INHOUDSTAFEL 1. DE VOEDING VAN DE ZWANGERE VROUW 1.1 FYSIOLOGISCHE VERANDERINGEN TIJDENS DE ZWANGERSCHAP 1.2 DE ENERGIE- EN NUTRIENTENBEHOEFTE TIJDENS DE ZWANGERSCHAP 1.3 VOEDINGSADVIEZEN VÓÓR DE ZWANGERSCHAP 1.4 VOEDINGSADVIEZEN TIJDENS DE ZWANGERSCHAP
1-1 1-1 1-5 1-16 1-19
2. DE VOEDING VAN DE LACTERENDE VROUW 2.1 DE BORSTVOEDING 2.2 DE ENERGIE- EN NUTRIENTENBEHOEFTE VAN DE LACTERENDE VROUW 2.3 VOEDINGSADVIEZEN TIJDENS DE LACTATIE
2-1 2-1 2-9 2-16
3. DE ZUIGELINGENVOEDING 3.1 CURVEN EN TABELLEN OM DE GROEI VAN KINDEREN TE BEOORDELEN 3.1.1 Groeicurven 3.1.2 “Gewicht voor lengte”-curven 3.1.3 “Gewicht voor lengte”-tabellen 3.1.4 Percentielcurven voor “Body Mass Index”
3-1 3-1 3-1 3-5 3-5 3-6
3.2 VOEDINGSBEHOEFTEN VAN DE ZUIGELING
3-8
3.3 SOORTEN ZUIGELINGEN VOEDINGEN 3.3.1 Moedermelk 3.3.1.1 Samenstelling van moedermelk 3.3.1.2 Beschermende stoffen in moedermelk
3-18 3-18 3-18 3-22
3.3.2 Koemelk / water-verdunning
3-22
3.3.3 Kunstvoeding 3.3.3.1 Wettelijke bepalingen 3.3.3.2 Flesbereiding 3.3.3.3 Indeling volgens leeftijd kind - startmelk = 1e leeftijdsmelk - opvolgmelk = 2e leeftijdsmelk - melk voor peuters/kleuters = groeimelk 3.3.3.4 Indeling volgens de eigenschappen van de melk - voor zuigelingen zonder familiale antecedenten van allergie - voor zuigelingen met familiale antecedenten van allergie - voor zuigelingen met verhoogde kans op dysbiose - voor zuigelingen met nood aan beter verteringscomfort - voor zuigelingen met specifieke voedingsbehoeften - Zuigelingenvoeding op basis van soja
3-23 3-23 3-23 3-27 3-27 3-28 3-30 3-32 3-32 3-36 3-37 3-38 3-41 3-44
3.4 INDIKKINGSMIDDELEN, MEEL EN MEELPRODUCTEN 3.4.1 Indikkingsmiddelen
3-45 3-45
3.4.2 Meel en meelproducten 3.4.2.1 Glutenvrij meel en meelproducten 3.4.2.2 Meel en meelproducten met gluten
3-45 3-45 3-47
3.5 VOEDINGSSUIKERS
3-48
An Vandenhaute
Toegepaste Voedingsleer 2
Inhoudstafel 1
3.6 ORALE REHYDRATATIEOPLOSSINGEN
3-49
3.7 SUPPLETIE VOOR KINDEREN: KINDEREN MET EEN BIJZONDERE VOEDINGSBEHOEFTE. SONDEVOEDING.
3-49
3.8 VASTE BABYVOEDING
3-50
3.9 DIEETWINKELS, BIOWINKELS, GEZONDHEIDSWINKELS
3-53
3.10 NITRATEN IN BABYVOEDING
3-54
3.11 ENKELE VOORBEELDEN VAN DAGSCHEMA’S
3-55
4. PEUTER- EN KLEUTERVOEDING 4.1 VOEDINGSAANBEVELINGEN VOOR PEUTERS EN KLEUTERS 4.2 PRAKTISCHE RICHTLIJNEN 4.3 ENKELE VEEL VOORKOMENDE PROBLEMEN
4-1 4-1 4-12 4-17
5. VOEDING EN TANDCARIES 5.1 ONTSTAAN VAN CARIES 5.2 SOORTEN TANDCARIES 5.3 VOEDING EN CARIOGENITEIT
5-1 5-1 5-4 5-4
6. DE VOEDING VAN HET SCHOOLGAANDE KIND (6 TOT 12 JAAR) 6.1 VOEDINGSAANBEVELINGEN VOOR HET SCHOOLGAANDE KIND 6.2 PRAKTISCHE RICHTLIJNEN 6.3 ADVIEZEN VOOR OP DE SCHOOL 6.4 PROBLEMATIEK BIJ SCHOOLGAANDE KINDEREN
6-1 6-1 6-13 6-13 6-14
7. DE VOEDING VAN DE ADOLESCENT (VAN 12 TOT 18 JAAR) 7.1 VOEDINGSAANBEVELINGEN VOOR DE ADOLESCENT 7.2 ENKELE AANDACHTSPUNTEN 7.3 PRAKTISCHE RICHTLIJNEN
7-1 7-1 7-13 7-14
8. DE VOEDING BIJ OUDEREN 8.1 VOEDINGSGERELATEERDE GEVOLGEN VAN HET OUDER WORDEN 8.2 VOEDINGSADVIEZEN VOOR BEJAARDEN 8.3 ANDERE PROBLEMEN BIJ BEJAARDEN
8-1 8-2 8-6 8-16
9. VOEDING EN SPORT
9-1
10. ALTERNATIEVE VOEDINGEN 10.1 ENKELE SOORTEN ALTERNATIEVE VOEDINGEN 10.2 VOORDELEN VAN EEN VEGETARISCHE VOEDING 10.3 ENKELE AANDACHTSPUNTEN 10.4 BESLUIT
10-1 10-1 10-3 10-3 10-5
11. VOEDINGSFACTOREN EN OSTEOPOROSE An Vandenhaute
Toegepaste Voedingsleer 2
Inhoudstafel 2
1. DE VOEDING VAN DE ZWANGERE VROUW Een normale zwangerschap (= gestatie) duurt 280 dagen
= 40 weken = 10 vrouwelijke cycli. De eerste dag van de zwangerschap is de eerste dag van de laatste menstruatie. 1.1 FYSIOLOGISCHE VERANDERINGEN TIJDENS DE ZWANGERSCHAP GEWICHTSTOENAME Een normale gewichtstoename bedraagt 10 tot 12 kg, of 20 % extra van het referentiegewicht. Een normale gewichtstoename verloopt als volgt: 1° trimester (0 tot 16 weken): + 1,5 kg 2° trimester (16 tot 28 weken): + 3 kg 3° trimester (28 tot 40 weken): + 6 kg Het is niet abnormaal als een zwangere maar 5 kg aankomt of als zij 20 kg aankomt. De ideale gewichtstoename tijdens de zwangerschap hangt af van de BMI vóór de zwangerschap. Aanbevelingen voor gewichtstoename tijdens de zwangerschap overeenkomstig de Body Mass Index (BMI) voor de zwangerschap volgens het “Institute Of Medicine” (IOM):
De gewichtstoename is door de zwangere niet altijd te beïnvloeden. Evenwel gaan een geringe gewichtstoename tijdens de zwangerschap (+2 tot +10 kg) bij vrouwen met een normale BMI of een gering gewichtsverlies in geval van overgewicht (-0,019 kg/week) of van obesitas (- 0,03 kg/week) gepaard met gunstige effecten voor de moeder en de foetus. Vasten helpt niet of nauwelijks bij een (te) grote gewichtstoename en kan zelfs gevaarlijk zijn (zie verder). Een (te) grote gewichtstoename bij een zwangere met een normale bloeddruk berust vrijwel alleen op een grotere toename van de hoeveelheid lichaamsvocht. Na de zwangerschap zal zij dit weer uitplassen. Samenstelling van de gemiddelde gewichtstoename tijdens de zwangerschap: Foetus: Placenta: Vruchtwater: Baarmoeder: Borsten: Bloedvolume: Lichaamsvocht: Vetreserve:
An Vandenhaute
3,5 kg 0,5 kg 0,6 kg 1 kg 0,5 kg 1,2 kg 1,5 kg 2 à 3 kg
(vetreserve = voorraad brandstof, vooral voor de lactatie)
Toegepaste Voedingsleer 2
1-1
De gewichtsstijging is niet gelijk verdeeld over de duur van de zwangerschap: • 0 – 10 weken: het gewicht neemt meestal weinig toe. • 10 – 30 weken: gewichtsstijging vooral door: - toename bloedvolume - opslag vetweefsel - toename lichaamsvocht • 30 – 40 weken: gewichtsstijging vooral door: - groei van het kind - groei placenta - groei baarmoeder De normale gewichtstoename bedraagt gedurende de laatste 10 weken 0,5 kg/week.
HORMONALE VERANDERINGEN Enkele vbn. zijn: • HCG = Humane chorion gonadotrofine → door placenta gesecreteerd •
Oestrogenen: spelen een rol bij
•
Progesteron heeft invloed op gladde spiercel. Het zorgt er mogelijk voor dat de spiercellen in de baarmoeder zich niet te vroeg samentrekken en is betrokken bij de opslag van vet
•
HPL = Human placental lactogen speelt een rol bij de voorbereiding van de borst op de lactatie mobiliseert waarschijnlijk in het 3° trimester een deel van de moederlijke vetvoorraad.
•
Prolactine: wordt geproduceerd door de moederlijke en foetale hypofyse en de uterus werkt na de bevalling lactogeen (als progesteron daalt)
•
(Insuline → gevoeligheid van insuline verandert door de zwangerschapshormonen en soms kan er zwangerschapsdiabetes optreden; zie verder bij “koolhydraten”)
•
...
- de groei van de baarmoeder - de toename van het bloedvolume - de opslag van lichaamsvocht in Bindweefsel
Via de hormonen ontstaat er in de zwangerschap bij de moeder een anabole fase in de eerste 30 weken. Daarna is er een katabole fase, waarin de opgeslagen voedingsstoffen beschikbaar komen voor de snelle groei van het kind in de laatste weken van zijn intra-uteriene bestaan. Dit concept is An Vandenhaute
Toegepaste Voedingsleer 2
1-2
aannemelijk voor de vetopslag en er zijn aanwijzingen dat dit ook geldt voor de opslag van eiwitten en micronutriënten.
CARDIOVASCULAIRE VERANDERINGEN -
-
Hartdebiet stijgt Bloedvolume stijgt (vooral in 2° trimester) Plasma neemt meer toe dan toename van rode bloedcellen, dit betekent een daling van het haematocriet en het hemoglobinegehalte. Het dunner worden van het bloed is voor het hart gunstig. Dit hoeft minder krachtig samen te trekken om het minder visceuze bloed rond te pompen. Bloeddruk daalt vooral in het 2° trimester om dan terug te stijgen in het 3° trimester.
Al deze veranderingen zijn nuttig voor de extra aanvoer van bloed naar de baarmoeder (doorbloeding en transport van voedingsstoffen van moeder naar kind).
RESPIRATOIRE VERANDERINGEN Extra belasting.
VERANDERINGEN T.H.V. DE HUID Pigmentafwijkingen, vasculaire afwijkingen, zweetklieren,...
RENALE VERANDERINGEN Doordat er een toename is van het bloed, neemt ook de nierdoorbloeding toe (de glomerulaire filtratie stijgt met 50 %). Doordat glucose meer gefilterd wordt en de tubulaire resorptie niet evenredig toeneemt, zal vaak glucosurie optreden. Er moeten veel meer afvalstoffen worden verwijderd, vandaar dat het belangrijk is dat de zwangere voldoende drinkt. Er treedt vooral de laatste maanden van de zwangerschap pollakisurie (frequente urinelozingen) op omdat de foetus op de blaas drukt.
An Vandenhaute
Toegepaste Voedingsleer 2
1-3
GASTRO-INTESTINALE VERANDERINGEN -
De vascularisatie van het tandvlees neemt toe → gemakkelijk tandvleesontsteking = gingivitis
-
De eetlust neemt vaak toe
-
Pica: tegenzin of sterke voorkeur voor bepaalde voedingsmiddelen
-
Nausea en braken (hyper)emesis: vooral ochtendmisselijkheid → door HCG (verdwijnt meestal na 12 weken) → vaker per dag lichte, kleine hoeveelheden eten en het gebruik van de eerste maaltijd in bed vóór het opstaan.
-
Onder invloed van het progesteron uit de placenta op de gladde spieren neemt de motiliteit van het maag-darmstelsel af, wat resulteert in een tragere peristaltiek van de slokdarm, maag, dunne en dikke darm. Dit verklaart de bekende zwangerschapsklachten van zuurbranden en constipatie. → Reflux van de maaginhoud naar de slokdarm (ook bij voorover bukken) omdat * de cardiasfincter minder sterk zou contraheren (door progesteron) * de maag naar boven geduwd wordt → zuurbranden Door het eten van (suikervrije) kauwgom wordt de speekselproductie bevorderd. Het alkalische speeksel neutraliseert het maagzuur enigszins. Ook het drinken van melk kan deze klacht doen afnemen. → constipatie doordat
1. Het colon minder goed samentrekt en 2. de waterabsorptie in het colon toeneemt
→ De tragere werking van de dunne darm heeft als voordeel dat bij zwangeren ijzer beter wordt opgenomen dan bij niet-zwangeren. -
Gemakkelijker ontstaan van galstenen doordat o.a. de galblaas minder goed contraheert.
An Vandenhaute
Toegepaste Voedingsleer 2
1-4
1.2 DE ENERGIE- EN NUTRIENTENBEHOEFTE TIJDENS DE ZWANGERSCHAP ENERGIE De energiebehoefte tijdens de zwangerschap kan via de factoriële methode berekend worden: Totale gebruikte energiehoeveelheid voor de groei van de foetus, de energiebehoeften verbonden aan de samenstellingswijzigingen van het organisme van de moeder de toename van de energiebehoeften verbonden aan het behouden van de foetus. De zwangerschap doet de energiebehoefte toenemen door een toename van de REE (+5, +10 en +25 % tijdens respectievelijk het 1ste, 2de en 3de trimester) en door de samenstelling van verschillende weefsels en energiereserves. Voor het geheel van de zwangerschap wordt deze energiebehoefte op 71.100-77.100 kcal geraamd (HGR 2016). Energiebehoefte tijdens de zwangerschap = energiebehoefte voor de zwangerschap + supplementaire energiebehoefte + energiereserves. De voorgestelde supplementaire energiebehoefte tijdens de zwangerschap moet worden aangepast aan het stadium van de zwangerschap, aan de BMI voor de zwangerschap wat de energiereserves weerspiegelt en aan de echte PAL. Er moet daarbij ook rekening worden gehouden met de gewichtstoename tijdens de zwangerschap. Een belangrijke variatie wordt van land tot land waargenomen (levenswijze, klimaat, enz.). Bovendien bestaan er verschillen tussen individu’s evenals individuele aanpassingscapaciteiten. Het lijkt niet gerechtvaardigd de energiehoeveelheid die spontaan door de zwangere vrouw wordt verbruikt te beïnvloeden, behalve als ze een overdreven of onvoldoende gewicht vertoont. Het suggereren van een systematische toename van de energieopname zou het risico van overdreven gewichtstoename verhogen. Tijdens de zwangerschap kunnen vrouwen ook een eetstoornis vertonen: pregorexia, waarbij ze er alles aan doen om tijdens de zwangerschap zo weinig mogelijk bij te komen en na de bevalling binnen de kortste keren weer superslank te worden. Ze beweren dat ze dit kunnen waarmaken door ook tijdens de zwangerschap te diëten en veel te sporten. Medici waarschuwen ervoor dat een streng dieet volgen of te veel sporten nefast is voor de gezondheid van moeder en kind (Nutrition Information Center, 2010).
An Vandenhaute
Toegepaste Voedingsleer 2
1-5
HGR: Gemiddelde behoefte (AR) aan energie voor vrouwen tijdens de zwangerschap en de borstvoedingsperiode (toe te voegen aan de AR van niet zwangere vrouwen).
Deze supplementen aan energie tijdens de zwangerschap hebben betrekking op vrouwen die voor de zwangerschap een normale BMI hadden en tijdens de borstvoedingsperiode enkel voor de eerste 6 maanden voor zover exclusief borstvoeding wordt gegeven. Deze supplementen moeten worden aangepast in geval van overgewicht, van magerzucht en van zodra de voeding van de zuigeling wordt gediversifieerd. De energieverdeling blijft dezelfde als bij elke andere volwassene. Opmerking: • Indien de zwangere volledig moet rusten, mag men zeker niet zoveel extra energie voorzien. • Indien het startgewicht van de vrouw vóór de zwangerschap een overgewicht was, wordt voor de energiebehoefte tijdens de zwangerschap vaak geen extra meer gerekend. • Wanneer het energieverbruik stijgt (dus ongeveer vanaf 24e week) wordt de zwangere vrouw vaak minder beweeglijk/minder actief door de omvang buik.
EIWIT Tijdens de zwangerschap zijn er extra eiwitten nodig voor foetus, placenta, borstklieren,…. Aanbeveling HGR: volwassenen: 0,83 g/kgLG + een extra inname: in 1e trimester van + 1 g in 2e trimester van + 9 g in 3e trimester van + 28 g
An Vandenhaute
Toegepaste Voedingsleer 2
1-6
VETTEN Aanbeveling (HGR): totaal vet: SFA (Saturated Fatty Acids): Atherogene SFA (C14:0, C12:0, C16:0): MUFA (Mono Unsaturated Fatty Acids): PUFA (Poly Unsaturated Fatty Acids): n-6: LA (Linolzuur): n-3: LNA (Linoleenzuur): EPA + DHA:
Cholesterol:
> 20 < 30 - 35 %En < 10 %En ≤ 8 %En 10 - 20 %En 5 - 10 %En 4 - 8 %En 4 %En 1 - 2 %En 1 %En 250 – 500 mg + extra 100 à 200 mg DHA/dag (volgens EFSA 2012) < 300 mg/dag
Tijdens de zwangerschap beïnvloedt het dieet van de moeder de ontwikkeling van het kind. PUFA’s spelen een belangrijke rol in de hersenontwikkeling van het ongeboren kind en n-3 PUFA’s zijn van belang voor de visuele en cognitieve ontwikkeling van het kind. EFSA ( European Food Safety Authority) adviseert voor vrouwen tijdens de zwangerschap de AI (Adequate inname) van EPA en DHA (250 mg/dag) extra te verhogen met 100 tot 200 mg DHA per dag (EFSA, 2012).
KOOLHYDRATEN Bij zwangerschap is er een “relatieve hypoglycemie” in nuchtere toestand. Glucose wordt immers bij voorkeur naar de foetus getransporteerd. Daarenboven vermindert de aanmaak van glucose bij de moeder omdat bepaalde glucogenetische aminozuren preferentieel naar de foetus afgevoerd worden. Wanneer een zwangere vrouw vast, zal een verdere daling van de glycemie de productie van HPL ter hoogte van de placenta stimuleren, en hierdoor wordt de lipolyse bevorderd. De zo ontstane vrije vetzuren, die niet transplacentair gaan, zijn nu een voorname energiebron voor de moeder. Deze vrije vetzuren kunnen omgezet worden tot ketonlichamen die wel doorheen de placenta gaan. Een drastische beperking van de calorische inname bij de moeder kan wegens een grote stijging van de ketonlichamen, nadelig zijn voor de foetus, en meer bepaald voor de hersenontwikkeling. Daarom dient bij gewone volwassenen een voeding met 130 g koolhydraten per dag als absoluut minimum aangegeven. Deze hoeveelheid ligt hoger bij zwangerschap (HGR 2016).
An Vandenhaute
Toegepaste Voedingsleer 2
1-7
Zwangerschap oefent ook een diabetogeen effect uit. Ondanks de toestand van nuchtere hypoglycemie, stijgt bij glucosebelasting de glycemie tot hogere waarden en normaliseert ze trager dan bij niet-zwangere personen. Dit komt omdat insuline in de loop van de zwangerschap minder actief is en sneller wordt afgebroken. Dus: - beperken van snel resorbeerbare suikers !! - geregeld maaltijdschema met inbegrip van een tijdig ontbijt Zwangere vrouwen die zwangerschapsdiabetes ontwikkelen zijn risicopersonen voor het eventueel later ontwikkelen van diabetes mellitus. Meestal hebben de pasgeborenen een hoger geboortegewicht bij deze vrouwen. Meer en meer worden zwangere vrouwen die zwangerschapsdiabetes vertonen tijdelijk met insuline behandeld. Bij een slechte glucoseregeling is de kans groot op een te zware en te grote baby. Uiteraard maakt dit de bevalling extra moeilijk. Ook de kans op sterfte van de baby in de baarmoeder, vooral na week 34, is dan sterk verhoogd. Slechte glucosewaarden kunnen bovendien leiden tot een overmatige productie van vruchtwater. Onmiddellijk na de geboorte kan het kind te lage bloedsuikerspiegels vertonen of te kampen hebben met andere problemen zoals geelzucht, voedingsstoornissen en/of stuipen. Vandaar het belang van een goede opvolging door de kinderarts. Totale inname van Kh: 50 - 55 %En merendeel aangebracht door voedingsmiddelen rijk aan voedingsvezels en micronutriĂŤnten zoals volle graangewassen (bv. bruin brood), aardappelen, peulvruchten, groenten en fruit. Toegevoegde suikers: max.10 %En Voedingsvezels Aangezien er gemakkelijk constipatie optreedt, moet er zeker voldoende vezels (+ vocht) ingenomen worden. Vdvz: min. (25 Ă ) 30 g
VOCHT Adequate inname voor water (via voeding en dranken): Volgens EFSA: 2,3 liter Volgens IOM: 3 liter (IOM = Institute of Medicine) Er kunnen gemakkelijk urinaire infecties optreden te wijten aan een hogere nierbelasting (er zijn meer afvalstoffen door de hogere stofwisseling). Het totale lichaamswater neemt progressief toe. Tot 30 weken wordt die toename verklaard door - de foetus - expansie van het bloed - vergroting van de reproductieve organen. Nadien gaat zich in het lichaam een overvloed aan water opstapelen: oedeem (vooral in gelaat, benen, handen). An Vandenhaute
Toegepaste Voedingsleer 2
1-8
ALCOHOL Alcohol op zich heeft geen voedingswaarde maar brengt wel energie aan. De HGR beveelt aan dat zwangeren geen alcohol zouden gebruiken.
MINERALEN EN SPORENELEMENTEN Calcium Gedurende de zwangerschap wordt door de foetus gemiddeld 27 g Ca vastgelegd, het grootste deel hiervan in het laatste trimester. Bij de zwangere treedt er een verhoogde Ca-absorptie op. Gezien de adaptieve mechanismen die optreden in het lichaam tijdens zwangerschappen en lactatie, namelijk een hogere opname, geeft EFSA dezelfde aanbevelingen voor volwassenen als aan zwangere en lacterende vrouwen. HGR/EFSA:
950 mg / dag
Fosfor Tijdens de zwangerschap wordt door de foetus gemiddeld ca 16 g fosfor vastgelegd. Dit betekent dat de behoefte aan P is verhoogd met ca 100 mg / dag. HGR:
800 mg / dag
Ijzer Populaties met een hoger risico op ijzerdeficiëntie zijn gekend (zuigelingen en menstruerende of zwangere vrouwen). Tijdens de zwangerschap en borstvoedingsperiode moet de ijzerinname een adequate zuurstoftoevoer aan het zich ontwikkelde kind verzekeren. Een toekomstige moeder die een hematocrietwaarde rond 37% vertoont, loopt 2 maal meer risico voor vroegtijdige bevalling dan een zwangere vrouw met een hemoglobinegehalte tussen 41% en 43%. De behoeften voor de hele duur van de zwangerschap bedragen ongeveer 1040 mg, rekening houdend met - de behoeften van de foetus (300 mg) - de placenta (50 mg) - de toename van het circulerend bloedvolume bij de moeder (450 mg) - de dagelijkse obligate verliezen (240 mg). Na de bevalling compenseert de daling van het plasmavolume gewoonlijk voor de verliezen van de bevalling. De ijzerbalans is dus positief, hetgeen bijdraagt tot de overdracht naar het kind tijdens de borstvoedingsperiode. De “ijzerbehoefte” voor een zwangerschap en een bevalling bedraagt dus ±840 mg. An Vandenhaute
Toegepaste Voedingsleer 2
1-9
HGR:
15 mg / dag (sommige vrouwen hebben tijdens de zwangerschap een hogere behoefte dan wat standaard gemiddeld via de voeding wordt aangeleverd)
De vroegere trend om systematisch Fe supplementen toe te dienen aan zwangere vrouwen, wordt in de recente literatuur verlaten. In de aanbevelingen van het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld, wordt gesteld dat Fe supplementen enkel aanbevolen zijn bij hemoglobine waarden van minder dan 11,0 g/dl in het eerste trimester en minder dan 10,5 g/dl op 28 weken. Bij vrouwen in de reproductieve leeftijdsfase komt Fe tekort in wisselende gradaties voor, meer echter bij vrouwen uit lagere sociale klassen. Het is belangrijk hiervoor de nodige aandacht te hebben, ook in de marge van gezondheidzorgcontacten voor andere doeleinden. Het is bovendien belangrijk tekorten bij de foetus te vermijden door alertheid voor Fe tekort bij de zwangere vrouw en indien nodig bijsturing via voedingsadvies of desgevallend behandeling met Fe suppletie. Bij zwangere vrouwen kan een Fe tekort invloed hebben op de wangerschapsuitkomst (o.a. hogere kans op vroeggeboorte) en op de ontwikkeling van de foetus. De situatie bij het premature kind is zeer verschillend: aangezien het grootste deel van het foetale Fe tijdens de laatste zwangerschapsweken wordt opgebouwd, brengt een vroegtijdige geboorte een aanvankelijk Fe tekort mee. Deze prematuren moeten enkele weken na de geboorte en gedurende minstens de eerste zes maanden supplementen krijgen, onder medische begeleiding (HGR 2016).
Magnesium De foetus bevat aan het eind van de zwangerschap 700 – 750 mg Mg. HGR:
300 mg / dag
Zink Tijdens de zwangerschap wordt een toename van 1,6 mg ten opzichte van een niet zwangere vrouw voorgesteld om rekening te houden met de bijkomende behoeften voor de aanleg van de foetale en maternele weefsels. Deze behoeften zouden nog hoger liggen bij vrouwen die ijzersupplementen innemen, wat soms aan de zwangere vrouw wordt aangeraden. De aanbeveling zou hoger moeten zijn bij een voeding die arm is aan producten van dierlijke oorsprong en zou nog hoger moeten zijn bij een voeding die erg rijk is aan producten van plantaardige oorsprong (vegetariërs/veganisten). Zinktekort tijdens de zwangerschap kan tot foetale hypotrofie en aangeboren misvormingen leiden. HGR:
An Vandenhaute
11 à 12 mg / dag
Toegepaste Voedingsleer 2
1-10
Natrium, Chloor, Kalium HGR: Na:
600 – 2000 mg / dag Er wordt geadviseerd de laatste 6 weken van de zwangerschap zoutarm te eten voor een betere bevalling (minder vochtretentie). Gedurende de hele zwangerschap wordt regelmatig de bloeddruk gecontroleerd. Een normale bloeddruk is echter zeer belangrijk voor moeder en kind. Er wordt aangeraden de zoutinname te matigen. Opgelet !!
Er wordt een strenge Natriumbeperking doorgevoerd bij zwangerschapstoxicose (zie verder).
HGR: Cl:
800 – 3000 mg / dag
HGR: K:
3000 – 4000 mg / dag
Koper Tijdens de zwangerschap wordt in de foetus en de placenta ca 16 mg Cu vastgelegd. Bij prematuur geboren kinderen is weinig of geen Cu-voorraad aanwezig; hieruit kan worden afgeleid dat de extra Cu-behoefte tijdens de zwangerschap zich beperkt tot de laatste 2 à 3 maanden. Tijdens de zwangerschap werd een vermeerdering van ongeveer 0,15 mg/dag aanbevolen terwijl tijdens de borstvoedingsperiode nog meer (tot +0,30 mg/dag) werd aanbevolen. HGR:
1,3 mg / dag
Selenium HGR:
70 µg / dag (adequate inname)
Jodium Een voldoende jodiuminname is essentieel gedurende de hele zwangerschap en tijdens de eerste levensjaren met het oog op een optimale psychomotorische ontwikkeling. Het effect van een langdurig jodiumtekort komt tot uiting in de somatische ontwikkeling tijdens de hele groeiperiode van het kind en de adolescent. De periode in utero en de vroegste levensjaren zijn de meest kritische risicoperiodes voor een suboptimale levenskwaliteit in geval van jodiumtekort op niveau van de populatie op lange termijn over een periode van meerdere generaties. HGR: An Vandenhaute
200 µg / dag (adequate inname) Toegepaste Voedingsleer 2
1-11
De aanbreng is nog suboptimaal voor Belgische vrouwen tijdens de zwangerschap of borstvoeding (HGR, 2016). Daarom wordt aan artsen die verantwoordelijk zijn voor de opvolging van vrouwen tijdens de zwangerschap en tijdens de borstvoedingsperiode, aanbevolen een voedingssupplement te voorzien dat een dagelijkse dosis van 50-100 μg verzekert.
Mangaan Er is geen vermeerdering voorgesteld voor zwangere vrouwen of tijdens de borstvoedingsperiode. HGR:
3 mg / dag
(adequate inname)
Molybdeen HGR:
65 µg / dag (adequate inname)
Chroom HGR:
geen aanbeveling maar een indicatie voor dagelijkse inname: 57 - 84 µg / dag
Fluor In de laatste aanbevelingen van de HGR betreffende dit element had men vooral aandacht voor toxicologische beschouwingen en vermeed men nutritionele aanbevelingen te maken en zich te fixeren op een aanbevolen aanbreng (HGR, 2009). HGR vond het toch nuttig een adequate inname vast te leggen (inname die als voldoende wordt geacht om de incidentie van tandcariës te verminderen). Er is geen enkele reden om een regelmatige orale inname van voedingssupplementen met F aan te bevelen tenzij de aanbreng via drinkwater en via het adequaat gebruik van producten voor tandhygiëne erg beperkt is (HGR, 2011). Dit is ook het geval voor zwangere vrouwen bij wie een systematische suppletie niet nuttig is (HGR, 2011). Daarentegen is het ten zeerste aanbevolen om dagelijks en in gepaste hoeveelheid gefluoreerde tandpasta te gebruiken. HGR:
An Vandenhaute
2,9 mg / dag (adequate inname)
Toegepaste Voedingsleer 2
1-12
VITAMINEN Vitamine A Voor zwangere vrouwen werd 50 μg RE/dag toegevoegd tijdens de gehele zwangerschap om te voldoen aan de behoefte van de foetus. HGR:
700 µg / dag (uitgedrukt in retinol-equivalenten)
Een inname van retinol van meer dan 3000 μg RE kan gepaard gaan met teratogene effecten. Dit is de reden dat zwangere vrouwen en vrouwen die zwanger willen worden wordt aangeraden lever, leverproducten en voedingssupplementen met retinol te mijden. Voor β-caroteen is geen aanvaardbare bovengrens vastgesteld aangezien de inname ervan, zelfs bij herhaling, geen aanleiding geeft tot een hogere retinol concentratie. Voedingssupplementen voor zwangere vrouwen zouden niet meer dan 1050 μg RE/dag moeten bevatten.
Vitamine D Tijdens de zwangerschap is een adequate voorziening met vit. D van belang om een toename in de absorptie van Ca te kunnen bewerkstelligen die nodig is om in de behoefte van de foetus te kunnen voorzien (in totaal wordt 25 tot 30 g Ca vastgelegd in de foetus). Er is een extra nodig om bij de vrouw een optimale botconditie te handhaven. Een tekort bij de zwangere vrouw is oorzaak van een tekort in utero en een onvoldoende aanbreng tijdens de zuigelingenperiode wat aanleiding kan geven tot een vertraging van de groei, skeletafwijkingen en een verhoogd risico op heupfracturen op oudere leeftijd. Een tekort aan vitamine D komt nog frequent voor bij zwangere vrouwen in België en in streken met een beperkte blootstelling aan UV-straling waar een verrijking met vitamine D van melkproducten niet systematisch gebeurt. Dergelijke situaties compromitteren van bij de geboorte en tijdens de periode van borstvoeding een voldoende aanbreng van vitamine D. Voor zwangeren is een voedingssupplement aanbevolen tot 20 μg per dag. HGR:
20 µg D3/ dag
1 μg vitamine D3 komt overeen met 40 Internationale eenheden.
Vitamine E EFSA (European Food Safety Authority) ziet geen reden om de inname te verhogen tijdens de zwangerschap of tijdens de borstvoedingsperiode. HGR:
11 mg / dag uitgedrukt in α TE
(adequate inname)
Vitamine K HGR: 50 – 70 µg /dag
An Vandenhaute
Toegepaste Voedingsleer 2
1-13
Vitamine B1 HGR: 1,5 mg / dag Vitamine B2 HGR: 1,5 mg / dag
Vitamine B6 De grotere behoefte is in overeenstemming met de grotere eiwitbehoefte. HGR: 3 mg / dag
Vitamine B12 HGR: 4,5 Âľg / dag (adequate inname)
Niacine of vitamine PP HGR: 16 mg NE / dag
NE = niacine equivalenten
Foliumzuur Foliumzuur is o.a. belangrijk in de preventie van embryonale afwijkingen zoals het openblijven van de tubus medullaris (spina bifida). De tubus medullaris sluit zich zeer vroeg: reeds op de 25ste of 26ste dag na de conceptie. Omdat de verhoogde behoefte bij zwangerschap moeilijk door voeding alleen kan gedekt worden wordt aangeraden dat vrouwen met zwangerschapswens een supplement foliumzuur nemen van 400 Îźg/dag minimaal 1 maand voor de conceptie en minstens tot 12 weken (3 maand) na de conceptie. Een aanbeveling die in de meeste EU-landen geldt, is dat potentieel zwangere vrouwen best een foliumzuursupplement nemen om het risico op neuralebuisdefecten (NBD) te verlagen. Er is een duidelijk omgekeerde relatie tussen de folaatconcentratie in het plasma bij de zwangere vrouw en het risico van NBD bij de foetus. Door een foliumzuursuppletie zou ongeveer 2/3 van de gevallen van NBD kunnen worden voorkomen (MRC, 1991; HGR, 2011). Dit effect van foliumzuur is duidelijk aangetoond, maar niet alle NBD kunnen hiermee vermeden worden.
An Vandenhaute
Toegepaste Voedingsleer 2
1-14
Er is echter momenteel geen enkele evidentie voor het geven van een hogere dosering. Supplementen van 800 μg/dag kunnen leiden tot een overschrijding van de UL (= tolerable Upper intake Level). (ADVIES VAN DE HOGE GEZONDHEIDSRAAD nr. 8623 Foliumzuur - RiskBenefit Analyse - 7 December 2011) HGR
400 µg / dag (aanbeveling) (deze hoeveelheid is soms moeilijk te bereiken met gevarieerde voeding, vandaar supplementen vaak noodzakelijk. Graanproducten en fruitsappen zijn vaak al verrijkt met foliumzuur)
Pantotheenzuur HGR: 5 mg / dag
(adequate inname)
Biotine of vitamine H HGR: 45 µg / dag
(adequate inname)
Vitamine C HGR: 120 mg / dag
An Vandenhaute
Toegepaste Voedingsleer 2
1-15
1.3 VOEDINGSADVIEZEN VóóR (en eventueel tijdens) DE ZWANGERSCHAP TOXOPLASMOSE Dit is een door parasieten veroorzaakte infectieziekte, die veel mensen gehad hebben zonder het te weten. Daarom bevinden zich in hun bloed voldoende antilichamen die hen tegen een nieuwe besmetting beschermen. Slechts in zeldzame gevallen constateert men de op griep lijkende klachten bij deze ziekte (lichte koorts, hoofdpijn, lusteloosheid, spier- en gewrichtspijn) alsmede opzwelling van de lymfeklieren, vooral in de hals. Soms heeft de ziekte een ernstig verloop. Als een aanstaande moeder tijdens de zwangerschap voor het eerst met toxoplasmose in aanraking komt, bestaat er gevaar voor het ongeboren kind. Levenslange lichamelijke en geestelijke gebreken kunnen het gevolg zijn wanneer de ziekteverwekkers, hoofdzakelijk in de laatste 6 maanden van de zwangerschap de placenta passeren en de reeds gevormde organen schade toebrengen, vooral de hersenen (hersenbeschadiging, waterhoofd, stuipen). Verder kunnen lever- en miltvergrotingen (geelzucht) en stoornissen in het gezichtsvermogen (eventueel leidend tot blindheid) voorkomen. Deze symptomen van aangeboren toxoplasmose zijn echter niet bij alle geïnfecteerde pasgeboren kinderen te zien. Typische kenmerken van de ziekte doen zich soms pas na weken of maanden voor. Sporadisch kan de infectie al in een vroeg stadium van de zwangerschap op het embryo overgaan. Toxoplasmose wordt ook verantwoordelijk gesteld voor miskramen en doodgeborenen. De besmetting verloopt: 1. via geïnfecteerde katten, d.w.z. hun uitwerpselen De besmetting is ook mogelijk door knaagdieren en vogels. 2. door vlees van besmette dieren te eten, vooral van rood en niet doorbakken varkens- en schapenvlees. Indien een vrouw wenst zwanger te worden, laat ze best een bloedonderzoek uitvoeren waarin de eventuele antistoffen bepaald worden. Als de test negatief uitvalt (en de vrouw dus geen antilichamen heeft), dan moet ze zich tijdens de zwangerschap voor een besmetting behoeden. Maatregelen: 1. Geen rauw of onvoldoende gebakken vlees eten. 2. Contact met katten en vooral hun uitwerpselen mijden. Laat de kattenbak door iemand anders schoonmaken. 3. Draag bij het werk in de tuin beschermende handschoenen om zodoende een infectie via verontreinigde aarde te voorkomen. 4. Spoel groenten (zeker bij rauwkost) en fruit zeer goed.
RUBELLA = RODEHOND Wanneer een niet tegen rodehond beschermde zwangere vrouw een infectie heeft opgelopen, is het gevaar een misvormd kind ter wereld te brengen,
An Vandenhaute
Toegepaste Voedingsleer 2
1-16
vooral in de eerste 3 maanden van de zwangerschap, aanwezig en in de eerste 8 weken bijzonder groot. → immuniteit laten nakijken vóór de zwangerschap.
FOLIUMZUUR Foliumzuursupplementatie vóór de zwangerschap tot en met de eerste 12 weken van de zwangerschap doet de kans op neurale-buisdefecten afnemen. Vandaar dat aanbevolen wordt deze suppletie te starten bij vrouwen met zwangerschapswens. Er treedt een verhoogd risico op bij: vrouwen die al eens een kind met deze afwijking hebben gehad vrouwen die zelf die afwijking hebben vrouwen die anti-epileptica gebruiken. Bij deze vrouwen wordt best een hogere dosis foliumzuur gegeven.
VITAMINE A Vitamine A in hoge doseringen, zoals bv. gebruikt bij het bestrijden van acne, kan bij de foetus ernstige afwijkingen veroorzaken. Het innemen van grote dosis vitamine A moet daarom worden afgeraden vóór en tijdens de zwangerschap. Ook het regelmatig eten van lever (leverpastei,…) moet vermeden worden. Eigenlijk moet iedere vrouw stoppen met vit. A-suppletie en het eten van lever op het moment dat ze zwanger wil worden.
DIABETES MELLITUS Vrouwen met diabetes mellitus hebben meer kans op kinderen met aangeboren afwijkingen. Dit kan vermeden worden als de bloedglucosespiegels vóór de zwangerschap nauwkeurig worden ingesteld. De hoge bloedglucosespiegels in de eerste weken van de zwangerschap zouden een teratogeen effect hebben. Het aanpassen van het dieet is naast de regulatie via insuline van groot belang. Ook in het verdere verloop van de zwangerschap moet de zwangere met suikerziekte nauwkeurig worden ingesteld. Vooral in het laatste trimester is de kans op intra-uteriene vruchtdood van de foetus groter bij niet goed gereguleerde zwangeren (waarschijnlijk door hyperglycemie).
RISICOGROEPEN Alle vrouwen waarvan verondersteld mag worden dat ze met geringe voorraden van micronutriënten aan een zwangerschap beginnen, moeten als een risicogroep worden beschouwd. Het is dan ook aangewezen hen goed advies te geven en suppletie van micronutriënten vóór de zwangerschap. Risicogroepen: Vrouwen die minder dan een jaar geleden bevallen zijn. Vrouwen met sterk afwijkende voedingsgewoonten bv. extreme vormen van veganisme en macrobiotiek An Vandenhaute
Toegepaste Voedingsleer 2
1-17
-
Als er ook geen zuivelproducten geconsumeerd worden, is er een probleem: - vitamine B12 - proteïnen: ess. AZ - Ca - Vitamine D - Fe, Zn, ... Vrouwen die ernstig ziek of lange tijd bedlegerig zijn geweest.
CYTOMEGALIE • Cytomegalie is een virale aandoening en wordt veroorzaakt door het cytomegalievirus (CMV). Preventiemaatregelen bestaan er nog niet, er is geen vaccin voorhanden. • Bij de vrouw verloopt de ziekte ook vaak asymptomatisch, zodat er in de meeste gevallen ook aan voorbijgegaan wordt. De diagnose wordt meestal pas later gesteld, als men gaat zoeken naar mogelijke oorzaken van afwijkingen bij de baby. Ongeveer 50% van de zwangeren heeft antistoffen. Wanneer er zich gedurende de zwangerschap bij een seronegatieve zwangere (dwz dat men geen antistoffen heeft tegen de ziekte) een infectie voordoet is de kans op een besmette foetus maximum 30%. • Van deze groep gaat slechts 1 op 10 acute symptomen vertonen bij de geboorte o.a. microcephalie (abnormaal klein hoofd), petechieën (huidbloedingen), hyperbilirubinemie (met geelzucht als gevolg), retinitis (oogontsteking). Er is een sterftekans van 30% gedurende de eerste levensmaanden. Op latere leeftijd kan er echter wel een of andere vorm van handicap verschijnen o.a. gehoorsverlies, mentale retardatie. Het is dus een ernstige aandoening. Dit is de meest voorkomende virale infectie in de zwangerschap. Ze komt voor bij 1 à 2% van alle levend geborenen. Primo infectie met CMV komt voor in 14% van de zwangeren met een kans van 40% om het over te dragen op het kind. 10-15% van de geinfecteerde kinderen zijn symptomatisch, en daarvan zullen 90% restletsels overhouden. Van de asymptomatiche kinderen zullen 1015% restletsels ontwikkelen. Manifestaties van congenitale CMV zijn o.a. microcefalie (abnormaal klein hoofd), chorioretinitis, doofheid, leermoeilijkheden. Er is een sterftekans van 30% tijdens de eerste levensmaanden. Ongeveer 50% van de zwangeren heeft antistoffen. Deze geven echter geen absolute bescherming en secundaire infectie is mogelijk, echter zonder ernstig gevaar voor de foetus Risicogroep Alle zwangeren die de ziekte niet eerder hebben doorgemaakt en dus seronegatief zijn (geen antistoffen hebben in het bloed). Kinderverzorgsters, kleuterleidsters, moeders van jonge kinderen hebben een verhoogd risico.
An Vandenhaute
Toegepaste Voedingsleer 2
1-18
1.4 VOEDINGSADVIEZEN TIJDENS DE ZWANGERSCHAP ZWANGERSCHAPSTOXICOSE = -VERGIFTIGING = -HYPERTENSIE = GESTOSE De oorzaak van deze vergiftiging is nog niet duidelijk. De typische symptomen van de meest voorkomende vorm, de zogenaamde preclampsie, bestaan uit - oedemen - proteïnurie - hoge bloeddruk Deze symptomen kunnen apart of samen optreden. Ze komen meestal voor bij: vrouwen die hun 1ste kind krijgen en vooral bij meisjes onder de 20 jaar meerlingzwangerschappen reeds bestaande beschadigingen van het vaatstelsel (door chronische nierziekte, hoge bloeddruk, diabetes, leverziekten, roken) zwangere vrouwen met overgewicht vrouwen met een slechte voeding De functiestoornissen van de organen ontstaan door verkramping van de bloedvaten. Deze vaatkrampen veroorzaken een verhoging van de bloeddruk. Het weefsel houdt meer water en zout vast en bovendien wordt de oedeemvorming nog bevorderd door eiwitverliezen. Behalve bij de nieren kunnen zich ook bij andere organen (bv. de lever of de hersenen) stoornissen in de doorbloeding voordoen → ernstige preclampsie Als zich krampaanvallen van de hersenen, te vergelijken met epileptische aanvallen, met of zonder bewustzijnsverlies voordoen, gaat het om eclampsie-stuipen die het leven van moeder en kind in gevaar brengt. De gebrekkige doorbloeding van het organisme veroorzaakt in de placenta weefselveranderingen die resulteren in een slechte werking, zodat zelfs in de lichtere gevallen van toxicose het leven en de gezondheid van het kind gevaar lopen. Vaak komt het kind te vroeg of met gebreken ter wereld en de kindersterfte vóór, tijdens en na de geboorte is hoger dan normaal. Het risico voor het kind is bijzonder groot als de moeder al vóór de zwangerschap aan chronische hoge bloeddruk of chronische nierziekte leed en deze oorspronkelijk aanwezige ziekte nu verergerd wordt. Oorzaak: onbekend → daarom symptomen beïnvloeden: bedrust in zijligging om de doorbloeding van de baarmoeder te verbeteren en de afscheiding van vocht via goed doorbloede nieren te vergemakkelijken. zoutarm dieet om de vochtafgave te bevorderen en bloeddruk te doen dalen soms eiwitrijk dieet om eiwitverliezen te compenseren ... An Vandenhaute
Toegepaste Voedingsleer 2
1-19
Als gevolg van de toenemende placenta-insufficiëntie (waardoor het risico voor het kind stijgt), laat de arts de bevalling vaak voortijdig gebeuren. LISTERIOSE Dit is een voedselinfectie, veroorzaakt door een bacterie Listeria monocytogenes. Voor het ongeboren kind kan deze infectie zeer schadelijk zijn. De bacteriën komen via het voedsel in het maagdarmkanaal terecht en dringen het darmslijmvlies binnen. Diarree en braken komen slechts zelden voor, waardoor de diagnose van voedselinfectie zeker niet voor de hand ligt. Wel treden er griepachtige symptomen (koorts, rillingen, hoofdpijn) op, die meestal vanzelf weer overgaan. Zeer krachtige stammen van Listeria monocytogenes kunnen doordringen tot in de bloedbaan en zo o.m. bij zwangere vrouwen de vrucht infecteren. Het stadium van de zwangerschap bepaalt het ziektebeeld: abortus, doodgeboorte of neonatale bloedvergiftiging met dodelijke afloop binnen de week. De geïnfecteerde baby kan ook zonder ziektesymptomen geboren worden maar binnen de 3 weken acute meningitis ontwikkelen. Besmetting kan gebeuren door: - Rauwe melk, kazen bereid met rauwe melk . - Rauw vlees, pluimveevlees, vis, schelp- en schaaldieren - Rauwe groente (dus rauwkost zorgvuldig wassen!) - Listeria overleeft diepvriezen en is bestand tegen zout. - Listeria wordt niet geremd door koelkasttemperatuur. - Listeria is niet bestand tegen verhitting, koken, pasteuriseren. Het is dus een sterk resistente bacterie.
ALCOHOL, ROKEN, DRUGS Het gebruik van alcoholhoudende dranken dient tijdens de hele zwangerschap te worden ontraden. Dit betekent al vanaf de conceptie. Alcohol kan bij het kind ernstige afwijkingen veroorzaken. Het foetale alcoholsyndroom heeft een groot aantal kenmerken: Afwijkingen aan het gezicht, zintuigen en botten Belangrijkste: mentale retardatie (hersenbeschadiging) Laag geboortegewicht De hoeveelheid alcohol waarbij deze afwijkingen kunnen ontstaan, is niet goed bekend en waarschijnlijk individueel sterk verschillend. Een enkel glaasje kan waarschijnlijk geen kwaad.
An Vandenhaute
Toegepaste Voedingsleer 2
1-20
Roken (ook passief) is geassocieerd met: vroeggeboorte intra-uteriene sterfte laag geboortegewicht geringere intelligentie Heroïne- en methadongebruik resulteren in verslaafd kind dat weken nodig heeft om af te kicken lager geboortegewicht Cocaïnegebruik kan ernstige vasospasmen doen ontstaan. Tijdens de zwangerschap kan een vasospasme resulteren in een loslating van de placenta.
IJZERSUPPLETIE Ijzertekort komt heel vaak voor bij de zwangere vrouw ( → duizeligheid). Suppletie is dikwijls noodzakelijk. Het innemen van ijzersupplementen geeft veelal maaglast en obstipatie (of diarree) waardoor de therapietrouw doorgaans minimaal is. Enkele voedingsadviezen: gelijktijdig innemen van vitamine C bevordert de ijzerresorptie gelijktijdig innemen van melkproducten belemmert de ijzerresorptie volkoren en bruine graanproducten bevatten meer Fe dan witte graanproducten vlees en vleeswaren maar ook peulvruchten, ... bevatten Fe cafeïne (in koffie, coca cola, ...) belemmert de ijzerresorptie
MEDICIJNGEBRUIK EN -SUPPLETIE Er zijn bepaalde medicijnen die interfereren met de opname van sommige micronutriënten. Het bekendste voorbeeld hiervan zijn anti-epileptica die interfereren met de vitamine K-opname in de dikke darm. Zwangeren die deze anti-epileptica gebruiken, nemen in de laatste weken van de zwangerschap het best extra vitamine K in; dit niet zozeer voor hen zelf maar om te zorgen dat de vitamine K-spiegel bij het kind hoger wordt. Bij een lage vitamine Kbloedspiegel bij de pasgeborene is er meer kans op bloedingen.
MEERLINGZWANGERSCHAP Bij meerlingzwangerschappen wordt meer van het moederorganisme geëist en zullen bepaalde voedingsvoorraden sneller uitgeput raken. Daarom is het belangrijk naast voldoende energie ook de nodige micronutriënten te voorzien (vooral foliumzuur !).
An Vandenhaute
Toegepaste Voedingsleer 2
1-21
TIENERZWANGERSCHAPPEN Als een vrouw zich nog in een periode bevindt waarin haar eigen lichaam in ontwikkeling is, zal een zwangerschap een grotere belasting zijn dan bij een volgroeide vrouw. Extra nodig: - energie (+ 1 MJ = + 250 kcal) - proteĂŻnen (1,7 g / kg L.G. of 10 g per dag extra) - Ca (totale behoefte: 1600 mg) Naast de veel voorkomende psychologische problemen bij een adolescentenzwangerschap, treedt ook vaker zwangerschapstoxicose, premature contracties, roken en drugsgebruik op.
DE ALLOCHTOON Vrouwen met een donkere huidskleur of vrouwen die veel binnen zitten of die door hun wijze van kleden nauwelijks aan zonlicht worden blootgesteld, lopen een risico op een vitamine D-tekort. Advies: vitamine D-suppletie.
An Vandenhaute
Toegepaste Voedingsleer 2
1-22