Twee prille kwartetten van Beethoven en Webern in balans gebracht met het laatste kwartet dat Mendelssohn na de dood van zijn zus en twee maanden voor zijn eigen dood componeerde.
Beethovens opus 18 nr. 1 is de meest grootse, de briljantste en de emotioneelste van de reeks van zes en ook altijd al de favoriet van het publiek.
Als student muziekwetenschappen componeerde Webern een strijkkwartet dat nog volledig in de taal van de hoogromantiek baadt: on-Weberniaans, zonder opusnummer ook, maar intens evocatief.
En dan Mendelssohn, dat zogenaamde onbekommerde godenkind. Het cliché smelt als sneeuw voor de zon bij zijn zesde kwartet, waarin hij blijk geeft van angst en boosheid.