4 minute read
Het EEP-programma in de dierentuin
Het fokken van dieren doen we al generaties lang. We fokken met onze koeien, geiten, schapen, paarden, honden en katten en doen dit met veel succes. Deze dieren fokt de mens voornamelijk voor een particulier of voor onze voeding. Maar wist je dat er ook gefokt wordt in een dierentuin?
Advertisement
Om te fokken in de dierentuin moet men zich houden aan bepaalde eisen. Deze eisen zijn opgesteld door de European Association of Zoos and Aquaria (EAZA) en wordt het EAZA Ex situ Program (EEP) genoemd.
Het doel van EAZA
EAZA hoopt dat met de EEP-programma’s populaties van bedreigde diersoorten behouden blijven. Daarnaast wil EAZA dat deze populaties zo gezond mogelijk blijven. Een ander doel van de EEP-programma’s is het terugplaatsen van deze dieren in het wild zodat populaties op deze manier behouden kunnen blijven. Wel is er volgens de EAZA en de dierentuinen rond de wereld nog een lange weg te gaan voor diersoorten zoals de Afrikaanse olifant, de bruine beer of de Californische zeeleeuw. Dierentuinen willen bedreigde diersoorten terugplaatsen in het wild, maar stroperij en ontbossing houden deze plannen tegen.
De dieren in het EEP-programma
Niet elk dier mag zomaar meedoen in een EEPprogramma. Slechts specifieke dieren mogen zich voortplanten voor het behoud van de wilde populatie. De geselecteerde dieren zijn dieren die al in gevangenschap leven. Voor het EEPprogramma worden dus geen dieren uit het wild gehaald. Er wordt enkel een uitzondering gemaakt voor het uit het wild halen van dieren wanneer er nog maar een klein aantal exemplaren in het wild leven en de soort zonder het gebruik van deze exemplaren in gevaar komt. Men zet wildvang dus alleen in voor het veiligstellen van een diersoort in de toekomst.
Voor elk diersoort waarmee gefokt mag worden, heeft de dierentuin een zogenoemde EEPcoördinator. Zo’n coördinator gaat over welke dieren met elkaar mogen paren en hij zorgt voor zowel een gezonde genenpoel als een gezonde populatie. Daarnaast is een coördinator vaak een medewerker uit de dierentuin en een specialist in een specifieke diersoort. Dit zorgt ervoor dat de dierentuin uiteindelijk de beste nakomelingen met een zo goed mogelijke overlevingskans terug in het wild kan zetten. Naast het zorgen voor een goede populatie, heeft de coördinator ook nog een tweede rol: alle dieren die hij in zijn programma heeft zitten moeten worden geregistreerd, de informatie van deze dieren moet worden uitgewerkt en uiteindelijk gepubliceerd.
Wat is het effect van het EEPprogramma in de dierentuin.
Wanneer het EEP-programma wordt toegepast in de dierentuin zal de dierverzorger merken dat er meebeslist wordt door de coördinator wat er met het dier gebeurt. Door middel van aanbevelingen kan er worden bepaald of een dier weg moet of juist bij een populatie wordt toegevoegd. De coördinator moet goedkeuring geven wanneer een dier verplaatst moet worden naar een andere dierentuin. Daarnaast kan het voorkomen dat een dier waarmee je werkt ‘ineens’ weg is omdat de stamboekhouder dit besloten heeft.
De regelmaat in het verhuizen van dieren ligt aan wat de coördinator jaarlijks aanbeveelt. Wanneer een programma goed gaat en het dier op zijn plek zit, hoeft het dier niet verplaatst te worden. Wanneer er jongen zijn die niet bij de ouders kunnen blijven, bijvoorbeeld bij solitair levende dieren of andere redenen, dan moeten die wel verplaatst worden naar een andere dierentuin. In grote lijnen is het dus een combinatie van vraag, aanbod en populatiebeheer.
Wanneer worden dieren teruggeplaatst in het wild?
Het terugplaatsen van dieren in het wild is een lang traject en afhankelijk van de locatie waar het dier uitgezet gaat worden. Dit terugplaatsen gaat altijd in overleg met lokale overheden en eventueel betrokken natuurbeschermingsinstanties. Daarnaast is het terugzetten van in dierentuinen gefokte dieren niet zo simpel als het lijkt. Dieren moeten eerst worden ‘verwilderd’. Een voorbeeld hiervan zijn de korenwolven. De korenwolf is een hamstersoort die in Nederland met uitsterven wordt bedreigd. Door het fokprogramma van de korenwolf, waar onder andere Gaia Zoo aan heeft meegewerkt, zijn er in mei 2020 56 korenwolven teruggeplaatst in de natuur. Wanneer een dier herplaatst wordt in de natuur moet dit wel in het oorspronkelijke leefgebied van de diersoort zitten. Daarnaast moet er genoeg ruimte zijn voor de dieren en ze moeten zichzelf kunnen voorzien in hun levensbehoefte. Ook moet de plaatselijke bevolking op de hoogte worden gesteld van de dieren die opnieuw in het leefgebied worden geplaatst.
Het fokprogramma in de dierentuin kent veel regels en er is een heleboel coördinatie voor nodig. Voordat een dier jongen mag krijgen, moeten er verschillende processen aan voorafgaan en moeten verschillende personen naar deze processen kijken. Gelukkig merk jij als bezoeker daar niet veel van en kunnen we allemaal blijven genieten van jonge dieren in de dierentuin!