9 minute read
Het huwelijk tussen een nette en een natuurlijke tuin
Huwelijk tussen een nette en een natuurlijke tuin
Nog steeds rukt het beton op in onze steden en dorpen. Niet alleen in het openbaar groen, maar ook in onze tuinen. Meer en meer zie je grindtuinen of tuinen die volledig in betonklinkers of in kunstgras zijn aangelegd. Netheid en weinig tuinwerk, dat is wat velen onder ons willen. Tegelijkertijd zie je ook de tegengestelde beweging en dat heeft veel met vrouwe Corona te maken. Veel mensen gaan wandelen in natuurgebieden en slaan aan het tuinieren. Er is aandacht voor het leed van bijen, vlinders en mezen. Maar is er een evenwicht mogelijk tussen een verzorgde tuin en een die zo natuurlijk mogelijk is? Wij geloven van wel, en we hebben hier enkele tips van Bart Backaert, hoofd van de Aalsterse Groendienst.
Advertisement
De mosterd in Aalst
Ik zou mezelf willen catalogeren onder de noemer van een mix; iemand die het graag net heeft maar ook oog wil hebben voor de noden van de natuur en biodiversiteit. Maar hoe kan ik proberen om, op mijn eigen kleine lapje grond, de schijnbaar tegengestelde begrippen ‘netheid’ en ‘natuur’ met elkaar te verzoenen? Ik wil wel nieuwe begrippen of adviezen in mijn tuin proberen toepassen, maar hoe begin ik daaraan? Kan ik zelf een bijdrage leveren om mijn tuintje biodiverser en klimaatbestendig te maken? Hoe ga ik om met de almaar toenemende droogte? Hoe krijg ik meer schaduw en koelte in mijn tuin? Samengevat gaat het ook hierom: hoe hou ik de lusten en de lasten van mijn tuin in balans? Je leest het, veel vragen. Aan wie kan ik al mijn vragen beter stellen dan aan Bart Backaert, hoofdbrigadier van de Groendienst in Aalst, die al jaar en dag bezig is met het biodiverser en groener maken van zijn stad.
Huwelijk tussen een nette en een natuurlijke tuin
Een man die daarvoor in 2015 door Natuurpunt gehuldigd werd als eerste “groenen ajoin”. Het groenteam van Aalst onderscheidt zich van andere groendiensten in Vlaanderen zodat veel steden en gemeenten in Aalst het natuurlijk openbaar groenbeheer komen bekijken. In de parken van Aalst is al jaren komaf gemaakt met monotone gazons en is er plaats voor wilde bloemen en planten. Zelfs zeldzame wilde orchideeën kunnen er bewonderd worden. Aalst balanceert al jaren op het vinden van een evenwicht tussen groen aanleggen en de natuur haar gang laten gaan.
Wie is Bart Backaert?
In volle coronatijd hebben we een gesprek met Bart en het valt ons meteen op dat zijn uiterlijk past bij zijn functie en visie. Met zijn baret, zijn jas in visgraatmotief en zijn wollen sjaal zou hij een Franse wijnbouwer, een Engelse landlord of zelfs een rijzige herder kunnen zijn. Hij toont ons losjes vertellend ‘zijn’ stadspark, maar je voelt aan je ellebogen dat hij theoretisch en praktisch zijn materie beheerst en een achtergrond en ervaring heeft om U tegen te zeggen.
Hij werd geboren in 1960 en groeide op in de stank en de rook van de fabrieksstad Aalst. Van kindsbeen af had hij veel interesse voor de natuur en zijn ouders stuurden hem naar de tuinbouwschool. Maar de tuinbouw bleek in die tijd de grootste vijand van de natuur te zijn: het gebruik van pesticiden, kunstmest, het promoten van monocultuur en het klonen van planten stonden steevast op het leerprogramma, en hij zou de school vlug verlaten en kiezen voor een job in het openbaar groen in Aalst, een plek waar commerciële belangen geen rol speelden in de omgang met planten. Zijn passie en gedrevenheid zouden ervoor zorgen dat hij veel autonomie kreeg en snel kon doorgroeien. Eind jaren tachtig kreeg hij het beheer van het stadspark aangeboden als opdracht. Dit park, aangelegd in Engelse landschapsstijl, leende zich heel goed om tuinen en natuurbeheer met elkaar te bestuiven. Hier werden de eerste gazons omgevormd tot hooilanden. Bart toont ons dat de ga- zons er nog zijn maar dat de ‘onkruiden’ die er tussen staan niet verwijderd worden maar als ‘kruiden’ gekoesterd’ worden. Ik leer dat ‘de natuur haar gang laten gaan’ niet hetzelfde is als ‘slordig’ of ‘verwaarloosd’.
Grasallergie
Bart pleit er ook voor om het maaien van het gazon zoveel mogelijk te beperken en het maaisel af te voeren zodat de grond ‘armer’ wordt. Deze visie is voor ons vreemd, omdat we altijd geleerd hebben dat bemesten ervoor zorgt dat de bodem gevoed wordt, maar de redenering van de natuurmens is anders: je moet de grond ‘verarmen’, een arme grond is het leefgebied voor wilde kruiden en bloemen. En tussen het gazongras groeien spontaan allerlei planten en kruiden. Ook wordt er slechts enkele keren per jaar gemaaid en dan nog voornamelijk aan de randen van dit kruidengazon, zodat je, wandelend op de paden, nog altijd het gevoel krijgt dat je in een park loopt en niet in een verwaarloosd of verwilderd natuurgebied. Om aandacht te trekken voor zijn visie gaat hij de controverse niet uit de weg. Enkele jaren geleden pleitte hij bijvoorbeeld voor de invoering van een gazontaks in Aalst. Deze uitspraak kwam er niet omdat hij alle gazons weg wil, maar om ons te doen nadenken. Hij noemt gazons ‘groene woestijnen’ omdat ze het grootste deel uitmaken van onze tuin en omdat een honingbij, vlinder of kever er geen voedsel vindt en verhongert. Gazongras blijkt geen enkele waarde te hebben voor iemand die biodiversiteit nastreeft.
Bart komt helemaal op dreef als hij het heeft over de wilde dieren die hij zag terugkeren in zijn regio. De slechtvalk, die met uitsterven bedreigd was, heeft nu jaarlijks een paar broedparen in het hartje van de stad. De Dender, ooit een open riool, is nu een visrijke rivier en het leefgebied van een scala watervogels, om maar te zwijgen van de bever. Toen Bart de eerste keer een typisch afgebeten boomstronk vond, was hij zelfs van slag, zo onder de indruk onverwachts geconfronteerd te worden met de teruggekeerde bever. Grotere zoogdieren zoals de eekhoorn, vos, steenmarter en ree, hebben de plaats ingenomen van de rioolratten uit de jaren zeventig. De natuur rukt verder op naar en in de stad en dat vindt hij op zich ook weer een grote uitdaging: hoe krijgt de natuur een plaats in de stad zonder voor overlast te zorgen? Hierbij valt op dat extensief (minder) groenbeheer een belangrijke tool wordt voor de toekomst: minder maaien, minder bladeren ruimen, tolereren van wilde planten in het stadsbeeld, een aangepaste soortenkeuze bij aanplantingen en op een correcte manier omgaan met water zijn hierbij belangrijke aandachtspunten. Kortom, Bart is een boeiend verteller over zijn visie en realisaties en het zal ons vooral bijblijven dat hij niet op korte termijn denkt, niet in zijn eigen kleine belang, maar dat hij ernaar streeft om mens en natuur met elkaar te verzoenen.
De tuin van Bart
Bart hanteerde voor de inrichting van zijn stadstuintje vier jaar geleden gelijkaardige principes als voor de inrichting van het openbaar groen. Geen machines voor onderhoud. Geen grasmachine, geen verticuteermachine, geen elektrische snoeischaren, geen hakselmachine. En hij noemt als voordeel hiervan ook: geen energieverspilling en geen lawaai. Hoe doet hij het dan? Hij laat dus, zoals eerder vermeld, onkruiden staan en legt uit: ‘Je kan komaf maken met het gazon waarin er slechts één grassoort staat die bijzonder gevoelig is voor droogte en er ook aan kapot gaat, en die geen voedsel of schuilplaats biedt aan allerlei dieren. Je kan de zogenaamde onkruiden laten staan; die hebben meestal een peenwortel en zijn veel beter bestand tegen droogte en hitte. Het ‘gazon’ kan bijvoorbeeld duizendblad, bijenkorfje, ereprijs, madeliefjes, boterbloem, klavers en smalle weegbree bevatten, en het grote voordeel is dat het er groen blijft uitzien in droge periodes. Ook een voorgezaaid bloementapijt kan een aantrekkelijk alternatief zijn voor het kortgemaaide gazon. Dit hoeft er niet slordig of verwaarloosd uit te zien als je bijvoorbeeld de graskanten wel kort maait. We moeten ons volgens Bart niet uit het lood laten slaan door moeilijke begrippen rond biodiversiteit en natuurbeheer. Door het aanplanten van bijvoorbeeld bloembollen in het gazon zetten we op een eenvoudige manier al een stap richting biodiversiteit.
Een tuin met weinig werk die toch mooi oogt.
Tuinieren beperkt zich bij hem tot ‘bijsturen’, slechts ingrijpen als het noodzakelijk is; een tak die in de weg hangt zal weggesnoeid worden en rijpe bessen worden geplukt. Weinig afval. Snoeiafval wordt handmatig verwerkt tot mulch. Vooral in de zomer wordt er handmatig ‘bijgesnoeid’ en de takjes blijven op de grond liggen om te composteren. Ander afval wordt gecomposteerd en daardoor krijgt hij kosteloos een voedzame meststof voor zijn tuin. Vooral nuttige planten in de tuin. Ze zijn eetbaar of bruikbaar in de keuken (de pluktuin). Hij kijkt terug naar de tuinen van weleer, ook in het industriële Aalst, toen elk arbeidershuisje nog een moestuin had die diende om hongerige magen te voeden. Nu blijft er van die vroegere ‘nutstuin’, in het beste geval, niets meer over dan een monotoon gazon dat nergens toe dient, ook geen nut heeft voor dieren, en machinaal wordt kortgehouden. Veel schaduw. Vooral bomen en klimplanten zorgen voor veel schaduw en een verkoelend effect. Zijn druk beplante tuin zorgt voor verkoeling in huis. De tuin van Bart oogt als een oase van groen; je hebt de indruk van ondoordringbaarheid maar dit is slechts schijn. Door de tuin loopt er een slingerpad van grind en stapstenen over de kruidenlaag. De minder aantrekkelijke elementen in zijn tuin, zoals compostvaten of een tuinhuis en werkgerief, heeft hij achteraan in de tuin ge-
plaatst zodat die aan het oog onttrokken worden. Hij noemt het een ‘jungletuin’ waarin hij gewerkt heeft met vier lagen. Die lagen zijn de verschillende hoogtes die de planten innemen en zorgen voor een microklimaat. Ze zijn klimaatbestendig, zorgen voor een goede waterhuishouding en voor een natuurlijke airco in huis en tuin: 1. een kruidlaag met daslook, bosaardbei, rabarber, salie, damastbloem, zeekool,…
Er lag in de tuin al een stuk betegeld terras en dat heeft hij zo gelaten; tussen de planten liggen er stapstenen en grind. 2. een struiklaag met diverse soorten trosbes,
Japanse krent, framboos, Sichuan peper,… 3. lianen en klimmers met kiwibes, druivenrassen, Akebia (augurken), passiebloem, vijfsmakenbes, gojibes, chocoladerank,… 4. bomen met zwarte moerbei, witte moerbei, vijgenboom, Japanse mispel, laurier, aardbeiboom,… Hij kiest voor exotische, klimaatbestendige bomen en struiken die toch vrij veel dieren aantrekken als bijen, vlinders, vogels en spinnen. Al bevelen we toch ook warm streekeigen bomen aan. Voor mezelf wordt het al een hele oefening om alle info van Bart te verwerken en ermee aan de slag te gaan. Ik denk dat ik alles even laat bezinken en dan zien hoe ik het aanpak. Maar bedankt Bart, je hebt me geïnspireerd en aan het denken gezet.
Greta Wittenberg