Portfolio 2017

Page 1

Portfolio 2017 Bekijk mijn portfolio met artikelen, beeld- en eindredactie en redactie-coördinatie voor onder meer: - Arts in Spe - Kinderarts en Samenleving - De Medisch Specialist - Medidact - Medisch Contact - Nierstichting Naast schrijfwerk (onder meer interviews, reportages, advertorials, mailings en congresverslagen) verzorgt &Q ook tekstredactie en eindredactie om teksten prettig leesbaar en toegankelijk te maken. Voor elke doelgroep, in foutloos Nederlands. Ook kan &Q de planning en coördinatie van communicatieprojecten uit handen nemen. Vragen? Nieuwsgierig? Meer weten? Neem contact op!


22 RUBRIEK TEKST

Naomi Querido BEELD Getty Images

TWIJFELS NA DE BACHELOR

ZIT IK HIER WEL GOED?

Twijfels over je studie kunnen ineens toeslaan, ook ver na je eerste jaar. Maar met een bachelor op zak switchen naar een andere universiteit of master is zo eenvoudig nog niet, waarschuwen beleidsadviseur Tamara de Bruin en studieadviseur Ineke Steenhoek: ‘Sta eerst stil bij waarom je twijfelt.’


23

ARTS IN SPE JUNI 2016

W

il ik eigenlijk nog wel dokter worden? Wat voor carrière zie ik voor mezelf, en kan ik die ambitie wel waarmaken? En zit ik dan nog wel goed bij deze opleiding, of op deze faculteit? Twijfels over je studiekeuze en loopbaan zijn normaal en gezond: elke geneeskundestudent heeft ze weleens, bijvoorbeeld na het afronden van een intensieve studieperiode, door een paar slechte tentamencijfers, een heftige gebeurtenis tijdens je coschappen of gewoon omdat je er pas gaandeweg de opleiding achter komt waar je gelukkig van wordt en wat voor ‘arts in spe’ er in je zit. Maar wat als dat vooruitzicht je niet meer aanspreekt? Beperkte mogelijkheden ‘Met alleen je bachelor geneeskunde zijn de mogelijkheden op de arbeidsmarkt beperkt’, vertelt senior beleidsmedewerker onderwijs en onderzoek Tamara de Bruin van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). ‘Dat komt omdat de academische bachelor nog niet zoveel waarde heeft voor werkgevers, in tegenstelling tot de hbo-bachelor, die gericht is op de beroepspraktijk. De academische bachelor toont vooral aan dat de afgestudeerde de noodzakelijke kennis en vaardigheden heeft

om aan een masteropleiding te beginnen.’ Met de meeste bachelordiploma’s is het mogelijk te switchen naar een master van een andere universiteit. Maar omdat bij geneeskunde de doorstroommaster in stand is gehouden, is overstappen naar een andere geneeskundefaculteit doorgaans niet mogelijk. De Bruin legt uit hoe dat komt. ‘In het Raamplan Artsopleiding van de NFU staan de inhoud en de algemene eindtermen van de opleiding tot basisarts beschreven, dat wil zeggen de eisen die gelden voor de master. De bachelor is meer gericht op doorstroming en dat is niet een officieel ‘tussenstation’. Elke universiteit vult het onderwijsprogramma namelijk op haar eigen manier in en maakt daarbij gebruik van ‘doorlopende leerlijnen’ over zes jaar. Zo legt de een in de eerste jaren de nadruk op theoretische vorming of wetenschap, terwijl je bij de andere al vroeg in de opleiding coschappen loopt. Per faculteit kan het dus flink uiteenlopen welke kennis en kunde je hebt met het behalen van je bachelor.’

‘ER IS VAAK VEEL MEER MOGELIJK DAN JE DENKT’

Andere richting Toch is de bachelor geen diploma zonder waarde. Studieadviseur bij de faculteit geneeskunde van het UMC Utrecht Ineke Steenhoek schetst de mogelijkheden: ‘Met de bachelor genees-

kunde kun je wel een master volgen van een andere studierichting, bijvoorbeeld bedrijfskunde, beleid en management, gezondheidswetenschappen of een onderzoeksmaster biomedische wetenschappen. Opleidingen stellen daaraan soms aparte voorwaarden en toelatingseisen, bijvoorbeeld een premaster of schakelprogramma om bepaalde vaardigheden op te doen. Voor een studie in het buitenland kunnen nog meer aanvullende eisen gelden. Een andere optie kan zijn om eerst eens een minor te volgen in een andere richting. Zo kun je ontdekken of dat kennisgebied je aanspreekt en eventueel doorstromen in een masteropleiding die beter past bij je ambities en interesses.’ Maar voordat je je witte jas inlevert, adviseert Steenhoek om eerst een bezoek aan de studieadviseur te brengen voor persoonlijk advies. ‘Soms blijkt in een gesprek bijvoorbeeld dat het om onterechte twijfels gaat en het helemaal niet nodig is om te stoppen of switchen. Of wil je, voordat je aan de master begint, een jaar iets heel anders studeren. Verder kan de studieadviseur je verwijzen naar de studieloopbaanadviseur voor begeleiding bij vragen over wie je bent, wat je kunt en wat voor arts je wilt worden. Er is vaak veel meer mogelijk dan je denkt – ook binnen de opleiding geneeskunde.’

EERSTE HULP BIJ TWIJFEL Heb je twijfels over je studiekeuze of je toekomst? Neem dan contact op met de studieadviseur van je faculteit. Bij alle studieadviseurs kun je terecht op afspraak en de meeste houden één keer per week ook een open inloopspreekuur.

keuze voor een overzicht van alle mogelijkheden én films van bijna alle medische beroepen. Of meld je aan voor de workshop Co & Carrière bij het maken van een bewuste keuze voor je vervolgopleiding via knmg.nl/ loopbaan.

Weet je wel zeker dat je arts wilt worden, maar nog niet wat voor vervolgopleiding je wilt doen? Kijk dan op knmg.nl/beroeps-

Wil je je oriënteren op andere mogelijkheden, kijk dan eens op de website van De Geneeskundestudent. Onder Nieuws en standpunten

> Onderwerpen & Standpunten > Bachelor-masterstructuur > Overzicht masteropleidingen vind je een overzicht van alle masteropleidingen die je kunt volgen met je bachelor geneeskunde. Ben je benieuwd naar de mogelijkheden van een (tussen)jaar in het buitenland? Kijk dan op wilwegwijzer.nl voor informatie over wat, waar en hoe.


10

OVER DE GRENS

TEKST: NAOMI QUERIDO | FOTO’S: SUZANNE VAN DE KERK

Kinderartsen ontdekken nut en noodzaak van Brusselse gremia

Expeditie Europa Europa wordt steeds belangrijker voor Nederlandse kinderartsen. En andersom, want steeds meer vakgenoten bewegen zich in Brusselse gremia. Bijzonder is de rol van Lenneke Schrier: sinds kort vertegenwoordigt zij alle Europese aios in de European Academy of Paediatrics. Over het belang van meepraten in Europa.

A

l twee jaar bleef de stoel van de vertegenwoordiger van alle Europese aios kindergeneeskunde leeg tijdens de bijeenkomsten van de European Academy of Paediatrics (EAP, zie kader). “Er was wel een vertegenwoordiger uit Litouwen, maar die leek spoorloos verdwenen”, vertelt derdejaars aios Lenneke Schrier. Zonde, want er spelen nogal wat hot items die vragen om een aios-vertegenwoordiger. Begin 2016 besloot de EAP dan ook op zoek te gaan naar een nieuwe vertegenwoordiger. Kinderartsen Károly Illy en Carsten Lincke, die namens de NVK zitting hebben in de EAP, en aios Caroline Brackel en Sjanna Bestens van de Junior Afdeling, lobbyden krachtig voor een Nederlandse invulling van die positie. Met succes: in het voorjaar mocht de Junior Afdeling de vacature uitzetten onder Nederlandse aios.

‘Maatschappelijke issues krijgen vaak pas echt aandacht als artsen stennis durven schoppen’

Spin in web Op de jaarlijkse themadag van de Junior Afdeling volgde een informele bijeenkomst voor geïnteresseerde aios met meer uitleg over de functie, de dossiers en de organisatiestructuren, want de aios-vertegenwoordiger in de EAP is een spin in het web. Schrier: “Zitting in de EAP betekent dat je de standpunten en belangen van de European Junior Doctors (EJD, zie kader) binnen Europese gremia behartigt. Als Europees vertegenwoordiger heb ik regelmatig contact met de Junior Afdeling om wederzijds op de hoogte te blijven van wat er speelt. Daarnaast ben ik lid van de werkgroep Toekomst en Innovatie van De Jonge Specialist, waarin wordt nagedacht over de visie vanuit de aios over actuele zorgthema’s en hoe de gezondheidszorg er in de toekomst uit moet zien. De standpunten en belangen van de EJD neem ik mee naar de EAP. Het is overigens geen slapende functie, ik leg niet alleen maar die statements voor. Het EAP-bestuur verwacht dat je als volwaardig lid meedenkt en meebeslist.” FEBRUARI 2017 KINDERARTS EN SAMENLEVING

Ervaring op internationaal vlak had Schrier al. Volop zelfs. Vijf jaar lang was ze actief binnen de International Federation of Medical Students Associations (IFMSA, zie kader), onder andere als landelijk voorzitter. Daarnaast liep ze stage bij de World Health Organization en woonde ze twee jaar in de Verenigde Staten. “Het kunnen meedenken over internationale samenwerking en beleid motiveerde me direct om te solliciteren. Bovendien was ik enigszins voorbereid: de zorg beter willen maken op Europees niveau brengt obstakels met zich mee. Behalve de verschillen per land in systemen en kwaliteit van zorg krijg je te maken met culturele verschillen en processen verlopen langzaam. Daarmee moet je weten om te gaan. Daar staat tegenover dat je in dit soort gremia meestal met open minded mensen werkt, die ondanks die belemmeringen toch vooruit willen. Dat is dan weer heel inspirerend.”


OVER DE GRENS

Lenneke Schrier, derdejaars aios LUMC, Junior Afdeling, De Jonge Specialist, European Junior Doctors, EAP.

KINDERARTS EN SAMENLEVING FEBRUARI 2017

11


OVER DE GRENS

Actuele thema’s Inmiddels draait de aios uit de opleidingsregio Leiden alweer ruim zes maanden mee in Europa. “Op de halfjaarlijkse bijeenkomsten van de EAP spreken we over zaken als zorg voor minderjarige vluchtelingen, de twijfel die mensen hebben over het vaccineren van hun kinderen en de organisatie van eerstelijnszorg aan kinderen; onderwerpen die ook in Nederland actueel zijn. Verder wisselen we veel uit over wat werkt in de verschillende landen: van het vertalen van succesvolle concepten als ParkinsonNet naar de kindergeneeskunde tot ontwikkelingen op het gebied van concentratie van zorg. Je kunt je bijvoorbeeld voorstellen dat we op termijn voor bepaalde zeldzame aandoeningen misschien wel toegaan naar één of twee centra voor heel Europa.” De komende drie jaar wil Schrier zich toeleggen op een aantal speerpunten. Het eerste is het Europese opleidingsplan voor algemene kindergeneeskunde, dat in 2015 formeel is goedgekeurd door de European Union of Medical Specialists (UEMS, zie kader). “Het is een dynamisch document dat de komende jaren wordt gereviseerd. Zo is het opleidingsplan nu vooral gericht op de medische inhoud

en zijn overstijgende competenties zoals onderzoek en medisch leiderschap nog nauwelijks uitgewerkt. Vanuit de European Junior Doctors willen we daar meer aandacht voor inruimen.” Daarnaast werkt Schrier mee aan het Europese examen, waarvan het diploma als Europees kwaliteitsmerk geldt. “Zo kan de inhoud van de opleiding per land verschillen, maar wel kinderartsen van gelijkwaardige kwaliteit opleveren. Dit European Board Exam moet het gemakkelijker maken voor kinderartsen om in andere Europese landen te werken of fellowships te volgen”, vertelt Schrier. “In het Verenigd Koninkrijk bestaat al een goed theoretisch examen dat bestaat uit drie onderdelen: praktijkkennis, theorie en wetenschap en toegepaste kennis in de praktijk. Dat willen we vertalen naar de opleidingseisen die de European Board of Paediatrics (EBP, zie kader) heeft opgesteld. Het Europese examen kan parallel bestaan naast het nationale examen of het vervangen – daar is elk land vrij in. Een onderliggend doel van het Europees examen is dat het ook een kwaliteits-pusher kan zijn, die zorgt dat opleidingen hun kwaliteitscriteria omhoog schroeven.”

‘Aan Europa valt een hoop plezier te beleven’ Behalve Lenneke Schrier zit ook NVK-voorzitter Károly Illy als Nederlandse kinderarts in het bestuur van de EAP. ‘Het is voor zowel de huidige als de toekomstige generatie kinderartsen belangrijk de Nederlandse belangen te behartigen in Europa.’

‘S

trikt genomen mag het natuurlijk niet uitmaken uit welk land iemand komt, maar de aiosvertegenwoordiger vervult een belangrijke functie”, vertelt Károly Illy. “Zij – in dit geval Lenneke – denkt vanaf de bron mee over bijvoorbeeld het Europees examen en kan daarbij de Nederlandse belangen ook behartigen.” Dat is van belang, want Nederland werkt sinds 1 januari met het vooruitstrevende opleidingsplan TOP2020. “We willen niet dat Europese regelgeving rond het Europees examen daar contraproductief op werkt. En dan vormt het examen alleen een eindtoets, maar denk ook aan de wijze waarop we opleiden: met het wegvallen van grenzen is het van belang dat de kwaliteitseisen die gesteld worden aan de Nederlandse kinderartsen, ook gevraagd kunnen worden van een Bulgaarse of Roemeense kinderarts.”

Rob Nelisse

12

FEBRUARI 2017 KINDERARTS EN SAMENLEVING

Weinig bekend In 2013 trad Illy zelf toe tot de EAP. “Het was eigenlijk meer toeval dan een gemotiveerde keuze”, vertelt hij. “Ik was net lid van het NVK-bestuur. De toenmalige voorzitter was


OVER DE GRENS

Zij zitten al in Europa: Nico Hartwig (St. Franciscus, Rotterdam) ... is als kinderarts-infectioloog lid van het comité voor Onderwijs van de European Society for Paediatric Infectious Diseases (ESPID) en in die hoedanigheid lid van de EAP. Jojanneke Heidema (St. Antonius, Nieuwegein) ... is de Nederlandse afgevaardigde in de European Board of Pediatrics (EBP) die zich (onder meer) bezighoudt met het Europees examen. Carsten Lincke (ErasmusMC en Maasstad, Rotterdam) ... vertegenwoordigt de Nederlandse academische centra in de EAP. Liesbeth Siderius (GGD IJsselland, Zwolle) ... is actief vanuit de European Academy of Paediatric Societies (EAPS) als belangenbehartiger van kinderen met zeldzame erfelijke en/of aangeboren aandoeningen. Luc Zimmermann (Maastricht UMC+) ... is voorzitter van de European Society for Paediatric Research (ESPR) en in die hoedanigheid lid van de EAP.

verhinderd en vroeg in de bestuursvergadering wie over twee weken naar Brussel kon gaan om bij de EAP-meeting te zijn. Van niets wetend kwam ik in Brussel Carsten Lincke tegen, die al langer EAP-lid is en me wegwijs maakte. Daar ontdekte ik dat er weinig bekend was bij mij en de rest van de Nederlandse kinderartsen over wat er in de EAP gebeurt, terwijl het over belangrijke onderwerpen gaat, zoals de medische zorg voor vluchtelingen, en adolescentie als apart subspecialisme in de kindergeneeskunde. Zo raakte ik gaandeweg enthousiast: aan Europa valt een hoop plezier te beleven.”

Eerstelijns kinderarts De uitwisseling van kennis en contacten levert veel op, vindt Illy. “In de eerste plaats een vergroting van onze kennis, bijvoorbeeld over de systemen in Europa op het gebied van organisatie van zorg en opleiding. Daar kunnen wij ons voordeel mee doen. Een voorbeeld? Denk aan de eerstelijns kindergeneeskunde. In veel lidstaten van de Europese Unie is dat ingebed in het systeem van de gezondheidszorg en een verplicht onderdeel van de opleiding. Vervolgens zie je in studies dat Nederland voor kindergeneeskunde op mortaliteit en morbiditeit in de Europese middenmoot scoort. Uiteraard is dat multifactorieel bepaald, maar het is denkbaar dat het Nederlandse systeem van eerstelijns kindergeneeskunde, waarbij sprake is van niet daartoe opgeleide huisartsen, daarbij een rol speelt. Door ‘Europa’ krijg je inzicht in het belang van de eerstelijns kindergeneeskunde en ga je nadenken over hoe je dat in Nederland kunt organiseren. We zitten nu bijvoorbeeld met Huisartsopleiding Nederland om de tafel om te praten over een verplichte stage kindergeneeskunde.” NQ

KINDERARTS EN SAMENLEVING FEBRUARI 2017

13


14

OVER DE GRENS

‘Misschien gaan we voor bepaalde zeldzame aandoeningen wel toe naar één of twee centra voor heel Europa’

Wegwijs in Europa ● De European Academy of Paediatrics (EAP)

vertegenwoordigt kinderartsen in de UEMS en behartigt hun belangen. De EAP heeft werkgroepen die zich bezighouden met thema’s als vaccinatie, ethiek en zeldzame ziekten. Elk Europees land stuurt vanuit de landelijke vereniging twee afgevaardigden naar de EAP, die één keer per zes maanden bijeenkomt. www.eapaediatrics.eu ● De European Board of Paediatrics (EBP) is onderdeel van

Aan de kaak Verder heeft Schrier een opdracht gekregen vanuit de EAP en de NVK: bouw aan een Europees netwerk van aios kindergeneeskunde. Daar is ze nu druk mee bezig. “Er bestaan al verschillende routes om de stem van aios te laten horen in Europa, zoals via de Junior Afdeling, de NVK, DJS of de EJD. Het gewenste netwerk is daar een aanvulling op. In dit netwerk wil ik graag een Europese editie van de ‘AIOS Upgrade’ organiseren, een Nederlands evenement waarbij aios informatie of training krijgen over onderwerpen die relevant zijn voor de toekomst maar die in de dagelijkse opleidingshectiek niet aan bod komen. Denk bijvoorbeeld aan medisch leiderschap of doelmatigheid van zorg. De uitwisseling van ervaringen binnen het netwerk stimuleert je om kritisch te blijven en kan voor de EAP nuttige input opleveren om dingen op Europees niveau aan de kaak te stellen.” Want ook daar zal Lenneke Schrier zich namens de EAP de komende jaren mee bezighouden: het lobbyen op Europees niveau voor onderwerpen die kinderen aangaan, zoals de aanpak van kindgerichte marketing van ongezonde voedingsmiddelen, rookvrij opgroeien en de toegang tot zorg voor minderjarige vluchtelingen. “Maatschappelijke issues, van vervuild drinkwater tot medische zorg voor vluchtelingkinderen, krijgen vaak pas echt aandacht als artsen stennis durven schoppen en hun stem laten horen. Er zijn nog zoveel thema’s waarvoor we ons hard kunnen maken.” n FEBRUARI 2017 KINDERARTS EN SAMENLEVING

de EAP en is verantwoordelijk voor het niveau van training, praktijk en onderzoek van Europese kinderartsen. Zo wordt gewerkt aan een Europees examen dat garandeert dat kinderartsen die in Europa zijn opgeleid, een bepaald niveau van kennis en ervaring hebben. ● De European Union of Medical Specialists (UEMS)

vertegenwoordigt de nationale federaties van medisch specialisten in de Europese Unie. Op dit moment is de UEMS de belangenbehartiger van maar liefst 1,6 miljoen medisch specialisten in de Europese Unie en de Europese Commissie. Daarnaast heeft de UEMS sterke banden met allerlei Europese medische organisaties en medisch-wetenschappelijke verenigingen (www.uems.eu). ● De European Paediatric Association/Union of National

European Paediatric Societies and Associations (EPA/ UNEPSA) is een pan-Europese organisatie van vijftig wetenschappelijke verenigingen voor kindergeneeskunde. Het voornaamste doel van de EPA/ UNEPSA is het uitwisselen en delen van kennis en best practices en het implementeren van onderzoek in de praktijk (www.epa-unepsa.org). ● De European Junior Doctors (EJD) vertegenwoordigt als

Europese ‘De Jonge Specialist’, 21 nationale federaties van aios. De EJD heeft tot doel om onderlinge relaties tussen haar leden te verbeteren en de (kennis)kloof tussen aios te dichten (www. ejd.eu). ● De International Federation of Medical Students

Associations (IFMSA) is een internationale organisatie van geneeskundestudenten. Het doel van de IFMSA is een bijdrage leveren aan de volksgezondheid door het organiseren van onder meer uitwisselingsprogramma’s en trainingen aan toekomstige artsen (www.ifmsa.nl en www.ifmsa.org). PH


TEKST: NAOMI QUERIDO EN RUBEN VAN PRAAGH FOTOGRAFIE: GETTY IMAGES

BEROEPSBELANGEN

Financiering curatieve zorg

Elke euro telt Circa 21,5 miljard, dat is het bedrag dat jaarlijks wordt uitgetrokken voor zorg van ziekenhuizen en zelfstandige behandelcentra. Hoe komt dit bedrag tot stand? Wie onderhandelt met welke partij, en wie betaalt wat? En waarom is meepraten zo belangrijk? Feiten en cijfers op een rij over de financiering van de medischspecialistische zorg.

Gereguleerde marktwerking Financiering van zorg In veertig jaar tijd is de financiering van zorg al een aantal keren stevig op de schop gegaan om het bekostigingssysteem te vereenvoudigen, de zorgkosten te beheersen en de kwaliteit te blijven verbeteren. Vóór 1979 was er sprake van een ‘open einde’-financiering, een aanbodgestuurde regeling zonder budgettair plafond. Langzaamaan is het paradigma verschoven naar meer vraaggestuurde zorg. Zo deed eerst de budgetfinanciering (1983) haar intrede, daarna de functiegerichte budgettering (1988) en in 2000 kwam het ‘boter bij de vis’principe waarmee extra geld beschikbaar was voor extra zorg aan patiënten, mits goed onderbouwd. In 2006 was het tijd voor een grote omslag: een heel nieuw stelsel met het doel gereguleerde marktwerking in de zorg te bewerkstelligen. De nieuwe Zorgverzekeringswet (Zvw) betekende het einde van het ziekenfonds, de komst van de verplichte basisverzekering en de intrede van de DBC-systematiek. In 2015 volgde opnieuw een forse wijziging: de invoering van de integrale tarieven.

Zowel patiënten, artsen als beleidsmakers verlangen nog weleens terug naar die ‘goede oude tijd’ van het ziekenfonds. Toch waren er belangrijke redenen om daar afscheid van te nemen, zoals de zeer snel stijgende zorgkosten en de relatief lange wachtlijsten. Er werd gekozen voor gereguleerde marktwerking, waarbij de overheid toezicht houdt op de balans tussen vraag en aanbod in de verschillende zorgsectoren, en er ruimte is voor concurrentie, verschil in zorgaanbod en verschillen in de prijzen van behandelingen. De in 2006 opgerichte Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) ziet als ‘marktmeester’ toe op de uitvoering van de Zorgverzekeringswet, terwijl de Autoriteit Consument & Markt let op gezonde concurrentieverhoudingen. Een groot voordeel van ‘marktwerking’ in de zorg moet zijn dat er kostenbewustzijn ontstaat bij patiënten, zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Dit zou ervoor moeten zorgen dat er meer op de kosten wordt gelet en er meer wordt ingezet op zaken als preventie en efficiëntie van de zorgverlening en zorginkoop.

SEPTEMBER 2016 DE MEDISCH SPECIALIST

19


BEROEPSBELANGEN

En waarover? Wie onderhandelt met wie? Onder curatieve zorg verstaan we alle zorg die onder de Zorgverzekeringswet valt: medisch-specialistische zorg, maar ook fysiotherapie, tandheelkunde en huisarts­ geneeskunde en een belangrijk deel van de geestelijke gezondheidszorg. De hoofdrolspelers in de curatieve zorg zijn patiënt, arts, overheid, apotheek, ziekenhuis, en zorgverzekeraar. Elke partij heeft rechten en plichten vanuit de wetgevende kaders. Zo staan in de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO) de aanspraak beschreven die patiënten maken op geneeskundige zorg en de zorgplicht van artsen. In de Zorgverzekeringswet zijn de verplichtingen van zorgverzekeraars benoemd, zoals de acceptatieplicht voor het afgeven van een basisverzekering en de zorgplicht om voldoende zorg in te kopen. Tot slot beschrijft de Wet Marktordening Gezondheidszorg (WMG) de regels inzake marktordening, doelmatigheid en beheerste kostenontwikkeling.

Vooral over de ‘beheerste kostenontwikkeling’ oftewel: het geld. De ambitie van de overheid is goede, toegankelijke en betaalbare zorg voor iedereen. Maar de zorgkosten rezen het afgelopen decennium de pan uit door technologische vooruitgang, de groei van het aantal patiënten, prijsstijgingen en de vergrijzing. Daardoor stegen ook de zorgpremies aanmerkelijk. De rem moest op de kosten, terwijl artsen zich tegelijkertijd hard maakten voor het verbeteren van kwaliteit, vernieuwing en de volksgezondheid. In 2013 sloot minister Schippers van VWS een zorgakkoord over de medisch-specialistische zorg met de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ), Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), patiëntenfederatie NPCF, de Federatie Medisch Specialisten (FMS) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN). De afspraken daaruit komen erop neer dat het groeipercentage van de zorguitgaven tot 2017 wordt teruggebracht tot één procent per jaar, met extra druk op de kosten van geneesmiddelen en door de invoering van de integrale bekostiging.

DBC’s, DOT en prestaties Sinds 2005 declareren ziekenhuizen niet meer per verrichting maar per diagnose behandelcombinatie (DBC). Een DBC staat voor de complete behandeling van een patiënt: een (gemiddelde) optelsom van zorgactiviteiten en verrichtingen. Voor alle diagnostiek, behandelingen, operaties en opnames die de patiënt per diagnose ondergaat, wordt één DBC gedeclareerd. Het ziekenhuis onderhandelt met de zorgverzekeraar over de volumes en het tarief per DBC. Dit past binnen het systeem van prestatiebekostiging waarin ziekenhuis en zorgverzekeraar afspraken maken over de zorg voor patiënten. Maar in 2008 bestonden er meer dan 30.000 DBC’s. Die enorme hoeveelheid bemoeilijkte de onderhandelingen met verzekeraars en het maakte de systematiek gevoelig voor fouten. Daarom worden sinds 2012 declarabele prestaties uitgedrukt in DOT-zorgproducten. Transparantie en medische herkenbaarheid zijn belangrijke uitgangspunten bij het opstellen hiervan, waarvoor de beroepsgroep verantwoordelijk is. De 30.000 DBC’s zijn met deze DOT-methodiek teruggebracht naar 4.400 DOT-zorgproducten.

20

DE MEDISCH SPECIALIST SEPTEMBER 2016


BEROEPSBELANGEN

Vaste en vrije segmenten Voor 30 procent van de 4.400 DOT-zorgproducten stelt de NZa een maximumtarief vast, voor 70 procent geldt een vrij tarief. Het gereguleerd segment geldt voor bijvoorbeeld bijzondere zorg (WBMV) en de kindergeneeskunde. Hiervoor bepaalt de NZa maximumtarieven. In het vrije segment onderhandelen zorgverzekeraars en zorgaanbieders zonder beperkingen over kwaliteit, prijs en volume. Tot slot is er het vaste segment waarin een beschikbaarheidsbijdrage wordt gegeven omdat deze zorg (deels) niet geschikt is om per prestatie te bekostigen, zoals de inzet van de traumahelikopter. Deze ‘zorgprestaties’ zijn niet aan een DBC gekoppeld.

De zorgeuro Het bedrag voor het macrokader medisch-specialistische zorg wordt voor 90 procent opgebracht uit de ziektekostenpremies, het eigen risico en belastingen, en voor 10 procent uit de begroting van VWS. Met het budgettaire kader kunnen zorgverzekeraars en zorgaanbieders het proces voor de zorginkoop starten; zorgverzekeraars kopen hun zorg vooraf in via contracten met onder andere ziekenhuizen. Ziekenhuizen declareren vervolgens voor de geleverde zorg overeengekomen tarieven aan de verzekeraar. De zorgverzekeraar controleert de facturen en gaat over tot betaling. Wordt het macrokader medisch-specialistische zorg overschreden, dan kan de overheid ingrijpen door zorgaanbieders achteraf kortingen op te leggen. Binnen de medisch-specialistische zorg is het macrobeheersinstrument (MBI) hiervoor vastgesteld. Een korting opleggen is echter een laatste redmiddel, want het staat natuurlijk haaks op de filosofie van marktwerking. In de afgelopen jaren is het MBI dan ook niet ingezet, hoewel de VWS-begroting meestal overschreden werd. Positieve noot: mede dankzij de inzet van medisch specialisten neemt de kostenstijging de laatste jaren af.

Noem ‘es een bedrag De media strooien graag met cijfers. Zo zou de Nederlandse zorg tot de duurste ter wereld behoren, besteden we er 14 procent van ons bruto binnenlands product aan en betaalt een modaal gezin aan zorg ongeveer een kwart van het inkomen (11.500 euro op jaarbasis). Die cijfers kloppen wel, maar met een belangrijke kanttekening: het gaat dan om de uitgaven voor curatieve en langdurige zorg tezamen. In werkelijkheid is de curatieve zorg niet bijzonder duur - we zitten rond het gemiddelde van de OESO. Daarbij wordt de bereikbaarheid en kwaliteit van zorg in Nederland als uitstekend beoordeeld. In het Budgettair Kader Zorg (BKZ) legt de overheid het beschikbare bedrag vast voor alle zorg. Voor 2016 zijn die bedragen voor de curatieve zorg 45,9 miljard en voor de langdurige zorg 19,9 miljard euro. Om die bedragen nog concreter in te kleuren: ongeveer de helft van het bruto BKZ voor curatieve zorg (23,1 miljard) geldt als macrokader voor instellingen binnen de medisch-specialistische zorg. De andere helft is voor eerstelijnszorg (5,3 miljard), geneeskundige ggz (3,8 miljard), wijkverpleging (3,3 miljard), ziekenvervoer (0,7 miljard) en genees- en hulpmiddelen (6,2 miljard). En om ook dit laatste cijfer wat concreter te maken: in 2014 gaven we aan intramurale farmaceutische middelen 1,73 miljard euro uit, waarvan maar liefst 1,33 miljard euro aan innovatieve (dure) geneesmiddelen.

SEPTEMBER 2016 DE MEDISCH SPECIALIST

21


BEROEPSBELANGEN

Andere positie De positie van vrijgevestigde medisch specialisten verandert ingrijpend door de integrale bekostiging: zij verliezen hun zelfstandig declaratierecht en moeten voortaan met het ziekenhuis onderhandelen over hun honorarium en de tussen hen geldende voorwaarden. Daarnaast moeten specialisten en bestuurders samen onderhandelen over de prijs die zij vragen per aandoening. Ziekenhuizen willen daarbij wel invloed houden op de wijze waarop de medisch specialist zijn beroep uitoefent, gelet op de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van het ziekenhuis tegenover de patiënt en de contractuele afspraken met de zorgverzekeraars. Met al deze verschuivingen groeit de zakelijke verantwoordelijkheid van de vrijgevestigde specialisten, evenals het belang van onderhandelen en samenwerken met de raad van bestuur van het ziekenhuis. Met deze veranderde belangen maken de maatschappen plaats voor het Medisch Specialistisch Bedrijf (MSB). Andere ziekenhuizen kiezen om een deel of alle medisch specialisten in loondienst te nemen. Tegelijkertijd zijn er naast MSB’s in veel ziekenhuizen ook VMSD’s opgericht: verenigingen voor medisch specialisten in dienstverband.

Afspraak is afspraak Het speelveld van de financiering van de curatieve zorg is complex. Medisch specialisten hebben binnen dit ingewikkelde systeem een sleutelrol. Zij zijn verantwoordelijk voor het leveren van goede zorg, moeten de geleverde zorg registreren en voelen zich verantwoordelijk om samen met het ziekenhuis op de kosten te letten, zonder aan kwaliteit in te boeten. Die rol goed vervullen is niet altijd even gemakkelijk: belangen botsen af en toe, de kwaliteit staat soms onder druk en andere partijen willen nog weleens op de stoel van de medisch specialist gaan zitten. Ook leidt de complexiteit van het systeem onder meer tot regeldruk en registratielast. Toch lukt het medisch specialisten tot nu toe om de afspraken uit het zorgakkoord na te komen. Het huidige akkoord loopt in 2017 af. Naar verwachting komt er dan een nieuw zorgakkoord.

Alles-in-één tarief Sinds januari 2015 betalen zorgverzekeraars en patiënten behandelingen in de medischspecialistische zorg volgens één integraal tarief. Dat betekent dat het ziekenhuis álle behandelkosten declareert bij de verzekeraar en/of de patiënt en de volledige vergoeding hiervoor ontvangt. Met de invoering van deze integrale bekostiging wordt niet langer onderscheid gemaakt tussen het instellingsdeel en het honorariumdeel van de zorgproducten. Het doel: minder complexe nota’s en meer gelijkgerichtheid van ziekenhuis en specialisten om samen de beste zorg te willen leveren.

Meer weten over de financiering van curatieve zorg? Bekijk de animatie op www.demedischspecialist.nl.

22

DE MEDISCH SPECIALIST SEPTEMBER 2016


December 2016 / vol. 7 / nr. 4

www.medidact.com/longziekten

Samen de kar trekken voor interstitiële longaandoeningen

“Inhalatie zal bij veel meer medicijnen worden toegepast”

4

Interstitiële longaandoeningen zijn vanwege hun zeldzaamheid en onbekendheid lang een ondergeschoven kindje geweest. Prof dr. J.C. (Jan) Grutters en prof. dr. M. (Marjolein) Drent, maken deel uit het grootste en oudste ILD-expertisecentrum van Nederland in het St. Antonius Ziekenhuis locatie Nieuwegein. Hun missie: “Onze kennis uitbouwen én zo breed mogelijk overdragen.” Als fysiotherapeut in het ziekenhuis zag Marjolein Drent voor het eerst wat een enorme impact een ziekte als sarcoïdose heeft. “Het treft vaak jonge mensen, die middenin het leven staan met een drukke baan en opgroeiende kinderen. En omdat je aan de buitenkant niets ziet en de ziekte grillig is, reageert de omgeving vaak met onbegrip. Als de medische wetenschap geen antwoorden heeft, kun je zeggen dat het niet bestaat. Maar mijn overtuiging is dan: we moeten het verder uitzoeken.” Omdat ze als fysiotherapeut ook niet mocht meepraten over het medisch beleid, besloot ze geneeskunde te gaan studeren. “Ik wilde internist worden, maar toen ik stage liep op de afdeling longgeneeskunde in het toenmalige Gemeenteziekenhuis in Arnhem, stimuleerden de longartsen om voor longgeneeskunde te kiezen. ILD, een verzamelnaam voor meer dan 150 aandoeningen, boeiden me direct. Wat ik interessant vind, is het uitpluizen van mogelijke oorzaken en verbanden. Vervolgens kreeg ik de kans om mijn opleiding te volgen bij professor Jules van den Bosch, de eerste hoogleraar ILD en grondlegger van het ILD Expertisecentrum in het St. Antonius.”

4

Nieuw tegenargument voor hersenbestraling bij NSCLC ISAF 2016

6 Verbeterde aanpassing bloedvaten aan verhoogde bloedstroom in PAH Prof. dr. M. Drent, longarts, St. Antonius Ziekenhuis Nieuwegein

Inspirator Ook voor Jan Grutters is Jules van den Bosch de grote inspirator geweest om zich te gaan verdiepen in ILD. “Na mijn artsexamen in

Nijmegen ben ik een jaar als anios interne geneeskunde gaan werken. Ik kwam terecht als zaalarts op de longafdeling van het Jeroen Bosch Ziekenhuis in Den Bosch. Een

8

Zorgvuldiger diagnostiek kleine luchtwegen

9

Redactioneel

Bezinning December is de maand van bezinning en reflectie. Het nieuwe jaar kondigt zich aan, waarin vele dingen anders zullen gaan worden. Verkiezingen in eigen land, mogelijk nieuwe koersen bij onze partners in andere Europese landen en nieuw leiderschap in de Verenigde Staten staan voor de deur. Dit terwijl we zojuist via de media het bericht ontvingen over tal van zinloze behandelingen in de Nederlandse praktijk, maar liefst 1366 in totaal, waaronder ook in onze dagelijkse praktijk als longartsen. Daarnaast werden we allemaal aangesproken door oud-politicus Jan Terlouw in zijn betoog tijdens een uitzending van De wereld draait door. Hij drukte ons op het hart om voor onze planeet te zorgen, maar ook voor elkaar te zorgen en weer vertrouwen te krijgen in elkaar en het al dan niet spreekwoordelijke touwtje uit de brievenbus te hangen. Hij raakte met

zijn uit het hoofd gesproken pleidooi bij vele toehoorders een gevoelige snaar. Te midden van al deze grote onderwerpen voor contemplatie in deze decembermaand ligt nu de nieuwe editie van Medidact Longziekten voor u. Wederom een editie die u in sneltreinvaart weer ‘up-to-speed’ brengt voor 2017 en u tegelijkertijd behoedt voor het vergroten van de lijst van ‘beter niet doen’-aanbevelingen van de NFU. Veel nieuws van het front van de interstitiële longaandoeningen, waar onze Nederlandse boegbeelden op dit vlak – prof. Jan Grutters en prof. Marjolein Drent – samen het Expertisecentrum ILD in Nieuwegein verder zullen gaan uitbouwen. Terlouw zal tevreden zijn dat hier het touwtje wel degelijk nog conform Oudhollands gebruik in de brievenbus te vinden was bij beide experts. Verder in deze editie ook aandacht voor het ontbreken van het effect van hersenbestraling

bij gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom. Hiermee worden we wellicht behoed voor nog een extra potentieel zinloze behandeling. Natuurlijk ook tal van nieuwe wetenschappelijke bewijzen voor wel zinvolle behandelingen in het domein van de pulmonale hypertensie en astma. Kortom, deze uitgave is wederom een rijk gevulde dis.

Allergie is niet allesbepalend voor de ontwikkeling van ernstig astma

11

Galenusprijzen voor Hiddo Lambers Heerspink en Holoclar

12

10 jaar ild care foundation: inspiratie en passie in de zorg

13

Ik wens u veel leesplezier toe en hoop dat u veel vertrouwen wordt gegund in 2017. Dr. Erik van der Heijden, longarts, Radboudumc Nijmegen en lid van de wetenschappelijke adviesraad van Medidact Longziekten

15

Dasatinib verhoogt risico op pulmonale hypertensie

MEDIDACT | Longziekten

1


ILD-expertisecentrum geweldige tijd: de longartsen werkten hard, maar met passie, humor en hart voor hun patiënten. Als jonge dokter kreeg ik in een paar maanden tijd het hele spectrum van longaandoeningen te zien en mocht ik al snel zelfstandig verrichtingen uitvoeren. De combinatie van beschouwen en praktisch bezig zijn sprak me aan en al snel wist ik dat dit mijn vak was.

Daarnaast besteed ik ongeveer de helft van mijn tijd aan ILD-zorg op de polikliniek en aan supervisie van aios en fellows. Sinds 2010 ben ik als hoogleraar ook verbonden aan het UMC Utrecht en ben ik als onderzoeksleider betrokken bij een aantal projecten.” Drent: “Het is een voorrecht dat we onze kennis kunnen bundelen, en we vullen elkaar goed aan. Naast mijn werk

“Het leveren van topreferente zorg op afstand levert zowel patiënten als artsen veel op” als longarts vind ik ook de PR belangrijk om deze ziektebeelden op de kaart te zetten. Zo heb ik de ild care foundation opgericht om meer bekendheid te geven aan ILD. Ook verzorgen we vanuit het ILD Expertisecentrum masterclasses voor verpleegkundigen, huisartsen en longartsen. Er is altijd veel belangstelling, misschien omdat we praktijkgericht aan de hand van casuïstiek heel concreet bespreken welke stappen belangrijk zijn om tot het juiste beleid te komen.” ILD is lang een ondergeschoven kindje geweest, maar sinds een paar jaar kantelt het

Prof. dr. J.C. Grutters, longarts, St. Antonius Ziekenhuis Nieuwegein

beeld, vertelt Grutters: “Vanuit het hele land neemt de belangstelling toe, wellicht ook door de toegenomen behandelingsmogelijkheden van bijvoorbeeld longfibrose. Parallel

aan die ontwikkeling loopt de bewustwording om de behandeling van zeldzame aandoeningen te concentreren in centra waar er kennis en expertise is. Dat is ook in het belang van

Prod. jun 2016 NL/AST/0047/15(1)

Een van de longartsen bracht me in contact met Van den Bosch. Die zei: kom eerst maar onderzoek doen, dan komt de rest vanzelf.” Voor de jonge Grutters is het complexe ILDvakgebied het perfecte domein om zijn enthousiasme en nieuwsgierigheid in kwijt te kunnen. “Van den Bosch was niet alleen een goede arts en een voorbeeld, maar hij had ook de gave om de sterke kanten van mensen te zien en te stimuleren. Zo kreeg ik in 2001 de kans om een jaar naar het Brompton Hospital in Londen te gaan, de internationale bakermat voor ILD.” Bij zijn terugkeer in Nederland werd hij gevraagd door de maatschap om in samenwerking met Van den Bosch het ILD Expertisecentrum te leiden. “Ook met het oog op de opvolging, want hij was natuurlijk 20 jaar ouder dan ik. Ik heb geen moment getwijfeld. Je kunt nergens beter werken aan ILD dan in het St. Antonius.”

Oude nest Dat merkt ook Marjolein Drent, al duurt het even voor ook zij terugkeert naar Nieuwegein. “Ik ben als longarts in Maastricht gaan werken, waar ik vanaf 2005 ook het hoogleraarschap Longziekten bekleed, met in het bijzonder de interstitiële longaandoeningen. Het expertise­centrum dat ik heb opgezet in het MUMC, kreeg al snel verwijzingen uit het hele land en zelfs daarbuiten. Maar een ziekenhuis kiest speerpunten, en helaas maakte de directie de keuze dat de afdeling moest verdwijnen.” Tot haar grote spijt ging daarmee ook veel expertise verloren. Ze vertrekt in 2012 naar Ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede, waar ze met steun van een zorgverzekeraar verder werkte aan het expertsysteem dat ze in Maastricht had ontwikkeld. Maar ook hier liep het na enkele jaren stuk op de financiering. “We hadden een goed concept en een team met een groot internationaal netwerk, maar andere verzekeraars zagen Ede niet als handige locatie voor een expertisecentrum.” Dan komt er in 2015 een telefoontje uit Nieuwegein. “Jan en ik kennen elkaar al jaren: toen ik bijna longarts was, kwam hij net binnen als assistent. We kwamen elkaar al veel tegen bij promoties en congressen en de beroepsvereniging. We hadden regelmatig contact, enerzijds omdat we in hetzelfde vakgebied werken, maar ook vanuit mijn rol als president van de World Association of Sarcoidosis and Other Granumlomatous Disorders”, vertelt Drent. “Jan vroeg of ik het ILD Expertisecentrum wilde komen versterken. Na een goed gesprek keerde ik na 21 jaar terug op het oude nest. Het voelde als thuiskomen. Het is heerlijk om weer te kunnen bouwen aan zorg en niet te hoeven vechten voor erkenning.”

Toenemende belangstelling Sinds vorig jaar juli trekken Grutters en Drent samen de kar met de collega’s van het ILDteam. Grutters: “Ik werk nog steeds als algemeen longarts en zit in het longtransplantatieteam.

2

MEDIDACT | Longziekten

NUCALA IS DE EERSTE GERICHTE A ANVULLENDE ANTI IL-5 BEHANDELING VOOR UW VOLWASSEN PATIËNTEN MET ERNSTIG REFRACTAIR EOSINOFIEL ASTMA1 Nucala toegevoegd aan hoge dosis ICS en aanvullende onderhoudsbehandeling(en): - vermindert het aantal exacerbaties met 53%2 - verbetert de QoL met 7 punten gemeten met SGRQ2 - verbetert de FEV1 (pre-bronchodilatoir) met 98 ml2 - vergroot de kans op het verminderen van de dagelijkse dosis systemische corticosteroïden met behoud van symptoom controle ten opzichte van placebo3 De meest voorkomende bijwerkingen van Nucala zijn hoofdpijn en rugpijn. In de registratiestudies werd Nucala goed verdragen en is een veiligheidsprofiel vergelijkbaar met dat van placebo gezien met uitzondering van injectieplaats reacties.1 Uitsluitend ter illustratie. Injectieflacon niet op ware grootte afgebeeld.

Voor meer informatie ga naar www.nucala.nl

Verkorte productinformatie en referenties zie elders in dit blad.

SAMEN MAKEN WE LONGZORG BETER Samen maken we longzorg beter.

GERICHTE ANTI-IL-5 BEHANDELING


ILD-expertisecentrum

Het ILD Expertisecentrum onderscheidt zich daarom niet alleen met een voorsprong op het gebied van diagnostiek en behandeling, maar ook door nieuwe concepten te lanceren voor de organisatie van de ILD-zorg. Bijvoorbeeld het systeem van consultatie en coaching, vertelt Drent: “Medisch specialisten kunnen via een videoconferentie inbellen en aan ons multidisciplinaire team vragen stellen over diagnostiek en behandeling van hun patiënt. “Dat levert grote voordelen op: de arts hoeft zijn patiënt niet te verwijzen en de patiënt hoeft ook niet naar Nieuwegein te komen voor een second opinion. De benodigde diagnostiek kan gewoon in het eigen ziekenhuis plaatsvinden. Bovendien is dat veel minder belastend, aangezien het reistijd scheelt voor de patiënt en diens begeleider. En wij kunnen als experts onze kennis

Financiële constructies Ook de speciale behandelingen voor bijvoorbeeld pulmonaire alveolaire proteïnose (PAP) valt nu onder de financiering vanuit Topzorg. “Wij begeleiden het merendeel van die patiëntengroep – enkele tientallen patiënten per jaar. Een totale longlavage om de eiwitophopingen te verwijderen, is de enige manier om deze mensen in leven te houden. Een team van specialisten voert de procedure

Verkorte Productinformatie Nucala® Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Samenstelling: Elke injectieflacon bevat 100 mg mepolizumab (een gehumaniseerd monoklonaal antilichaam). Na reconstitutie bevat elke ml oplossing 100 mg mepolizumab. Indicatie: als aanvullende behandeling voor ernstig refractair eosinofiel astma bij volwassen patiënten. Dosering: Volwassenen: de aanbevolen dosering mepolizumab is 100 mg subcutaan toegediend eens per 4 weken. Nucala is bedoeld voor een langetermijnbehandeling. De noodzaak om de behandeling voort te zetten dient ten minste jaarlijks overwogen te worden op basis van een door een arts te maken beoordeling van de ziekte ernst van de patiënt en de mate van beheersing van exacerbaties. Er is geen dosisaanpassing nodig bij oudere patiënten of bij patiënten met een nier- of leverfunctiestoornis. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen en jongeren in de leeftijd tot 18 jaar zijn nog niet vastgesteld. Contra-indicaties: overgevoeligheid voor de werkzame stof of hulpstoffen. Waarschuwingen/ voorzorgen: dient niet te worden gebruikt voor de behandeling van acute astma exacerbaties. Aan astma gerelateerde bijwerkingen of exacerbaties kunnen optreden tijdens de behandeling. Patiënten moeten medisch advies inwinnen als hun astma ongecontroleerd blijft of erger wordt na de start van de behandeling. Abrupte beëindiging van corticosteroïden na de start van de behandeling wordt niet aanbevolen. Indien nodig dient een verlaging van de corticosteroïddosering geleidelijk en onder het toezicht van een arts uitgevoerd te worden. Acute en vertraagde systemische reacties, waaronder overgevoeligheidsreacties (bijvoorbeeld urticaria, angio oedeem, uitslag, bronchospasme, hypotensie), zijn opgetreden na toediening van Nucala. Deze reacties treden meestal op in de uren volgend op de toediening, maar in een aantal gevallen treden ze op met een vertraging (d.w.z. typisch binnen een aantal dagen). Deze reacties kunnen voor de eerste keer optreden na een langdurige behandeling. Patiënten met reeds aanwezige worminfecties moeten worden behandeld voordat met de therapie gestart wordt. Als patiënten geïnfecteerd raken tijdens de behandeling met Nucala en niet reageren op een behandeling tegen wormen, dient

Verkorte Productinformatie Relvar Ellipta® Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Daardoor kan snel nieuwe veiligheidsinformatie worden vastgesteld. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden. Samenstelling: Relvar Ellipta bevat per afgegeven dosis 22 microgram vilanterol (als trifenataat) en 92 of 184 microgram fluticasonfuroaat. Indicatie: Astma (sterktes 92/22 en 184/22): reguliere behandeling van astma bij volwassenen en adolescenten vanaf 12 jaar, voor wie het gebruik van een gecombineerd geneesmiddel (langwerkende β2-agonist en geïnhaleerde corticosteroïde) geschikt is (patiënten bij wie de astma niet voldoende onder controle is met geïnhaleerde corticosteroïden en geïnhaleerde kortwerkende β2-agonisten ‘naar behoefte’). COPD (alleen sterkte 92/22): symptomatische behandeling van volwassenen van 18 jaar en ouder met COPD met een FEV1 < 70% van de voorspelde normale waarde (na bronchusverwijder) met een geschiedenis van exacerbaties ondanks regelmatige bronchusverwijdende behandeling. Dosering: Astma: volwassenen en adolescenten van 12 jaar en ouder: eenmaal daags één inhalatie Relvar Ellipta 92/22. Als niet voldoende controle wordt bereikt kan de dosis worden verhoogd tot 184/22. De dosis moet worden getitreerd naar de laagste dosis waarbij een effectieve controle van de symptomen wordt behouden. Als symptomen optreden in de periode tussen doseringen dient een geïnhaleerde, kortwerkende β2-agonist te worden genomen voor directe verlichting. COPD: volwassenen van 18 jaar en ouder: eenmaal daags één inhalatie van Relvar Ellipta 92/22. Contra-indicaties: overgevoeligheid voor een van de werkzame stoffen of hulpstoffen. Waarschuwingen: Relvar Ellipta mag niet worden gebruikt voor de behandeling van acute astmasymptomen of een acute exacerbatie van COPD waarvoor een snel- en kortwerkende bronchusverwijder nodig is. Patiënten moeten niet stoppen met de behandeling met fluticasonfuroaat/vilanterol voor astma of COPD zonder toezicht door een arts, omdat symptomen kunnen terugkomen na staken van de behandeling. Tijdens de behandeling met Relvar Ellipta kunnen astmagerelateerde bijwerkingen en exacerbaties optreden. Een paradoxaal bronchospasme kan optreden met een directe toename van piepen na toediening. Dit moet direct worden behandeld met een kortwerkende geïnhaleerde bronchusverwijder. Gebruik van Relvar Ellipta moet direct worden gestaakt. Cardiovasculaire effecten, zoals hartritmestoornissen (bijv. supraventriculaire tachycardie en extrasystolen) kunnen worden waargenomen bij Relvar Ellipta. Relvar Ellipta moet met voorzichtigheid worden gebruikt door patiënten met een ernstige hart- en vaataandoening, of met afwijkingen in het hartritme, thyrotoxicose of niet gecorrigeerde hypokaliëmie of door patiënten met een predispositie

Referenties: 1. SmPC Spiolto Respimat. 2. Buhl R, et al. Eur Resp J 2015;45(4):969–979. Verkorte productinformatie Spiolto Respimat Samenstelling: Spiolto® Respimat® bevat inhalatieoplossing en bevat 2,5 microgram tiotropium (als bromidemonohydraat) en 2,5 microgram olodaterol (als hydrochloride) per inhalatie. Indicaties: Spiolto® Respimat® is geïndiceerd als een bronchusverwijder voor de onderhoudsbehandeling van chronische obstructieve luchtwegaandoeningen (COPD), ter verlichting van symptomen bij volwassen patiënten. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor de werk zame stoffen of voor één van de hulpstoffen. Farmacodynamische eigenschappen: Spiolto® Respimat® is een inhalatieoplossing met een vaste dosiscombinatie van een langwerkende muscarinereceptorantagonist, tiotropium, en een lang werkende bèta2adrenerge agonist, olodaterol (LAMA/LABA). Tiotropiumbromide is een langwerkende anticolinergicum en leidt tot relaxatie van de bronchiale gladde spieren die langer dan 24 uur aanhoudt. Olodaterol is een langwerkende bèta2-adrenerge receptoragonist (LABA) met snel intredende werking en een werkingsduur van ten minste 24 uur. Waarschuwingen en voorzorgen: Dient niet gebruikt te worden bij astma. Niet gebruiken voor behandeling van acute episoden van bronchospasmen als rescue medicatie. Net als andere inhalatie-medicatie kan Spiolto® Respimat® paradoxale bronchospasmen veroorzaken, die levensbedreigend kunnen zijn. Met voorzichtigheid gebruiken bij patiënten met nauwekamerhoekglaucoom, prostaathyperplasie of blaashalsobstructie. Patiënten dienen erop gewezen te worden dat oogcontact met het geneesmiddel vermeden dient te worden. De droge mond die is waargenomen bij de behandeling met anticholinergica zou op de lange termijn kunnen samengaan met cariës. Aangezien bij een verminderde nier functie de plasmaconcentratie van tiotropium stijgt, dient Spiolto® Respimat® bij patiënten met een matig tot ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring van ≤ 50 ml/min) alleen te worden gebruikt indien de verwachte voordelen opwegen tegen het potentiële risico. Patiënten met een licht en matig verminderde leverfunctie kunnen Spiolto Respimat in de aanbevolen dosering gebruiken. Er zijn geen gegevens beschikbaar over het gebruik van olodaterol bij patiënten met een ernstig verminderde leverfunctie. De ervaring met Spiolto® Respimat® is beperkt bij patiënten die in het afgelopen jaar een myocard infarct hebben doorgemaakt, bij patiënten met instabiele of levensbedreigende aritmie, bij patiënten die in het afgelopen jaar in het ziekenhuis zijn opgenomen geweest met hartfalen of patiënten met vastgestelde paroxysmale tachycardie (>100 hartslagen per minuut). Spiolto® Respimat® moet in deze patiëntgroepen met voorzichtigheid worden gebruikt. Olodaterol kan bij sommige patiënten een klinisch relevant cardiovasculair effect veroorzaken, wat tot uiting komt in toename van de hart slag, bloeddruk en/of (cardiale) symptomen. Langwerkende bèta2-adrenerge agonisten moeten met voorzichtigheid gebruikt worden bij patiënten met cardiovasculaire aandoeningen, in het bijzonder ischemische hartziekten, ernstige decompensatio cordis, hartritmestoornissen, hyper trofische ®

®

Medidact_Spiolto bijsluiter_192x108mm 2016-10-13.indd 1

uit en dat vergt per long een hele middag”, vertelt Grutters. “Maar de vergoeding vanuit de DOT is verre van voldoende om de kosten daarvan te betalen. Voor dit soort speciale behandelingen zullen op termijn aparte financiële constructies moeten komen.” Een veelgestelde vraag is of het niet logischer is om het ILD Expertisecentrum te laten opgaan in een van de academische centra om zo de financiering eenvoudiger te regelen. Daarover is Jan Grutters helder: “In het St. Antonius hebben we een historie van meer dan 30 jaar kennis, kunde en ervaring. Die expertise bestaat uit een multidisciplinair team van onder meer longartsen, radiologen, pathologen, nucleair geneeskundigen, cardiologen, neurologen, gespecialiseerd verpleegkundigen en de onderzoeksgroep die een biobank heeft opgezet. Het aantal gerichte verwijzingen dat we krijgen, legitimeert wat we doen als centrum, evenals de erkenning als nationaal erkend expertisecentrum door de NFU. Die kennis bouw je niet zomaar ergens anders weer op. Als je één of twee poppetjes naar de academie zou halen, verschuif je misschien wel het hoofd, maar niet het hart.” Mw. drs. N. Querido, wetenschapsjournalist

het tijdelijk stopzetten van de therapie overwogen te worden. Interacties: Cytochroom-P450 enzymen, effluxpompen en eiwitbindingsmechanismen zijn niet betrokken bij de klaring van mepolizumab. Er is aangetoond dat verhoogde spiegels proinflammatoire cytokinen (bijv. IL-6), via interactie met hun bijbehorende receptoren op hepatocyten, de vorming van CYP450enzymen en geneesmiddeltransporteiwitten onderdrukken. De verhoging van systemische pro-inflammatoire markers bij ernstig astma is echter minimaal en er is geen bewijs van expressie van IL-5-receptor-alfa op hepatocyten. Daarom wordt verondersteld dat de kans op geneesmiddeleninteracties met mepolizumab gering is. Zwangerschap: Uit voorzorg heeft het de voorkeur om het gebruik van Nucala te vermijden tijdens de zwangerschap. Toediening aan zwangere vrouwen dient alleen overwogen te worden als het verwachte voordeel voor de moeder groter is dan elk mogelijk risico voor de foetus. Bijwerkingen: Zeer vaak: hoofdpijn; Vaak: onderste luchtweginfectie, urineweginfectie, faryngitis, overgevoeligheidsreacties (systemisch allergisch), neusverstopping, pijn in bovenbuik, eczeem, rugpijn, reacties in verband met de toediening (systemisch niet-allergisch), lokale reacties op de injectieplaats, pyrexie. Verpakking: 1 injectieflacon. Aflevering: U.R. Voor medische vragen of bijwerkingen over dit product belt u met het Medical Customer Support Center, tel. (030) 6938123. Voor de volledige productinformatie zie de geregistreerde SmPC (25 februari 2016) op www.health.gsk.nl.

Prod. jun 2016 NL/AST/0047/15 (1)

Nieuwe concepten

overdragen op longartsen in de rest van het land.” Wel blijft de financiering een onzekere post. Grutters: “Als STZ-ziekenhuis worden we gefinancierd op basis van de patiënten die we zien. Maar ons concept draait juist om het leveren van topreferente zorg op afstand. Daar is het financieringssysteem nog niet op ingericht. We krijgen tot medio 2018 subsidie vanuit het project Topzorg van ZonMw. Daarna moeten we kijken hoe het verder gaat. Het netwerk staat nu en door alle handelingen te registeren, denken we straks genoeg gegevens op tafel te kunnen leggen om de maatschappelijke meerwaarde aan te tonen van onze werkwijze en er de benodigde financiële ondersteuning voor te krijgen.”

ISSN 2452-2279 December 2016, vol. 7 – nr. 4 Wetenschappelijke adviesraad Dr. H.J. Bogaard, longarts, VUmc Amsterdam, Mw. prof. dr. Z. Diamant, longarts, Lund University en UMCG, dr. H.F.M. van der Heijden, longarts, Radboudumc Aan dit nummer werkten mee Dr. A. Becker-Commissaris, dr. M. van den Berge, dr. S. Claessens, prof. dr. Z. Diamant, prof. dr. M. Drent, D. Dresden, prof. dr. J.C. Grutters, P. Hagedoorn, N. Querido, dr. R. Szulcek, K. Vermeer, F. van Wijck Redactie Van Zuiden Communications Redactie Medidact Longziekten Mw. K.H. de Beer Postbus 2122 2400 CC Alphen aan den Rijn 0172-476191 redactie@medidact.com Uitgever en advertenties Van Zuiden Communications Donald Mackay 0172-476191 Mackay@medidact.com Abonnementen Voor Nederland en België aanmelden via de uitgever: € 105,– per jaar, ex 6% BTW Adreswijzigingen Tel. 035-6955355 nl.onekey@nl.imshealth.com Opmaak HGPDESiGN

GlaxoSmithKline BV, Huis ter Heideweg 62, 3705 LZ Zeist. Verkorte Productinformatie (maart 2016) 1. Nucala SmPC, 2016 2. Ortega H et al. N Engl J Med 2014; 371:1198–1207 3. Bel E et al. N Engl J Med 2014; 371:1189–1197.

Drukwerk Mediacenter Rotterdam

SAMEN MAKEN WE LONGZORG BETER GERICHTE ANTI-IL-5-BEHANDELING

voor lage serum-kaliumwaarden. Bij patiënten met een matige tot ernstige leverfunctiestoornis moet de dosis van 92/22 microgram worden gebruikt en zij moeten gecontroleerd worden op systemische corticosteroïdgerelateerde bijwerkingen. Fluticasonfuroaat/vilanterol moet met voorzichtigheid worden toegediend bij patiënten met longtuberculose of bij patiënten met chronische of onbehandelde infecties. Er is melding gemaakt van verhoogde bloedglucosewaarden bij diabetespatiënten. Een toename van pneumonie is waargenomen bij patiënten met COPD. Bij de hogere dosis 184/22 kwam pneumonie vaak voor bij patiënten met astma. De hoeveelheid lactose per afgegeven dosis bedraagt 25 mg. Patiënten met de zeldzame erfelijke aandoeningen galactose-intolerantie, Lap-lactasedeficiëntie of glucose-galactosemalabsorptie mogen dit geneesmiddel niet gebruiken. Interacties: gelijktijdig gebruik van zowel niet-selectieve als selectieve β2-adrenerge receptorantagonisten moet worden vermeden tenzij er dwingende redenen zijn om deze te gebruiken. Gelijktijdige toediening van krachtige CYP3A4-remmers zoals ketoconazol en ritonavir kan leiden tot toegenomen systemische blootstelling aan zowel fluticasonfuroaat als vilanterol en dient te worden vermeden. Relvar Ellipta moet niet worden gebruikt in combinatie met andere langwerkende β2-adrenerge agonisten of geneesmiddelen die langwerkende β2-adrenerge agonisten bevatten. Zwangerschap: het gebruik van Relvar Ellipta door zwangere vrouwen moet alleen worden overwogen als het verwachte voordeel voor de moeder groter is dan elk mogelijk risico voor de foetus. Borstvoeding: Er is onvoldoende informatie over de uitscheiding van de werkzame stoffen en/of hun metabolieten in de moedermelk. Een risico voor pasgeborenen/zuigelingen kan niet worden uitgesloten. Bijwerkingen: zeer vaak: hoofdpijn, nasofaryngitis; vaak: pneumonie, bovenste luchtweginfectie, bronchitis, griep, candidiasis van de mond en de keel, orofaryngeale pijn, sinusitis, faryngitis, rhinitis, hoesten, dysfonie, abdominale pijn, artralgie, rugpijn, botbreuken, pyrexie, spierspasmen; soms: extrasystolen; zelden: hartkloppingen, tachycardie, tremor, angst, overgevoeligheidreacties waaronder anafylaxie, angio-oedeem, rash en urticaria. Verpakking: een verpakking Relvar Ellipta bevat 30 doses. Aflevering: U.R.

Prod. Mei 2016 NL/UCV/0032/15(1)c(1)

de patiënt. Zo hebben wij gespecialiseerde verpleegkundigen die patiënten kunnen ondersteunen op voorlichtingsavonden en familiedagen in plaats van dat patiënten zich ‘verdwaald’ of verloren voelen en met vragen blijven rondlopen omdat de artsen en verpleegkundigen het ook niet precies weten.”

Voor medische vragen of bijwerkingen over dit product belt u met het Medical Customer Support Center, tel. (030) 6938123. Voor de volledige productinformatie zie de geregistreerde Samenvatting van de Productkenmerken (december 2015). GlaxoSmithKline BV, Huis ter Heideweg 62, 3705 LZ Zeist. Verkorte Productinformatie (januari 2016) SAMEN MAKEN WE LONGZORG BETER (fluticasonfuroaat en vilanterol inhalatiepoeder)

obstructieve cardiomyopathie, hypertensie en aneurysma, bij patiënten met epileptische aandoeningen of thyreotoxicose, bij patiënten met bekende of vermoede verlenging van het QT-interval (bijv. QT > 0,44 sec) en bij patiënten die buitengewoon gevoelig reageren op sympathicomimetische aminen. Bèta2-adrenerge agonisten kunnen hypokaliëmie, gewoonlijk van voorbijgaande aard. Inhalatie van hoge doses bèta2adrenerge agonisten kan leiden tot verhoogde plasmaspiegels van glucose. Voorzichtigheid is geboden in geval van een geplande operatie met gehalogeneerde koolwaterstoffen als anestheticum, vanwege een toename van de gevoeligheid voor de cardiale bijwerkingen van bronchusverwijdende bèta-agonisten. Spiolto® Respimat® mag niet worden gebruikt in combinatie met andere geneesmiddelen die langwerkende bèta2adrenerge agonisten bevatten. Spiolto® Respimat® mag niet vaker dan eenmaal daags worden gebruikt. Interacties: Gelijktijdige toediening met andere anticholinergica-bevattende geneesmiddelen is niet onderzocht en wordt daarom niet aangeraden. Gelijktijdige behandeling met xanthinederivaten, steroïden of niet-kaliumsparende diuretica kan een hypokaliëmisch effect van adrenerge agonisten versterken. Gelijktijdige toediening van andere adrenerge stoffen kan de bijwerkingen van Spiolto® Respimat® versterken Bèta-adrenerge blokkers kunnen het effect van olodaterol verzwakken of tegenwerken. Monoamine-oxidaseremmers, tricyclische anti depressiva of andere geneesmiddelen die het QTc-interval verlengen, kunnen mogelijk de werking van Spiolto® Respimat® op het cardiovasculaire systeem versterken. Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding: Er zijn zeer beperkte gegevens beschikbaar. Uit voorzorg heeft het de voorkeur om Spiolto® Respimat® niet tijdens de zwangerschap te gebruiken. Olodaterol kan de bevalling remmen door een ontspannend effect op de gladde spieren van de baarmoeder. Een besluit om de borstvoeding te continueren/ stoppen of te continueren/stoppen met de behandeling met Spiolto® Respimat® dient gemaakt te worden met inachtneming van het verwachte voordeel van het geven van borstvoeding voor het kind en het verwachte voordeel van de Spiolto® Respimat® -therapie bij de vrouw. Er zijn geen klinische gegevens beschikbaar over vruchtbaarheid en tiotropium en olodaterol of de combinatie van beide bestanddelen. Dosering en wijze van toediening: 5 microgram tiotropium en 5 microgram olodaterol, bestaande uit twee inhalaties uit de Respimat® inhalator, eenmaal daags, elke dag op hetzelfde tijdstip. Om het juiste gebruik van het geneesmiddel te garanderen dient de patiënt een demonstratie over het gebruik van de inhalator te krijgen van een arts of andere professionele zorgverleners. Registratie/afleverstatus: Spiolto® Respimat® (2,5 microgram/2,5 microgram inhalatieoplossing) RVG 115528 / U.R. Voor de volledige productinformatie wordt verwezen naar de SmPC (maart 2016). Registratiehouder: Boeh ringer Ingelheim International GmbH, Duitsland. Voor inlichtingen: Boehringer Ingelheim bv, Comenius straat 6, 1817 MS Alkmaar, 0800-2255889.

Medidact Longziekten is een multimediaal concept dat de specialist en andere geïnteresseerden middels vak- en congresnieuws snel op de hoogte brengt van belangrijke ontwikkelingen op het vakgebied. Medidact Longziekten verschijnt vier maal per jaar en wordt kosteloos toegezonden aan (kinder) longartsen, allergologen en ziekenhuisapothekers. Disclaimer Medidact Longziekten bestaat grotendeels uit bijdragen van wetenschapsjournalisten. Noch de redactie, noch de wetenschappelijke adviesraad, noch de uitgever van Medidact Longziekten kan aansprakelijk worden gesteld voor de meningen en beweringen in deze uitgave. Voor de meningen en beweringen die deel uitmaken van gesigneerde artikelen zijn alleen de vermelde auteurs en commentatoren verantwoordelijk. In (artikelen op basis van) vraaggesprekken is de geïnterviewde verantwoordelijk voor zijn uitingen. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van de advertenties en de mededelingen met een commercieel karakter ligt bij de adverteerder. Interviews of artikelen binnen rubrieken als korte berichten, congresnieuws en referaten kunnen tot stand komen met een educational grant van een farmaceutisch bedrijf. Indien dit het geval is, wordt het expliciet vermeld. Artsen die informatie uit de artikelen in de praktijk brengen, worden geacht vooraf de juistheid ervan te hebben gecontroleerd. De aansprakelijkheid voor medische handelingen die voortkomen uit de toepassing van correcte of foutieve informatie berust geheel bij de arts die deze handeling verricht. Transparantie Om transparantie te bieden in eventueel conflicterende belangen verwijzen wij naar www.transparantieregister.nl Copyright ©2016, Van Zuiden Communications Overname van tekst of foto’s uit Medidact Longziekten of gedeelten daarvan, is niet toegestaan zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.

13-10-16 13:29

MEDIDACT | Longziekten

3


FEDERATIENIEUWS

Irreële verwachtingen, botsende belangen en heftige emoties: een stroef gesprek met familieleden van een patiënt kan een goede behandeling in de weg staan. Medisch psycholoog Mart Calff noemt zeven onmisbare ingrediënten voor een constructief gesprek. ‘Een goede dokter is niet per se aardig.’ NAOMI QUERIDO FOTOGRAFIE:JOHANNES ABELING

MART CALFF BEGELEIDT ARTSEN IN COMMUNICATIE MET FAMILIE

‘Blijf trouw aan je prioriteit: het belang van de patiënt’

‘M

eestal verloopt contact met familieleden van een patiënt soepel en levert het zinvolle informatie op. Toch kan het ook lastig, ingewikkeld of zelfs complicerend zijn. Maatschappelijke tendensen dragen daaraan bij. Denk aan kinderen die op internet de behandeling voor hun ouders hebben uitgestippeld of mantelzorgers die artsen onder druk zetten om vader op te laten nemen in het verpleeghuis.’ Voor con-

80 MEDISCH CONTACT 51/52 | 22 DECEMBER 2016

structieve communicatie is dan ook géén panklaar recept, waarschuwt Mart Calff. Met jarenlange ervaring als hoofd patiëntenzorg medische psychologie van het AMC weet ze waar ze het over heeft. Hoewel ze sinds vorig jaar oktober met pensioen is, is ze nog steeds aan het AMC verbonden en begeleidt ze in haar praktijk artsen in het omgaan met communicatief lastige situaties.


‘Laat je niet meeslepen door je eigen emotie’

22 DECEMBER 2016 | MEDISCH CONTACT 51/52 81


FEDERATIENIEUWS

1

Investeer in oefening ‘Vertellen hoe het beter kan, is eenvoudig vanaf de zijlijn’, realiseert Calff zich. ‘Het voornaamste “ingrediënt” is zelf ervaring opdoen in een veilige omgeving, bijvoorbeeld tijdens de opleiding, met trainingsacteurs in na- of bijscholingen of in de intervisie met collega’s. Situaties oefenen helpt: je raakt dan minder snel van je stuk als iemand tegen je schreeuwt of je probeert onder druk te zetten. De wetenschap dat je over de kennis en vaardigheden beschikt om dit soort gesprekken in goede banen te leiden, maakt je werk makkelijker en kan veel tijd en spanning schelen in de rest van het traject dat je aflegt met de patiënt en diens familie.’

2

Agendeer en structureer ‘De moeder die de huisarts dwingt om haar zoontje naar de vierde specialist op rij te verwijzen om zijn klachten te verklaren of de partner die je vraagt waarom je een stap uit de behandelrichtlijn overslaat: er schuilen vaak heftige emoties achter dit soort gedrag. En zodra die een rol spelen, staan mensen niet meer open voor een rationele reactie’, vertelt Calff. ‘De intenties zijn vaak goed, maar iemand zit zo hoog in de emotie dat dit de toegang tot een redelijk gesprek blokkeert. Het is daarom van belang eerst een opening voor gesprek te creëren door het te agenderen. In het bovengenoemde voorbeeld van de ongeruste moeder zou je kunnen zeggen: “Ik zie dat u naar een verklaring op zoek bent en daar wil ik graag met u over in gesprek.” Dat iemand voelt dat je hier tijd voor wilt nemen, vergroot de kans op een constructief gesprek waarin je vervolgens gestructureerd van emotie naar verstand kunt gaan.’

te checken. “Ik hoor dat u wilt dat we alles inzetten om uw moeders leven te rekken, omdat u heel bang bent haar te verliezen, klopt dat?”’

4

Neem jezelf serieus ‘Soms is er sprake van grensoverschrijdend gedrag. Een partner die blijft antwoorden voor haar echtgenoot, iemand die je bedreigt of je agressief onder druk zet. Dan is het zaak dat gedrag eerst te stoppen. Laat je niet meeslepen door je eigen emotie, maar grijp in. Geef je grenzen aan: vertel dat je op deze manier je werk niet kunt doen, en onderstreep dat met een fysiek gebaar, bijvoorbeeld door het opsteken van je hand. Stel de ander vervolgens voor een keuze, bijvoorbeeld: “Of ik ga nu met uw man praten, of u gaat even de kamer uit.” Zo treed je professioneel op. Dat recht heb je ook: het gaat erom dat jij je vak naar behoren kunt uitoefenen.’

5

Wees expliciet over je rol ‘Het lijkt aantrekkelijk om iedereen te vriend te willen houden, maar een aardige dokter is niet per se een professionele dokter. Probeer dus niet de kool en de geit te sparen, maar blijf trouw aan je prioriteit: het belang van de patiënt.’ Ze geeft het voorbeeld van een oncologiepatiënt die geen chemokuur meer wil, maar wiens partner het daar niet mee eens is. ‘Nadat is uitgesproken dat die wens bijvoorbeeld voortkomt uit angst en verdriet, kun je uitleggen wat jouw rol is, en dat de wens van de patiënt voor jou op de eerste plaats staat. Vervolgens kun je opbouwend bespreken wat je wel kunt doen.’

6 Als heftige emoties

een rol spelen, staan mensen niet meer open voor een rationele reactie

3

Hoor wat de ander zegt Het is van belang eerst stil te staan bij de emotie. Want pas als de druk enigszins van de ketel is, komt er ruimte voor een redelijk gesprek. Calff: ‘Heel vaak hoor je bij klachten en tuchtzaken dat de pijn vooral zit in het “zich niet gehoord voelen”. Wat voor gevoel of achtergrond speelt er? Zijn het zorgen, angst, boosheid of ontevredenheid? Laat mensen hun hart luchten en gebruik hierbij exploratieve interventies als luisteren, samenvatten, reflecteren en doorvragen. Laat duidelijk merken dat je iemand gehoord hebt. Maximaal empathisch is om letterlijk te herhalen wat iemand zegt en dat

82 MEDISCH CONTACT 51/52 | 22 DECEMBER 2016

Vermijd ‘maar’ ‘Een valkuil: met het woord “maar” ontkracht je wat je net ervoor hebt gezegd’, vertelt Calff. ‘Als familieleden in het verpleeghuis vragen om “een spuitje” voor vader tijdens zijn laatste uren, ligt het voor de hand om zeggen: “Ik begrijp dat u het lijden wilt verlichten, maar…”. Dat heeft weinig effect. Beter is het om empathie en ratio te scheiden. Heb eerst oor en oog voor de zorgen van de familie en ga dan over naar de propositie: “Ik zou u nu graag iets willen vertellen over het stervensproces en hoe ik denk dat uw vader zijn laatste momenten zo rustig en pijnloos mogelijk kan doorbrengen, mag dat?” De beweegredenen toelichten van je keuze, advies of beleid is belangrijk: het gaat vaak om beslissingen over leven of dood waar de familie wel mee verder moet.’

7

Exploreer of de boodschap overkomt Mart Calff: ‘Onderzoek tot slot of je mededeling binnenkomt, wat het teweegbrengt en hoe de ander daarover denkt. Overigens vrezen artsen weleens dat familiegesprekken veel tijd in beslag nemen, maar het tegendeel is waar. Nutteloze discussies of klachten oplossen kosten veel meer tijd. Als je investeert, is de kans dat je boodschap aankomt en je op één lijn komt, vele malen groter. En dat is uiteindelijk het doel.’


Toeren voor het goede doel Een uitdagende tocht langs de mooiste plekjes van Midden-Nederland. Genieten van prachtige landschappen, onontdekte routes en bijzondere locaties. Uiteraard inclusief goed verzorgd ontbijt, lunch, diner en de nodige versnaperingen en entertainment onderweg. Dat is de Nierstichting Rally. Rijdt u met ons mee? Nierstichting Rally Op zaterdag 17 juni 2017 vindt de 16e editie plaats van de Nierstichting Rally. Liefhebbers in het bezit van een klassieke auto (40 jaar en ouder) of exclusieve jonge auto rijden die dag een enerverende rally in de sport- of toerklasse. De opbrengst komt ten goede aan de ontwikkeling van de draagbare kunstnier, die nierpatiënten hun vrijheid teruggeeft. Dit jaar streven wij naar 100 deel­ nemende equipes. Help ons om dit aantal te bereiken en rijd mee! Het inschrijfgeld voor een equipe van twee personen bedraagt 399 euro. Voorafgaand aan de Rally kunt u een praktische navigatiecursus volgen waarin u de fijne kneepjes van het professioneel navigeren leert. Nieuw: de bedrijfsequipe Voor het eerst is het mogelijk om uw bedrijfsequipe in te schrijven. Naast deelname krijgt u dan onder meer een full colour advertentiepagina in

het routeboek en een vermelding van uw bedrijfslogo op de website. Sponsoring Daarnaast zijn er een tweetal opties om de Nierstichting Rally te spon­ soren. Dit levert interessante voordelen op, van vermelding van uw bedrijfslogo bij de start en finish tot een eerste startpositie! Op de pagina hiernaast vindt u een overzicht van de verschillende opties en mogelijk­ heden. Aanmelden Mogen wij uw equipe dit jaar aan de start verwelkomen? Het moment van inschrijving bepaalt uw startnummer, dus meld u direct aan via www.nierstichting.nl/rally! Organisatiecomité Nierstichting Rally Michiel Bakker, Diederick Bonnerman, Bert Degenaar, Hilde de Rooij en Ayla Versteegh

Mogelijkheden voor deelname Ik rijd mee als…

Particulier

Bedrijf

Sponsor­ pakket 1

Sponsor­ pakket 2

Kosten

€ 399,-

€ 950,-

€ 1.995,-

€ 4.500 ,-

1 equipe

2 equipes

4 equipes

1/1 advertentie in het rally routeboek (kleur)

1

1

2

Vermelding logo op de website nierstichting.nl/rally

Vermelding in de digitale Rally nieuwsbrief voorzien van link

Eenmalige vermelding

Vermelding in alle uitgaven

Vermelding in alle uitgaven

Redactionele pagina in het Nierstichting Rally Routeboek

1

2

Vermelding logo op Rallyschild

Logovermelding bij de start en finish

Exposure in de goodie-bag

Nierstichting Rally powered by [uw bedrijf]

Eerste startpositie

Meer weten? Heeft u nog vragen of wilt u informeren naar de mogelijkheden voor sponsoring? Neem dan vrijblijvend contact op met Corinne Hamming, via CorinneHamming@nierstichting.nl of bel 06 42 55 07 91.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.