Brussels Philharmonic 27.10.2011

Page 1

de puur muziek

27.10.2011 | 20:00 | CONCERTZAAL

Brussels philharmonic Tsjaikovski, sjostakovitsj en schubert


Programma

Uitvoerders

Pjotr Iljitsj Tsjaikovski (1840-1893) Ouverture ‘Romeo i Dzul’etta’, TH 42c

Brussels Philharmonic Henry Raudales | concertmeester Joeri Basjmet | dirigent & altviool

Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975) Sinfonia voor altviool en strijkers (bew. Alexander Tsjaikovski) I. Adagio II. Doppio movimento III. Tempo primo

PAUZE

Franz Schubert (1797-1828) Symfonie nr. 3 in D, D 200 I. Adagio maestoso - Allegro con brio II. Allegretto III. Menuetto IV. Presto vivace

Dit concert wordt rechtstreeks uitgezonden door Klara.

Aandacht! Gelieve uw mobiele telefoon uit te schakelen.

2


tsjaikovski, sjostakovitsj en schubert en gloriemomenten. Sjostakovitsj start zijn muzikale loopbaan onder het bewind van Lenin. Zijn eerste composities sluiten aan bij de avant-garde muziek van Berg en Hindemith. Op inhoudelijk vlak schrikt hij er niet voor terug om maatschappelijke kwesties aan te kaarten. Via zijn muziek verkondigt hij tijdloze, universele boodschappen met een flinke portie humor en sarcasme. Daarmee krijgt de componist de Russische bevolking op zijn hand en manifesteert hij zich als de leidinggevende persoonlijkheid van de nieuwe sovjetmuziek.

Tsjaikovski, Sjostakovitsj en Schubert: drie briljante genieën, drie getormenteerde zielen. Muziektechnisch is het drietal bijzonder onderlegd, maar het is haast ondenkbaar dat enkel talent geleid heeft tot hun briljante creaties. Het oeuvre van deze meesters getuigt van zoveel menselijkheid, inlevingsvermogen en persoonlijke expressie dat de link met hun persoonlijke leven niet zomaar kan worden genegeerd. Tsjaikovski’s bestaan lijkt een voortdurende zoektocht naar evenwicht. Als homoseksueel tracht hij stand te houden in een maatschappij die liefde voor hetzelfde geslacht ontegenzeggelijk veroordeelt. Om zijn carrière niet in het gedrang te brengen, probeert hij zich voor de buitenwereld aan te passen. Hij huwt een van zijn studentes, maar is in wezen diep ongelukkig. Die innerlijke verscheurdheid leidt tot regelmatige depressies en sterke gemoedswisselingen, maar zetten hem er ook toe aan om wondermooie muziek te schrijven. Niet toevallig maakt Shakespeares werk ‘Romeo en Julia’ een diepe indruk op hem. Misschien voelt Tsjaikovski zich begrepen in de plot over de onmogelijke liefde tussen de kinderen van twee rivaliserende families. En misschien vindt hij in dit verhaal een uitlaatklep voor zijn eigen gevoelens. Het blijft gissen, maar feit is dat hij met zijn versie van ‘Romeo en Julia’ een van de meest aangrijpende interpretaties realiseert.

Maar het tij keert wanneer Stalin aan de macht komt. In 1936 wordt Sjostakovitsj’ opera ‘Lady Macbeth’ door de regeringskrant Pravda met de grond gelijk gemaakt. Een dergelijke kritiek betekent in die tijd een genadeloze eliminatie, maar Stalin heeft andere plannen. Hij wil via Sjostakovitsj’ muziek de principes van de communistische partij verkondigen. Beantwoordt zijn muziek niet aan het communistische ideaal, dan volgen levensbedreigende intimidaties. Wordt een werk goed onthaald, dan wordt ‘het wonderkind van de revolutie’ overladen met onderscheidingen. Of hoe het hypocriete communistische regime de wet van slaan en zalven toepast. Het is dan ook pas tijdens de twintig laatste jaren van zijn leven, na de dood van Stalin, dat Sjostakovitsj rust vindt. De nieuw verworven vrijheden stellen hem in staat om zijn muziek te herevalueren: de ‘realistische’ volkskunst die vooral betekenis kreeg in de symfonieën, maakt nu plaats voor een expressieve, intieme muziek voor kleinere

Ook Dmitri Sjostakovitsj kent een leven vol frustraties en hindernissen, een verwarrend traject van aaneensluitende dieptepunten

3


belangrijke bijdragen aan de muziekgeschiedenis, waaronder de ‘Derde symfonie’ die een nieuwe wind doet waaien in de romantiek.

bezettingen waarin hij zijn tonaal idioom uitbreidt en seriële en atonale muziek verkent. Zijn ‘Strijkkwartet nr. 13, op. 138’ dateert uit deze periode en wordt tot een van zijn beste werken gerekend. Alexander Tsjaikovski (geen verwant van Pjotr Tsjaikovski) (1946) erkent jaren later de uitzonderlijke kwaliteit ervan en bewerkt het tot de ‘Sinfonia voor altviool en strijkers’.

Pjotr Iljitsj Tsjaikovski – Romeo en Julia Geen enkel ander werk van William Shakespeare heeft zoveel musici geïnspireerd als ‘Romeo en Julia’. Componisten van over de hele wereld toonzetten het schouwspel in de meest diverse vormen. Ook Pjotr Iljitsj Tsjaikovski (1840 - 1893) is onder de indruk van de tragedie en componeert zijn eigen symfonische versie van ‘Romeo en Julia’ (1869). Net daarvoor schrijft hij ‘Fatum’ (1868), een symfonisch gedicht dat hij wil opdragen aan de invloedrijke componist Mily Balakirev, een van de leidinggevende figuren in de groep van de ‘Vijf’ (waaronder Alexander Borodin, César Cui, Modest Moessorgski en Nikolai Rimski-Korsakov) die als doel heeft om een onderscheidende nationalistische school voor muziek te creëren. Balakirev hoort het werk in Sint-Petersburg waar het niet goed wordt onthaald. Hij schrijft daarop een brief aan Tsjaikovski waarin hij onverbloemd uitlegt wat er aan schort. Balakirev kaart het gebrek aan focus aan en stelt voor om een nieuw project aan te vatten met een duidelijk doel voor ogen: het orkestwerk ‘Romeo and Julia, Ouverture-Fantasie’. De man geeft meteen ook suggesties voor de structuur, het karakter en de sleutel van elke beweging en de thema’s.

Franz Schubert componeert in een politiek rustige periode na de val van Napoleon en het Congres van Wenen. Het is een tijd waarin huiselijke stabiliteit garant staat voor respect en succes, en dat geldt ook voor musici. Schubert leeft echter een nomadenbestaan en verkiest het vrolijke gezelschap van geestesverwante vrienden tijdens zijn zogenaamde “Schubertiades”, feestavonden waar muziek en musiceren centraal staan. Het is Schuberts enige uitweg uit de harde realiteit, want in wezen is de componist eenzaam en ziek. Daarenboven is hij straatarm; zijn schuchtere aard en weigerachtige houding tegenover de adel (nog steeds een belangrijke opdrachtgever) ontzeggen hem een degelijke kostwinning. Dat Schubert leeft voor het componeren – “Ik ben gekomen in deze wereld voor geen enkel doel, maar om te componeren” – bewijst zijn duizelingwekkend repertoire van liederen, opera’s, sonates, kamermuziek, symfonieën en religieuze werken. In 1815, het jaar waarin hij zijn ‘Symfonie nr. 3’ creëert, schrijft hij zowat 150 werken. De componist weet zijn werk echter niet te verkopen en zijn muziek wordt nauwelijks uitgevoerd. Slechts één concert dat Schubert zelf organiseert, kent succes; met de opbrengst koopt hij zijn eerste piano en betaalt hij schulden af. Het is pas na zijn dood dat Schubert erkend wordt. Vooral zijn bijdragen aan het Duitse lied worden herinnerd. Toch levert hij ook andere

Het leidt tot een symfonisch gedicht waarin de oorspronkelijke dramatische verhaallijn niet wordt gevolgd. Tsjaikovski kiest ervoor om de drie hoofdthema’s in de muziek te vertalen: de rol van de raadgever Friar Lawrence (gevat in een Russisch-orthodox geïnspireerd koraal), de vete tussen de Montecchi

4


maar eerder in een gecomprimeerde vorm. De basis van het werk blijft diatonisch, de twaalftoonsmuziek biedt dus geen structuur. Dat bewijst ook de vorm van het werk. Het strijkkwartet bestaat uit een lange beweging die symmetrisch is opgevat in een spiegelende ABA-vorm, een louter expressief middel om het gevoel te creëren van een beginnende en eindigende reis. In het centrum van de driedelige eenheid plaatst de componist een scherzo dat nagenoeg lijkt op een surrealistische jazzsectie met ritme en textuur in de hoofdrol. Opmerkelijk is het obsessieve tikken van de bogen tegen de strijkinstrumenten. Het is een dreigende passage, die zonder climax in rust eindigt. Dan keert het belangrijkste dodecafonische materiaal terug, maar donkerder en zwaarmoediger. Wanneer het einde nadert herneemt de altviool het openingsthema en klinkt een sereen overblijfsel van het tikken van de strijkers uit het centrale deel, alsof het verdriet de dood omarmt en het onvermijdelijke wordt aanvaard.

en de Capuleti (weergegeven door krachtige, onregelmatige ritmes) en de romance tussen Romeo en Julia (uitgedrukt in een passioneel liefdesthema door de strijkers en de hoorn). In 1870 gaat ‘Romeo en Julia’ in première. Mede door een schandaal met de dirigent kent het stuk ook deze keer geen succes. Tsjaikovski ziet zich genoodzaakt om alle suggesties van Balakirev te aanvaarden en een deel van de muziek te herschrijven. Nog tien jaar later bewerkt de componist het slot. Deze derde versie wordt in 1886 uitgevoerd en is de versie zoals we die vandaag nog kennen. Dmitri Sjostakovitsj – Sinfonia voor altviool en strijkers (bew. Tsjaikovski) Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975) schrijft zijn ‘Strijkkwartet nr. 13, op. 138’ in 1970, vijf jaar voor zijn dood. De componist is zwak en ziek en het schrikbeeld van de dood overheerst zijn gedachten. Steeds meer reflecteert hij over zijn eigen leven en opvattingen. Het ‘Strijkkwartet nr. 13’ illustreert dit. Het is een donker en somber werk, vol spanning en twijfel, waaruit een enorme expressieve kracht spreekt. Alsof de compositie een realistisch aanvaarden is van een leven dat tot zijn einde is gekomen… Dat blijkt ook uit de melodische en formele aanpak van het werk. De muziek lijkt gestript van alle conventionele technieken: de taal wordt beperkt tot het uiterst noodzakelijke, tot simpele klanken die eenzaam lijken te staan, maar geladen en intens communiceren.

De altviool met zijn melancholische toon is in dit werk de uitgelezen protagonist. Sjostakovitsj draagt het stuk op aan Vadim Borisovski, de stichtende altviolist van het Beethoven String Quartet, als dank voor het regelmatig uitvoeren van zijn werk in moeilijke tijden. In de gearrangeerde versie van Alexander Tsjaikovski, het ‘Sinfonia voor altviool en strijkers’, wordt die altviool nooit als een heldhaftige solist naar de voorgrond geschoven. Ook het ensemble zet bescheiden in. Het accentueert hier en daar de rol van de altviool, maar blijft voorts eerder op de achtergrond. De bewerking is uiterst licht en subtiel opgevat en bewaart zo de intieme kwaliteiten van het oorspronkelijke strijkkwartet. Alsof het werk door Sjostakovitsj zelf werd gedicteerd.

Het kwartet begint en eindigt met het thema in de altviool: een twaalftoonsladder die een hoogte bereikt zoals die maar zelden in het altvioolrepertoire voorkomt. Sjostakovitsj verkent de dodecafonie en atonaliteit,

5


karakter te onderstrepen, schrijft Schubert de tweede beweging als een allegretto in ABA-vorm. Net als in het eerste deel ligt de nadruk op de houtblazers en de klarinet, wat doet vermoeden dat Schubert het werk met een specifieke klarinetvirtuoos voor ogen schrijft. Het menuetto stelt een scherzoachtige beweging met stampende accenten op de tegentel (wat doet denken aan een volksdans) tegenover een trio in de vorm van een pittige Ländler ( een Oostenrijkse volksdans). De presto-vivace-finale is een tarantella, een lichte Italiaanse dans, die dankzij de Rossinirage in de vroege negentiende eeuw bijzonder populair was in Europa. De beweging blinkt uit door de dynamische contrasten en de gedurfde modulaties die elkaar in snel tempo opvolgen. Schubert lijkt definitief de deuren naar de romantiek te openen.

Franz Schubert – Symfonie nr. 3 in D groot, D 200 (1815) Franz Schubert (1797-1828) beleeft zijn hoogtepunt als componist tijdens het biedermeiertijdperk. In deze rustige periode van restauratie en een groeiende verstedelijking en industrialisering ontstaat een nieuwe middenklasse en tegelijkertijd een nieuw publiek. Muziek is niet meer het alleenrecht van professionelen, maar wordt nu ook door de gewone burger uitgevoerd, zij het in huiselijke kring en niet in de concertzaal. Componisten beantwoorden aan deze tendens en scheppen werken die door de gewone burger kunnen worden uitgevoerd. Het gaat veelal om idyllische, conservatieve (kamer)muziek zonder al te veel virtuoze uitdagingen, de familiale deugden onderstrepend. Mozart geldt hierbij als voorbeeld; zijn werk staat voor de perfecte synthese tussen een bevallige melodie en een adequate vorm. Veel van Schuberts vroeg werk zou in dat opzicht biedermeiermuziek kunnen zijn. De emotionele diepgang en de muziektechnische aanpak gaan echter veel verder.

bio Brussels Philharmonic werd opgericht in 1935 onder de vleugels van de openbare omroep (NIR). Het orkest concerteerde met grote dirigenten en solisten, en creëerde in de loop van zijn bestaan nieuwe werken van wereldvermaarde componisten als Stravinsky, Messiaen en Francesconi.

In de evolutie naar een persoonlijke stijl neemt de ‘Symfonie nr. 3’ (1815) een sleutelpositie in. De klassieke vorm en structuur verwijzen nog naar het oeuvre van Mozart en Haydn, maar de bondige en transparante schrijfstijl, de inventieve melodie en de experimentele harmonieën bewijzen Schuberts eerste aanzet om los te komen van zijn klassieke voorbeelden.

Het orkest is thuis op de grote podia in Vlaanderen en Brussel en in belangrijke culturele centra

Na een langzame, dramatische inleiding (adagio maestoso) stelt de klarinet het thema voor. Deze allegro-con-brio-sectie klinkt vrolijk en onbezorgd en mondt crescendogewijs uit in een heldhaftig fortissimo van het volledige orkest. Om dit opgewekte

Muziekdirecteur Michel Tabachnik is sinds 2008 een sleutelfiguur in de werking van Brussels Philharmonic. Op een creatieve en publieksvriendelijke manier combineert hij het grote orkestrepertoire met de muziek

6


geschreven en op die manier het beperkte repertoire voor altviool aanzienlijk uitgebreid. In 1986 bracht Basjmet met het Concertgebouworkest in Amsterdam de wereldpremière van het aan hem opgedragen ’Concerto voor altviool’ van Alfred Schittke. In november 1999 bracht hij eveneens in Amsterdam de wereldpremière van Kancheli’s ’Styx’ met het Radio Filharmonisch Orkest.

van de 20ste eeuw. Zijn credo: “We zijn geen museum, wel een platform voor levende muziek.” Samen met het orkest zorgde Tabachnik voor warm onthaalde concerten in binnen- en buitenland. Ook op internationaal vlak verovert Brussels Philharmonic een eigen plaats, te beginnen met een residentie in het Parijse Cité de la Musique en jaarlijkse concerten in het Concertgebouw Amsterdam. Voor het seizoen 10-11 en 11-12 werd én wordt het orkest uitgenodigd door het Festival Musica in Strasbourg en het Festival de Besançon, zijn er verschillende tournees in Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Azië, en concerten in Metz, Venetië, Salzburg (Grosses Festspielhaus) en Wenen (Musikverein).

In een aantal belangrijke concertzalen, waaronder La Scala in Milaan en Het Concertgebouw in Amsterdam, gaf Basjmet solorecitals. Memorabel waren zijn optredens met pianist Sviatoslav Richter. In 1986 richtte hij De Moskouse Solisten op, een ensemble dat zich in korte tijd een internationale reputatie verwierf. Altviolist Joeri Basjmet legt ook als dirigent de nadruk op energie. “In elk stuk probeer ik samen met het orkest een positieve parasiet te zijn. We gaan op zoek naar de positieve energie die in een werk ligt. Dat is moeilijk. Om de goede stijl te vinden kan je in een boek kijken, of naar opnames luisteren. Zo kom je wel op ideeën hoe je bijvoorbeeld werk van Schubert en Tsjaikovski of van hedendaagse componisten moet uitvoeren. Je kan schrijven en luisteren. Maar energie vinden… daar helpt geen boek of opname bij. De sleutel vinden tot de energie van een componist staat voor mij gelijk met het vinden tot de sleutel van een tijdmachine. Via die energie ervaar je hoe het bv. 200 jaar geleden is geweest. Ik voel – maar dat is subjectief – dat ik samen met het orkest op die manier een deel kan zijn van de componist.” Joeri Basjmet bespeelt een Testore, een altviool uit 1758.

De uitgebreide ervaring die Brussels Philharmonic samen met het Filmfestival Gent opbouwde rond filmmuziek, onder meer met de Golden Globe-winnende filmmuziek voor ‘The Aviator’ van Martin Scorsese, wordt intussen internationaal erkend en resulteert in nieuwe projecten zoals de opnames van soundtracks. Joeri Basjmet (°1953, Rostov aan de Don (Rusland)) groeide op in Lvov (Oekraïne). Hij volgde les aan het conservatorium van Moskou, eerst bij Vadim Borisovsky en daarna bij Fedor Druzhinin. In 1976 won hij de eerste prijs van de Internationale Wedstrijd voor Altviolisten in München, het begin van zijn internationale carrière. Joeri Basjmet treedt op met ‘s werelds belangrijkste orkesten, musici en dirigenten. Vele vooraanstaande hedendaagse componisten hebben werken voor Joeri Basjmet

7


binnenkort VR | 28.10.11 | 15:00 Jean-Guihen Queyras | UITVERKOCHT Bach: cellosuites nr. 1, 2, 3 | BWV 1007, 1008, 1009

WO | 16.11.11 | 20:00 Alexei Lubimov Schubert, Glinka, Hérold

VR | 28.10.11 | 20:00 Akademie für Alte Musik Berlin, Jean-Guihen Queyras (cello) Vivaldi, Caldara

ZA | 19.11.11 | Jazz & Sounds 16:00 | Lisa Cay Miller solo 18:00 | Lisa Cay Miller duo with Audrey Chen 20:00 | Robin Verheyen, Aki Rissanen, Claron McFadden, Kryptos Kwartet 22:00 | Lisa Cay Miller project with Jean-Yves Evrard, Joachim Badenhorst, Audrey Chen

ZA | 29.10.11 | 20:00 Symfonieorkest Vlaanderen, Seikyo Kim (dirigent), Anna Vinnitskaja (piano) Tsjaikovski, Prokofjev, Sjostakovitsj VR | 04.11.11 | 20:00 Les Arts Florissants | UITVERKOCHT De Wert, Marenzio, Monteverdi MA | 07.11.11 | Bijloke-Manufactuur 20:00 | Anastasia Kozhushko 20:45 | Romina Lischka DO | 10.11.11 | 20:00 Mengal Ensemble Dauprat, Mengal, Cherubini, Gallay, Busschop, Ryelandt, Herberigs, Lecail VR | 11.11.11 | 20:00 deFilharmonie, Kinderkoor van de Vlaamse Opera, City of Birmingham Symphony Chorus o.l.v. Martyn Brabbins Benjamin Britten, War Requiem Bespreekbureau Muziekcentrum De Bijloke Gent J. Kluyskensstraat 2, 9000 Gent Di - vr 10:00 - 12:00 & 13:00 - 17:00 | za 13:00 - 17:00 09 269 92 92 | tickets@debijloke.be | www.debijloke.be

DI | 22.11.11 | 15:00 Cecilia Bernardini & Mirsa Adami Van Beethoven, Brahms, Bartok DO | 24.11.11 | 20:00 Kayhan Kalhor & Madjid Khaladj ensemble Perzische liederen op gedichten van Hafez en Rumi VR | 25.11.11 | 20:00 Carlos Mena, Romina Lischka, Sarah Ridy & Richard Sweeney | UITVERKOCHT Kapsberger, Ferrari, Dalla Casa, Mazzocchi, Sances, Rognoni, Monteverdi ZO | 27.11.11 | 15:00 Symfonieorkest Vlaanderen, Seikyo Kim (dirigent), Pieter Wispelwey (cello) Ravel, Lalo, Sibelius

v.u. | Daan Bauwens • tekst | Kathleen Snyers © | Muziekcentrum De Bijloke Gent info@debijloke.be Muziekcentrum De Bijloke is mobiel dankzij het partnership met Gent Motors (www.gentmotors.be)


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.