2
OLIVIER FORTIN OVER DE HARMONIE VAN DE DIVERSITEIT Frederik Styns Op 20 mei speelt het ensemble Masques zijn Belgische première in De Bijloke in Gent. Bezieler van het ensemble is de uit Québec afkomstige klavecinist Olivier Fortin. Samen met een garde jonge musici (waaronder het onovertroffen vioolduo Sophie Gent en Tuomo Suni) en de jonge Tsjechische sopraan Hana Blazikova vertolkt hij muziek van o.a. Biber, Muffat en Buxtehude. Beste Olivier, je bent afkomstig uit Canada. Een vruchtbare bodem voor oude muziek? Olivier Fortin: “Tja… Canada is een groot land, maar de oude muziek speelt zich voornamelijk af in de grootste steden: Montréal, Toronto en Vancouver. Montréal, waar Masques meer dan 10 jaar geleden het levenslicht zag, kent een levendige oude-muziekscène met veel kamermuziekensembles. Eind juni vindt er een festival voor oude muziek plaats. Toronto is de thuishaven van het beroemde orkest Tafelmusik en in Vancouver repeteert het Pacific Baroque Orchestra. Canada lijkt een zeer vruchtbare plek te zijn voor oude muziek, maar het land kent ook zo zijn beperkingen. De grote afstanden tussen de steden bemoeilijken de muzikale kruisbestuiving. Er zijn enkele zeer goede ensembles in Canada, maar er is slechts plaats voor enkele van hen... Ik ben dan ook verhuisd naar Europa. Momenteel woon ik in Parijs. Uiteraard is de situatie er helemaal anders…” In Europa zit je uiteraard middenin de wereld van de oude muziek. Hoe kijk je daar tegenaan? OF: “Ik startte met klavecimbel op zeer jonge leeftijd. De aanleiding was mijn vader – een grote fan van het oeuvre van Couperin en Bach – die besloten had om een klavecimbel te bouwen. Het concept ‘oude muziek’ behoorde in die dagen niet tot mijn vocabularium. Ik bespeelde gewoon het klavecimbel en volgde de instructies op van mijn leraars in Canada. Die leraars lapten op dat moment ongeveer alle inzichten van de oude-muziekbeweging aan hun laars. En daar ben ik hen eigenlijk dankbaar om. De stempel ‘oude muziek’ was afwezig, waardoor ik mijzelf geen restricties oplegde. Ik beschouw mezelf dus niet als een aanhanger van de religie der ‘historische correctheid’. Uiteraard is er een zekere kennis vereist over repertoire en uitvoeringspraktijk, maar ervaring blijft voor mij de sleutel, én er is ook plaats voor een persoonlijk verhaal... zolang de persoonlijkheid van de muzikant de muziek maar niet overneemt...” “Vandaag weet ik iets meer van oude muziek. Maar toch benader ik de muziek nog steeds vanuit een gezonde ingesteldheid die een mix is van plezier, kennis en eerlijkheid... Ik hou helemaal niet van een rigide aanpak! STAALKAART #10 mei-juli2011
Ik probeer me ook weinig aan te trekken van verschillende trends die vandaag de ‘oude-muziekwereld’ bepalen. Trends komen en gaan. Het is zoals lang en kort haar, zoals boter en margarine... Een goede chemie tussen muzikanten is de enige juiste sleutel. Enkel indien muzikanten hetzelfde doel voor ogen hebben, kan er iets wonderbaarlijks gecreëerd worden. Dit betekent echter niet dat we zomaar abstractie kunnen maken van het pad dat gedurende enkele decennia afgelegd is door de pioniers van de oude muziek. Vandaag zie je moderne violisten die een barokboog oppikken, twee darmsnaren op hun viool zetten, en zichzelf dan barokviolist noemen. Dat is beslist niet goed voor de toekomst van de oude muziek!” Wie bracht je deze wijsheden bij? OF: “Mijn muzikale houding heb ik zonder meer te danken aan enkele leraars. Ik denk vooral aan André Laberge, een pater die een bijzonder getalenteerd klavecinist was en tevens leerling was van Gustav Leonhardt; een wonderbaarlijk figuur en musicus die me niet alleen veel bijbracht over muziek, maar ook over de manier om een gebalanceerd persoon te zijn en zo ook een gelukkig musicus. Ik kreeg ook de kans om te studeren bij Pierre Hantaï en Skip Sempé; beiden hebben ze mijn muzikale horizonten verruimd. Soms speel ik met hen repertoire voor 2 of 3 klavecimbels, steevast unieke ervaringen.” In de Bijloke speel je o.a. werk uit de bundel Mensa Sonora van Biber. Je spreekt in dit verband over de harmonie van de diversiteit. OF: “De kamermuziek van iemand als Biber is misschien minder bekend, maar het is schitterend repertoire dat bijzonder verrassend klinkt. Onze rol als musicus bestaat erin als gids te dienen voor het publiek. We moeten de muziek hercreëren zoals een gids een gebouw toont aan een publiek, met oog voor het framework maar ook voor details. Dat proberen we dus ook te doen met een bundel als Mensa Sonora: de grote structuren tonen, maar ook de unieke details.” “De titel van deze bundel betekent letterlijk ‘muzikale tafel’. Dat concept was behoorlijk in trek in de barokperiode, en Biber hanteerde het meer dan eens. Voor velen