Tentoonstelling wenen

Page 1

Wenen:

Van Romeinse vestiging tot Europese stad Wenen in de 15e eeuw

Marcus Aurelius

Tijdens de 1e eeuw na Christus wordt de 400 jaar oude Keltische nederzetting Vindobona een versterkt kamp aan de grens van het Romeinse rijk. Het is de legerplaats van het 13e legioen en de plaats waar keizer Marcus Aurelius in 180 overlijdt.

De keizer van het Heilige Roomse Rijk, Frederik I (Barbarossa), benoemt de Badenbergers tot erfhertogen van Oostenrijk. Deze verleggen in 1156 hun residentie van Melk naar Wenen, het begin van een eerste gouden eeuw.

Frederik I (Barbarossa)

Karel de Grote Attila

De Hunnen veroveren het gebied dat na de dood van Attila (453) achtereenvolgens onder de macht van de Ostrogoten, Longobarden en Avaren komt.

Concilie van Clermont: Paus Urbanus II roept op tot de eerste kruistocht.

Wenen wordt een belangrijke pleisterplaats op de heenen terugweg van en naar de kruistochten. Onder Leopold V, diens zoon Frederik (die tijdens de kruistocht van 1198 overlijdt) en Leopold VI kent Wenen een periode van economische en culturele bloei. Onder meer de minnezanger Walther von der Vogelweide behoort een tijdlang tot hun hofhouding. De stad wordt aanzienlijk uitgebreid en in 1221 verleent Leopold VI haar privileges.

In 791 wordt de vestiging ingelijfd in het door Karel de Grote gestichte Ostmark. Door haar gunstige ligging groeit ze uit tot een bloeiend handelscentrum. Vanaf 1002 komt ze onder de heerschappij van de markgraven van Badenberg. In 1030 wordt voor het eerst de naam Wenen vermeld in de annalen, maar pas in 1137 als stad. De romaanse Stephansdom wordt in 1147 ingewijd.

Rudolf I van Habsburg

De mannelijke tak van de Badenbergers sterft uit in 1246 en Oostenrijk komt na vele strubbelingen uiteindelijk in de handen van de Duitse koning Rudolf I van Habsburg. Wenen wordt nu de residentie van de Habsburgers. Hun imperium kent pas in 1918 een dramatisch einde. Onder de Habsburgers groeit Wenen uit tot een van de belangrijkste Europese steden.

Walther von der Vogelweide

In 1485 begint de vijf jaar durende bezetting van Wenen door de Hongaarse koning Matthias Corvinus. Na diens dood (6 april 1490) herovert Maximiliaan I de stad voor de Habsburgers.

Omstreeks 1350 begint de bouw van de 135 m hoge zuidoosttoren (Steffel) van de nieuwe gotische Stephansdom. De bouwwerken eindigen pas in 1433.

Rudolf IV

Frederik III

Rudolf IV (Der Stifter) sticht in 1365 de universiteit en in 1469 wordt er door toedoen van Frederik III een bisdom opgericht.

Stephansdom

In 1529 kent Wenen een 18-daags beleg door de Turken. De buiten­wijken worden verwoest, maar de ‘Innere Stadt’ houdt stand en de Turken trekken zich terug. Beleg van Wenen door de Turken in 1683

Onder de muzikaal begaafde – hij componeerde zelf – Duitse keizer Leopold I (1640-1705), die in 1665 alle Oostenrijkse erflanden in zijn bezit kreeg, begint Wenen aan haar luisterrijke barokperiode. De pestepidemie van 1679 en de tweede poging in 1683 van de Turken onder Kara Mustapha om Wenen te veroveren, doen nauwelijks afbreuk aan de vele bouwactiviteiten. De bouwstijl is niet langer Italiaans, maar wordt bepaald door eigentijdse architecten zoals Fischer von Erlach (Karlskirche) en Lukas von Hildebrandt (Peterskirche).

Matthias Corvinus

Karel VI

Karel VI regeert van 1711 tot 1740 en heeft geen mannelijke nakomelingen. Het opvolgingsrecht van zijn dochter Maria Theresia kan hij na vele concessies geregeld krijgen (Pragmatieke Sanctie) zodat ze in 1740 aan het hoofd van het Habsburgse rijk komt.

Fischer von Erlach

TENTO_wenen_1-4.indd 1

5/09/13 09:45


Wenen: 1740-1945

Kärtnerring 19e eeuw

18e-eeuws zicht op Wenen

In het begin van haar regeerperiode wordt de kunstminnende, rooms-katholieke en eerder conservatieve Maria Theresia geconfronteerd met langdurige conflicten: de Oostenrijkse Successieoorlog en de Zevenjarige Oorlog (1756-1763). Na deze laatste oorlog is haar politiek gericht op de bestendiging van de vrede die ze benut voor allerlei reorganisaties.

Maria Theresia met haar man Frans van Lotharingen en hun kinderen. Uiterst rechts staat Jozef II. Jozef II begeleidt zijn zussen in een duo van Salieri.

Met haar zoon Jozef II, sinds de dood van haar echtgenoot (1765) mederegent voor de Oostenrijkse erflanden en keizer van 1780 tot 1790, breekt een periode van drastische hervormingen aan. De lijfeigenschap wordt afgeschaft. De belastingsplicht en de toepassing van de wet wordt voor iedereen gelijk. Jozef II voert ook volledige godsdienstvrijheid en persvrijheid in, hij geeft de joden burgerrechten en confisceert de kerkelijke bezittingen.

Maria Theresia als jonge vrouw

Voor de kunsten, in het bijzonder voor de muziek is de periode 17401790 een gouden tijd. De muziek vindt enthousiaste beschermers in zowel Maria Theresia als Jozef II, die verschillende instrumenten bespeelt.

Jean-Baptiste Bernadotte

De koninklijke familie woont een concert bij in de Redoutezaal van het paleis Schönbrunn (1760).

Aankomst van Napoleons troepen in Wenen (1805)

De Franse Revolutie kan de Weners maar weinig bekoren. In 1798 wordt maarschalk Jean-Baptiste Bernadotte allesbehalve met open armen ontvangen. Wanneer Napoleon I in 1805 in Wenen arriveert en zijn intrek neemt in Schönbrunn betonen ze – noodgedwongen – wat meer respect. De Franse bezetting eindigt al in 1806, gevolgd door een nieuwe beschieting en verovering in 1809.

Het Congres van Wenen

Van 18 september 1814 tot 9 juni 1815 houden de Europese vorsten en staatslieden onder het voorzitterschap van de Oostenrijkse diplomaat prins Klemens von Metternich in Wenen een congres om na de val van Napoleon I het evenwicht in Europa te herstellen.

Frans Jozef Eduard, Johann en Joseph Strauss

Frans I Klemens von Metternich

Keizer Frans I moeit zich nauwelijks met de vele intriges maar toont zich een royaal gastheer bij de talrijke banketten, bals en concerten. Dit ontlokt de Belgische prins de Ligne de uitspraak: ‘Het congres danst maar er zit geen beweging in.’

De moord in Sarajevo (28 juni 1914) op Frans Jozefs erfgenaam aartshertog Frans Ferdinand vormt de directe aanleiding van een wereldoorlog (1914-1918), die een einde maakt aan het Habsburgse keizerrijk. Na 1918 leiden de armoede en ongeziene inflatie tot heftige gevechten met de aanhangers van de rechtse kanselier Dolfuss die vermoord wordt door Oostenrijkse nazi’s. Op 31 maart 1938 rijdt Hitler Wenen binnen: de ‘Anschluss’ is een feit.

TENTO_wenen_1-4.indd 2

De volgende 30 jaar kent Wenen een tijd van relatieve rust en ontspanning waarin zowel Beethovens muziek als deze van de familie Strauss furore maken.

Aankomst van de Führer voor het Weense stadhuis

De Weense hofopera ten tijde van Gustav Mahlers directie

Theodor Latour

De revolutiegolf van 1848 overspoelt ook Wenen. Nadat de minister van defensie Theodor Latour is opgehangen, worden de opstanden genadeloos neergeslagen. Keizer Ferdinand I treedt af ten gunste van zijn neef Frans Jozef. Tijdens diens 68 jaar durende regeerperiode ontwikkelt Wenen zich tot een moderne grootstad. De bevolking stijgt van 431.000 inwoners in 1850 naar 2.000.000 in 1910! Het Ringstrasse-complex, het nieuwe operagebouw, talrijke musea en de wereldtentoonstelling van 1873 bezingen de glorie van een keizerrijk dat tot verdwijnen is gedoemd. Op het eind van WO II wordt de stad zwaar beschadigd en veroverd door de Russen (april 1945). In juli 1945 verdelen de geallieerden Wenen in vijf zones: een Russische, Amerikaanse, Britse, Franse en een gemeenschappelijke. Pas in 1955 wordt Wenen de hoofdstad van een onafhankelijk Oostenrijk en groeit opnieuw uit tot een Europees centrum voor wetenschap, kunst en cultuur. Wenen evolueert naar een van de belangrijkste Europese muzieksteden waar traditie en vernieuwing hand in hand gaan door een bonte mengeling van culturen heen.

Concert in het Musikverein

5/09/13 09:47


De Weense Scholen: Preambulum

Musicerend gezelschap (1633)

Aartshertog Leopold dirigeert van aan het klavier Glucks opera Il parnasso confuso (Schönbrunn, 24 januari 1765)

Met het huwelijk van Ferdinand II met Eleonora Gonzaga uit Mantua (1622) begint een meer dan 200 jaar durende band met de nieuwe Italiaanse muziekstijl ingezet door Claudio Monteverdi. Tussen 1637 (begin regeerperiode Ferdinand III) en 1740 (einde regeerperiode Karel VI) groeit Wenen uit tot een Europees muziekcentrum dankzij de steun van een reeks muziekminnende en zelfs componerende keizers. Italiaanse kapelmeesters zoals Giovanni Valentini en Antonio Bertali en beroemde Italiaanse zangers (vooral castraten), zangeressen en instrumentisten worden geëngageerd tegen soms exorbitante honoraria. Voor het huwelijk van keizer Leopold I met Margherita van Spanje (1668) componeert Antonio Cesti (ook Leopold zelf schrijft enkele aria’s) de wellicht beroemdste opera uit het 17e-eeuwse Wenen: Il pomo d’oro.

Collegium musicum (ca.1740)

In de barokperiode wordt Wenen het toneel van oogverblindende operaproducties, wint de keizerlijke hofkapel aan prestige en musiceren meer en meer burgers in allerlei muziekgezelschappen en collegia.

Johann Kaspar Kerll

Johann Heinrich Schmelzer

Diezelfde Italianen introduceren in Wenen de autonome instrumentale muziek. Een voorbeeld dat wordt gevolgd door Valentini’s leerling Johann Kaspar Kerll (1627-1693), organist aan de Stephansdom van 1674 tot 1677 en door Johann Heinrich Schmelzer (1621-1680), kapelmeester in 1679 en 1680. Samen met Bertali componeert Schmelzer de muziek voor de spectaculaire paardenballetten opgevoerd in 1667 in de Weense keizerlijke residentie. Muziekhistorisch is Schmelzers bijdrage aan de ontwikkeling van de instrumentale suite en sonate van groter belang.

Opvoering van Il pomo d’oro in het speciaal daarvoor gebouwde theater (1666-1668)

Claudio Monteverdi

Scènebeeld van Ludovico Burnacini voor Il pomo d’oro

Johann Joseph Fux

Onder Karel VI beleeft het muziekleven aan het Weense hof een ongeëvenaard hoogtepunt (de hofkapel wordt uitgebreid tot 134 leden) dat tevens het einde van een periode inluidt. Vicekapelmeester Johann Joseph Fux (1660-1741) volgt in 1715 Marco Antonio Ziani op als hofkapelmeester en Antonio Caldara (1670-1736) wordt vicekapelmeester. Opera’s componeren wordt een bijna dagelijkse bezigheid.

Het paardenballet Contesa dell’aria e dell’acqua (1667) Antonio Caldara

Hun belangrijkste librettisten zijn Pietro Metastasio (1698-1782), de beroemde librettist van onder meer Gluck en Mozart, en Pietro Pariati (1665-1733). Ook de beroemde decorbouwer Giuseppe Galli-Bibiena (1695-1757), telg van een Italiaanse familie van decorbouwers, werkt een aantal jaren in Wenen en ontwerpt de decors voor heel wat opera’s van Fux. Het zijn diezelfde Caldara en Fux, wiens muziektheoretisch werk Gradus ad Parnassum (Wenen, 1725) tot diep in de 19e eeuw een standaardwerk blijft, die de instrumentale muziek nieuwe impulsen geven.

Antonio Salieri

Georg Reutter

TENTO_wenen_1-4.indd 3

Decor van Fux’ Angelica Vincitrice di Alcina Giuseppe Torelli

Antonio Vivaldi

De tijdelijke aanwerving voor de hofkapel van beroemde musici zoals Giuseppe Torelli en zelfs Antonio Vivaldi (die in 1741 in Wenen overlijdt) is mede bepalend voor de ontwikkeling van het ‘klassieke’ concerto en dito sonate.

Pietro Metastasio

Na de dood van Karel VI (1740) en zijn kapelmeester Fux (1741) wordt Georg Reutter (die de jonge Haydn als koorknaap recruteerde), in 1751 de kapelmeester van de Stephansdom. De hofkapel was intussen gereduceerd tot amper 20 leden. De laatste Italiaanse kapelmeester (1788 tot 1824) is Antonio Salieri.

In de tweede helft van de 18e eeuw begint het Weense concertleven, zowel privé als openbaar, zich dan ook af te spelen in nieuwe concertzalen en in de paleizen van een erudiete aristocratie die niet zelden openstaat voor vernieuwingen. Aartshertogen zoals Rudolph van Oostenrijk en de adellijke families Esterházy, Lichnowsky, Kinsky, Lobkowitz, Rasumowsky en anderen worden de nieuwe mecenassen. Beethovens contract met drie van zijn beschermheren is daarvan een typisch gevolg.

Beethovens contract (10-03-1809) met aartshertog Rudolph, prins Kinsky en prins Lobkowitz voor een jaarlijks honorarium van 4000 gulden

5/09/13 09:49


De Eerste Weense School

(De Weense Klassieken) De Habsburgse residentie Schönbrunn in de 18e eeuw

Haydn, Beethoven en Mozart

18e-eeuws zicht op Wenen

‘Ik verzeker het u, dat het hier een heerlijk oord is en de beste plaats ter wereld voor mijn métier.’ — Mozart aan zijn vader, 1781

In dit werk uit 1834 wordt voor het eerst gewag gemaakt van een Weense School die, zo schrijft de rechtsgeleerde en muziektheoreticus Kiesewetter ‘de toonkunst in ieder geval tot de hoogste volmaaktheid heeft gebracht.’

‘Men moet dus die beiden (Haydn en Mozart) als stichters van een nieuwe School beschouwen, die men Duitse of wellicht juister (…) de Weense school mag noemen.’ Dat zegt Raphael Georg Kiesewetter (1773-1850) in Geschichte der europäischabendländischen oder unsrer heutigen Musik.

Wolfgang Amadeus Mozart

Joseph Haydn

Dat hij Beethoven niet vermeldt, heeft te maken met de discussie of Beethoven een romantisch dan wel een klassiek componist is.

Ludwig van Beethoven in 1802

Beethoven componeert de Pastorale (1834)

Naar de vorm zijn de meeste werken van Beethoven (sonates, kwartetten, symfonieën, concerto’s …) ongetwijfeld klassiek, maar omstreeks 1800 worden ze steeds persoonlijker en sluiten ze inhoudelijk aan bij een grotendeels door de literatuur (Goethe, Schiller, Schlegel, Eichendorff, Jean Paul, E.T.A Hoffmann …) ontwikkelde romantische expressie.

Johann Wolfgang von Goethe (1814), portret door J.J. Schmeller

Een aantal componisten wordt doorgaans ook niet tot de Weense klassieken gerekend, maar oefende toch een enorme invloed uit op de volgende generaties. Zo waren er de kosmopoliet Christoph Willibald Gluck (1714-1787) die jarenlang in Wenen werkzaam was en Beethovens stads- en tijdgenoot Franz Schubert (1797-1828).

Friedrich Schiller, portret door L. Simanowiz

Als vader van het romantische lied is Schubert, naast Beethoven voor de instrumentale muziek, ongetwijfeld de meest vernieuwende componist van zijn generatie. Voor zijn instrumentale muziek blijft hij schatplichtig aan Haydn, Mozart en zijn idool Beethoven en dus ook, althans ten dele, aan de klassieke esthetische principes van zijn tijd. Johann Winckelmann, schilderij van R. Mengs

Franz Schubert, tekening van M. von Schwind

De filosoof Immanuel Kant (1724-1804) maakt een onderscheid tussen het schone en het verhevene. ‘Schoonheid is de vorm van de doelmatigheid van een object, voor zover deze zonder voorstelling van een doel hierbij wordt waargenomen.’ Het verhevene daarentegen doet ons – volgens Kant – de macht voelen van het denken om zich boven de empirische werkelijkheid te verheffen.

De jonge Immanuel Kant, tekening van gravin K. Keyserling (ca.1755)

Ranieri da Calzabigi

Interieur Burgtheater

Christoph Willibald Gluck, portret door J.S. Duplessis

Met de steun van zijn bankier-librettist Ranieri da Calzabigi en van de voor vernieuwing openstaande aristocratie creëert Gluck in het Weense Burgtheater twee van zijn belangrijkste reform-opera’s (die Mozart fel zullen beïnvloeden): Orfeo ed Euridice (5 oktober 1762) en Alceste (16 december 1767).

Deze principes zouden na de publicatie (1764) van Geschichte der Kunst des Altertums van de Duitse archeoloog en kunstgeleerde Johann Joachim Winckelmann (1717-1768) het kunstgebeuren sterk beïnvloeden. Winckelmann houdt een pleidooi voor een kunst gebaseerd op evenwichtige verhoudingen zowel in de ruimte (architectuur) als in het tijdsverloop (in de muziek is de klassieke sonatevorm bij Haydn en Mozart daar een perfect voorbeeld van). Voor Winckelmann is schoonheid het ware doel van de kunst. Maar wat is schoonheid?

Beantwoorden de meeste werken van Beethoven aan het kantiaanse verhevene (denken we bijvoorbeeld aan zijn Negende symfonie), dan wordt het kantiaanse schoonheidsbegrip bij uitstek verklankt door de instrumentale muziek van Haydn en Mozart. Dat Joseph Haydn (Rohrau, 31 maart 1732) als de grondlegger van de Eerste Weense school wordt beschouwd, is meer dan terecht. Tijdens zijn bijna 40 jaar durende kapelmeesterschap bij de familie Esterházy componeert hij vele strijkkwartetten en symfonieën die de basis vormen voor heel wat werken van Beethoven, Brahms en zelfs Schönberg!

Wassili Luckhardt, An die Freude (1919-1920), geïnspireerd op Beethovens Ode an die Freude

Joseph Haydn, gouache door J. Zitterer (ca.1795)

TENTO_wenen_1-4.indd 4

5/09/13 09:50


De Eerste Weense School

(De Weense Klassieken) Lindenallee in de Augarten (ca.1780)

De sopraan Caterina Cavalieri in Die Bergknappen van Ignaz Umlauf

Wenen wordt ‘the place to be’ voor kunstenaars van diverse pluimage. Het muziekleven aan het hof, vrij conservatief en geschoeid op Italiaanse leest, verandert van trend wanneer Jozef II het Burg­ theater omvormt tot Duits nationaal theater. Het eerste Singspiel Die Bergknappen van Ignaz Umlauf (17461796) gaat er in première op 17 februari 1778.

Tot aan zijn dood in 1791 – samen met zijn onvoltooid gebleven Requiem voer voor vele geromantiseerde verhalen – geeft Mozart privélessen (vooral aan jongedames van goeden huize), componeert hij een gigantisch oeuvre bijeen (waaronder de laatste drie symfonieën) en organiseert hij concerten (academies) met vooral eigen werk dat hij dirigeert of waarin hij als solist optreedt (pianoconcerti).

Nikolaus I Esterházy

Johann Peter Salomon

Concertzaal in de Augarten

Carlo Artaria

Kohlmarkt

Deelname aan het concertleven en zelf musiceren wordt meer en meer een statussymbool voor vele voorname Weense families. Dit creëert nieuwe mogelijkheden. Componisten zijn niet langer afhankelijk van autoritaire broodheren, maar rekenen op mecenassen, de vrije markt en uitgevers zoals Carlo en Francesco Artaria (gevestigd op de Kohlmarkt) die vele werken van Haydn en Mozart in allerlei versies publiceren.

Lorenzo da Ponte

Aankondiging van Mozarts concert waarop hij zijn Pianoconcerto in C, KV467 uitvoerde.

Mozarts samenwerking met de avontuurlijke librettist Lorenzo da Ponte levert enkele ongeëvenaarde opera’s op: Le Nozze di Figaro (creatie op 1 mei 1786 in het Burgtheater), Il dissoluto punito, ossio il Don Giovanni (gecreëerd in Praag) en Così fan tutte (Wenen, 26 januari 1790, Burgtheater).

Wanneer in 1790 zowel Jozef II als Haydns broodheer, vorst Nikolaus I Esterházy (de prachtlievende) overlijden, is Haydn als vader van het strijkkwartet en omwille van een geniale compositorische vindingrijkheid, al beroemd tot ver over de landsgrenzen heen. Paul Anton II Esterházy ontbindt de muziekkapel, maar Haydn behoudt de titel van kapelmeester – zonder verplichtingen – en krijgt levens­lang een mooi pensioen. Hij verhuist naar Wenen en wordt er al gauw benaderd door de violist en Londense concertorganisator Johann Peter Salomon die hem engageert voor een reeks concerten in Londen (15 december 1790 tot 24 juli 1792).

Beethoven improviseert voor Mozart.

Emanuel Schikaneder

Kort voor zijn mysterieuze overlijden op 5 december 1791 componeert hij nog het wellicht beroemdste Singspiel aller tijden: Die Zauberflöte, op een libretto van de acteur en theaterdirecteur Emanuel Schikaneder (creatie op 30 september 1791 met Schikaneder in de rol van Papageno). Dat Mozart door velen als de meest ‘klassieke’ componist uit de Eerste Weense school wordt beschouwd, heeft hij vooral te danken aan het perfecte evenwicht tussen vorm en inhoud van de meeste van zijn instrumentale werken (sonates, kwartetten, concerti en symfonieën).

Schikaneders theater Auf der Wieden

Voorstelling van Mozarts laatste ogenblikken

Beethovens eerste contact met Wenen dateert van 1787. Daar ontmoet hij Mozart die zo onder de indruk is van zijn pianospel en improvisatietalent dat hij hem introduceert in de Weense ‘society’.

TENTO_wenen_5-8.indd 1

Leopold Mozart met de 6-jarige Wolfgang in Schönbrunn

Wenen maakt in 1762 voor het eerst kennis met Mozart, het wonderkind uit Salzburg. Na de breuk met de prinsaartsbisschop van Salzburg, Hieronymus Colloredo, vestigt Mozart zich in 1784 als vrij en zelfstandig musicus definitief in Wenen.

De jonge Beethoven Johann Schenk (1754-1836)

In 1793 is Haydn terug in Wenen en wordt Beethoven (die terzelfdertijd bij Johann Schenk studeert) een tijdlang zijn leerling.

Uitvoering van Die Schöpfung onder leiding van Antonio Salieri in de feestzaal van de Weense universiteit. Haydn zit vooraan, uiterst links zit Beethoven.

Na zijn korte studietijd bij Haydn (en anderen) blijft Beethoven tot aan zijn dood op 26 maart 1827 met Wenen verbonden. Met vallen en opstaan bouwt hij, geholpen door een schare bewonderaars en verlichte geesten, een carrière uit. Aanvankelijk als pianist, later uitsluitend als geniaal componist – vader van de romantiek – die meer dan wie ook zijn stempel zal drukken op het verdere verloop van de muziekgeschiedenis. Terecht werd er over Beethoven al een bibliotheek vol geschreven. Het beeld van zijn begrafenis waarbij meer dan 20.000 Weners aanwezig waren, is het bewijs dat zijn genialiteit door velen van hen werd aangevoeld.

In 1794 volgt een tweede reis naar Londen (tot augustus 1795). Nadien beleeft Haydn in Wenen nog de creatie van Die Schöpfung (29 april 1798) en van Die Jahreszeiten (24 april 1801). Op 27 maart 1808 verschijnt hij voor het laatst in het openbaar bij de uitvoering van Die Schöpfung in de Weense universiteit. Hij overlijdt op 31 mei 1809 tijdens de tweede Weense bezetting door Napoleon.

Begrafenis van Beethoven

5/09/13 14:54


Kunst als kritiek:

het Weense modernisme en de Tweede Weense school

‘Wat makkelijk in het oor gaat, gaat er ook makkelijk uit. Wat moeilijk in het oor gaat, gaat er moeilijk uit.’ Karl Kraus, tekening door O. Kokoschka

— Karl Kraus Adolf Loos, portret door Man Ray

‘De mens houdt van alles wat zijn gemak dient. Hij haat alles wat hem uit zijn bekende en veilige positie haalt en wat hem hindert. Daarom houdt hij van gebouwen en haat hij kunst.’

Arnold Schönberg, zelfportret

— Adolf Loos

‘Muziek is niet alleen een vorm van amusement, maar de uitbeelding van muzikale gedachten van een muzikale dichter, een muzikale denker. Deze muzikale gedachten moeten in over­eenstemming zijn met de wetten van de menselijke logica.’ — Arnold Schönberg

Keizer Frans Jozef I op het nieuwjaarsbal

Met de legendarische aanhef ‘Het is mijn wil’, beveelt keizer Frans Jozef I amper 20 jaar na de dood van Beethoven (26 maart 1827) en Schubert (19 november 1828) het slopen van de oude stadswallen en de aanleg van een 4 km lange ring (De Ringstrasse), die in 1865 plechtig wordt ingehuldigd.

Zicht op Wenen (1873)

Richard Strauss & Franz Schalk

Wenens trots, de nieuwe hofopera (van 1897 tot 1907 geleid door Gustav Mahler en van 1919 tot 1924 door het duo Richard Strauss - Franz Schalk) wordt voltooid in 1869. Het is het eerste in een reeks prestigieuze Ringstrasse-gebouwen in historiserende neostijlen zoals het nieuwe stadhuis, verscheidene musea en het nieuwe Burgtheater. De kapitalistische Weense elite en welstellende burgerij die nauwelijks geïnteresseerd is in de politieke en sociale onlusten die Europa teisteren, voelt zich opperbest bij deze demonstratie van vergane glorie die stabiliteit en aanzien uitstraalt.

Gustav Mahler Het slopen van de oude stadswallen

In 1841 wordt de Wiener Philharmoniker gesticht. Symfoniën van Brahms en Bruckner worden gecreëerd. Mahlers esthetiek en zoektocht naar innerlijke waarheid stroken helaas minder met de smaak van een gemakzuchtige fin-desièclesamenleving en stuiten op onbegrip. De Weense bourgeoisie die flaneert langs de Ring en in het Prater, verlustigt zich liever in de walsen en operettes van vader en zoon Strauss (overigens zeer geapprecieerd door Brahms), Lanner en Lehár. Ze heeft geen benul van de revolutionaire vernieuwingen die de kritiek van vele kunstenaars (waaronder ook Mahler) op haar biedermeiermentaliteit aan het uitbroeden is.

Café Griensteidel

Gustav Klimt

Oskar Kokoschka, zelfportet (1913)

Titelblad van Die Fackel (tussen 1899 en 1936 publiceert Kraus 922 nummers)

Sigmund Freud

Deze ‘creatievelingen’ leven allesbehalve geïsoleerd. Ze ontmoeten elkaar in de talrijke Weense koffiehuizen (Café Griensteidel, Café Central, Café Museum, Café Landtmann …) die zoals de 18e-eeuwse Parijse salons de broedplaatsen voor revolutionaire ideeën vormen. Ze discussiëren en helpen elkaar (Mahler en Loos steunen de jonge, talentvolle Schönberg niet enkel moreel maar ook financieel), niet zelden met amoureuze gevolgen. In dit soms onontwarbare kluwen van relaties kan blijkbaar nog enkel een ‘gesprek’ met de psychoanalyticus Sigmund Freud (1856-1939) enig soelaas bieden.

TENTO_wenen_5-8.indd 2

Hugo von Hofmannsthal

De felste kritiek komt van de publicist en satiricus Karl Kraus (1874-1936) die met zijn eenmanstijdschrift Die Fackel een enorme invloed uitoefent op de filosoof Ludwig Wittgenstein (1889-1951), de architect Adolf Loos (1870-1933), de componist Arnold Schönberg (1874-1951), de schilders verenigd in Gustav Klimts (18621918) in 1897 gestichte Wiener Secession, Klimts adepten Oskar Kokoschka (18861980) en Egon Schiele (1890-1918) en schrijvers zoals Peter Altenberg (18591919), Robert Musil (1880-1942), Hugo von Hofmannsthal (1874-1929) en Arthur Schnitzler (1862-1931).

Ludwig Wittgenstein

Première van Die Fledermaus (Theater an der Wien, 5 april 1874)

Alexander von Zemlinsky, schilderij van R. Gerstl

De weinige lessen die de jonge Schönberg (die grotendeels autodidact blijft) krijgt van de componist en dirigent Alexander von Zemlinsky blijven overigens ook niet zonder amoureuze gevolgen. Schönberg trouwt met diens zuster. Dat in het jaar waarin Schönberg wordt geboren (1874) Johann Strauss juniors meest succesvolle operette Die Fledermaus in première gaat, en dat hij overlijdt in hetzelfde jaar (1951) als de grote filosoof Ludwig Wittgenstein, behoort wellicht tot de vele ironische historische toevalligheden.

5/09/13 14:54


Schönberg en zijn leerlingen Berg en Webern: Van hoogromantisch expressionisme …

Die Macht der Musik (1918), schilderij van O. Kokoschka

Richard Dehmel

Arnold Schönberg (ca.1899)

Het Weense Rosé-kwartet Guido Adler

Na zijn leerzame contacten met Alexander von Zemlinsky en met Richard Strauss (die hem tot aan de publicatie in 1923 van zijn Komposition mit Zwölf Tönen zeer waardeert) vestigt Schönberg zich in Wenen. Niemand minder dan Mahler is diep onder de indruk van zijn strijksextet Verklärte Nacht, opus 4 (1899) geïnspireerd op het gelijknamige gedicht uit Richard Dehmels cyclus Weib und Welt. Ondanks het hoogromantische gehalte van deze muziek, stuit de première door het versterkte Rosé-kwartet in het Musikverein (1902) op heftige weerstand.

Samen met Zemlinsky sticht hij de Vereinigung Schaffender Tonkünstler. Mahler is de erevoorzitter. Tijdens haar korte bestaan (1904/05) worden onder andere de Sinfonia domestica van Richard Strauss, de Kindertotenlieder van Mahler en Schönbergs symfonische gedicht Pelleas und Melisande gecreëerd. Beïnvloed door dit laatste werk en door Mahler componeert Webern in 1908 zijn eerste orkestwerk, de Passacaglia, opus 1. Tijdens de volgende jaren (1907/08) veroorzaken de steeds atonaler wordende werken van Schönberg enkel schandalen. De creaties door het Rosé-kwartet van het eerste en het tweede strijkkwartet zorgen voor beroering. Vooral het tweede, met in de twee laatste delen een sopraanpartij (gezongen door de beroemde sopraan van de hofopera, Maria Gutheil-Schoder) op tekst van gedichten uit de cyclus Der Siebente Ring van Stefan George (1868-1933), brengt een waar tumult teweeg.

Erinnerung an das Begräbnis Gustav Mahlers (1911), schilderij van A. Schönberg

Op 18 mei overlijdt Gustav Mahler. Schönberg publiceert zijn Harmonielehre waaraan hij jaren heeft gewerkt en draagt deze op aan Mahler. Hij schildert Erinnerung an das Begräbnis Gustav Mahlers.

Maria Gutheil-Schoder

Peter Altenberg

TENTO_wenen_5-8.indd 3

Ook Das Buch der Hängenden Garten op 15 gedichten van Stefan George en de Drei Klavierstücke, opus 11 oogsten enkel onbegrip. De ontgoochelde Schönberg begint meer en meer te schilderen en op 10 oktober 1910 stelt hij maar liefst 47 olieverfschilderijen en aquarellen tentoon in de Weense kunsthandel Hugo Heller. Wassily Kandinsky is enthousiast en in 1911 wordt Schönberg lid van de pas door Kandinsky opgerichte groep Der Blaue Reiter.

Der rote Blick (1910), schilderij van A. Schönberg

Stefan George

Albert Giraud (pseudoniem voor Kayenberg)

Aankondiging van de creatie van Pierrot Lunaire

Arnold Schönberg als soldaat

Alban Berg (links) en Anton Webern (rechts)

In 1904 start Schönberg met het geven van privélessen in compositie en muziektheorie die vooral gevolgd worden door studenten (onder meer Anton Webern) van Guido Adler, professor musicologie aan de Weense universiteit en goede vriend van Mahler. Naast Webern (1883-1945) behoren ook Alban Berg (1885-1935) en Hanns Eisler (1898-1962) tot zijn bekende leerlingen.

Kort voordien, op 24 april, werden Bergs Pianosonate, opus 1 (gecomponeerd in 1907/08) en zijn strijkkwartet gecreëerd. Tussen 2 maart en 6 juni 1912 componeert Schönberg in opdracht van de woordkunstenares Albertine Zehme een van de belangrijkste werken uit de 20e-eeuwse muziekliteratuur: Dreimal sieben Gedichte aus Albert Girauds Pierot Lunaire. Het wordt gecreëerd in Berlijn op 16 oktober. Het is een groot succes bij de jongere generatie en meerdere uitvoeringen volgen.

De uitvoering op 31 mei 1913 van twee van Bergs Fünf Orchesterlieder, nach Ansichtskartentexten von Peter Altenberg, gedirigeerd door Schönberg, veroorzaakt zo’n tumult dat het concert moet afgelast worden. Tijdens de oorlogsjaren worden zowel Berg, Webern als Schönberg door andere beslommeringen in beslag genomen, maar ze overleven de oorlog gelukkig. Een jaar voordat Berg als militair wordt opgeroepen (15 juli 1915) woont hij een opvoering bij van Georg Büchners Woyzeck (14 mei 1914) door de Weense Kammerspiele. Het idee voor een opera is geboren en laat hem niet meer los, ook al kan hij er pas in 1918 volop aan werken. 1918 is ook het jaar dat hij samen met Schönberg en Webern het Verein für musikalische Privataufführungen sticht. Het bestaat tot 1922 en verzorgt 353 uitvoeringen van 154 werken in 117 concerten.

1912/13 is voor Schönberg een periode van successen. Door toedoen van Webern kunnen op 23 februari 1913 eindelijk de al in 1900 begonnen monumentale Gurrelieder op tekst van de Deen Jens Peter Jacobsen in het Musikverein in première gaan. Dirigent is Franz Schrecker. Het zijn de monumentaliteit en vooral de traditie (Wagner, Mahler) maar ook enkele elementen van vernieuwing (atonaliteit) die het enorme succes verklaren.

Georg Büchner (1813-1837)

Alban Berg als soldaat

5/09/13 14:55


Schönberg en zijn leerlingen Berg en Webern: … tot seriële twaalftoons­muziek

Arnold Schönberg, door O. Kokoschka (1924)

Alban Berg, schilderij van A. Schönberg (ca.1920)

Twaalftoonreeks voor Schön­ bergs Satire nr. 3 (opus 28), ‘Der neue Klassizismus’

De jaren 1922/23 zijn een mijlpaal in de geschiedenis van de moderne muziek. In lezingen, artikels, analyses en lessen overtuigt Schönberg zijn leerlingen – althans Berg en vooral Webern – van zijn nieuwe (controversiële zoals later blijkt) compositiemethode ontwikkeld na een 15 jaar durende zoektocht: ‘Komposition mit zwölf nur aufeinander bezogenen Tönen’. Kortom dodecafonie: de gelijkwaardigheid, zowel melodisch als harmonisch van alle 12 tonen binnen het octaaf.

Alban Berg, schilderij van A. Clementschitsch (1934)

Leopold Godowski, Albert Einstein en Arnold Schönberg

Anton Webern, door O. Kokoschka (1914)

Schönberg meende het basisprincipe en de daaraan verbonden regels te hebben gevonden voor de ontwikkeling van een muzikale ruimte waar geen boven of onder, geen links of rechts, voor of achter meer bestaat: een soort relativiteitstheorie geïnspireerd op deze van Einstein die hij trouwens in 1934 in New York ontmoet.

Webern overleeft WO II maar wordt per vergissing in de omgeving van Salzburg neergeschoten door een Amerikaans soldaat. Hij overlijdt op 15 september 1945. Zijn invloed op vooral Karlheinz Stockhausen en Pierre Boulez is onmiskenbaar.

Webern die sedert 1921 dirigent is van het Weens arbeiderssymfonieorkest en sedert 1927 vaste dirigent van het Oostenrijks radio-orkest, wordt een radicalere aanhanger van deze methode dan Schönberg zelf. Zowel zijn liederen, pianovariaties, kamermuziek als cantates (opus 26, 29 en 31) munten uit in bondigheid. Hoewel Webern in 1932 de muziekprijs van de stad Wenen krijgt, wordt zijn werk vanaf 1938 als ‘Entartete Musik’ gebrandmerkt. Anton Webern, lithografie van H. Jone

Anton Webern in zijn laatste jaren

Decorschets voor het laboratorium van de krank­zinnige dokter voor de première van Woyzeck

Erich Kleiber

George Gershwin schildert Schönberg (1937)

Dankzij de financiële steun van Alma Mahler publiceert Berg in 1922 de pianoreductie van Woyzeck en beëindigt hij de orkestratie. De première, gedirigeerd door Erich Kleiber, vindt plaats op 14 december 1925 in de Berlijnse staatsopera. Berg slaagt erin om volgens de (weliswaar minder rigoureus toegepaste) regels van de dodecafonie een lyrische, expressieve muziek te schrijven waarvan al zijn volgende composities getuigen, vooral de Lyrische Suite en de helaas onafgewerkte opera Lulu op twee teksten van de Duitse schrijver Frank Wedekind, Erdgeist en Büchse der Pandora.

Schönberg, die zijn beide leerlingen overleeft, wordt in 1926 compositieleraar in Berlijn. De creaties van dodecafonische werken zoals de eenakters Erwartung en Die glückliche hand en de Orchestervariationen (gedirigeerd door Furtwängler) zijn echter weinig succesvol. Hij begint aan zijn opera Moses und Aron (die onafgewerkt zal blijven). Wanneer Hitler in 1933 aan de macht komt, emigreert hij via Parijs naar de VS. Daar ontmoet hij zijn oude vriend Zemlinsky en sluit er ook vriendschap met George Gershwin met wie hij een gemeenschappelijke belangstelling voor tennis en schilderen deelt.

Arnold Schönberg als leraar in Los Angeles

Frank Wedekind (1864-1918)

Het werken aan Lulu wordt onderbroken door de compositie van een vioolconcerto, een opdracht van de Amerikaanse violist Louis Krasner (1903-1995). Door het plotse overlijden van de jongste dochter van Alma Mahler, Manon Gropius, werkt hij koortsachtig aan dit concerto dat hij de titel Dem Andenken einer Engels meegeeft. Kort nadien – op 24 december 1935 – overlijdt Berg aan de gevolgen van een bloedvergiftiging. Op 16 april 1936 creëert Krasner Bergs Vioolconcerto in Barcelona. Hermann Scherchen dirigeert.

Wiegenlied, ballet naar Bergs Vioolconcerto, Wiener Staatsoper, 1984

Vanaf 1936 bekleedt hij een leerstoel aan de University of California en in 1940 wordt hij Amerikaans staatsburger. Het Vioolconcerto, het Vierde Strijkkwartet, de Tweede Kamersymfonie en de Ode an Napoleon Bonaparte zijn de belangrijkste werken die hij in de VS schrijft. Hij overlijdt op 13 juli 1951 in Los Angeles.

EPILOOG Zowel de Eerste als de Tweede Weense School ontstonden in tijden van belangrijke politieke en maatschappelijke veranderingen. Vandaag is de Europese eenmaking een gebeurtenis zonder weerga in de postmoderne geschiedenis. Dat een aantal ‘postmoderne’ Oostenrijkse componisten onder leiding van Kurt Schwertsik (1935) gewagen van een Derde Weense School lijkt voorbarig. Beat Furrer is – net als zijn voorgangers uit de Eerste Weense School – niet uit Wenen afkomstig, maar werd in Zwitserland geboren (1954). Hij vestigt zich in 1975 in Wenen en sticht er in 1985 het beroemde Klangforum Wien. Furrer vervult momenteel een zo belangrijke rol in het hedendaagse muziekleven dat de muziekgeschiedenis van de toekomst wellicht eerder hem als de protagonist van een Derde Weense School zal gaan beschouwen.

Kurt Schwertsik © Karl Kleemayr

Beat Furrer © Anna Meuer

Auteur: Johan Huys Deze tentoonstelling kwam tot stand met de steun van het Oostenrijks Cultuurforum Brussel

TENTO_wenen_5-8.indd 4

5/09/13 14:55


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.