. In de ‘auto-analyzer’ wordt ook de hoeveelheid geproduceerde CO2 gemeten. Het biologisch zuurstofverbruik is altijd lager dan het chemisch zuurstofverbruik. Het CZV is een maat voor de totale hoeveelheid oxideerbare stoffen. Het BZV is een maat voor de hoeveelheid biologisch afbreekbare stof. Het CZV omvat het O2-verbruik van biologisch afbreekbaar materiaal, niet-biologisch afbreekbare organische stoffen en anorganische verbindingen (Fe- en Mn-zouten). In normaal huishoudelijk afvalwater vinden we: CZV = 1½ BZV.
13 Bodemanalyse 13.1 Inleiding De bodem bestaat uit: vaste delen, de bodemoplossing en de bodemlucht. De bodemanalyse omvat de kennis van de bestanddelen van de grond en hun onderlinge relaties. In de bodemkunde en de bemestingsleer wordt de bodemanalyse gebruikt om de geschiktheid voor een bepaalde teelt te onderzoeken. Het gebruik van meststoffen in de grond vergt chemische kennis.
13.2 De vaste bestanddelen van de bodem De vaste delen kunnen we opsplitsen in mineralen, organische stoffen en goed oplosbare zouten die neergeslagen zijn.
13.2.1 Mineralen De stof SiO2 is het meest voorkomende mineraal (75 tot 90% in de lichte gronden). De bruinrode kleur van grond wordt veroorzaakt door Fe-verbindingen zoals Fe2O3, Fe(OH)3, Fe3O4, FeO(OH). Donkerbruine tot paars-zwarte vlekken in de grond worden meestal gevormd door MnO2 en Mn(OH)2. Ijzer en mangaan zijn de schilders van de natuur. De meeste verbindingen met Ca, Mg en Al zijn kleurloos of wit. Deze kristallen vallen in de grond niet op. De mineralen zijn ontstaan uit verweringsprocessen van gesteenten. Het verweringsproces gaat nog steeds door. Elk jaar gaat, vooral in kleigrond, een klein deel van de silicaten in oplossing. De plantenvoedende ionen van K, Ca, Mg enz. komen vrij. Deze grond wordt chemisch vruchtbare grond genoemd. De goed oplosbare verbindingen zullen bij neerwaartse waterstroming uitspoelen. Het water kan afkomstig zijn van neerslag of van overstromingen. De uitgespoelde zouten vinden we elders terug in zoute gronden, meren of in zee. Als de waterbeweging in de grond overwegend naar boven is gericht, spoelen de goed oplosbare zouten niet uit. Ze vormen een zoutlaag of zoutkorst. Klei en humus hebben een grote invloed op alles wat er in de grond gebeurt. De twee genoemde bestanddelen werken als buffer. De buffercapaciteit wordt aangeduid met CEC (cation exchange capacity). Klei en humus adsorberen ionen en moleculen. Zowel ionen als water worden dus AGROCHEMIE
183