Bijlage IJsseldelta

Page 1


5

zwolle

kampen

netwerkstad 6/7

Het verhaal van de Zwollenaren die zich blauwe vingers telden aan de duiten die Kampen betaalde

Romantiek van het Kamperlijntje

9

voor een Zwols klokkenspel, is te mooi om te

11

vergeten. Maar terwijl geboren Kampenaren en

Marktkooplieden houden stand De lichten branden nog in De Zande

12/13

Zwollenaren mogelijk nog wat rivaliteit koesteren, is

15

achter de burelen van de stadsbestuurders een

Oudestraat en Diezerstraat: verschil en overeenkomst

Onderlinge rivaliteit, ook in de liefde

profijtelijke samenwerking ontstaan. Er bloeit iets

16/17

moois tussen de twee steden in de IJsseldelta. Het

19

Eten bij de buren

heet Zwolle Kampen Netwerkstad en is vooral een

20

Van Kamperstraat naar Zwolseweg

21

Wilsum, dorp met stadsrechten

23

’s-Heerenbroek, in de tang

kwestie van gezond verstand. De Zuiderzeehaven en het Kamperlijntje zijn mooie voorbeelden van wat

Bedrijvigheid in netwerkstad

deze samenwerking kan brengen. Het treintje loopt

24/25

daarom als symbool door deze krant. Toch gaat deze speciale uitgave niet over het netwerk. Wat de redactie wil laten zien is hoe dicht Kampen en

Zalk, Wilsum, ‘s-Heerenbroek en IJsselmuiden.

De zeven meisjes van het theehuis op de dijk bij de rivier

E

Inez, Dini, Maaike en nog iemand van wie ik de naam maar niet kon onthouden. Ik kwam er haast nog geen andere klanten tegen. Misschien kwamen ze op de dagen dat ik geen behoefte had om mijn wandelschoenen aan te trekken. „Hallo, is er iemand?” Nee, de meisjes waren er niet. Ze zaten beneden in hun rustkamer. Waarom zouden ze boven moeten blijven als die donkere wolken zich boven het café stapelden. Als het zo hard regent, komt er toch geen klant. „Hallo, Tineke, Will, Monique, Inez, Dini, Maaike, en hoe heet jij ook al weer, krijg ik een kop koffie van jullie?” Ik hoorde dat ze naar boven komen, de meisjes, de zeven jonge vrouwen. Ik ging zitten. Tineke maakte de schone tafel opnieuw schoon. Inez deed water in het koffiezetapparaat. Monique zette een kopje in het dienblad. Dini zorgde voor de suiker en melk, Maaike liet de kassa een keer rinkelen en Will zette de porseleinen asbak voor me neer en de ander de krant.

Zalk, oase aan de rivier

29

IJsselmuiden, nooit zonder Kampen

33

mens en markt tot kerk en Kogge. En in het midden

r waren dagen waarop ik niet verder kon, ook nachten. Dan legde ik mijn pen neer, trok mijn wandelschoenen aan en ging naar dat theehuis op de dijk tussen Zwolle en Kampen. Ik koos de langste weg die langs de boerderijen ging, langs de sloten, de paarden, de kippen en de honden. Eenmaal daar, als ik de provinciale krant wilde lezen, ging ik in de hoek zitten waar je uitzicht op de weg had, op de auto’s die met een snelheid van 80 kilometer per uur achter elkaar aan reden, ze waren bang dat ze door de verborgen camera’s opgenomen werden. Ik rookte niet, maar toch als ik een sigaretje wilde roken, ging ik aan de tafel zitten, daar kon je naar de rivier kijken, naar de vrachtschepen die voorbijvoeren. Het was een gemeentelijk theehuis, ik weet niet of het nog bestaat. De serveersters waren zeven mongoolse meisjes, jonge vrouwen. Tineke, Will, Monique,

27 30/31

Zwolle letterlijk en figuurlijk bij elkaar liggen. Van

Kader Abdolah.

foto ANP

Lang, het duurde lang, heel erg lang tot de koffie klaar was. Maar dat gaf niets. Als je je zo verdrietig voelde, was het goed voor je om daar te zitten en naar de schepen te kijken die voorbijgingen. Ik nam een slok koffie en stak mijn sigaretje aan. En ze bleven met z’n allen naast de kassa staan. „Dames, mag ik nu een kop thee van jullie?” riep ik na

een poosje. Ze kwamen weer met z’n zevenen in beweging en na enige vertraging was de thee klaar. Dan kwam de tijd dat ik naar hen toe liep om te betalen. „Hoeveel wordt het?” Ze hielden hun hoofden bij elkaar. En het duurde heel erg lang tot ze de som berekend hadden. „2,25 en 1,50, dat wordt 3,75 meneer.” „Hier, laat de rest maar zitten.” Paniek, ze raakten even in paniek. Zeven koppen kwamen weer bij elkaar, ze telden opnieuw op hun vingers. Ik liet ze zo achter en ging weg. Maar ik voelde dat ze me met z’n zevenen naliepen. Ik stopte. „Meneer,” zei Tineke - altijd Tineke, „u krijgt 1,25.” Opgelucht keerden ze terug en ik wandelde verder langs de boerderijen, de sloten, de paarden, de honden en de kippen. Dit was allemaal goed voor de man die soms een stapel huilbuien had. Kader Abdolah is schrijver en woonde lang in de Zwolse wijk Westenholte

Leven keert terug in de IJssel

Groeten uit Zwolle en Kampen

De eigen plek van de vrijgemaakten

34/35

Netwerk geen papieren tijger

37

De missing link van het spoor

39

Het water als handelsmerk

40/41

Kampen moest wennen aan ‘nieuwe’ studenten

43

’s Lands mooiste polder

44

Het tafelzilver van de delta

45

Twee uur gaans over de heide

47

Kampen en Zwolle in de muziek

Colofon Dit is een speciale uitgave van de Stentor naar aanleiding van Zwolle Kampen Netwerkstad. Deze krant wordt huis-aan-huis verspreid in de gemeenten Kampen en Zwolle. COÖRDINATIE Harold de Haan en Dick Laning EINDREDACTIE Jos Oude Holtkamp ADVERTENTIES Klazien Visscher VORMGEVING Jan Leening Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.


woensdag 11 november 2009

6

Amper veertien Zo was ’t ... kilometer rails, vol mystieke romantiek Het Kamperlijntje is natuurlijk hét symbool voor de samenwerking tussen Zwolle en Kampen en spreekt alleen

Van Zwolle naar Kampen

daarom al tot de verbeelding. Het is de navelstreng die beide

Zijn taak was ’t de trein heen en weer te doen rollen Van Zwolle naar Kampen, van Kampen naar Zwolle De ene dag uit en de andere dag in Zodra hij de wielen hun lied hoorde stampen Van Kampen naar Zwolle, van Zwolle naar Kampen Had hij het pas helemaal echt, wat je noemt, naar zijn zin Het reizend publiek profiteerde ten volle Van Zwolle naar Kampen, van Kampen naar Zwolle En van de ervaringen die hij bezat Door zomerse regens en winterse dampen Van Kampen naar Zwolle, van Zwolle naar Kampen Geleidde hij veilig zijn trein langs het ijzeren pad Er groeiden geen bloemen, er bloeiden geen bollen Van Zwolle naar Kampen, van Kampen naar Zwolle Geen merel of vink zong voor hem een refrein Soms had hij behoefte een fee aan te klampen Van Kampen naar Zwolle, van Zwolle naar Kampen Helaas zat er nooit eens een levende fee in zijn trein De een krijgt citroenen, de ander slechts knollen Van Zwolle naar Kampen, van Kampen naar Zwolle Stilaan werd hij oud en hij kon ’t niet meer an En na een bestaan zonder schokken of rampen Van Kampen naar Zwolle, van Zwolle naar Kampen Kwam heel zacht het eind en een engeltje zei:... ”lieve man” Een lied van Jules de Corte

steden voedt met arbeiders, studenten en toeristen. Maar er is meer: zelden zal een simpel spoorlijntje zoveel loftuitingen hebben gehad als de verbinding tussen de twee Hanzesteden. Wat is die mystieke aantrekkingskracht van een stuk rails van nog geen veertien kilometer? door Olger Koopman

H

een en weer, heen en weer’, zong de fameuze drs. P. jaren geleden. Het lied gaat eigenlijk over een veerpont die eeuwig heen en weer pendelt, maar is natuurlijk evengoed toe te passen op de Kamperlijn. Vervang alleen de rivieroevers door een paar stootblokken en het water door wat spoorbielzen. Nog een overeenkomst: om zowel het veerpont als de spoorlijn hangt een onverklaarbare aura van romantiek. „O ja, deze verbinding is zeker romantisch”, bevestigt Harry Mengers. De Utrechter rijdt dagelijks van zijn woonplaats naar Kampen waar hij als directeur werkzaam is op het stadhuis. „Het eerste stuk van de reis lees ik altijd een krantje of doe ik wat werk, maar het laatste stuk met het boemeltje is puur genieten. Daar ga ik altijd nog even voor zitten. De Mastenbroekerpolder is prachtig. Soms laat ik me meeslepen en zit ik te dagdromen. Dan stel ik me voor hoe het landschap er een paar eeuwen geleden uitzag. De Zuiderzee, het drassige deltagebied en dan toch een stad Kampen - die er al zeven eeuwen stand houdt. Dat fascineert me. Saai is het landschap voor mij nooit, er is altijd wel wat te zien. Een mooie zonsopkomst of nevel over de weilanden. Vooral bij een plasje halverwege let ik altijd even goed op. Het is een waar vogelparadijsje waar nauwelijks mensen komen.” Mengers vindt het belangrijk dat het lijntje straks een tweede leven als tram gaat krijgen en niet alleen voor zijn eigen gemak. „Voor Kampen en IJsselmuiden blijft het lijntje economisch belangrijk. Kampen-Zuid is best een eindje fietsen. En voor Stadshagen is het mooi dat inwoners straks kunnen kiezen tussen twee stadskernen waar je in een poep en een scheet bent.” Willem van Halem uit Kampen gaat al 26 jaar dagelijks met de trein naar zijn werk in Zwolle, maar ook hij blijft het landschap fascinerend vinden. „De trein

Het station van Kampen, anno 1900.

Kampen was ooit het eindstation van een grote treinverbinding in Nederland: Utrecht-Zwolle-Kampen. In 1861 werd begonnen met de aanleg van het deel tussen Zwolle en Kampen, dat uiteindelijk in 1865 geopend werd. Tegelijkertijd ging ook station Mastenbroek open. In het eerste jaar was de dienstregeling erg beperkt. Slechts drie keer per dag arriveerde in Kampen een trein uit Utrecht, die twee keer in Mastenbroek stopte. Later reden er dagelijks 17 treinen tussen de twee steden. Rond 1900 raakte Kampen letterlijk op een zijspoor toen de verbinding tussen Utrecht en Leeuwarden werd gerealiseerd. Na de Tweede Wereldoorlog vond een verdere opsplitsing

is inmiddels even vertrouwd als mijn eigen huiskamer. Alles is bekend en heeft zijn eigen plekje, tot de medepassagiers toe.” Zelf zit Willem altijd op klapstoeltje in de hoek van de fietscoupé. Glimlachend refereert hij aan een boek van de Britse schrijver Roald Dahl over een forenzentrein in Londen. „Ook daar heeft iedereen zijn vaste plek. Als iemands plek plots door een vreemde bezet wordt, breekt de hel los. In de Kamperlijn is dat ook een klein beetje zo.” In die 26 jaar heeft Van Halem veel meegemaakt in de trein. Zo zag hij de hele wijk Stadshagen langzaam uitgroeien tot het kolossale stadsdeel van vandaag. Mooie anekdotes zijn er natuurlijk ook. „Zo zat ik op


7

... En zo wordt ‘t

foto Gemeentearchief Kampen

plaats toen de grote lijn van en naar Zwolle werd geëlektrificeerd en Zwolle-Kampen een dieselboemeltje werd. Sindsdien is het de kortste treindienst van Nederland. Station Mastenbroek was overigens geen lang leven beschoren. Vanaf 1926 werd er alleen nog maar op verzoek gestopt en in 1934 werd de halte uiteindelijk opgeheven.

www.hetkamperlijntje.nl

Vanaf 2012 rijdt een tram over het aloude Kamperlijntje.

In 2003 was de kogel door de kerk en gaf het rijk z’n fiat voor de aanleg van de Hanzelijn tussen Zwolle en Lelystad. Het besluit betekende in feite het einde van het Kamperlijntje, want door de aanleg van een station in Kampen-Zuid zou deze oude verbinding overbodig worden. De provincie Overijssel en de gemeentes Kampen en Zwolle waren het daar niet mee eens en zetten zich in voor behoud. De provincie heeft daarom de spoorlijn van het rijk overgenomen en niet veel later lag er een compleet plan om een ‘minder grove trein’ tussen de twee steden te laten pendelen. Toen gebeurde er echter iets onverwachts: railbeheerder ProRail schreef in 2006 een prijsvraag uit

een middag met twee of drie mensen in de trein op het station in Kampen. Het duurde en het duurde, maar de trein vertrok maar niet. Ik informeerde bij de conducteur, die bijna gepikeerd repliceerde: ‘Je denkt toch niet dat we voor drie man gaan rijden’. Dus bleven we op het station staan. Dat soort dingen kunnen allemaal op ’t lijntje.” De Kamperlijn maakt niet alleen bij de veelvuldige gebruiker gevoelens los, maar ook bij complete buitenstaanders. Neem Maarten Metz, de auteur van het fascinerende boekje ‘962 kilometer tussen Zwolle en Kampen’. Hij reed op een grijze dinsdag in november 1998 een etmaal lang mee in de trein. Het boekje is nog steeds te koop onder meer bij boekhandel Bos in

met als centrale vraag: ‘Hoe krijgen we op regionale lijnen meer reizigers in de trein tegen lagere kosten?’. Drie van de zeven nominaties hadden betrekking op het Kamperlijntje en de hoofdprijs was voor het idee om de spoorlijn om te bouwen tot trambaan. De planmakers waren zo aangenaam verrast door dit idee, dat het besluit over het aanvankelijke plan werd uitgesteld om de tramvariant te kunnen onderzoeken. „Het was al vijf voor twaalf, maar we hebben toch voor de moeilijke weg gekozen”, aldus gedeputeerde Job Klaasen. „Vertramming van de spoorlijn Kampen-Zwolle biedt namelijk ontzettend veel mogelijkheden en kansen. In de eerste plaats

Kampen. „Het idee is ontstaan in middelbare schooltijd. Destijds had je nog de tienertoer: mocht je voor een habbekrats heel Nederland doorcrossen. Op de grote kaart van alle treinverbindingen viel de lijn Zwolle-Kampen al op: het is het enige lijntje van A naar B zonder tussenstop. Toen ik later een periode in Zwolle woonde, greep ik mijn kans. Van begin tot het einde van de dienstregeling reed ik mee met de trein. Het idee was om de sleur in beeld te brengen, precies zoals in het liedje van drs. P.. Het is inmiddels tien jaar geleden, maar ik denk er nog vaak aan terug. Ik ben toch een beetje verliefd geworden op het lijntje. Sterker nog: ik zou het graag nog een keer overdoen. Er is veel veranderd sindsdien: de opkomst van het

Illustratie Provincie Overijssel

is een tram een stuk goedkoper dan een trein. En de rails liggen er al. Dat is een mooie besparing op de werkzaamheden die er nog moeten gebeuren, zoals op twee plaatsen dubbelspoor, vier nieuwe haltes, aanpassen van de bestaande eindhaltes en de aanleg van een bovenleiding. Bovendien kun je veel vaker stoppen, waardoor onderweg verschillende stations kunnen worden aangedaan. Voor Stadshagen betekent dat bijvoorbeeld een snelle verbinding met het Zwolse stadshart, maar ook met het centrum van Kampen.” Inmiddels zijn de plannen voor de vertramming zo goed als rond. Het gaat om een snelle tram, die binnen het kwartier tussen de twee stations moet kunnen pende-

len. Zodoende vertrekken er elk uur maar liefst vier trams. Binnenkort wordt er een convenant getekend tussen de provincie, de gemeenten en ProRail om het project daadwerkelijk te starten. Eén van de belangrijke adviseurs is ook de Haagsche Trammaatschappij, die natuurlijk veel ervaring heeft met tramlijnen. Er moet daarna nog wel het een en ander gebeuren, zoals het aanleggen van de stations en de bovenleiding en het bestellen van de tramstellen. De exploitatie komt uiteindelijk in handen van een marktspeler, zoals Connexxion of de NS. Eind dit jaar is de aanbesteding. Alles alles meezit moet eind 2012 de eerste tram gaan rijden.

mobieltje, de bouw van Stadshagen. Als de spoorlijn straks een tramlijn is, lijkt me mooi moment.” Job Klaasen, gedeputeerde voor de provincie Overijssel, kent het boekje van Metz en begrijpt de aantrekkingskracht van de Kamperlijn. „Niet voor niets is alles in het werk gesteld om het te behouden. Uiteraard waren er veel rationele redenen voor, maar ook een stukje romantiek speelt mee. De lijn heeft altijd tot de verbeelding gesproken. Kampen was altijd het eind van de wereld: waar je ook naar toe was gereisd, het Kamperlijntje was het laatste ritje voordat je weer thuis kwam. Ik vind het heel bijzonder dat de lijn al die jaren heeft overleefd en hoop dat we er nog lang van kunnen genieten. ”


9 Diny van Hasselt

De markten van Zwolle en Kampen 쐌 ZWOLLE Aa-landen (Dobbe), dinsdag van 13.00 - 17.00 uur; Zuid (Van der Capellenstraat), woensdag van 8.30 tot 12.30 uur; Stadshagen (Waarde), donderdag van 14.00 tot 20.00 uur; Westenholte (Petuniaplein), vrijdag van 13.30 tot 18.00 uur; Centrum, vrijdag van 8.00 tot 12.30 uur en zaterdag van 9.00 tot 17.00 uur.

Ze is 81 jaar oud, maar gaat nog elke week trouw met haar dochter mee naar de weekmarkt van Zwolle. Hoezo werken tot je 67ste? Bij Diny van Hasselt uit Enschede zit de markt werkelijk in haar genen. Zonder haar wekelijkse dosis ‘marktkramen’ verliest het leven voor haar een stuk van z’n glans. Bijna iedereen op de Zwolse markt kent Diny en dat is niet zo gek, want ze is er al sinds 1947 te vinden. „De markt van toen is niet te vergelijken met die van nu”, duikt ze terug in haar herinneringen. „Onze koopwaar paste in de kattenbak van een auto en op de markt gooide je dat gewoon ergens neer op een hoek. Verplichtingen en regeltjes waren er nauwelijks. Destijds verkochten we vijf soorten stoffen, nu zijn dat er meer dan vijftig.”

Met veel genoegen kijkt ze terug op die ‘zware maar mooie’ beginjaren. „Ik heb er heel veel broers en zussen aan overgehouden. Want zo beschouw ik mijn collega’s op de markt. Veel van hen zijn me in de loop der tijd wel ontvallen, maar toen ik laatst een tijdje in het ziekenhuis lag, kreeg ik toch nog een boel steunbetuigingen. Geweldig vond ik dat.” Dat ‘Tros-gevoel’ is volgens Van Hasselt langzaamaan wel aan het afkalven. „Op sommige markten, zoals in Zwolle, is de sfeer nog wel goed, maar op andere plekken wordt het een stuk minder.” Haar dochter Brigitte heeft het meeste werk inmiddels van haar overgenomen en ook haar kleindochter helpt soms mee. Vroeger had ze dat geweldig gevonden, maar nu hoopt ze stiekem dat ze een andere carrière kiest. „Niet dat ik spijt heb van mijn eigen leven hoor”, haast ze zich te zeggen. „Integendeel: als ik mocht kiezen, deed ik het zo weer over.”

쐌 KAMPEN Binnenstad, maandag van 8.30 tot 12.30 uur; IJsselmuiden (Markeresplein), vrijdag van 13.00 tot 17.30 uur; Binnenstad (Plantage), zaterdag van 8.30 tot 17.00 uur.

De markt houdt stand: ‘Goedemorgen, zonder zorgen’ door Olger Koopman

Diny van Hasselt (81, rechts) staat nog altijd met stoffen op de markt.

D

oe je ogen dicht en denk aan de markt. Dikke kans dat een geurenboeketje van vis, kaas, bloemen en vers brood in je neus dringt; dat je de galmende stem van de koopman op je trommelvlies hoort beuken; en dat een bonte schakering aan kleuren op je netvlies danst. Echter: hoe lang duurt het nog voordat dit nog de enige manier is waarop je de weekmarkt kunt beleven? Want de markt staat onder druk. Vergrijzing, gebrek aan opvolging, concurrentie van prijsvechters als Lidl en Action en toename van tweeverdieners heten de vier belangrijkste vijanden. Op de Kamper en Zwolse markten is dat niet anders. Beide markten hebben al behoorlijk terrein prijsgegeven en het toekomstbeeld is niet bepaald rooskleurig. Toch blijven de meest kooplieden opmerkelijk positief, zo blijkt uit een wandeling op een mooie vrijdagochtend (Zwolle) en druilerige maandagochtend (Kampen) langs de kraampjes. „Want”, zo is de strekking, „de markt is te mooi om verloren te gaan.” Neem Willem Jonkman vanachter zijn stoffenkraam in de Korte Ademhalingssteeg in Zwolle. „Zeg, dit wordt toch niet weer zo’n negatief verhaal hè”, zegt hij argwanend om vervolgens zelf een litanie af te steken. „Sinds we de markt hebben ingekrompen is het weer gezellig en is de sfeer weer in orde, maar een tijdlang was dat niet het geval. Er kwamen steeds meer lege plekken en dat is altijd slecht voor een

markt. Vreemd genoeg werkte ook de crisis tegen ons. Je zou verwachten dat mensen juist dan de goedkope markt op zouden zoeken, maar dat valt vies tegen. Mensen weten de markt gewoon niet meer te vinden.” De Zwolse markt heeft een regionale functie, er komt veel ‘boerenvolk’ uit omringende plaatsen. Het dialect viert hier nog hoogtij, in een stad waar de typische Zwolse tongval door de toenemende ‘import’ steeds meer wordt verdrongen. De goede luim, in elk geval aan de buitenkant, overheerst. ‘Goedemorgen, zonder zorgen’, zingt een groenteman zijn volgende klant vrolijk toe. „Ach ja, het is een prachtig vak, maar het moet wel bijna een roeping zijn”, mijmert Koos Nachtegaal vanachter zijn kraam Coko Catering. Samen met zijn vrouw Coby heeft hij de verantwoordelijke taak om de marktkooplui van koffie en soep te voorzien. „Je maakt uren van heb ik jou daar en je kunt er net van rond komen. Dat is een beetje ons lot. De voldoening moet je halen uit de waardering voor je waar.” Ook hij ziet de sfeer op de markt veranderen. Volgens hem vooral sinds de sluiting van de veemarkt. „Vroeger was het zo: de mannen gingen naar de veemarkt, en dan kwamen de vrouwen automatisch mee voor de weekmarkt.” Drie dagen later en zo’n achttien kilometer verderop is de mores niet veel anders. Anders dan in Zwolle is de Kamper markt echter vooral gericht op de lokale

foto Sacha Wunderink

bevolking. „En dat merk je”, zegt Jeanette Wolf, die met haar fietsspulletjes op zowel de Zwolse als de Kamper markt staat. „Het is in Kampen veel intiemer. Je hebt hier wat meer contact met de mensen.” Toch kun je in Kampen ook niet echt over de koppen lopen. Bij de levensmiddelen gaat het nog wel redelijk, maar op de stoffenmarkt staan veel kooplieden met de armen over elkaar. „Ach, het is helemaal niks meer”, foetert een Tukker, die niet met naam en toenaam in de krant wil. „Mensen hebben geen tijd meer voor de markt en gaan tegenwoordig liever naar de Leen Bakker. Je bent uren aan het ploeteren voor een beetje zakgeld. Nee meneer, de mooie tijden zijn geweest, de markt heeft geen toekomst meer.” Jan Elhorst - Kampenaar, marktkoopman en raadslid - is het daar slechts gedeeltelijk mee eens. „De markt in z’n huidige vorm zal verdwijnen. Er zijn simpelweg te weinig mensen die dit vak nog willen doen. Opvolgers krijgen is erg moeilijk, want wie wil er zeventig uur in de week werken? Maar degenen die overblijven hebben wel degelijk toekomst. Er blijft een ‘kernmarkt’ over, vergelijkbaar met zoals die nu bijvoorbeeld in IJsselmuiden is. Dat soort markten van zo’n twintig kraampjes van verschillende pluimage kunnen volgens mij prima concurreren met de Actions en de Lidls van deze tijd. Vergeet niet dat wij iets heel waardevols in huis hebben: onze expertise. Als we dat weten uit te buiten, komt het best goed.”


11

De lichten branden nog in De Zande Vroeger was herberg De Koeluchter het brandpunt van De Zande. Wie nu op een doordeweekse dag het dorpscafé bezoekt, treft naast de nieuwe eigenaresse slechts enkele stamgasten. Echte De Zandenaren komen er nauwelijks meer. En aan de bar klinken vooral randstedelijke accenten. „We doen spelletjes als spijkerslaan. Wie de laatste spijker slaat, geeft een rondje.” door Marion Groenewoud

T

Alida Kwint, tweede van rechts, drinkt en rookt met haar gasten mee. „We mogen hier roken, want we hebben geen personeel.” foto Sacha Wunderink

ot 1880 reisde men per huifkar tussen Kampen en de Veluwe. Café De Huifkar beneden aan de dijk in het gehucht De Zande herinnert aan dit romantische vervoermiddel. Eerder heette de uitspanning ‘De Koeluchter’, vernoemd naar de seinlichten tussen de IJsseldijk en Venedijk. Deze zogenaamde ‘koudlichtbranders’ of olielampen waaiden niet uit bij zware storm. In de gemeenteraadskamer van herberg De Koeluchter werden in 1910 nog vier bezwaarschriften besproken tegen de komst van de stoomtrein. Maar vier jaar later was de tramlijn al een feit en kreeg De Zande zelfs een houten wachtlokaal en seinwachtershuisje. Herberg De Koeluchter was vroeger vooral een pleisterplaats voor voermannen en trekkers die kwamen overnachten. Later werd het een plek voor ontspanning met een speeltuin voor de deur. Vandaag, op een oktoberdag, is het stil rond het café. Op de naastgelegen staldeuren staat nog met witte provisorische letters de naam ‘De Koelucht’. En de lampen van de bruine kroeg De Huifkar branden uitnodigend. Hij komt er niet meer zo vaak, al woont Jan Lans al 66 jaar pal naast het horecabedrijf. „Daar ben ik te oud voor, toen ik jong was kwam ik er vaker”, glimlacht hij. „Er komen nauwelijks meer ouderen uit de omgeving. En er zitten bijna geen De Zandenaren meer. Ik ga meestal naar Wezep.” Lans woont nog in het huis waar hij is geboren. Zijn vader overleed in 1968 en sinds de dood van zijn moeder in 1990 woont hij alleen. „Alweer negentien jaar. Dat is een hele tijd. Nee, eenzaam ben ik niet. Het is zoals het valt, zeggen wij hier. Ik heb de televisie en de krant. En de voetbalclub in Wezep. Zondags ga ik naar de Hervormde Kerk, tweeënhalve kilometer verderop.” Vanuit zijn huisje kijkt hij tegen de verhoogde dijkwal aan. „Eerder hadden we zicht op de IJssel maar sinds de jaren tachtig is dit voorbij. Het is niet erg.

Want destijds liep de weg vlak langs ons raam, en reed het verkeer bijna naar binnen. Dit is rustiger.” Na enig aandringen, wil hij wel even mee naar het café. „Vroeger was hier naast de bar ook een kruidenierswinkel. Nu hebben we alleen nog een soort SRV-wagen in De Zande. Maar ik doe mijn boodschappen meestal in Wezep.” Het café veranderde de laatste jaren vaak van eigenaar. Lans wil er niet veel over kwijt. „Het was niet altijd zuivere koffie.” Hij herinnert zich nog de munitieschepen die in de jaren vijftig en zestig, even verderop bij de loswal, in De Zande lagen. Tijdens de Koude Oorlog waren deze onderdeel van het supergeheime landsverdedigingsplan De IJssellinie. „De schippers van de munitieboten kwamen bij ons koffie drinken. Als tiener mocht ik ook eens kijken en zag vooral ijzeren kisten. Wel gevaarlijk, maar dat beseften we niet.” Eigenaresse Alida Kwint is sinds januari uitbaatster van de kroeg De Huifkar. Ze verwelkomt Jan hartelijk. Zij drinkt en rookt volop met de gasten mee. „We mogen hier roken want we hebben geen personeel. Doordeweeks is het rustig”, beaamt ze. „Je moet eigenlijk op donderdagavond en zaterdag komen, dan is het hier druk. Ach, het is voor iedereen crisis. Mensen hebben minder te verteren. En er zitten veel bierketen in de buurt waar de jongeren goedkoper hun pilsje kunnen pakken. Ik weet niet of ik hier het eind van het jaar haal. Als cafébaas wordt het steeds moeilijker. De vaste lasten zijn hoog.” Boven de bar hangt nog een slinger kerstverlichting en enkele klanten sluiten de werkdag af met een biertje. Dakdekker Erik van Dijk en zijn honden bezoeken twee keer per week De Huifkar. „Ik moet zo koken, nou ja, patat bakken voor de kinderen”, zegt hij terwijl hij nog een biertje neemt. Oorspronkelijk komt hij uit Kampen maar woont met zijn gezin al-

weer vijftien jaar tegenover het café. „Dit is het trefpunt. Je bent hier in De Zande op jezelf maar als je elkaar nodig hebt, kun je bij iedereen terecht. De achterdeur staat altijd open en we overlopen elkaar niet.” Vrachtwagenchauffeur Marcel (‘doe maar zonder achternaam’) woont bij zijn ouders in IJsselmuiden. Al vijf jaar is hij bijna dagelijks in De Huifkar. „Ik heb drie eigenaren meegemaakt maar het café blijft gezellig. We doen spelletjes als spijkerslaan. Wie de laatste spijker slaat, geeft een rondje.” Er klinken vooral westerse accenten aan de bar. Niet alleen van de eigenaresse en een vriend maar ook van twee gasten. De 68-jarige Henk van ’t Hul uit ’t Loo komt echter binnen met het onvervalste dialect van de streek. Al sinds zijn jeugd komt hij naar De Zande. „Vroeger met mijn broer gingen we hier op snoek vissen. Na afloop dronken we wat in dit café. Ik kom hier nog steeds regelmatig. Het is een leuke sfeer van jongensonder-elkaar.” Of hij nog een biertje wil? Van ’t Hul moet nog rijden maar onder Marcels motto ‘de auto drinkt niet’ neemt hij er nog een. „Ik mag van mijn vrouw altijd even een paar uurtjes weg. Hier in De Zande zie ik de IJssel en mijn vertrouwde café. Ik vind het wel jammer dat de zaterdagse kaartclub is verdwenen.” Eigenaresse Alida Kwint bevalt het goed in De Zande. „Ik was de Randstad zat. Hier is meer ruimte en de mensen hebben nog geduld. In het westen woont iedereen in een flat en weet je niet wie je buurman is.” Jan Lans is alweer stilletjes vertrokken naar zijn eigen woning naast het café. Kwint neemt nog een biertje en hoopt binnenkort meer publiek uit De Zande en omgeving te trekken met een Hollandse Avond en het optreden van de Zwolse zanger Danny Heden. „Daarna wil ik graag een Beachparty met echt zand op de vloer. En mensen in badpak.” Henk van ’t Hul zal er niet om wegblijven, maar mompelt: „Ik heb geen zwembroek.”


woensdag 11 november 2009

12

Wel van Kampen naar Zwolle, maar niet andersom Kampen, Zwolle, Deventer, Zutphen, Hanzesteden met een lange historie. Dat merk je. Sfeer, een monumentale uitstraling, aantrekkelijke winkelstraten, waar alle stenen poriën geschiedenis uitademen. Wie in Zwolle en Kampen met zijn hoofd in de wolken loopt ziet meer dan het dynamisch winkelende publiek. Mogen de grootwinkelbedrijven de meeste etalages hebben veranderd in een veelkleurige lelijkheid, wie zijn vizier iets naar boven bijstelt ziet hoe monumentaal de panden zijn die beneden door de consumptiemaatschappij zijn opgeslokt. Kampen is een plaatje. Zeker als je de stad binnen komt rijden met de trein of via de oude toegangsweg met de auto: de brug met z’n karakteristieke bladgouden hefwielen, de IJsselkade met z’n bruine vloot en de knusse Oudestraat met de vele terrasjes op de Plantage. Toch zijn er maar weinig Zwollenaren, die de moeite nemen de buurstad te bezoeken. Uit de diverse koopstroomonderzoeken van de afgelopen jaren blijkt ook dat Zwollenaren niet te porren zijn om voor het echte funshoppen richting Kampen af te reizen. Voor speciale evenementen als Kerst in Oud Kampen, Sail of een enkele keer de Kamper Ui(t)-Dagen verlaten Zwollenaren nog wel hun eigen stadspoorten, maar voor het echte winkelen blijven ze toch vooral in en rond de Diezerpromenade. Andersom stromen de Kampenaren toe. Vooral de donderdagavonden en zaterdagen zijn populair. Het sterke en gevarieerde winkelaanbod in het Zwolse centrum met ‘trekkers’ als MediaMarkt, H&M en ‘gouwe ouwe’ V&D zorgen ervoor dat 44 procent van de binnenstadsbezoekers van buiten komt. Zwollenaren kunnen het zich misschien niet voorstellen, maar bezoekers zijn bijzonder positief over de parkeervoorzieningen - vooral op Het Eiland en Maagjesbolwerk. Voor de dagelijkse aankopen zijn Kampenaren sterk georiënteerd op hun eigen winkels. Maar drie procent gaat elders geld uitgeven. Funshoppers in Kampen komen ook vooral uit de eigen gemeente. Een klein deel is afkomstig uit de Noordoostpolder en Zwartewaterland.

De Diezerstraat in Zwolle: alleen aan het begin zitten nog enkele authentieke Zwolse zaken, grootwinkelbedrijven voeren

Kleine neringdoende Opvallend verschil tussen Zwolle en Kampen is dat Kampen nog steeds slagerijen in haar hoofdwinkelstraat heeft. Net om de hoek van de Oudestraat zijn zelfs winkels te vinden

Van de Zwollenaren doet zelfs 98 procent de dagelijkse boodschappen in de eigen stad, 88 procent komt de stad helemaal niet uit, want die vindt zelfs voor het recreatief winkelen z’n gading in eigen huis. Uit het onlangs gehouden Buurt voor Buurt-onderzoek blijkt wel dat een deel van de Zwollenaren klaagt over het winkelaanbod, dat ze veel minder gevarieerd vindt geworden. De beschuldigende vinger gaat dan vooral richting telecomwinkels. In Kampen wordt veel verwacht van de vertramming van het spoor. De Kamper ondernemers hopen dat mensen uit Stadshagen sneller voor hun assortiment zullen kiezen. „We komen straks een stuk dichterbij te liggen, waardoor we makkelijker bereikbaar zijn. Met al die extra haltes op het Kamperlijntje is het aantrekkelijker om even een ochtendje of middagje bij ons te komen shoppen”, klinkt het hoopvol in het winkelhart - Oudestraat - van Kampen.

met verse groenten en fruit. Al die verse waren zijn al jaren geleden uit de Zwolse Diezerstraat verbannen. Op deze zogeheten A1-locaties wordt nu vooral geld verdiend door grootwinkelbedrijven, waar door de kleine zelfstandige ondernemer nauwelijks meer tegen op te boksen is. Of zoals de laatste ambachtslieden het verwoorden: „Je verdient meer geld door je zaak te verhuren dan door zelf achter de toonbank gaan staan”. door Janine Stougie

D

e Kamper Oudestraat is in sommige opzichten een aangename uitzondering. Ook daar de onvermijdelijke Trekpleister, Scapino, Blokker en Halfords, maar ook nog intieme speciaalzaakjes. „Het is kleinschaliger, rustiger.” Volgens de gemiddelde Kampenaar maakt dat zijn stad ook interessanter dan Zwolle. „Alleen dat ziet de Zwollenaar niet, omdat hij hier nooit komt”, klinkt het ietwat teleurgesteld tijdens een rondgang door de stad. Hetzelfde geldt overigens voor het einde van de Zwolse Diezerstraat. Of het begin, het is maar van welke kant je de stad binnenkomt. Aan de kant van de Diezerpoortenplas zetelt nog een paar familiebedrijven, die aan de belangrijkste winkelstraat van Zwolle een geheel eigen tintje geven. Drankenhandel Bartels, leerwinkel Van Til v/d Werf, juwelier Geerink en lunchroom Blocks zijn al decennia in de familie. Eric Bartels is er trots op dat hij het 133 jaar oude bedrijf van z’n familie voort mag zetten, maar ook hij weet dat hij meer geld zou verdienen als hij de winkel aan een ‘grote jongen’ zou verhuren. „Maar dat wil ik niet. Ik vind dit leuk. Bovendien houd ik de traditie graag in stand.” Net als Anneke Schepers, die na haar moeder de winkel van haar oma voortzette. „En nu zwaait mijn zoon Rob de scepter”, meldt ze trots. Oma begon met Van Til v/d Werf in 1913. Ze begon met hoeden, schoenen en paraplu’s. Anneke draait al vanaf haar zestiende mee. „Tegenwoordig richten we ons op leer en suède. Je moet je aanpassen, dat is wel de harde werkelijkheid van het ondernemerschap. Hoeden verkopen niet meer, dus daar kun je wel aan vast blijven houden, maar daar heb je alleen je zelf mee”, aldus de vrouw die al 54 jaar de Diezerstraat overziet. „We doen het met liefde, maar het is wel handel.”


13

verder de boventoon.

De Oudestraat in Kampen: ook hier filialen van grote ketens, maar ook nog intieme speciaalzaakjes zoals een slager en verswinkel. foto’s Tom van Dijke

vecht in grote winkelstraten om te overleven Er is veel veranderd in de Nederlandse binnensteden. Zeker in Zwolle. Zo is op een foto uit 1971, die bij Anneke Schepers in de winkel hangt, te zien dat de Diezerstraat een doorgaande autoverkeerroute was. Een stoep langs de winkels. En waar is de beroemde stadsmuur? Anneke en zoon Rob grinniken. „Op de hoek zat bakkerij De Zoete Inval. Geen muur, maar huizen en winkels. En bijna alle ondernemers woonden boven de zaak. Overal waren spelende kinderen op straat. Ja, het verre verleden.” „Iedereen kende elkaar”, mijmert ook Eric Bartels, die net als een deel van het kleine clubje overblijvers nog steeds boven de eigen zaak woont. „Het is anders geworden. De gezelligheid is weg. Een goede impuls is dat NV Wonen boven Winkels het leven in de binnenstad weer terug probeert te brengen, maar de levendigheid van vroeger komt niet meer terug. Toen woonden er gezinnen, nu vaak studenten of tweeverdieners. Laten we zeggen dat dat qua levendigheid niet te vergelijken is.” De ondernemers aan het uiteinde van de Diezerstraat hebben overigens veel last van één van de Wonen boven Winkelproject gehad. Door de enorme bouwdoos die voor de deur stond, trokken veel shoppers al aan de rem bij de speelgoedzaak op de zoek met de Korte Smeden. „Een jarenlange blokkade. En het erge is dat nu het klaar is de grote trekker - Mexx - het laat afweten. We zitten natuurlijk niet te wachten op die kortingshal die er nu al maanden in zit.” De overblijvers zijn het erover eens dat aan Zwolle winkelstad niet zo heel veel veranderd hoeft te worden. De samenwerking met de gemeente verloopt tegenwoordig soepel. Iedereen lijkt ervan doordrongen dat het midden- en kleinbedrijf zoals het officieel heet, een belangrijke economische speler is. „Alleen, die bibliotheek hè. Een geweldige voorziening, maar

het hoort niet in de binnenstad. De Bijenkorf zou geweldig zijn. Of dat andere plan dat ze ooit hadden met een heel stel kleinere winkels onder één dak. Misschien dat dan die verswinkeltjes weer kans krijgen. Maar uiteindelijk zal het ook daar wel weer om het grote geld draaien.” In Kampen zijn ze er nog. Maar ook slagerij Norg aan de Oudestraat, vlak voor het Van Heutszplein, voelt de druk. „Toen wij de zaak overnamen van mijn schoonouders was die ommekeer al bezig. Gemakzucht is voor een familiebedrijf zoals het onze een gesel. Het gaat vaak niet om de prijs, maar mensen zijn nu eenmaal sneller klaar in de supermarkt. Ze weten wel dat de producten minder zijn. Het is bij ons rond de feestdagen dan ook niet aan te slepen. Voor bijzondere gelegenheden en als ze echt advies nodig hebben weten ze ons wel te vinden.” Norg heeft net als zijn verscollega’s ingespeeld op het hedendaags consumptiepatroon door met kant-enklaar maaltijden te beginnen. „Omdat wij echt verse waar leveren hebben we wel een streepje voor, maar het blijft voor de meeste mensen makkelijker om de auto bij de supermarkt voor te rijden.” Niet voor niets heeft één van de twee andere overgebleven slagerijen in de Oudestraat nog niet zolang geleden de deuren gesloten. „Het is gewoon lastig op een A-locatie. Je kunt je zaak beter verhuren aan een grootwinkelbedrijf dan je zelf uit de naad werken.” Ook Fikse ‘Speciaalzaak in Naaimachines sedert 1905’ heeft zich uit de hoofdstraat teruggetrokken. Aan de achterkant, waar altijd al de werkplaats van de winkel gevestigd was, is ze verder gegaan. Aan de voorkant is het wachten op een grootwinkelbedrijf. „Zaken doen is flexibel zijn. Inspelen op wat bezoekers willen. Wat dat betreft heeft Kampen de boot gemist. Het sociale

belang van de binnenstad wordt door de gemeente onderschat”, meent Denise Fikse. In de andere winkels zoemt hetzelfde verhaal. De gemeente heeft weliswaar door dat er meer nadruk op de recreatieve schoonheid van de stad moet worden gelegd, zodat er met de winkelstraat een goede mix te presenteren is. Maar het blijft tot nu toe bij woorden. Wat dat betreft wordt er ook verwezen naar het complex van de voormalige Van Heutszkazerne. De plannen voor huisvesting van kleinschalige bedrijvigheid met speciaalzaken lagen klaar, maar bleek onlangs te risicovol. Er is wel wat aan recreatieve stimulering gedaan. Als je tenminste vindt dat een overvloed aan cafés en restaurants op één en hetzelfde korte stukje straat richting Van Heutszplein onder dat kopje valt. Het resultaat is echter een overdosis aan Chinezen, Italianen en shoarmatenten, waar het overdag doodstil is. Niemand is er echt blij mee. Uit toeristisch oogpunt is de aangepaste Plantage, het plein in het hart van de Oudestraat, een pareltje. Ook daar is iedereen het wel over eens. Dit aantrekkelijke plein herbergt ook een pareltje: Jolien Hoedenhuis. Nog zo’n relikwie, waarvan de laatste in Zwolle al jaren geleden de deuren heeft dichtgedaan. Kampen heeft het voordeel dat het nog altijd een bijzonder sterke geloofsgemeenschap met vele gezindten heeft. „Je vindt dit soort zaken bijna nergens meer”, weet ook eigenaresse Nicolien Simonse, die de bijna zeventig jaar oude onderneming twaalf jaar geleden overnam. „Ik krijg bezoekers uit het hele land. Ook heel veel Zwollenaren.” En daarmee is deze authentieke hoedenzaak waarschijnlijk de enige Kamper speciaalzaak waar ook Zwollenaren specifiek hun stad voor verlaten. „Alleen doen mijn klanten niet aan funshoppen. Ze komen echt gericht hierheen om te kopen.”


15

Blijvende liefde aan de overkant van de IJssel Zijn Zwolse zwagers mogen hem bij vertrek altijd graag even in het vlees steken. „Zo Kampenees, ga je weer naar de verkeerde kant van de IJssel?”, krijgt Jan Willems (55) steevast te horen als hij na een verjaardag afscheid van de familie neemt. „Ach ja, het is altijd wat tussen Zwolle en Kampen”, klinkt het berustend. „Maar we vliegen elkaar nooit in de haren. Een beetje zeuren en zuigen, meer niet.” door Gert van Dijk

tekening Edo Draaijer

O

nderlinge rivaliteit hoort erbij als je in Zwolle en Kampen woont. Jan Willems groeide met zijn ouders en vijf zusters op in het hartje van Zwolle, in een etage boven een winkel in de Diezerstraat. Op zijn achttiende verhuisde hij naar Kampen na zijn huwelijk met Martha Woning, een rasechte Kampense. Spijt of berouw kent Jan Willems niet. „Ik woon 37 jaar later nog steeds met veel plezier in Kampen. Diep in mijn hart voel ik me inmiddels ook een Kampenaar. Maar in Kampen zelf denken ze daar anders over, ik word nog steeds ‘die Zwolse’ genoemd. Dat zal ook wel nooit meer veranderen.” Jan Willems en Martha Woning leerden elkaar kennen op neutraal terrein, in de ter ziele gegane discotheek ’t Schuurtje in Wezep. De Zwolse nozem met haar tot ver over de schouders ging daar in de weekeinden samen met zijn vrienden naar toe. „We hadden de kroegen in de Voorstraat in Zwolle wel een keertje gezien. Op de brommer scheurden we naar Wezep. Ik had een Thomos, de eerste in Zwolle met een voetversnelling. Dat was wat.” Martha Woning met haar ravenzwarte haar en prachtige ogen bezocht ’t Schuurtje in gezelschap van een vriendin. „We hadden gehoord dat het daar erg gezellig was. Nou, dat wilden we natuurlijk niet missen.” De vonk tussen Zwolle en Kampen sloeg razendsnel over. Hij: „Ik zag haar staan en ze leek heel erg veel op Mariska Veres, de zangeres van Shocking Blue.

Daar was ik behoorlijk verkikkerd op, net als veel andere jongens in die tijd. ‘Met dat meisje moet ik snel een praatje maken’, dacht ik onmiddellijk.” Zij: „Ik had eigenlijk een beetje verkering met een vriend van Jan. Maar na een tijdje gekletst te hebben merkte ik wel dat ik hem erg leuk vond. Veel leuker dan die vriend in ieder geval.” Nadere details zijn overbodig. Er moest in vliegende vaart worden getrouwd. „Een ongelukje”, meldt de bruidegom met een vette knipoog. Jan Willems en Martha Woning gaven elkaar op zaterdag 18 december 1971 het ja-woord in Kampen. Een heel bijzondere datum. Jan Willems: „Mijn ouders waren op die dag precies veertig jaar getrouwd. Dat werd gevierd met een groot feest in Zwolle. Wij waren piepjong en hadden geen stuiver op zak. Mijn ouders hebben toen het plan bedacht om onze bruiloft gelijktijdig met hun veertigjarig huwelijksfeest te vieren. Dat kostte ons geen cent, maar op die manier konden we toch nog een mooi feestje van onze eigen bruiloft maken.” Heel even vreesde Martha dat haar lief er op de huwelijksdag nog tussenuit zou knijpen. „Ik zat die zaterdag stiknerveus thuis bij mijn ouders op Jan te wachten. Hij kwam niet opdagen op het afgesproken tijdstip. ‘Nou zullen we het meemaken. Hij komt niet meer’, dacht ik.” De bruidegom had een vermakelijk excuus. „Ik had dus vroeger heel erg lang haar. Dat was mijn vader een doorn in het oog. En omdat hij onze bruiloft be-

taalde, zag hij de kans schoon om mij op mijn huwelijksdag naar de kapper te sturen. Met de pest in mijn lijf ging ik naar kapper Frans in de Van Karnebeekstraat. Er ging een heel stuk af. Maar mijn vader was niet tevreden toen ik thuis kwam. Hij vond mijn haar nog steeds te lang en stuurde me doodleuk terug naar kapper Frans. Dat kostte veel tijd. En toen ik uiteindelijk in Kampen was, stond de oude IJsselbrug ook nog open. Dat heeft voor mijn gevoel ook nog uren geduurd. Al die tijd zat Martha met de zenuwen in haar lijf op me te wachten. Ze dacht echt dat ik niet meer zou komen opdagen.” Zaterdag 18 december 1971 kwam alles toch nog in orde. Het jonge stel trok eerst in bij de ouders van Martha, kreeg daarna een eigen flatje in de Hanzewijk en kocht 33 jaar geleden een mooie oude woning in de 1e Ebbingestraat. Daar wonen ze nog steeds met veel plezier. Ze kregen twee zonen en vijf kleinkinderen, die ook allemaal in Kampen wonen. Een terugkeer naar Zwolle sluit Jan Willems uit. „Ik heb hier alles wat mijn hartje begeert. Als ik de deur uitstap loop ik in precies twaalf minuten over de brug naar het station van Kampen. Daar aan de overkant van de IJssel ligt mijn roeibootje. Een paar flinke halen en ik zit midden op de IJssel. Geweldig. Zwolle is ook een prachtige stad. Natuurlijk. Maar het ligt net iets te ver van de IJssel. Dat zeg ik ook altijd tegen mijn Zwolse zwagers als ze weer beginnen te zeuren dat ik aan de verkeerde kant van de IJssel woon. En daar hebben ze mooi niet van terug.”


woensdag 11 november 2009

16

Zuiderzeehaven paradepaardje door Frans Ebeltjes

D

e grote lijn van de afspraak was: watergebonden bedrijven naar Kampen en niet-watergebonden bedrijven die veel oppervlakte vragen naar Zwolle. Twee steden die hun kwaliteiten bundelden, zodat bedrijven in ieder geval voor de regio behouden blijven. Ook al is het soms even slikken als een prachtig bedrijf naar de buren gaat. De wereldwijde leverancier van scheepsmotoren Wärtsilä is daar een goed voorbeeld van. Een uitgebreid locatieonderzoek wees uiteindelijk naar de nieuwe Zuiderzeehaven bij Kampen als vestigingsplaats voor een wereld-distributiecentrum. Bij de huidige vestiging in Zwolle was geen ruimte voldoende. Hessenpoort bood die ruimte wel, maar daar ontbrak een aansluiting op het water. Als economisch paradepaardje van de Netwerkstad kon de Kamper Zuiderzeehaven wel aan alle eisen van Wärtsilä voldoen. Ruim tien hectare werd aangekocht, inclusief een haven waar alle binnenvaartschepen en kleine kustvaarders kunnen afmeren. „Het is voor het grootste deel aan de Netwerkstad te danken dat de Zuiderzeehaven zo voortvarend kon worden ontwikkeld”, aldus Rik Duijn, directeur van de Ontwikkelingsmaatschappij Zuiderzeehaven. „Dankzij die snelheid konden we Wärtsilä, dat zich overal in Europa had kunnen vestigen, bedienen en bleef het bedrijf voor deze regio behouden.” De Zuiderzeehaven was er misschien ook wel zonder Netwerkstad gekomen, maar in ieder geval niet in het tempo dat nu gehaald werd. De aantrekkingskracht van een grote regio bracht een voor Nederland uniek samenwerkingsverband tussen private en publieke partijen tot stand. Zwolle, Kampen en de provincie zijn samen met het aannemerstrio Dura Vermeer, Dredging International en De Vries & van de Wiel aandeelhouders. Een onafhankelijke Raad van Commissarissen bewaakt de voortgang van het project. De aanloopfase van de Zuiderzeehaven nam na 2000 nog vier jaar in beslag. Op zich vrij lang, maar daarna volgde in sneltreinvaart de uitvoerings-

Het heien is begonnen op het ruim tien hectare grote terrein van Wärtsilä bij de Zuiderzeehaven in Kampen. fase. „Vanaf 2005 is het heel snel gegaan, mede juist dankzij die samenwerking van publieke en private partijen”, stelt Duijn. „In negen maanden tijd kwamen er niet minder dan 23 vergunningen af, waarvan sommige zelfs tot voor de Raad van State moesten worden bepleit. En ook daarna is het erg snel gegaan. Met de uitgifte van grond liggen we nu vier tot vijf jaar voor op schema. Tweederde van de beschikba-

re grond rondom de haven is nu al verkocht.” Wärtsilä is de laatste en tot nu toe grootste ‘vangst’ van de Zuiderzeehaven. Het heien van duizenden palen voor het giga-complex is deze zomer begonnen. Verder zijn er kavels verkocht aan het Kamper op- en overslagbedrijf Graansloot, de Zwolse kunstmesthandel Triferto, handelsonderneming Van Wijk en Olthuis uit Dron-

ten (oliën en frituurvetten), Salland Olie uit Hasselt, Vierhouten Vet BV/Biodiesel Kampen, schrootbedrijf Hoeben uit Hasselt en Recycling Kampen (puinverwerking). Gezien de tijd die er doorgaans gemoeid is met de voorbereiding van nieuwe infra-structurele plannen, moet er naar de mening van directeur Duijn nu al werk gemaakt worden van een eventuele tweede Zuiderzeehaven


17

netwerk

Kampen spint garen bij samenwerking en gezonde concurrentie Bovenregionale keuzes Hoewel de regio als geheel een duidelijke meerwaarde heeft op economisch gebied, speelt die voor de echte grote spelers toch nauwelijks een rol. Wärtsilä, wereldleider op het gebied van scheepsmotoren bijvoorbeeld, bouwt bij de Zuiderzeehaven van Kampen een nieuw giga-distributiecentrum. Samen met de vestiging in Zwolle is het bedrijf dus flink vertegenwoordigd in de regio. Toch is het niet de regio zelf die de doorslag voor de bouw aan de Zuiderzeehaven heeft gegeven. „De keuze voor Kampen is ingegeven door de beschikbaarheid van grond, van mensen en de reeds aanwezige kennis in Zwolle”, aldus Fred van Beers, managing director van Wärtsilä Netherlands. „Bij de locatiekeuze hebben we aanvankelijk heel breed gekeken, waarbij uiteindelijk Nederland logistiek en maritiem gezien de beste papieren had. Dat het Kampen werd in plaats van Zwolle (Hessenpoort) heeft te maken met de Zuiderzeehaven. De distributie van onderdelen gaat meestal via de sneldienst van een expeditiebedrijf, maar we willen de áánvoer van onderdelen over water wel stimuleren.” Volgens de topman van Wärtsilä heeft ook de voorgenomen verbetering van vaarroutes en vergroting van sluizen geen rol gespeeld bij de keuze voor de regio Zwolle-Kampen.

Vierde bestuurslaag

foto Tom van Dijke

aan de andere kant van de N50. „De vraag naar watergebonden bedrijfsterrein zal alleen maar verder gaan toenemen. Ik heb al bedrijven gesproken die de aankoop van grond aan de haven kunnen financieren met het geld dat ze uitsparen omdat ze dan niet meer in de file hoeven staan. En het water heeft nog zo veel meer capaciteit te bieden, daar kunnen we nog lange tijd mee vooruit.”

쐌 Om de regio nog breder op de Nederlandse en misschien wel Europese kaart te zetten zou het misschien geografisch logisch zijn om ook de gemeente Zwartewaterland toe te voegen aan Zwolle Kampen Netwerkstad. Toch is er wat dat aangaat sprake van terughoudendheid. Reden daarvoor is de angst voor een ambtelijke regio-vorming zoals die vroeger ontstond door de opkomst van de regio IJssel-Vecht. Niemand zit te wachten op een nieuwe ‘vierde bestuurslaag’ tussen gemeenten en provincie in.

Het succes van Zwolle Kampen Netwerkstad is misschien nog wel het beste af te meten aan de mening van de ‘kleinste’ deelnemer. Voelt die zich niet gekleineerd of in het nauw en worden er voordelen behaald, dan mag de samenwerking gezond heten. Een gesprek met wethouder Pieter Treep van Kampen.

door Frans Ebeltjes

A

lleen een bedrijf met plaatselijke roots kiest Kampen als vestigingsplaats om geen andere reden dan dat het Kampen is. Zo nuchter is wethouder Pieter Treep, met in zijn portefeuille economie, wel. „Vestiging in Kampen betekent dat er door een bedrijf naar een samenspel van factoren is gekeken dat alles te maken heeft met de regio als geheel”, zo stelt hij. De echte Kampenaar is enig chauvinisme niet vreemd, zeker als het gaat om Zwolle. Historisch gezien was er al sprake van rivaliteit en deze traditionele Kampense scepsis is de laatste decennia nog gevoed met een ‘leegloop’ van Kampense voorzieningen richting Zwolle. Vooral op het gebied van onderwijs kozen bijvoorbeeld diverse hbo-instellingen voor Zwolle als centrale plaats in de regio. Maar laat het een geruststelling voor deze sceptici zijn dat het niet alleen om Zwolle gaat. Ook de Overijsselse hoofdstad zou zich veel minder goed kunnen redden als ze solo zou gaan. Het is andermaal de combinatie van factoren die de positie van de regio versterken en daarmee ook van de twee grootste steden daarin. „We hebben op de laatste vastgoedbeurs Provada heel goed kunnen merken dat de regio stáát”, meent Treep. „Het westen raakt meer en meer verstopt, terwijl de roep om duurzaamheid en leefbaarheid alleen maar toeneemt. Als regio liggen we landelijk heel gunstig en daar moeten we nu en in de toekomst gebruik van maken.” Er zijn momenteel 4000 Kampenaren die hun werk in Zwolle hebben. Andersom pendelen 800 Zwollenaren naar Kampen om daar hun boterham te verdienen. Bepaald geen cijfers om laconiek (of erg sceptisch) te blijven doen over de relatie Zwolle-Kampen. Ook in Zwolle als verreweg de grootste partij is de laatste jaren het besef duidelijk doorgebroken dat de regio meetelt. Het opzetten van Zwolle Kampen Netwerkstad is daar een duidelijke exponent van. Men zal gezamenlijk moeten optrekken om de geografische voordelen van de regio ten volle uit te kunnen buiten. „Al blijft er wel sprake van een gezonde concurrentie”, meent Treep. „Zowel Zwolle als Kampen strijdt voor zijn zaak. Maar niet meer tegen beter weten in. Als een bedrijf beter in de andere gemeente past, dan wijzen we dat bedrijf daar op.” Volgens de Kamper bestuurder moet er zelfs verder gekeken worden dan de grenzen van de regio. „Bijvoorbeeld naar wat er gaande is op het water. Als Netwerkstad en regio steunen we de lobby voor de verbetering van de vaarwegen langs de havensteden aan het IJsselmeer. De IJsseldelta is een uitstekend alternatief als overslagcentrum. Het zou bijvoorbeeld heel goed het gebrek aan capaciteit van de Amsterdamse haven op kunnen vangen. Ook moeten we kijken naar de plannen voor de noodzakelijke verhoging van de Afsluitdijk, waarin vergroting van de Kornwerderzand-sluizen meegenomen zou kunnen worden. Dat zou Kampen bereikbaar maken voor shortseaschepen. Het vervoer over water zou dan de druk op de overvolle wegen kunnen verminderen.” Als woongebied heeft de regio ook steeds betere kaarten. De Hanzelijn (in aanbouw) brengt de reiziger straks in 40 minuten in hartje Amsterdam. „Die spoorlijn is van ongelooflijk grote betekenis voor de regio”, meent de Kamper wethouder, zich bewust van het feit dat de Hanzelijn er nooit gekomen zou zijn voor Kampen alleen. „Daarom is de Netwerkstad zo belangrijk. We zitten in Kampen bijvoorbeeld best wel krap als het gaat om nieuwe bedrijventerreinen. Je moet voorzichtig zijn met het groen rond de stad. Daarom kiezen we voor revitalisering van oudere terreinen zoals Haatland. Voordeel van een regionale samenwerking is vervolgens dat je bedrijven die je niet in eigen gemeente kunt vestigen, toch voor de regio kunt behouden.”


19

Eten bij de buren De overeenkomst tussen tartaar van diamanthaas en een soepje van gebakken ui? Zwolse mosterd! Op verzoek van de Stentor hebben restaurant Even in Zwolle en restaurant de Bottermarck in Kampen een menu voor deze krant samengesteld. Ingrediënten of recepten uit de regio staan daarin centraal. Zo kiest de Bottermarck voor Kamper Steur en presenteert Even snoekbaars uit de IJssel. De menu’s staan van 12 november tot en met 13 december op de kaart van de twee restaurants. Een

PRIJSVRAAG 1: Door hoeveel gemeenten loopt de Hanzelijn? 2: Wanneer is het marktdag in IJsselmuiden? 3: Hoe heette café De Huifkar vroeger?

mooie gelegenheid voor Kampenaren en Zwollenaren om eens aan te schuiven bij de buren. Dat kan op twee manieren: u reserveert in een van de restaurants in de genoemde periode en betaalt de speciale prijs die bij de menu’s worden genoemd of u beantwoordt de tien vragen en maakt kans op een etentje voor twee. De antwoorden zijn allemaal in deze krant te vinden. Uit de inzenders trekken we een Zwolse winnaar en een Kamper winnaar. De gelukkige uit Kampen wint het dineetje voor twee

4: Wanneer werd de laatste bever in Zalk gedood? 5: Aan welke straat in Kampen staat de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt? 6: Welk alfabet wordt gebruikt in het logo van IJsseldelta Marketing?

personen in restaurant Even, de winnaar uit Zwolle mag genieten van een dineetje voor twee in restaurant de Bottermarck. Wees er snel bij, want de antwoorden moeten uiterlijk vrijdag 20 november binnen zijn. Dat kan per mail (regio@destentor.nl) of per post: redactie de Stentor, Assendorperdijk 7, 8012 EG Zwolle onder vermelding van ‘Eten bij de buren’.

7: Hoe heette de kunstacademie in Kampen? 8: Wat mag de Mastenbroekerpolder volgens de bewoners in geen geval worden? 9: Hoe heet de zangeres van de band Miss Montreal? 10: Hoeveel meisjes werken in het theehuis op de dijk?


woensdag 11 november 2009

20

Bedenken van straatnamen houdt nooit op Ver voordat TomToms automobilisten blindelings naar het juiste adres leiden, hoefden reizigers ook niet te kibbelen. Wie vanaf Kampen de Zwolseweg neemt, wist en weet ook nu waar de reis naar toe gaat. Zo was er ooit ook een Kamperweg, die bij de Zwolse wijk Westenholte leidde naar... juist die andere Hanzestad. Maar wat doe die Amersfoortstraat eigenlijk in Kampen? Hoe komt Stadshagen nu aan namen? En is het iemand ooit opgevallen dat in Zwolle-Zuid de straten op alfabet te vinden zijn? door Henriët Dijk

Z

alkerdijk, Grafhorsterweg, Nieuwe Deventerweg, Oude Deventerstraatweg of Mastenbroekerallee. Eeuwen voordat de blauwe ANWB-borden hun entree deden, kregen de zand- en voetpaden al in de volksmond namen. Naast wegen die de plaatsnaam kregen waar ze naar toe leiden, noemden middeleeuwers de toen nog particuliere stegen of straten bijvoorbeeld naar degene die er woonde of naar het (vaak) gelijknamige huis. Ook de namen van kerk, toren, molens, kloosters, beroepen of bedrijven werden gebruikt om een locatie aan te geven. Pas in de twaalfde eeuw zijn er in Nederland de eerste schriftelijke vermeldingen van straatnamen. In 1851 werden gemeenten wettelijk verplicht om straatnamen vast te leggen. Het gaat in Zwolle en Kampen niet alleen om eeuwenoude uitvalswegen die plaatsnamen bevatten. Zo zijn de Wijheseweg en de Hasselterweg in Zwolle ‘jonkies’. Deze moderne, glad geasfalteerde wegen die - jawel - richting Wijhe en Hasselt leiden, bestaan respectievelijk zo’n tien jaar en jonger. De Frieseweg en de Flevoweg in Kampen zijn eveneens relatief jong. Ook de Apeldoornsestraat in Kampen is slechts 65 jaar oud. Deze straat heette eerst de Parallelweg, omdat de trambaan tussen Kampen en Hasselt er naast liep. Deze verbinding werd in 1933 opgeheven en de Parallelweg werd Galléstraat. In 1944

de thema’s in Stadshagen is in de historie gedoken, mede vanwege de eeuwenoude Mastenbroekerpolder die grenst aan de wijk. Werkeren, zelf vernoemd naar het voormalige kasteel, bestaat uit straatnamen van oude Overijsselse havezates. Verder zijn er middeleeuwse beroepen in Schoonhorst te vinden en het polderleven in Milligen. Straatnaamgeving is inmiddels aan diverse regels of eigenlijk een leidraad gebonden. Alhoewel ook hier uitzonderingen te vinden zijn en iedere gemeente zijn eigen afwegingen maakt. Basisafspraak waar de foto’s Sacha Wunderink meeste gemeenten zich aan houden is dat personen minimaal tien jaar overleden moeten zijn voordat ze werd dit veranderd in Apeldoornsestraat, de richting een straatnaam krijgen. Uitzondering vormen leden van het koninklijk huis. „Burgemeester Drijber was van deze, toen nog, uitvalsweg. De Amersfoortstraat de laatste die bij leven is benoemd”, weet Reijgersin Kampen lijkt een vreemde eend in de bijt. „Deze berg. De Burgemeester Drijbersingel heette daarvoor straat is vernoemd naar een persoon, niet naar de Zamenhofsingel. Bij bijzondere omstandigheden wil plaatsnaam. De ‘d’ is er alleen in de loop van de tijd Zwolle wel afwijken, zoals met het herdopen in april uit verdwenen”, weet Henk Jan Bartelink. De Kamper ambtenaar is voorzitter van de straatnamencom- van de Zuidbroeklaan in Leo Majorlaan, naar de in missie in zijn gemeente die in totaal uit zeven perso- oktober 2008 overleden Canadese bevrijder van nen bestaat. Mr. J.P. Amersfoordt was de eerste burge- Zwolle. Overigens is het zowel in Kampen als Zwolle meester van de Haarlemmermeerpolder. ‘Zijn’ straat- zo dat burgemeester en wethouders het uiteindelijke besluit nemen. De commissies adviseren. naam is weer logisch omdat de hele Flevowijk vernoemd is. Bartelink put de informatie over Amersfoordt en de Apeldoornsestraat uit het in 1986 verschenen boek ‘Gezichten in de straten van Kampen, een historische beschrijving’. Daarin worden alle straten van Kampen genoemd en eventueel hun historie omschreven, monnikenwerk gedaan door H.W. Hoven, K. Schilder en D. van der Vlis Het straatnaam geven is een continu proces. „Voor de nieuwe fase van Onderdijks hebben we de suggestie gekregen om met vrouwennamen te komen. De leden van de commissie duiken dan de historie in en inventariseren namen. Het zijn allemaal mensen die goed ingeburgerd zijn in Kampen, die veel van de Andere algemene regels luiden dat de straatnamen stad afweten”, zegt Bartelink. Zowel in Kampen als Zwolle kent de straatnaamcommissie ambtenaren en goed uit te spreken en te lezen moeten zijn. Ook dat verwarring voorkomen moet worden, zoals een inwoners als leden. Door samenvoegingen van gemeenten zijn dubbelin- Brahmsstraat en Braamstraat in dezelfde plaats. Andere aanrader is het hebben van dezelfde categorie gen bijna onvermijdelijk. Iedere stad of dorp heeft namen in één wijk. Als buurten grondig op de schop wel zijn Kerkstraat of Beatrixlaan. In Zwolle hebben gaan, zoals de Hanzewijk in Kampen en Holtenze onlangs ontdekt dat de gemeente twee Hasselterbroek in Zwolle, dan is het zaak dat nieuwe straatnawegen rijk is. Een ‘erfenis’ door een grenscorrectie men passen. Daarom kent de Hanzewijk straks een met omringende gemeenten. Omdat er geen huisSkagerak en Holtenbroek nu een Schumannlaan. nummers aan zitten, was die ‘tweede’ honderd meter Hasselterweg uit het zicht geraakt. „Een burgerlid Reijgersberg: „Het moet nu en in de toekomst vindvan onze commissie zit bij de brandweer en ontdek- baar zijn. Als het eindigt op ‘marke’ weten veel mensen wel dat je in Zwolle-Zuid moet zijn of in Assente dit na een melding in het navigatiesysteem. We moeten het nog uitzoeken, maar waarschijnlijk gaan dorp als het om de Rozenstraat gaat.” Ander foefje dat met name in Zwolle-Zuid is gebruikt, is dat de we dit stuk N377 noemen”, vertelt Gerard Reijgersberg. Hij is secretaris van de Zwolse commissie naam- straten daar vanaf de hoofdstraat op alfabetische volgorde lopen. geving. Ook een aandachtspunt is dat een straatnaam ‘in verMet Stadshagen heeft Zwolle voortdurend nieuwe houding’ moet staan. Dus geen Willem Dreessteeg, straatnamen nodig. Hoe nieuw de Vinexwijk ook omdat dat geen recht doet aan deze staatsman. „Niet mag zijn, voor de benoeming van lanen en wegen is allereerst gekeken naar de in de volksmond ontstane iedereen is blij met een benoeming. Daarom is er altijd controle of nabestaanden er geen bezwaar tegen veldnamen in het gebied. Zo komen de buurten dus hebben. Soms is dat wel zo. Verder zijn er geen dwinaan namen als Schoonhorst, Milligen en Werkeren. gende kaders en moet je vooral je gezond verstand „Dan kies je per buurt een thema. Soms kijken we ook wel eens naar andere gemeenten voor ideeën. In gebruiken”, aldus Bartelink van de Kamper straatnamencommissie. dit geval was het zo dat in Zwolle-Zuid heel veel bestuurders zijn vernoemd, dus voor Stadshagen wilden we geen personen”, legt Reijgersberg uit. Voor www.allesoverstraatnamen.nl


2 1

Het dorp dat stad had kunnen zijn Nog geen duizend zielen telt Wilsum. Tot 1 januari 1937 was het een zelfstandige gemeente. Toen werd Wilsum toegevoegd aan IJsselmuiden. Sinds 2001 behoort het dorp aan de IJssel bij Kampen. Wilsum is een dorp maar op papier een stad. Het enige opvallende gebouw is de hervormde kerk die sinds dit jaar wordt verlicht door schijnwerpers.

door Dick Laning

Wilsum, dorp aan de rivier, maar wel een dorp met stadsrechten.

M

et tegenzin werpt een verdwaalde zonnestraal wat herfstlicht op Wilsum. Als bij toverslag krijgt het dorp even de glans die Hendrick Avercamp er gezien moet hebben. Je verbeeldt je dat de IJssel toen veel dichter bij het dorp stroomde. Zelfs de slobeend die nu in de uiterwaarden slobbert kan het gelijk van Hendrick Avercamp bevestigen: Wilsum aanschouw je vanaf de overkant van de rivier. Vanaf het Koeluchtergat openbaart zich de logica van het dorp aan de oever. Het oude kerkje overziet het water en domineert de Dorpsstraat. Het is het kerkje dat de schilder Avercamp in het begin van de zeventiende eeuw zo graag als decor gebruikte. Zo genoeglijk als Wilsum zich langs de uiterwaarden van de IJssel vlijt, zo koud is de ontvangst aan de wegkant. Vanaf de oude weg van Zwolle naar Kampen is de Quarles van Uffordweg nog uitnodigend als een oprijlaan, maar de entree van het dorp is een domper. Wie zich welkom wil voelen doet er goed aan links- of rechtsom de Dorpsweg te benaderen en pas daar Wilsum in te rijden. Daar vind je het oudste zaalkerkje van Overijssel tegenover een pleintje met twee bankjes en de dorpspomp. Naast de kerk het voormalige raadhuis van toen Wilsum nog zelfstandig was. Aan de andere kant het oude veerhuis. Tussen de kerk en het veerhuis daalt een pad af naar de rivier. De langgerekte Dorpsweg volgt de loop van de IJssel. Je kunt denkbeeldig doorrijden naar Veecaten, het dorpje dat door de meanderende IJssel werd verzwolgen. Wilsum is een gezegend dorp, want het nog deels Romaanse kerkje dateert vermoedelijk al van 1050. Waarom het godshuis in deze nederzetting ooit is gewijd aan een onbekende heilige als Sint Lambertus weet niemand. Sint Lambertus was bisschop van Tongeren. Er zal wel een wederdienst tegenover heb-

ben gestaan, anders is niet te verklaren dat een kerkje in de IJsseldelta werd vernoemd naar de enige Maastrichtenaar die ooit heilig is verklaard. Maar op deze eerste koude novemberochtend van 2009 lijkt God Wilsum even te hebben verlaten: de pastorie staat leeg en het enige café van het dorp is gesloten. In de buurtsuper (Troefmarkt) gaat het over de inbraak van afgelopen nacht in het café. Er zijn al twee verdachten opgepakt, weet de één. Haar dorpsgenoot: „Een man en een meisje. Die man liep hier laatst ook al over de Dorpsweg.” Het leven in het dorp met stadsrechten komt uit een schreeuwerige stratenmakersluidspreker. En verderop joelen de kinderen op het plein van De Regenboog. Het multifunctioneel centrum van Wilsum heet De Toekomst en ligt tegenover de begraafplaats. Hier zou de arme tak van het geslacht Fix te vinden moeten zijn. De schrijver Atte Jongstra schreef in 2005 het levensverhaal van Henry II Fix. Hij was als gastarchivaris verbonden aan het Historisch Centrum Overijssel en trof naar eigen zeggen in de archieven de wonderlijke levensgeschiedenis van Henry II Fix aan. Of Jongstra de waarheid spreekt is niet van belang, zijn boek wel. Jongstra schetst het leven van een man die leefde tussen 1774 en 1844 en die zijn tijd ver vooruit was. Een Zwollenaar die volgens de schrijver behoort tot de rijke tak der Fixen. De arme tak zou uit Wilsum komen. Drie familienamen zijn goed vertegenwoordigd op de begraafplaats: Pap, Van Ittersum én Fix. Van het laatste geslacht staan hier zelfs elf stenen. Jongstra heeft zijn huiswerk gedaan. De geschiedenis van het zo lieflijk aan een vriendelijke kant van de IJssel gelegen dorpje is er een met vraagtekens. Van het oud-archief van Wilsum zijn niet meer dan zestien inventarisnummers overgebleven, blijkt uit een schets van Dicky Haze. De oudste

foto Tom van Dijke

dateren van de achttiende eeuw, terwijl de kerk waarschijnlijk uit de elfde eeuw komt en er toen dus al bewoning moet zijn geweest. Vanwege het straatwerk leunt het informatiebord van het dorp tegen een hek. Daarop staat dat Wilsum is gebouwd op rivierduinen. Dat kan ook een oeverwal of dekzand zijn. Feit is dat langs de IJssel veel nederzettingen werden gebouwd op duinen van opgewaaid rivierzand. Ooit is er reden geweest om Wilsum stadsrechten toe te kennen. De oorkonde waarop het recht stond vermeld is niet bewaard gebleven. Aangenomen wordt dat het stadsrecht in ieder geval voor 1321 werd verleend. Maar een stad is Wilsum nooit geworden. Waarom de bisschop van Utrecht destijds het stadsrecht aan Wilsum schonk is niet bekend. Mogelijk om wat tegenwicht te bieden aan het machtige Kampen. Handel werd er wel gedreven, al zal dat bescheiden van omvang zijn geweest. Zoals ook nu het uitgerekte dorp in alle opzichten bescheiden oogt. Het wapen met een pelikaan op een burcht straalt nog wat ambitie uit. Het wapen is aangebracht in een gebrandschilderd ruitje van de consistorie. In de kerk is achter de vele verwijderde lagen witkalk een afbeelding van de Heilige Veronica te vinden. Ze is afgebeeld als een engel die de zweetdoek draagt waarop een gelaatsafdruk van Jezus is te zien. In de zaken van het geloof is Wilsum nooit kinderachtig geweest. In vroegere eeuwen werd hier zelfs rechtgesproken: de seend werd gehouden in Wilsum, een kerkelijke rechtbank die zaken rond ontucht en overspel behandelde. Ook ketterij en hekserij stonden op de agenda van de seend. Het ‘kwaad’ staat in schril contrast met het natuurschoon van de Scherenwelle. Een laarzenpad voert door deze uiterwaarden. Het water sabbelt lui aan de noordoever. In de tijd van Hendrick Avercamp - de Stomme van Campen werd in deze contreien nog geschaatst, getuige zijn prachtige winterlandschappen met op de achtergrond het kerkje van Wilsum.


23

Een lintdorp, laverend tussen twee steden ’s-Heerenbroek, het dorp dat zich in de loop der eeuwen in lintvorm tussen Zwolle en Kampen vlijde, voelt zich in de tang genomen door de oprukkende steden. Voorzieningen verdwijnen, maar het verenigingsleven bloeit. En er zijn voorzichtige plannen voor een nationaal zuivelmuseum. door Michael Amsman

M

De eens zo machtige zuivelfabriek van ’s-Heerenbroek is danig vervallen. Een wens van veel dorpelingen is om er een zuivelmufoto Michael Amsman seum in onder te brengen.

enig Zwollenaar kent ‘s-Heerenbroek enkel als een klontertje huizen en boerderijen dat voorbij schiet als je op weg bent naar Kampen. Kampenaren evenzo, maar dan in omgekeerde richting. Missen we daarmee wat? Laten we een pareltje links liggen? Op een zonnige herfstdag nemen we de proef op de som. We pakken de auto en rijden over de brug tussen de Blaloweg en Westenholte, zoals we dat honderden keren eerder gedaan hebben. Maar hé: waarom staan Hasselt en Genemuiden ineens op de borden? Dat is toch een andere kant op? We keren de auto, op zoek naar een bord dat naar ’s-Heerenbroek of tenminste naar Kampen verwijst. Dat is echter nergens te zien, dus ja - wat nu? Dan maar naar Hasselt, langs de onstuitbaar oprukkende nieuwbouw van Stadshagen, in de hoop dat er een keer een afslag komt. Die komt er, en zo belanden we dan toch op de Zwolseweg. Pfff: als je er een tijd niet bent geweest is het even zoeken. Na enkele kilometers gaans ontvouwt het dorpje zich voor onze ogen. Met als eerste blikvanger ‘Fitness Centrum Adonis’. Sinds de landbouw danig aan omvang heeft ingeboet worden de spieren immers niet meer gestaald met rieken en dorsvlegels. Een streekbus komt langs; ‘999, griezelbus’, staat voorop. Zo’n bus zou eigenlijk het nummer 666 moeten hebben, maar dat ligt wellicht wat gevoelig aan de westelijke zijde van ’s-Heerenbroek. Het dorpje is klein. Verwacht geen brink, omzoomd door leilindes en historische bebouwing. ’s-Heerenbroek vlijde zich in de loop der eeuwen in lintvorm langs de weg tussen Hasselt en Zwolle, als pleisterplaats voor reizigers en verzorgingskern voor het omliggende platteland. Die functie is het kwijtgeraakt. Allicht omdat we niet meer met paard en koets reizen, een vorm van vervoer die tot tussenstops noodde, maar ook omdat het dorpje te klein is voor een florerend winkelbestand. Er is een tijd geweest dat het dorpje drie bakkers telde, een slager, een klompenmaker, een elektri-

cien, een kleermaker en een winkel van sinkel. Plus vier cafés: De Kroon, ’t Veerhuis, De Oranjeboom en De Stoomboot. Das war einmal, sinds de Vivo in 1979 als laatste lokale nering de deuren sloot. In datzelfde jaar, op oudejaarsdag, sloot ook de zuivelfabriek, die het dorpje sinds de opening in 1915 zoveel werkgelegenheid had bezorgd. De jarenlange leegstand is het bovenmaatse gebouw aan te zien; ramen zijn vernield, graffiti ontsiert muren. Ervan uitgaand dat De Bijenkorf en de MediaMarkt geen interesse hebben, zal het verval nog wel een tijdje voortduren. Dorpsbewoners hebben weliswaar voorgesteld er een nationaal zuivelmuseum in te vestigen, maar daarvoor zal nog een boel water door de aanpalende IJssel moeten stromen. Een eenvoudiger te realiseren plan betreft de fietstunnel bij Westenholte. Oer-’s-Heerenbroeker Willem Koersen heeft voorgesteld die de naam ‘Jan Pelleboer-tunnel’ te geven, naar de beroemdste Nederlander die het dorpje heeft voortgebracht. „Het probleem is dat de tunnel in Zwolle ligt”, zegt de 76-jarige landbouwer in ruste. „De wethouder van Kampen zou dat voorstel bij zijn Zwolse collega droppen, maar ik heb er niks meer van gehoord.” Dat laveren tussen Zwolle en Kampen is kenmer-

Bijna 750 jaar Hoe oud is ’s-Heerenbroek eigenlijk? Zo’n getal is altijd academisch, want de stichting van een dorpje gebeurde niet met met een notarieel document, maar de oudste vermelding stamt uit 1264. Dat betekent dat het in 2014 zijn 750-jarig bestaan kan vieren. Een verzameling boerderijen, meer zal het in 1264 niet zijn geweest. Pas veel later kwamen er kerken, winkels en scholen, zoals de Prinses Julianaschool, waarvan de naam door de Duitse bezetters in 1940 met een plank aan het gezicht werd onttrokken. De naam ’s-Heerenbroek heeft een katholieke oorsprong. Na de inpoldering van Mastenbroek kwam een deel bij de bisschop de heer - terecht.

kend voor het leven in ’s-Heerenbroek. Deze krant wordt er in twee edities gelezen: de helft van het dorp leest de Kamper editie, de andere helft de Zwolse editie. De een kerkt in Westenholte, de ander in Kampen. Ook voor de boodschappen gaat men zowel westwaarts als oostwaarts. Wat hij zichzelf voelt? Zwollenaar of Kampenaar? „Geen van beide”, zegt Koersen. „We zitten er echt tussenin, we zijn niet zoals Wijthmen op één stad georiënteerd.” Niemand belichaamt die spagaat tussen Zwolle en Kampen beter dan Koersen. Hij is in 1933 geboren aan de Kamperweg, op grond van de gemeente Zwollerkerspel. Die ringvormige gemeente werd in 1967 door Zwolle geannexeerd, met uitzondering van ’s-Heerenbroek, dat bij IJsselmuiden werd gevoegd. In 2001 ging die gemeente op zijn beurt op in Kampen, zodat Koersen na Zwollerkerspelaar en IJsselmuidenaar ineens Kampenaar was. Zonder te verhuizen heeft Koersen in drie gemeenten gewoond; dat kunnen weinig Nederlanders hem nazeggen. Hoe is het volgens Koersen gesteld met de leefbaarheid van het dorpje waar al zeven generaties voorouders van hem woonden? „Nou”, zegt hij ernstig, „de integratie is hier een probleem.” De integratie? „Ik bedoel mensen die in Zwolle of Kampen werken en voor de rust hier gaan wonen. Ik ben er beducht voor dat dit een forensendorp gaat worden. Als mensen hier alleen maar komen wonen, en voor de rest op zichzelf zijn, gaat het verenigingsleven kapot.” Zover is het nog lang niet. Koersen somt op welke activiteiten in zijn dorpje in clubverband beoefend kunnen worden: zingen, gymnastiek, dammen, voetballen, schaatsen. En voor andere sporten of hobby’s liggen Zwolle en Kampen om de hoek. Op zichtafstand zelfs, nu beide steden onstuitbaar groeien in de richting van het kleine dorpje halverwege. „We worden van twee kanten in de tang genomen”, vindt Koersen. „We zouden graag een groen wandelgebied aanleggen, als buffer tegen Stadshagen.” Want goede buren wil je nou ook weer niet permanent over de vloer hebben.


woensdag 11 november 2009

24

Opa’s verhalen over otter en bever in IJssel nu levensecht Van vrijwel morsdood naar springlevend. Dat is in een notendop de historie van de IJssel in de afgelopen halve eeuw. Dankzij een oplevende levensader beleeft het ‘netwerk van de natuur’ een nieuw elan. Wetenschappers volgen ontwikkelingen op de voet. Ook mensen van de praktijk. Onder wie Lammert Doornwaard uit ’s-Heerenbroek die als eerste een in de IJssel teruggekeerde bever op de foto vastlegde. Hij is kleinzoon van een beroepsvisser. Als jochie hoorde hij verhalen van zijn opa over otters en bevers in de IJssel. Zijn jongensboek wordt nu werkelijkheid. door Henk ten Klooster

L

Lammert Doornwaard fotografeerde als eerste bevers in de Vreugderijkerwaard, schuin tegenover de plek waar het laatste exemplaar in 1825 door een beroepsvisser werd gedood. foto Lammert Doornwaard

oerend op een prooi, cirkelt een zeearend boven Het Engelse Werk bij Zwolle. Als wilde bouwvakkers gaan stroomafwaarts bevers tekeer in een wilgenbos. Wat een feest voor het oog van de treinpassagier die de Hanzespoorbrug passeert, herfst 2025. Feit of fantasie? Op het bankje voor de uitspanning Het Engelse Werk mijmert een grijsaard over tijden van weleer. Als opgeschoten knaap dook-ie nog van de oude IJsselbrug. Woelige tijden waren het rond de IJssel in zijn jeugd. Ga maar na, in 1964 werd het ZwolleIJsselkanaal gegraven en in 1970 werd de nieuwe IJsselbrug in gebruik genomen die twee jaar tevoren was gebouwd. Met de rivier ging het destijds snel bergafwaarts. Was het nog tot in de jaren zestig het openbaar zwembad voor hele volksstammen met bekoorlijke strandjes, zo ongeveer tussen aanleg van het kanaal en bouw van de nieuwe brug stierf de levensader van de streek door sterke vervuiling. Soms lagen stranden bezaaid met duizenden rottende vissen. Onderzoeker Martijn Dorenbosch van het Nederlands Ecologisch Instituut constateert dat de rivier ‘zo dood als een pier’ was in de jaren zestig en zeventig. Het verhaal ging toen dat je wel een foto kon ontwikkelen in de IJssel. Dorenbosch vindt dat die metafoor redelijk dicht bij de werkelijkheid komt. „Rijnwater was vreselijk vervuild met zware metalen. Het leek op water dat rechtstreeks uit de fabriek kwam.” Anno nu is de IJssel zich prima aan het herstellen. Een groot deel van de oorspronkelijke visstand herstelt zich eveneens. Al zijn er ook nogal wat exoten in het ‘gat’ gedoken dat de oplevende IJssel biedt. Sommige daarvan bedreigen weer de oorspronkelijke

Lammert Doornwaard bij het beeld van de soorten. Zo zou onder meer de rivierdonderpad volgens wetenschappers ‘naar de bliksem’ worden geholpen door de grondel. Die laatste indringer is via het Rijn-Donaukanaal in grote aantallen in de IJssel beland. Maar dat mag de pret over een snel verbeterende IJssel niet drukken. Want de ‘voornaamste’ ontwikkeling is volgens de onderzoeker de verbeterde waterkwaliteit. Toch raakt dat nieuws meestal ondergesneeuwd door ontwikkelingen als de komst van een stijgend aantal exoten, van flamingo’s tot zwarte zwanen uit Australië. Heeft Dorenbosch daar een verklaring voor? „Schoon water valt niet zo op, je ziet het niet direct. Maar exoten vallen meteen op.” Dorenbosch ziet een verder herstel in het direct verschiet. „Goede ontwikkeling is dat de overheid en Rijkswaterstaat veel financiële middelen ter beschikking stellen voor meestromende nevengeulen. Oude habitats herstellen zich en daarmee de vissenstand en waterplanten.” In een notendop zijn we volgens hem ‘op de goede weg naar herstel’. Hoe snel en goed


25

Werk van een jonge bever foto Lammert Doornwaard

bever bij Zalk. In 1825 werd het laatste exemplaar daar gedood. dat zal plaatshebben, is in zijn ogen afhankelijk van de hoeveelheid nieuwe natuur. Jammer dan, de legendarische steur die Kampen in de middeleeuwen beroemd maakte keert volgens Dorenbosch niet terug. „Je hebt daarvoor een grote brede rivierdelta zoals in de middeleeuwen nodig”, verklaart hij. „Rond de Tweede Wereldoorlog is de steur voorgoed uitgestorven. Hier weer opnieuw introduceren zoals in een rivier in Frankrijk het geval was, zou weinig zin hebben. Dat komt mede door de watertemperatuur, het wordt steeds warmer en dat is niet gunstig voor de steur. In Frankrijk is die rivier kouder omdat het traject vanuit de bergen een stuk korter is dan bij de IJssel het geval is.” Wel groeit de populatie van de bever aanzienlijk, verwacht zijn collega Bart Nolet. Zo zeer zelfs dat ze blikvangers worden. Maar da’s nog lang niet alles. Nolet: „De kans is heel reëel dat de zeearend ook langs de IJssel gaat broeden.” In 1988 werden de eerste bevers in ons land weer uitgezet. Dat markeerde een lange periode van afwezigheid, in 1825 werd het laatste exemplaar bij Zalk door

foto Sacha Wunderink

een visser gedood. Door een misverstand overigens, want de (vegetarische) bever werd verward met een (visetende) otter. Bevers stimuleren toerisme, omdat ze in tegenstelling tot otters voor mensen goed zichtbaar zijn. Ze zijn uitgezet in de Biesbosch, Gelderse Poort en het Limburgse Maasdal en zijn succesvol in Flevoland. Sinds 2006 is de wilgenetende soort van krap een meter lengte met een dertig centimeter lange staart gesignaleerd op diverse plaatsen aan de IJssel, onder meer bij Deventer (Ossenwaarden), Hattem en Zwolle. Hun verspreiding wordt op de voet gevolgd door de Beverwerkgroep Overijssel en Vechtdal. Lammert Doornwaard uit ’s-Heerenbroek is vaak de eerste die veranderingen signaleert aan de IJssel. Hij kent de IJssel tussen monding en Deventer ‘als zijn eigen broekzak’. Niet gek, want hij is teamleider muskusrattenbestrijding van waterschap Groot Salland. Doornwaard signaleerde vorig jaar als eerste bevers in de Vreugderijkerwaard, nog wel schuin tegenover de plek waar het laatste exemplaar in 1825 door een beroepsvisser werd gedood.

„Plotseling hoorde ik een klap op het water”, verhaalt hij. „Dat is een geluid dat ik niet ken. Het kon geen vis zijn. En vogels duiken geruisloos onder. Toen zag ik hem, op zo’n vijftien meter van mij, zwemmend. Een bever. Waarschijnlijk is-ie geschrokken, dan geven ze een klap op het water. Gek genoeg kwam hij op me toezwemmen. Van een afstandje van een meter of drie keek hij me nieuwsgierig aan. Snel heb ik toen mijn fototoestel opgehaald. Ik heb er een paar foto’s van kunnen maken, want hij kwam vlak bij me. Toen zwom ie weer weg. Na die tijd heb ik hem niet weer gezien, wel de sporen die hij achterliet in de vorm van vraat onderaan wilgen. Ze ontbasten die wilgen. Waarschijnlijk gaat het om een jong exemplaar, eerst vond ik kleine takjes.” Dat het om een jong exemplaar gaat, kan er op wijzen dat de bevers zich inmiddels ook voortplanten in de IJssel. Doornwaard (61 jaar) is opgetogen. „Mijn grootvader was beroepsvisser op de IJssel. Van hem hoorde ik als dreumes verhalen over otters en bevers. Gewoon hartstikke leuk dat je dan die dieren weer in het echt terugziet.”


27

Oase aan de IJssel Eens was Zalk gevreesd, nu valt het dorp vooral op door de lieflijke ligging aan de meanderende IJssel. De argeloze bezoeker zal geen weet hebben van het voormalige roversnest dat dit eeuwenoude gebied eens beheerste. door Harold de Haan

Gezicht op Zalk, met rechts de zeven eeuwen oude toren van de Sint Nicolaaskerk, heeft iets meer dan 800 inwoners en een foto Sacha Wunderink rijk verenigingsleven.

V

anuit Zwolle en Hattem volgt de slingerende dijk de IJssel. Bij mistige dagen doemt na enkele kilometers de circa zeven eeuwen oude toren op van de Sint Nicolaaskerk. Wie zich vervolgens de moeite getroost om niet rechtdoor, maar linksaf Zalk te betreden, waant zich even in vroegere tijden. Tijden die door Zalks bekendste inwoonster Klazien zo standvastig werden gepredikt. De tijden van grootmoeder en haar zalfjes. En van mandenmakers en keuterboertjes bovendien. In die tijd - tot 1937 - was Zalk nog geméénte Zalk, een zelfstandige, voormalige heerlijkheid waartoe ook Veecaten en ’s-Heerenbroek (beide aan de overkant op Sallandse zijde) behoorden. Het dorp kreeg kerkgangers uit het verderop, aan de overzijde van de rivier gelegen Wilsum, die via het pontje Gods woorden tegemoet voeren. Het verkeer ging veelal over het water, in die tijd. Maar het was ook die IJssel die in de loop der eeuwen Veecaten steeds meer opslokte en de voortuin van Zalk alsmaar dieper maakte. Veecaten is verdwenen, Zalk is tegenwoordig niet meer zelfstandig en behoort evenals ’s-Heerenbroek tot de gemeente Kampen. De tijd heeft niet stilgestaan in Zalk, zeker niet, maar ontegenzeggelijk lijkt het leven in Zalk een tandje trager te gaan. Café-eethuis De Oase, sinds 1992 centraal gelegen aan het Kerkplein, is al meer dan anderhalf decennium rustplaats voor fietsers en motorrijders. Kruudmoes staat er nog op de kaart, evenals boksel en schweinehaxe, en uitbaters Zwier en Flip Kanis adverteren deze herfstige dag met de ‘Bockbier Mosselavond’ op vrijdag 13 november. ‘Reservering gewenst’. Zo gemoedelijk als deze dag verloopt, zo stormen kon het ruim zes eeuwen geleden. Toen lag aan het einde van de huidige Buckhorstlaan het roofridderskasteel Buckhorst. Zalk dankte haar bestaan aan de heren die hier woonden. De heren van Buckhorst hadden niets gemeen met het gemoedelijke dorp dat Zalk tegenwoordig is. Het waren roofridders die van langsvarende schippers over de IJssel eisten dat zij

hun zeilen streken uit respect. En de heren eisten tol. Wie niet aan de wensen van Buckhorst voldeed, werd gestraft. Zwaar, en zonder aanziens des persoons. Het kasteel Buckhorst is verdwenen. Wie goed kijkt, daar aan het einde van de Buckhorstlaan, kan nog wat van een slotgracht herkennen, maar in niets lijkt dit mistroostige restant op de grandeur van het slot zoals nog op een tekening in De Oase is te zien. In 1224 werd Buckhorst voor het eerst genoemd (de eerste vermelding van Zalk was in 1213, onder de naam Santlicke), in 1840 werd het slot uiteindelijk afgebroken. Het waren overigens vooral de heren zelf die voor de ondergang zorgden: vetes binnen de familie braken de macht steen voor steen af. Op een korte opleving na dan, aan het begin van de negentiende eeuw, toen de gouverneur van Overijssel er zetelde, Berend Hendrik baron Bentinck.

Klazien Klazien werd 13 maart 1919 geboren als Klaasje van den Brink. Ze was getrouwd met Sam Rotstein die als Joodse onderduiker bij de familie Van den Brink woonde. Op 5 juni 1997 overleed ze aan de gevolgen van de ziekte van Kahler. Klazien werd bij leven gerespecteerd maar was ook onderwerp van spot. Zo omschreef columnist Rein Hannik het kruidenvrouwtje als volgt: „Driehonderd pond spieren, de borstelwenkbrauwen van een Schotse herbergier, de trekschuitschouders van een Hongaarse kogelstootster, en de waggelmotoriek van een aangeschoten Sovjettank - een monster uit de Muppetshow.” Hoe het kruidenvrouwtje deze typering zou vinden? Geen idee, maar Klazien had wel degelijk humor. Zo nam ze een clip op met André van Duin (‘Jas aan, jas uit’) en beleefde ze een hoogtepunt met het nummer ‘Choco en kruidenthee’, dat ze met de Dikdakkers zong. Bekende spreuken van Klazien zijn „Ai wilt dai nie nat word, moei binn’n blie’m”, „Begint de kat te miauw’n, dan kun je de zon nie meer vertrouw’n” en „Mensen die wat wille, stoppen gewoon wat dille tussen de bille.”

Zalk leefde nadien een sluimerend leven. De laatste bever van Nederland zag er in 1825 zijn schepper: een visser sloeg het dier dood, naar verluid omdat hij dacht dat het een otter was. Maar dat hield destijds geen volksstammen bezig. Zalk sluimerde door de tijd. Dat veranderde eind jaren 80, toen Klazien ten tonele verscheen. Het kruidenvrouwtje hield bijna een decennium van het vorige millennium, Nederland in een kruidige greep. Ze predikte natuurmiddeltjes en allerhande, veelal wonderlijke gezegden en spreuken. Immens populair was de nationale knuffelkruidenvrouw Klazien: op televisie was ze een graag geziene gast en onderwerp van persiflage (wekelijks had ze haar eigen optreden in het NCRV-programma Passage), het dorp kreeg bij tijd en wijle busladingen toeristen uit de Randstad die zich wilden onderdompelen in haar boerenwijsheid en de boekjes vol wonderlijke spreuken gingen als warme broodjes over de toonbank. Eenmaal zelfs, stond ze met drie boeken in de Libris Top 10. Zalk (met haar circa 810 inwoners en rijk verenigingsleven) heeft altijd gemengd aangekeken tegen het kruidenvrouwtje dat 5 juni 1997 overleed. Vorige maand bijvoorbeeld, werd het plan opgevat Klazien haar eigen straatnaam (het Klaasje van den Brinkerf) te geven in het dorp dat zo warm aanschuurt tegen de Veluwse bossen. Maar waar men zou verwachten dat de dorpelingen hierover verheugd zouden zijn, daar gingen er al snel tegenstemmen op. Zalk en Klazien zijn geen twee-eenheid, nee, sommigen menen dat ‘Kleusien uut Zalk’ niets voor het dorp gedaan heeft. Ja, op tv verschijnen en middeltjes preken, maar verder? Zo riep Dorpsbelang Zalk nog dat er dan eerst andere Zalkers voor een eigen straat in aanmerking komen. Zalkers die echt wat voor Zalk betekenden. Het tekent dit idyllisch dorpje aan de winterdijk. Zalk is Zalk; het gaat haar eigen gang aan de boorden van de IJssel. Zoals ook deze herfstdag. Met de Bockbier Mosselavond in het vooruitzicht.


29

IJsselmuiden, altijd een dorp aan de rivier Opmerkelijk. Schrijf een dorpsportret van IJsselmuiden en je ontkomt niet aan het noemen van de naam van de stad aan de andere kant van de rivier. Verbindend element en de scheidslijn, vergroeid, verweven, verbonden. Vraag een IJsselmuidenaar naar zijn identiteit en hij vergelijkt zich met Kampen. Spiegel van de ziel. Maar zielsgelukkig dat het altijd dorp is gebleven. door Gerald Meijer

Het Markeresplein, het hart van IJsselmuiden, met de dorpskerk op de terp.

H

et verschil met Kampen: IJsselmuiden is een dorp. „IJsselmuiden heeft nooit stadse pretenties gehad”, zegt de IJsselmuider fotograaf Jan Willem Genuït. Op een hoekje van het winkelhart van het dorp drijft hij zijn nering. Duwt fotonegatieven door een scanner. Ouderwets in tijden van digitale camera’s? „Welnee.” Grijze wolken drijven deze dag over het dorp. Maar bij bakkerij Schrijer is het feest. De onderneming zit al vijftig jaar in het dorp. Jos Schrijer weet nog hoe hij op jonge leeftijd met zijn ouders meeverhuisde naar IJsselmuiden. Op het randje van Kampen, waar vandaan ze vertrokken. „Ik ging naar de lagere school hier, maar ik had mijn kameraden in Kampen.” Vreemd was het wel. Raar: wie verhuist er in vredesnaam naar IJsselmuiden als je in Kampen woont? Die animositeit bestaat niet onder de huidige jonge generaties, zegt Marc van Dongen (30). Hij laadt zijn kind in bij de kinderopvang in de jongste woonwijk van IJsselmuiden. Kinderopvang in noodgebouwen, groeipijnen van een uitdijend dorp. De geboren Kampenaar woont met zijn vrouw Simone (28) sinds een half jaar in de nieuwbouwwijken. „We zijn gaan huren omdat we niet wisten of het ons zou bevallen. Maar het bevalt prima hier.” De move van Kampen naar IJsselmuiden: daar keek niemand van op. Is een sentiment van vroeger, weet hij. In zijn tienerjaren was het wederzijds: de andere kant van de IJssel, dat was de verkeerde kant. „Toen moest je hier niet komen.” Haat en nijd, toch wel. „Maar er woonden wel de mooiste meisjes.” Hij schaakte er zijn Simone, ontvoerde haar naar Kampen. Maar ze zijn teruggekeerd op hun schreden. Tegenwoordig zoeken veel jonge gezinnen - met name uit Kampen - de rust op van IJsselmuiden. Het is er goed wonen. Basisvoorzieningen in het dorp. En de voorzieningen van het stadse Kampen zijn dichtbij.

Toch blijft IJsselmuiden een dorp, vindt Dorieke Klein (18). Ze is er geboren en getogen. De oude vijandelijkheden zijn er niet meer. „Genoeg jongens en meiden die verkering hebben met iemand uit Kampen.” IJsselmuiden is lekker rustig. Een kalm dorp, vindt Klein. Natuurlijk: de jeugd viert zijn feestjes in drankketen. Fenomeen dat elk rechtgeaard agrarisch dorp niet vreemd is. „IJsselmuiden is altijd al een boerendorp geweest,”, zegt fotograaf Genuït. En daar is niets mis mee. „Kneuterig”, zegt hij. „En dat bedoel ik positief. Mensen zijn betrokken, ons kent ons, iedereen kent elkaar. Er is sociale controle, op een positieve manier. En als je daar niet tegen kunt, dan blijf je hier niet wonen.” Toch mist IJsselmuiden zijn oude, zelfstandige status, vermoedt de fotograaf. Of misschien beter: zijn burgervader, hoeder van de ziel van het dorp. „Ik vond dat Markusse dat was, hij deed dat goed.” Mark Markusse (68) was tot 2001 burgemeester van IJsselmuiden. En ja: hij wordt nog regelmatig aangesproken met die titel. Markusse: „Vorige week nog een man die me burgemeester noemde. Hij verslikte zich er bijna in.” Wuift met zijn hand. „Die tijd hebben we gehad.” Twintig jaar woont hij er, met veel plezier. Heeft nog even overwogen terug te keren naar zijn Zeeuwse geboortegronden. Maar is te zeer geworteld in zijn dorp. Tot 2001 was IJsselmuiden een gemeente, met de kernen Grafhorst, Zalk, Wilsum, Kamperveen en ’s-Heerenbroek. Markusse wil de inwoners wel proberen te typeren - wat veel plaatsgenoten niet lukt zonder ‘Kampen’ te noemen. „Harde werkers. Ze staan voor hun zaak. Nette mensen. Sterk verenigingsleven. Ze houden van bedrijvigheid, maar ook van rust. Op de zaterdagmiddag, maar zeker ook op de zondag.” Religie leeft in het dorp. „Ze hebben oog voor waarden en normen.” Markusse denkt terug aan jaarwisselingen. „Als het ergens bijna over de schreef ging en je zei ‘Jongens, kalm aan he?’, dan deden ze dat.” Een keer ging het

foto Sacha Wunderink

goed mis, op het Markeresplein, in het hart van IJsselmuiden. De politie moest het plein schoonvegen, alsof het garnizoen van Kampen als vanouds weer aan het exerceren was in IJsselmuiden. „Het jaar erop hebben we afspraken gemaakt, dat ging prima. We hebben schotten voor de ruiten geplaatst van de winkels”, om schade van het carbidschieten te beperken. „De jeugd kwam zelf meehelpen met het plaatsen van die schotten.” IJsselmuiden tekende voor het samenwerkingsverband tussen Kampen, Zwolle en IJsselmuiden: de Netwerkstad. De inkt was nog niet droog of IJsselmuiden fuseerde met Kampen. Maar van een tweede viool als rol voor IJsselmuiden wil Markusse niet horen. „We krijgen door die samenwerking dingen voor elkaar die we als zelfstandige gemeente niet voor elkaar hadden gekregen.” Uitbreiding van de Koekoek, het tuinbouwgebied. IJsselmuiden krijgt een Kulturhus. En kijk naar de Zuiderzeehaven. Die ligt toevallig op Kamper grondgebied, maar ook IJsselmuiden - en trouwens ook Zwolle - plukt er de vruchten van. Om te zwijgen van de N50 en de Hanzelijn. „En trouwens ook het lijntje Kampen-Zwolle.” Die was zonder de samenwerking in de Netwerkstad in rook opgegaan, vermoedt Markusse. Wat hem betreft is het geen opmaat naar een nog grotere gemeente. „Dat hoor je mensen weleens zeggen, maar ik denk het niet.” Vakfotograaf Genuït is daar niet zeker van. „Die sloot is altijd al een geografische barrière geweest. Maar ook een psychologische. Haat en nijd zijn te grote woorden. Maar een soort van conflict heeft het altijd wel opgeleverd. Ik vind het prachtig. Het is wel zo dat als twee honden vechten om een been, dan gaat een derde er mee heen. Zwolle zit al bijna tegen IJsselmuiden aan. Als de stad zo ver is, dan slokt het IJsselmuiden op. En Kampen ook. Dan wordt het een grote gemeente. Groot Zwolle, ja.”


woensdag 11 november 2009

30

Groeten uit Kampen


31

Groeten uit Zwolle

De foto's op deze pagina's zijn een selectie van de 300 foto's die door lezers van de Stentor ingezonden zijn in het kader van de foto-actie Groeten uit. Alle foto's zijn te bekijken op www.destentor.nl. Foto's gemaakt door: Liesbeth Brink-Van Dijk, Nikki Bijhouwer, Bert Evenboer, Ria Groothoff, Piet Harms, Henk Hendriks, Henry van der Hoven, Jan Knopert, Jan van der Kolk, Ellen Koridon, H. van Ommen, Taco Piek, Remy Steller, Jan Stockhorst, Karin van Vliet, Annemiek Vos.


33

In vrijgemaakte kerk gaat het weer over God De regio Zwolle-Kampen mag op z’n minst een gebied met een gezond kerkelijk leven genoemd worden. De Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt hebben zich daarin een eigen plek verworven. door Frans Ebeltjes

Prof dr. Mees te Velde in de tuin van de Theologische Universiteit aan de Broederweg in Kampen. „De Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt willen op alle terreinen van het leven een visie ontwikkelen.” foto Frans Ebeltjes

D

e keren dat de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) de laatste jaren de reguliere pers haalden ging het meestal over een scheuring. „Onterecht’ meent prof. dr. Mees te Velde. Volgens de docent van de (vrijgemaakte) Theologische Universiteit in Kampen zijn scheuringen bepaald niet het enige dat er te melden viel over ‘zijn’ kerkgenootschap. „De onrust binnen de kerk is hooguit representatief te noemen voor een bepaalde stroming binnen de kerk die soms wat hard roept. Het merendeel van de gemeenten kent rust in de gelederen en een rijk kerkelijk leven. Ik herken me absoluut niet in het beeld dat soms geschetst wordt van een kerk die ernstig verdeeld zou zijn. De laatste jaren is er zelfs sprake van een nieuwe verdieping. De kerk heeft zich gesetteld; mensen gaan samen weer ergens voor. Het gaat weer over God.” Zwolle heeft een bloeiend vrijgemaakt kerkelijk leven, met vijf gemeenten die goed zijn voor 4500 leden. Kampen/IJsselmuiden heeft 1400 leden, Hasselt 1000, Dalfsen 1500, Hattem 1350 en Wezep bijna 800. Landelijk gezien zijn er 275 kerkelijke gemeenten met 125.000 leden en 300 predikanten. In Kampen is de Theologische Universiteit gevestigd, waar de eigen predikanten worden opgeleid en die geldt als het kerkelijk kenniscentrum. Hoewel er enerzijds sprake is van ledenverlies aan Evangelische gemeenten en richting Christelijke Gereformeerde Kerk en Nederlands gereformeerde Kerk, kent de vrijgemaakte kerk ook groei. Zoals in Stadshagen met de bloeiende Fonteinkerk. „Binnen onze kerk spreken we over ongelijktijdigheid”, maakt Te Velde duidelijk. „De plaatselijke gemeenten ontwikkelen zich niet gelijktijdig en ook niet op eenzelfde manier. Onder andere komt dat omdat de samenstelling van die gemeenten niet hetzelfde is. Op het platteland leven de mensen anders dan in de grote stad. Daar waar een bepaalde vernieuwing in vorm

niet snel geaccepteerd wordt omdat die niet als eerbiedig genoeg wordt ervaren, stapt men daar in een andere gemeente sneller overheen.” Wat wel door alle geledingen van de kerk heenloopt is dat de gemeenten missionair willen zijn. „De Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt willen op alle terreinen van het leven een visie ontwikkelen”, aldus professor Te Velde. „Dat is bijvoorbeeld te zien aan de ‘eigen’ onderwijsinstellingen die vanaf de jaren vijftig ontstonden en ook aan de eigen krant (Nederlands Dagblad). Er was behoefte aan het ontwikkelen van een eigen gereformeerde identiteit.” De ontwikkeling die de vrijgemaakte kerk heeft doorgemaakt is een product van mensen en omstandigheden. De mensen kunnen grofweg verdeeld worden in een vooruitstrevende groep die een krampachtige houding ten opzichte van vernieuwingen wel voorbij is. Het zijn vooral mensen uit deze groep die de kerk verlaten en hun heil zoeken bij ‘lichtere’ denominaties. De tweede en grootste groep is die van het midden. Hierin voelen de mensen zich wel op hun gemak binnen de kerk die ze kennen. ‘Onder’ deze middengroep bestaat nog een derde groep mensen die wel een goed verhaal willen bij de vernieuwingen in kerk- en geloofsbeleving. Dit is de groep waar-

Universiteit heeft centrale plek De Theologische Universiteit van Kampen (niet te verwarren met de eveneens in Kampen gevestigde PKN-universiteit PThU) heeft een centrale plek binnen de vrijgemaakte kerk. Kerkelijke gemeenten doen frequent een beroep op de specialisten van de universiteit aan de Broederweg. De predikantenopleiding is ook voor de regio belangrijk en steeds vaker wordt samengewerkt met bijvoorbeeld de christelijk-gereformeerde Theologische Universiteit in Apeldoorn en de Gereformeerde Hogeschool in Zwolle. Een wens is dat Zwolle ooit nog eens universiteitsstad mag worden.

in de verontruste kerkleden zitten, waarvan sommigen zich behoorlijk weten te roeren. Dan de omstandigheden: voor buitenstaanders is het nauwelijks te bevatten dat in een tijd waarin de hele wereld in brand stond (1944) de geesten binnen gereformeerd Nederland rijp waren voor een afscheiding. „Maar het gebeurde en de ontwikkeling ging verder”, schetst Te Velde, die onder andere kerkrecht en gemeenteopbouw doceert. „Je zag in de jaren na de oorlog gedeeltelijk een versmalling van gedachtegoed, die na jaren van polarisatie leidde tot een nieuwe splitsing en het ontstaan van de Nederlands Gereformeerde Kerk. In de jaren tachtig en begin jaren negentig was er opnieuw sprake van verbreding, gevolgd door een steeds sterker wordende roep om vernieuwing. Dat leidde weer tot een herschikking van gedachten en meningen. Voor sommigen betekende het echter ook onzekerheid. Zij voelden en voelen zich nog steeds gedrongen om vast te houden aan de beginselen waarmee ze opgevoed zijn, aan de ‘zekerheden’ van de jaren 70. Op zich is daar veel goeds in, maar toch bestaat ook het gevaar dat ze zich gaan beschouwen als de enige hoeders van het ware gereformeerde gedachtegoed. Alles moet dan aan de kant voor wie het ‘licht’ heeft gezien. Dat levert spanningen op en zorgt voor onrust zoals we die kennen vanuit bijvoorbeeld Kampen-Noord en Hardenberg, waar groepen zich hebben afgescheiden.” Komen we toch weer terug bij de scheuringen. In Kampen-Noord scheidde een groep zich af van de Eudokia gemeente. „Onnodig”, reageert Te Velde weer met één woord. „Het ging hier in hoofdzaak niet om kerkrechtelijke en religieuze verschillen, maar om onverenigbaarheid van karakters en stijl van kerk-zijn. Het is een onderdeel geworden van de ontwikkeling van de kerk als geheel. Net als in de economie is er in de kerk sprake van conjunctuur: een dal na de verworvenheden van de jaren 70, maar nu weer omhoog naar nieuw evenwicht.”


woensdag 11 november 2009

34

Station Kampen-Zuid, halte in de Hanzelijn in aanbouw. De stationsomgeving kan veel bedrijvigheid naar Kampen lokken.

Voor Zwolle Maar toch... voor het grote publiek blijft Zwolle Kam-

Zwolle Kampen Netwerkstad is niet een pen Netwerkstad (ZKN) toch ‘iets op zekere afstand’. sprankelend begrip dat de harten van de burgers sneller doet kloppen. Toch brengt de samenwerkingvorm veel tot stand, al gaat dat nooit vanzelf. „Je moet er wel wat voor doen.” De A28 loopt dwars door Zwolle. De bereikbaarheid van de regio en de zaken die spelen rond A28 en A50/N50 krijgen veel aandacht. foto Tom van Dijke

door Adri van Drielen

D

e tijd dat Zwolle Kampen Netwerkstad zelfs door veel gemeenteraadsleden als een ‘papieren tijger’ werd gezien, ligt al enkele jaren achter ons. Met dank aan de stimulerende en ondersteunende rol van de provincie Overijssel kreeg ‘iets zweverigs’ toch handen en voeten. De samenwerking ging meer leven, helemaal nadat in 2008 de lat hoger werd gelegd. Een netwerkstadvisie tot 2030 kreeg een ‘vertaling’ naar een meerjarig uitvoeringsprogramma. Om te beginnen voor de periode tot 2010. Daarin werden tien concrete plannen benoemd, de zogeheten ‘boegbeelden’.

Op zich is dat geen enkele probleem, vindt Jaap Hadders. Hij is programmamanager en secretaris van de regiegroep ZKN onder voorzitterschap van Zwolles burgemeester Henk Jan Meijer. De burger heeft daarbij nauwelijks zicht op hoe de samenwerking tussen de drie partijen organisatorisch in elkaar steekt. „Dat hoeft ook niet”, stelt Hadders. „Uiteindelijk telt alleen het resultaat.” De uitgangspositie van Zwolle en Kampen is sowieso prima. De economische en sociale positie is een sterke, met dank aan de gunstige geografische ligging. Deze wordt nog eens versterkt door de aanleg van de Hanzelijn. Inmiddels is met voorbeelden aan te tonen dat beide steden elkaar kunnen aanvullen en versterken, waardoor ze samen een (nog) sterkere positie innemen. En dat zonder dat de eigen identiteit in gevaar komt, een vrees die jaren terug met name in Kampen bestond. Besluiten, bijvoorbeeld over de ‘vertramming’ van het Kamperlijntje, zijn ook geen zaak voor het samenwerkingsverband, maar gewoon voor de provincie en de beide gemeenteraden. „Dat gebeurt dus gewoon op de plek waar het hoort”, stelt Hadders. „Maar aan de voorkant moet het wel goed voorbereid zijn.” Achter de schermen dient daarvoor zowel bestuurlijk als ambtelijk actie te worden ondernomen. „Zwolle Kampen Netwerkstad is geen zelfstandig instituut, geen gemeenschappelijke regeling, geen eigen organisatie met eigen bevoegdheden”, con-


35

Het is een van de boegbeelden van Zwolle Kampen Netwerkstad.

foto Sacha Wunderink

Kampen Netwerkstad telt alleen het resultaat stateert de programmamanager. „Dat is de kracht, maar gelijk ook de zwakte.” Veel komt ogenschijnlijk ‘vanzelf’ tot stand. „De burger vindt het allemaal logisch, mag dat ook ook vragen”, vindt Hadders. „Als iets voor elkaar is, is het altijd logisch. Terecht ook dat zaken op elkaar zijn afgestemd. Maar dingen gaan nooit vanzelf, ook niet in overheidsland. Je moet er wel wat voor doen.” ZKN is zo een middel, geen doel, concludeert Jaap Hadders. Het gaat om uitwerking van beleid. Bestuurders en hun ambtenaren staan midden in de uitvoering, volksvertegenwoordigers op enige afstand. Via jaarverslagen en werkplannen blijven ze op de hoogte. En natuurlijk via ‘rasta’s’, de bijeenkomsten voor beide gemeenteraden en provinciale staten, waar enkele keren per jaar alles bespreekbaar is en mogelijkheden bestaan kennis over te dragen. Bij de boegbeelden gaat het bijna altijd om zaken met een lange adem. De stationsomgevingen in beide steden bijvoorbeeld, waarbij Kampen een compleet nieuw station aan de Hanzelijn krijgt. Nog zo’n Kamper ‘langetermijnverhaal’ betreft de IJsseldelta-Zuid. Daarin worden vorderingen gemaakt, inclusief toezeggingen voor de financiering van de zijde van het rijk. Maar dan nog zijn aanleg van de bypass en het mede hierdoor ontstaan van nieuwe woningbouwlocaties (ook ten behoeve van de Zwolse woningbouwopgave) zaken die nog jaren op zich laten wachten. Wat dat aangaat is het ‘boegbeeld’ Vernieuwing Economie in uitvoering actueler. Mede op initiatief van andere part-

ners als de Kamer van Koophandel en hogeschool Windesheim worden bedrijven geholpen bij het inspelen op actuele vragen vanuit de markt. Hadders heeft het over het daarbij ‘in stelling brengen van andere organisaties die behulpzaam kunnen zijn.’ Logisch boegbeeld is de bereikbaarheid van deze regio en de zaken die spelen rond A28 en A50/N50. Veel energie wordt verder gestoken in het toeristische boegbeeld ‘Ontdek de IJsseldelta’. Een ander boegbeeld, dat helpt bij het goed kunnen ‘vermarkten’ van de beide Hanzesteden, is het stempel ‘Nationaal Landschap’ dat de Mastenbroekerpolder kreeg. Zwolle Kampen Netwerkstad kijkt ook beslist verder dan alleen het eigen grondgebied. Voorbeeld daarvan is kijken naar de gevolgen van de Hanzelijn op het gebied van economie, wonen en recreëren. Aan tafel schuiven dan ook Dronten, Lelystad en de provincie Flevoland aan. Hadders heeft het over ‘synergie organiseren’. „Je moet niet slim willen zijn en een ander de loef willen afsteken. Beter is het te kijken met wie je samen iets hebt en daar een gelegenheidscoalitie op aangaan. Niet hoogdravend, maar kijken naar wat je moet doen om samen tot een beter product te komen.” Nog zo’n ZKN-taak is het goed volgen van nieuwe ontwikkelingen. Voorbeeld daarvan is de omgevingsvisie van de provincie, waarin zaken als duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit aan bod komen. „We moeten ons afvragen wat dat voor ons zou kunnen betekenen”, stipt Hadders aan, om er direct op te laten volgen dat het programmabureau daarom bezig is de ‘agenda

2010-2015’ op te stellen. „Niet om compleet andere dingen te gaan doen. Er is al veel in gang gezet dat gewoon kan worden voortgezet. Maar juist om te kijken waar nieuwe mogelijkheden liggen om tot resultaat te komen.” Dat vooruit denken is ook belangrijk om ZKN een plek te geven in de programma-akkoorden op basis waarvan na de verkiezingen in maart de nieuwe colleges van B en W aan de slag gaan. Wat nu en in de komende jaren helpt is de rol van de provincie. Die neemt op veel terreinen het voortouw. Actueel is dat er van die kant meer geld voor cultuur beschikbaar komt, geeft Hadders aan. „Het hoeft natuurlijk niet, maar dat zijn ontwikkelingen die spelen en waar je een opstelling in kunt kiezen.” Hadders, zelf afkomstig van de provincie en uitgeleend aan het programmabureau van Zwolle Kampen Netwerkstad, benadrukt de rol van Overijssel. „In weinig andere stedelijke netwerken is de provincie zo nadrukkelijk aanwezig.” In het rijtje boegbeelden komt de naam Zuiderzeehaven al niet meer voor. Die natte Kamper tegenhanger van het droge regionale bedrijventerrein Hessenpoort op Zwols grondgebied is vrijwel gerealiseerd. Behalve de drie ZKN-partners speelt in de voor het havengebied gekozen constructie ook het bedrijfsleven een rol. „Het is dan wel geen boegbeeld, maar wel een perfect voorbeeld van samenwerking”, stelt Hadders. Het illustreert wel degelijk wat Zwolle Kampen Netwerkstad voor ogen staat. „Een beetje over de eigen grenzen heenkijken en het belang van het grotere geheel zien. En daarbij kun je toch ook het eigen belang overeind houden.”


37

De missing link van het spoor: de Hanzelijn Vijftig kilometer lang, slingert zich door vijf gemeenten en twee provincies. Duikt onder water door en spring over wegen alsof het niets is. De Hanzelijn. Staaltje van modern vernuft. En het laatste puzzelstukje van formaat in het Nederlandse spoorboekje. Maar al voor de treinen rijden is het uitkijken geblazen. „Pas op, landingsbaan van oeverzwaluwen.” door Gerald Meijer

De Hanzelijn in aanbouw ter hoogte van het nieuwe station Kampen-Zuid. Linksboven ligt Zwolle.

V

anuit zijn kantoor op het Kamper bedrijventerrein Zuiderzeehaven kan Joost Mulder van ProRail net niet de aanleg van de Hanzelijn volgen. Zuidwaarts van de Hanzestad duikt de Hanzelijn onder het Drontermeer door. En spoedt zich dan voorwaarts, richting Kampen. Net buiten het gezichtsveld van Mulder. De Hanzelijn is de ‘ontbrekende schakel’, het laatste forse puzzelstukje dat wordt gelegd in het vaderlandse spoornet. De treinverbinding wekt het doodlopende spoor bij Lelystad tot een leven: verbinding met Zwolle. Stopt tussen die twee plaatsen in Kampen en Dronten. Anders gezegd: de Randstad komt voor Kampen en Zwolle een stuk dichterbij - in reistijd. „Scheelt ongeveer een kwartier”, zegt Mulder. „Althans, zo leggen we dat uit. Maar het ligt er natuurlijk aan hoe NS het spoorboekje maakt. Kan best zijn dat ze vanwege de Hanzelijn het rooster gaan omgooien.” De reis Zwolle-Lelystad moet in een half uurtje voorbij zijn. Maar ProRail houdt zich daar niet mee bezig. Die is de grote baas van het Hanzelijnproject, de - bijna vijftig kilometer spoor die Lelystad en Zwolle aan elkaar knoopt en en passant Kampen en Dronten aan een snelle treinverbinding helpt. ProRail heeft hoofdaannemers aan het werk die het eigenlijke werk doen. Zand aanvoeren, wegen aanleggen, viaducten bouwen, tunnels graven. In zes jaar tijd wordt de spoorverbinding gelegd. December 2012 - misschien eerder - gaan de eerste passagiers aan boord van de Hanzelijntrein. Wie opstapt in Zwolle raast eerst richting Hattem. De nieuwe brug over de IJssel met de kenmerkende rode stalen brugdelen markeert de grensovergang met de Veluwe. Eindje verderop kiest de trein voor de sprong over de A28, terug Overijssel in. Via de weilanden, grotendeels parallel aan de N50, raast de trein naar Kampen. Daar maakt het spoor een bocht naar station Kampen-Zuid. Na Kam-

pen vervolgt het spoor zijn weg over de N50, verder in zuidwestelijke richting, naar het Drontermeer. Het spoor duikt op de grens van Overijssel en Flevoland onder het meer door. Om via Dronten naar Lelystad - en verder - richting Amsterdam te razen. Terwijl grote bouwprojecten regelmatig ‘last’ hebben van ‘de natuur’, weet de Hanzelijn ongestoord op te stomen naar zijn eindhalte: de oplevering. Hoewel, soms gaat het sein even op rood. Mulder: „Bij Lelystad, in de buurt van de A6, kwamen we erachter dat daar een beverburcht in de buurt was.” Kan een spoorlijnbouwer ook niet zomaar omheen. „We hebben er een bioloog bij gehaald. Die zei dat het kon.”

Hanzelijn in cijfers De cijfers die schuil gaan achter het project zijn duizelingwekkend. - 88 kunstwerken - 32.000 reizigers per dag - vijf treinen per uur per richting (twee intercity’s, twee snel- of stoptreinen, één goederentrein) - 14.000 in- en uitstappers per dag op Lelystad Centrum - 3.000 reizigers per dag via station Dronten - 2800 reizigers per dag station Kampen-Zuid. Perrons staan op acht meter hoogte. Tunnel Drontermeer: - 790 meter gesloten bak, twee keer 250 meter open toerit, faunapassage van 25 meter Aanleg Hanzelijn: - kosten: ruim een miljard euro - extra kosten: fietsbrug over de IJssel van 8,4 miljoen bypass en A50-aanpassingen van 40 miljoen www.destentor.nl/hanzelijn www.hanzelijn.nl www.hanzelijn-hattem.nl www.prorail.nl

foto De Jong Luchtfotografie

Volgende halte. „Bij Kampen en trouwens ook bij Lelystad hebben we oeverzwaluwen gehad.” Ook een beschermde diersoort. De dieren graven nesten in steile zandwanden. Ze broeden er maar drie weken en zijn dan weer weg. Maar als een aannemer net in die drie weken die bult zand nodig heeft, dan heeft-ie pech. „Maar we hadden geluk. We hadden de grond op dat moment niet nodig. De aannemers hebben de nesten met rood-wit lint gemarkeerd.” Lachend: „In Kampen hadden ze er een bordje bij gezet: pas op, landingsplaats van oeverzwaluwen.” De dieren lieten zich trouwens niet storen door het gebrul van de pk’s om hen heen. „Er zijn twee keer 164 betonwagens langs gereden. En nog heel veel ander bouwverkeer. De oeverzwaluwen vlogen er gewoon overheen. Je moet er niet te dichtbij komen, anders verstoor je ze wel.” Bij de IJsselsprong van Zwolle naar Hattem, in de uiterwaarden, broedt de beschermde kwartelkoning. Had de bouw van de Hanzelijn bijna dwarsgezeten. „Maar we hebben in de buurt mogen maaien voordat het broedseizoen begon.” De kwartelkoning kon op tijd elders een broedplek zoeken. Met nesten in de buurt had ProRail op eieren moeten lopen - of zelfs het werk stil moeten leggen. Bij het Drontermeer zorgde ‘de natuur’ ervoor dat de Hanzelijn ondergronds ging: het Vogeleiland vlakbij de passage herbergt bijzondere dieren. Prettige bijkomstigheid: een tunnel is ook prettig voor de scheepvaart. Vanuit de ‘natuurhoek’ klinkt weinig protest tegen de aanleg van de Hanzelijn. Mulder: „De bypass bij Kampen ontmoet meer weerstand.” Naast nieuwe natuur heeft de aanleg ook voor oude verrassingen gezorgd. Bij Hattem werden archeologische schatten aangetroffen tijdens voorbereidende Hanzelijnwerk. Het gebied bleek duizenden jaren eerder al bewoond dan tot nu toe werd aangenomen. De tijd dat een reis van vijftig kilometer dágen duurde.


39

De kracht van het water als toeristisch merk ‘Iets van Mondriaan’ zal een willekeurige passant wellicht denken als hij het beeldmerk ziet van de regio IJsseldelta. Maar de doelgroep waarvoor het gemaakt is weet precies waar alle gekleurde blokjes op slaan: in nautisch alfabet staat ‘IJsseldelta’ geschreven. Het gebied tussen Zwolle, Kampen en Zwartewaterland wil graag watersporters lokken.

door Sander Lindenburg

Alice Hulshof, aan de IJssel bij Kampen. Ze hoopt op draagvlak bij het verkopen van het ‘merk’ IJsseldelta. „We kunnen het op kantoor natuurlijk wel allemaal leuk bedenken, maar uiteindelijk moeten mensen het zelf doen”. foto Tom van Dijke

A

lice Hulshof verkoopt het gebied IJsseldelta. Zij is ‘merkleider’, zoals dat heet. Samen met haar collega’s zorgt zij er voor dat het beeld van de VVV moet worden bijgesteld. Het is in de loop der jaren veel meer geworden dan het alleen maar een foldertje over een balie overhandigen aan een toerist. Al vanaf 2006 wordt de ‘IJsseldelta’ als een product aan de man gebracht. Daarvoor worden allerlei activiteiten ondernomen, zoals recentelijk een televisieserie bij Net5, waarbij een gezin per boot deze omgeving verkent. IJsseldelta Marketing heeft aan het televisieprogramma meebetaald. Hoeveel geld wil Alice Hulshof niet zeggen. „We zijn een stichting, die alleen een jaarverslag uitbrengt, maar we geven verder geen inzage in onze financiën. Maar in totaal gaat het om tonnen voor het hele gebied en voor het hele jaar. Het blijft altijd vechten voor geld. En ik ben dan de spin in het web, de regisseur die meedenkt over waar het geld het best aan besteed kan worden”. De tv-serie op Net5, de zes wekelijkse afleveringen worden op dit moment herhaald, past precies in het beeld dat de toeristische organisatie van deze regio wil schetsen. „Het gebied is door de IJssel en het Zwarte Water en alle andere mogelijkheden een prachtig watersportgebied. We zijn natuurlijk geen Friesland, daar kunnen we niet tegen op boksen, maar als mensen daar naar toe onderweg zijn, dan kunnen ze deze regio prima aandoen. We richten ons daarom nu landelijk op de watersportrecreant. Daarvoor hebben we een watersport welkomstpakket ontwikkeld. Een tasje met een activiteitenkrant en kortingsbonnen. In een jaar tijd hebben we daar nu 15.000 exemplaren van uitgereikt in alle jachtha-

vens. Het doel van dat alles is om mensen het gebied in te laten trekken. Na 2010 gaan we ons ook op andere doelgroepen richten.” Hoe kan het meerdaags verblijf van toeristen worden gestimuleerd, is de centrale vraag waar de Merkleider samen met drie marketingmanagers zich voortdurend over buigt. Om een koers uit te zetten is in september 2008 een marketingplan gepresenteerd. Daarbij is door een extern bureau ook een eigen beeldmerk voor de regio bedacht. Het oogt fris en vrolijk en komt terug in al het materiaal dat geproduceerd wordt: van folders tot briefpapier. „We hebben een merkstrateeg in de arm genomen en die kwam het het idee om gebruik te maken van het nautisch alfabet. De watersporter zal dat direct herkennen, maar daarnaast komen ook alle kleuren van de gemeenten die wij vertegenwoordigen er in voor en symboliseert het (gemeente)wapens en historie en dat kleeft natuurlijk ook aan deze regio”. In het reclamemateriaal - zoals de IJsseldeltagids met een overzicht van alle activiteiten voor het hele jaar, die in februari huis-aan-huis verspreid werd - richt de organisatie zich vooral op de eigen bewoners. „We willen op die manier draagvlak krijgen en zorgen dat ze zich als ambassadeurs gaan gedragen”. IJsseldelta Marketing kan geen concrete cijfers produceren over hoeveel toeristen hier nu komen en tot welk aantal dat zou moeten groeien. „We willen binnenkort een nulmeting houden om in beeld te krijgen hoeveel mensen hier naar toe komen en waarom. Van daaruit kun je dan verder werken”. Op de vraag of een grote stad als Zwolle eigenlijk geen vreemde eend in de bijt is bij de promotie van

een verder landelijke plattelandsregio zegt Hulshof: „Zwolle is een echte evenementenstad en blijft daardoor veel bezoek trekken. Het is een stad die dynamiek heeft, hotels en voorzieningen. Door samen te werken met de omliggende regio wordt dit een aantrekkelijk geheel voor een meerdaags verblijf en kan er een kruisbestuiving plaatsvinden. En er is heus nog veel onbekendheid over de mogelijkheden die er zijn. Voor de Net5-serie ging een gezin uit Genemuiden bijvoorbeeld met een sloep door de grachten van Zwolle. Ze waren heel erg verbaasd: ze wisten niet dat het kon en dat het zo leuk was”. Alice Hulshof is blij dat er in het gebied zelf allerlei initiatieven opgezet worden door veelal ondernemers. „We kunnen het hier met een club op kantoor natuurlijk wel allemaal leuk bedenken, maar uiteindelijk moeten mensen het zelf doen”. Als prima voorbeeld noemt ze de ‘tour de Mastenbroek’ waarbij verschillende bedrijven samenwerken om voor meer dagen activiteiten te regelen voor vakantiegangers. Dat het gebied IJsseldelta nieuw (en dus nog vrij onbekend) is blijkt uit de cijferlijsten die landelijk jaarlijks gepubliceerd worden over bezoekersaantallen. Daarin staan de kust en de Veluwe vaak bovenin. „Kampen en Zwolle komen als steden wel in die lijsten voor, de regio nog niet. Daar zullen we aan moeten werken. We streven echter niet naar een top 3 notering. We willen hier geen massa-toerisme. Dat kunnen we niet bergen en je zou het ook niet moeten willen, want rust en ruimte is juist een van de dingen die we willen uitstralen. Uiteindelijk een top 15-notering zou al heel mooi zijn. We moeten kwaliteit boven kwantiteit stellen”.


woensdag 11 november 2009

40

Kunstenaars en journalisten, het verhaal van twee studentensteden De huidige student in Zwolle heeft er geen weet van; het naburige Kampen werd in de tachtiger jaren van de vorige eeuw bevolkt door honderden studenten van diverse opleidingen. Na een misschien wat stroeve start zorgden ze er voor een bruisend (cultureel) leven waar de Kampenaren een graantje van meepikten. Met lede ogen zagen ze dan ook de opleidingen met christelijke signatuur net zo snel weer gaan (naar Zwolle) als ze gekomen waren. Twee persoonlijke

Studenten in Kampen blokkeerden op 27 november 1987 de brug over de IJssel uit protest tegen het beleid

terugblikken op Kampen als studentenstad, van Herman Harder (directeur van het particuliere Walkate-archief in Kampen) en docent aan de School of Media van Hogeschool Windesheim, Jan Leferink.

door Ingrid Stijkel

E

rgens eind jaren zeventig liep Herman Harder als jonge kunststudent in schildersoverall en klompen een café in Brunnepe in Kampen binnen. Het geroezemoes aan de toog hield plotsklaps op. Wat onwennig nam hij een biertje. „Het werd me direct duidelijk dat ik daar niet echt welkom was. Ik ben er ook nooit meer geweest”, zegt de huidige directeur van het Frans Walkate Archief in Kampen. De hachelijke situatie is volgens Herman Harder wel een beetje tekenend voor hoe de verhoudingen tussen Kampenaren enerzijds en studenten anderzijds waren, in de periode dat de kunstacademie en daarna vele andere opleidingen met christelijke signatuur in de Hanzestad neerstreken. Studenten kenden de Kampenaren wel, van de beide theologische hogescholen. Maar dat ‘type’ student was toch een andere dan de vrijgevochten kunstenaars-in-de-dop. Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig. De CABK,

de Christelijke Academie voor de Beeldende Kunsten streek in Kampen neer, net als de CAJ (Christelijke Academie voor de Journalistiek (1981), de Sociale Academie en de Academie voor Expressie, Woord en Gebaar. De groei van het christelijk onderwijs op academisch niveau betekende in korte tijd een invasie van studenten, die pakweg tien jaar later even zo snel weer verdwenen naar de Campus van Hogeschool Windesheim in Zwolle. Alleen de kunstacademie bleef iets langer. De stad Kampen was aanvankelijk helemaal niet berekend op huisvesting van de studenten. Herman Harder kan zich nog goed herinneren hoe de eerste studenten van de CABK gewoon op de zolder van de academie, de voormalige Van Heutszkazerne, overnachtten. Die deed ook dienst als atelier. „Een rommeltje dat het er was... Het was voor ons ook echt een huis. We hadden een mok aan een haakje hangen met onze naam er op. De kantinejuffrouw vulde bij. Er heerste een ‘kraaksfeer’. Je hoefde niet bang te zijn dat de boel stuk ging.” De vader van een studiegenoot kocht een huisje in Brunnepe, waar Herman Harder ook kon wonen. De Eenvoudstraat heeft het geweten. „Na de ‘housewarming’ stonden alle fietsen in de straat - en dat waren er nog al wat omdat geen enkel huis een achterom had - ’s ochtends vroeg op z’n kop. Het douchen op zomerse dagen in de tuin met de tuinslang, bij gebrek aan beter, zal ons ook niet in dank zijn afgenomen,” gniffelt de archief-directeur. En toch, uiteindelijk werd de relatie zo goed dat de studenten voor het nieuwjaarsborreltje werden uitgenodigd. Zelfs de buurvrouw kwam in de zomer de plantjes water geven. Ze maakte er direct gebruik van om de ‘naakte beeldjes’ die de kunststudenten tijdens de les hadden geboetseerd, uit de

vensterbank te halen. „Daar keken de kinderen in de straat denk ik te veel naar.” Van een wat gebrouilleerde verhouding tussen studenten enerzijds en Kampenaren anderzijds was alleen in de beginjaren sprake. Die werd volgens Harder voor een belangrijk deel door de (kunst)studen-

Directeur Herman Harder van het Frans Walkate Archief in ventig de kunstacademie huisvestte.


41

Kampenaren moesten wennen aan studenten

K

van onderwijsminister Deetman. ten zelf veroorzaakt. Met een actie waarbij het standbeeld van Van Heutsz en de bunker aan de IJsselmuiderkant van de IJssel werd beschilderd, maakte je je niet populair. Hetzelfde gold voor een barricade op de oude IJsselbrug, als protest tegen het beleid van de toenmalige onderwijsminister

foto Freddy Schinkel

Deetman. Studenten veroorzaakten kraakacties en gooiden eieren van de toren.

En toch, de Kamper ondernemers zagen wel brood in die honderden studenten. Cafés schoten uit de grond. Er werd een filmclub opgericht. De stichting Studentenhuisvesting Kampen stroomlijnde vraag en aanbod op de kamermarkt die ontstond. Complexen als die aan de Marktgang werden omgevormd tot studentenstudio’s met eigen keukentje, douche en toilet. Studenten kregen in de Kamper samenleving hun eigen plek. Hoe het nu precies kwam dat Kampen de academische opleidingen naar Zwolle zag vertrekken, weet Harder niet. Zijn het de kosten van huisvesting geweest? „Ik denk dat de gemeente Zwolle het handig heeft gespeeld en dat het gemeentebestuur van Kampen wellicht niet adequaat heeft gehandeld”, zegt hij met enige aarzeling. Het verlies van de opleidingen betekende geenszins dat Kampen de stad werd van na de studenteninvasie. Een aantal studenten bleef er wonen en vond er werk, Harder is daar een voorbeeld van en ook Benjamin Koolstra, directeur van de Stadsgehoorzaal in Kampen. „Het studentenleven heeft het culturele leven in Kampen verrijkt”, vindt de archiefdirecteur. „De ‘upgrading’ van voorzieningen ging ook na de vertrek van de opleidingen door.” En daar plukt Kampen nog steeds de vruchten van. Harder is zelf de stad enorm gaan waarderen. Hoe kan het ook anders. Hij is beheerder van de privé-collectie van de SNS-bank over de stad Kampen. „Ik vind vooral de intimiteit van Kampen Kampen, bij de Van Heutszkazerne die vanaf eind jaren zeheel bijzonder. Het is een prettige stad om je kindefoto Tom van Dijke ren op te voeden. Het is veilig en overzichtelijk.”

ampen jaren tachtig. Journalistiek-studenten maakten onderdeel uit van de Kamper samenleving. Ze maakten er radio-uitzendingen voor de lokale omroep, maakten een krantje dat bij de plaatselijke boekhandel te verkrijgen was, en waren met docenten van de opleiding CAJ veelvuldig in de Kamper horeca te vinden. In Zwolle is er bar weinig van die gezellige studentencultuur overgebleven, oordeelt docent Jan Leferink aan Hogeschool Windesheim. „Tachtig procent van de studenten heeft nu niet eens een kamer in Zwolle. Ze kennen alleen de weg van het station naar de hogeschool en weer terug.” Leferink (63) stond als radio-docent aan de wieg van de Christelijke Academie voor de Journalistiek (CAJ), de voorloper van de huidige School of Media. Hij bewaart goede herinneringen aan de tijd dat de school in ‘de toren’ van de Van Heutszkazerne in Kampen met een handjevol studenten begon. „De Kampenaren moesten wel wennen aan de studenten. Alleen al vanwege de manier waarop ze erbij liepen. Toch raakten de journalistiekstudenten het meest geïntegreerd van alle andere opleidingen.” Vrij logisch, meent Leferink, omdat journalisten moeten integreren in de samenleving. „Tachtig procent van de studenten woonde in Kampen. Er bestond nog geen ov-jaarkaart en de kamers waren redelijk goedkoop. De helft van de bovenwoningen in de Oudestraat werd bij wijze van spreken bewoond door studenten.” Tijden zijn veranderd. Zeventig tot tachtig procent van de studenten aan de Hogeschool Windesheim reist nu met de trein tussen school en ouderlijk huis, schat de radio-docent in. Het heeft volgens Leferink met meerdere factoren te maken. De ov-jaarkaart vergemakkelijkt het reizen, de studiefinanciering is te laag om een goede kamer in Zwolle te kunnen bekostigen en de gemiddelde student is redelijk verwend en laat zich graag door paps en mams thuis in de watten leggen. Wat ook niet meewerkt is het zijns inziens lage aantal studentenkamers dat in de stad beschikbaar is. „Het hechte studentenleven keerde nooit weer terug.” Zwolle heeft weinig ondernomen om een heuse studentenstad te worden, meent Leferink ook. „Dat begint met goede huisvesting, maar ook door open te staan voor activiteiten.” Alleen een GRASweek mogelijk maken is in de ogen van de docent onvoldoende. Studentensociëteit Het Vliegend Paard zou er vooral zijn gekomen door toedoen van Windesheim. Speelt mee dat de locatie van de hogeschool ook nadelig is. Die is veel te ver van de Zwolse binnenstad. „We zitten hier op een eiland, aan de navelstreng van station naar Campus en weer terug.” Studenten zijn nooit in de Zwolse samenleving geïntegreerd zoals in Kampen is gebeurt, besluit de docent. Na bijna twintig jaar nadat de ‘school voor journalistiek’ in Zwolle neerstreek, moet dat nog groeien. Leferink ziet nu een kleine beweging terugwaarts naar Kampen; studenten die ontdekken dat het een leuke stad is om betaalbaar te wonen. Hijzelf is er na die leuke studententijd in de jaren tachtig nooit weer weggegaan.


43

De mooiste polder van heel Nederland De Mastenbroekerpolder tussen Zwolle en Kampen is een van de oudste polders van het land. En de mooiste, vinden de bewoners. Ze doen er alles aan om het landschappelijke en weidse karakter te behouden, maar ontwikkelen ook plannen voor toerisme. En voor behoud van de bedrijvigheid. „Het moet geen reservaat worden.”

door Ingrid Stijkel

Jan Wub, Gerrie Kok en Hendry van Ittersum(v.l.n.r.) in de polder Mastenbroek met op de achtergrond de oprukkende stad, Stadshagen. „Dat je zo ver kunt kijken is uniek”, prijst Wub de uitgestrektheid van het ‘groene hart’ van netwerkstad Zwolle-Kampen. foto Frans Paalman

W

ind, koeien en eindeloos veel weilanden vol sappig groen gras, legio weidevogels. De grote boerderijen die her en der staan, worden van de weg gescheiden door kanalen. Wie over de kaarsrechte wegen rijdt komt als vanzelf over kruispunten die de bewoners ’t Vosje, de Drie Bruggen en de Papekop noemen. De Mastenbroekerpolder is de mooiste polder van heel Nederland, menen ze. Het is het groene hart van de Netwerkstad Zwolle/Kampen en dat moet zo blijven. Een uurtje op stap met de jonge melkveehouder Hendry van Ittersum door de Mastenbroekerpolder betekent dat je ook letterlijk alle hoeken en gaten van de polder ziet. De tocht voert langs de kern Mastenbroek, richting de ‘randen’ van het uitgestrekte poldergebied; de Kamperzeedijk, IJsselmuiden en de Koekoekspolder, via Hattemerbroek langs Stadshagen en weer terug. Van Ittersum is enthousiast over zijn woonplek. Hij is er geboren en getogen en zet met liefde het boerenbedrijf voort dat zijn opa en oma er begin twintigste eeuw hebben opgezet. ’t Is de weidsheid van de polder die zo aantrekt, hadden Van Ittersum en andere bestuursleden van belangenclub Polderbelangen, Jan Wub en Gerrie Kok, even daarvoor nog aan de keukentafel in Van Ittersums boerderij uitgelegd. „Dat je zover kunt kijken, is uniek”, vond Wub. „Zo’n open polder heb je niet veel meer”, meende ook Kok. Bovendien is het historisch waardevolle grond. Het is een van de oudste polders van het land. Ook komen bij grondwerkzaamheden regelmatig stukken oerbos tevoorschijn. Het is er ook nog eens goed boeren. De grond is er goed voor de veehouderij en akkerbouw. Agrarërs in

de wijde omgeving weten dat. De enkele boerderij van in totaal een stuk of vijftig - die wel eens te koop staat, wordt doorgaans meteen verkocht. Wat daaraan meewerkt zijn de voor de polder zo karakteristieke rechte kavels. Geen koe hoeft hier de straat over om van het ene malse grasland naar het andere te gaan. Of, zoals Van Ittersum het zegt; „Je doet de deuren van de stal los en ze kunnen vrij uitlopen.” Door de grote kavels (gemiddeld veertig hectare) zijn de bedrijven stuk voor stuk ook zeer levensvatbaar. Boerenbedrijven zijn in de loop der tijd alleen opgeheven door de oprukkende stad. Polderbelangen is blij dat dit bijzondere gebied sinds enige tijd is uitgeroepen tot beschermde polder, zegt Hendry van Ittersum, terwijl hij de pastoriewoning in de kern Mastenbroek laat zien. De plaatselijke kerkgemeente (Nederlands Hervormd, elke zondag twee diensten) kan nog steeds een eigen predikant bekostigen. Bewoners komen er regelmatig samen in ‘Het Trefpunt’. Er staat zelfs nog een basisschool in de kern, die verder bestaat uit een aantal woonhuizen en een tweetal bedrijven (een houthandel en een mechanisatiebedrijf). Het is niet meer dan dat. De polder maakt intussen onderdeel uit van de Nationale IJsseldelta, en dat biedt voordelen, vervolgt de jonge veehouder. „We hebben nu een instrument in handen waarmee we kunnen zorgen dat ze met hun handen van dit gebied afblijven”, vertelde ook Jan Wub al in de boerderij van Van Ittersum. Die beschermingsdrang komt niet zomaar uit de lucht vallen. Van alle kanten werd - en soms ook nog ‘wordt’ - de polder in zijn voortbestaan bedreigd. De oprukkende stad en de uitbreidingsplannen van de glastuinbouw in de Koekoekspolder blijven onderwerpen die de vinger aan de pols vereisen.

De ‘beschermde’ status heeft wel een keerzijde. De polder zal zich in toeristisch opzicht moeten profileren. Als er geen massatoerisme ontstaat, vinden de polderbewoners het prima. „Wij begrijpen best dat mensen van de polder willen genieten, maar het hoeft niet met toeters en bellen”, vond Gerrie Kok. „De boeren moeten geen attractie worden”, zegt Van Ittersum later in de auto. Links en rechts glijden boerderijen voorbij. Niet alle zijn veehouderijen. Er worden ook scharrelkippen, paarden, schapen, mestkalveren en varkens gehouden. „Mensen moeten niet denken dat we met een boerenzakdoek om en klompen aan voor ze het land op gaan. We moeten gewoon ons werk kunnen doen.” Maar Hendry van Ittersum ziet ook kansen. Na de kennismakingstocht door de polder laat hij op de boerderij de plek zien waar hij een theehuis wil bouwen. Koffie, thee en streekproducten wil hij er met zijn vrouw verkopen. Diverse plannen zijn al uitgevoerd, zoals de aanleg van kanoroutes en het verfraaien van de boerenerven. Ook het succes van de Mastenbroeker parfum wordt weer opgepakt. Het is zelfs in de Bijenkorf in Amsterdam verkocht, sterker nog, via Amerikaanse websites werd ooit het geurtje aangeboden voor meer dan honderd dollar. Het lijken kleine plannen, maar ze helpen wel mee aan de bekendheid van de polder. Van Ittersum en de andere polderbewoners zijn ervan overtuigd dat ze samen de garantie kunnen bieden dat het Nationaal Landschap tot in de eeuwigheid voort blijft bestaan. „Maar we moeten voorkomen dat het een reservaat wordt”, klonk het al eensgezind. „De mogelijkheid om onze bedrijven voort te kunnen zetten, moet blijven.”


woensdag 11 november 2009

44

Varend verleden heeft grote toekomst Het tafelzilver van de IJsseldelta, worden de historische schepen wel genoemd die kleur geven aan de geschiedenis van Kampen en Zwolle. Nauwe samenwerking, ook met andere buurgemeenten, is nodig om het maritieme erfgoed te behouden. „Is er een evenement in Zwolle, dan hoort Kampen acte de présence te geven en vice versa.”

door Arjan Bosch

Rob van Hasselt op de KP41. Op de achtergrond de Kamper Kogge, uithangbord van varend Kampen.

Z

wolle en Kampen, ze hebben beide een eigen maritieme historie, een geschiedenis gevuld met scheepvaart. Het boek is vergelijkbaar qua dikte, maar kent door de eeuwen heen meerdere verhaallijnen. Het Rodetorenplein in Zwolle, eeuwen geleden het toppunt van drukte, handel en nijverheid. Schepen voeren af en aan, goederen gingen in en uit. Aan de andere kant de havens in Hanzestad Kampen, waar de middeleeuwse koopvaardijschepen een belangrijke schakel in de handel richting het noorden van Europa vormden. Met de jaren liep de scheepvaart en daarmee het belang van de houten pronkstukken die al varend grote afstanden aflegden terug. En als de huidige gemeentebesturen de handen niet ineen slaan, zich samen sterk maken voor het behoud van het stukje markante geschiedenis, dan wordt het water rimpelloos en verandert het varend erfgoed van levendige tot dode bonken hout aan de waterkant. De eerste opzet tot een Platform Maritiem Erfgoed IJsseldelta, dat beide gemeenten in samenwerking met buur Zwartewaterland in gang hebben gezet, levert tal van interessante punten op die het stukje voor anker liggende geschiedenis moeten kunnen behouden. Althans, dat is de mening van projectontwikkelaar Robbert van Hasselt, die druk bezig is met een inventarisatie van de historische botters, punters en koggen die her en der in beide gemeenten langs de kades liggen. „Kijk, dit is zo’n prachtwerkje van de Stichting tot behoud van Kamper Botters”, vertelt Van Hasselt, leunend op de KP41 die in de Buitenhaven zijn thuis heeft. „En even verderop bij de Koggewerf wordt er hard gewerkt aan de restauratie van een historische pluut, een oud visserschip. Het is het maritieme erfgoed dat een stad extra kleur geeft en voor buitenstaanders een reden kan zijn om wel of juist geen bezoek aan je gemeente te brengen. We noemen de vaartuigen niet voor niets het tafelzilver van de IJsseldelta.

Het onderhouden van botters en koggen kost geld, maar vaak wordt vergeten dat je de baten eenvoudig omhoog kunt brengen. Dat is een van de uitgangspunten van het opgerichte platform, het rendabel maken van de historische scheepvaart in de huidige tijd.” Het mobiele karakter van de boten, de per gemeente verschillende ligplaatstarieven en de toegankelijkheid tot een haven zijn de hobbels waarmee de vrijwilligers kampen die het erfgoed levend houden. Overleg tussen gemeentebesturen, botterstichtingen en organisatoren van maritieme evenementen in de wijde regio moet binnen enkele jaren een structureel karakter krijgen. „Is er een evenement in Kampen, dan hoort Zwolle acte de présence te geven en vice versa”, meent Van Hasselt. „Ook voor historische rondvaartboten valt er door betere samenwerking en een nauwere afstemming tussen verschillende gemeenten veel te winnen.” De aanleg van een museumhaven in de provinciehoofdstad zou het behoud en de promotie van het varend erfgoed ten goede komen. „Denk daarbij aan de Thorbeckegracht in Zwolle, in de zeventiende eeuw een echte haven. Lukt het om daar een stuk of twintig historische schepen permanent een plekje te geven dan verhoogt dat de belevingswaarde van je stad. Het kost eerst een paar centen, maar na verloop van de tijd verdien je als gemeente de inleg weer terug. Huizen worden meer waard, je ontvangt daardoor weer meer belasting. Daarnaast zorgt reuring in de stad voor een toeristische impuls.” Om ook de stad Kampen meer binding met haar maritieme verleden te geven, denkt Van Hasselt aan het in zijn ogen dure doortrekken van de waterverbinding tussen de IJssel en de binnenstad. „Maar ook in Kampen kun je meer en meer een museumhaven creëren. Als je nu een blik op de Buitenhaven werpt

foto Sacha Wunderink

dan is de helft gevuld met historische vaartuigen, de rest met pleziervaart. Die verhouding zou in het voordeel van de eerste groep bijgesteld kunnen worden.” Leuke plannen, maar financieel het hoofd boven water houden wordt voor de vrijwilligers van onder meer stichting De Kamper Kogge moeilijker en moeilijker. Het bestuur schakelde onlangs een groep studenten in om een beter exploitatieplan voor de replica van de Hanzekogge uit de zeventiende eeuw te schrijven. „In Nederland is er een duidelijke regelgeving rondom subsidies voor monumentale panden. Voor historische schepen bestaat die echte erkenning niet, waardoor verenigingen en stichtingen veel eerder zelf hun boontjes moeten doppen. Ik kan me goed voorstellen dat dat frustraties oplevert. In Overijssel is onlangs het ruim honderd jaar oude casco van een Hasselteraak verkocht om in Rusland haar leven als motorboot te gaan slijten. Door als gemeenten meer samen te werken en een duidelijke afstemming te maken wat betreft subsidies en ligplaatsenbeleid moeten zulke voorvallen in de toekomst voorkomen kunnen worden.” Een replica van het Zwolsch Beurtschip B71, dat in de zeventiende eeuw pendelde tussen Zwolle en Amsterdam, moet, net als de Kamper Kogge, de eer van de stad ook buiten de gemeentegrenzen verdedigen. De stichting Historisch Maritiem Zwolle is hard op weg om de bouw, gedeeltelijk in Kampen, in gang te zetten. „Het zou prachtig zijn als je in de loop der jaren één grote vloot in Noordwest-Overijssel hebt, onder aanvoering van de Kamper Kogge, het Zwolsch Beurtschip, de botter ZS 13 vanuit Zwartsluis en wellicht het maritieme erfgoed van Steenwijkerland. Dat de samenwerking tussen Kampen en Zwolle steeds bredere vormen aan gaat nemen en nu uitmondt in een heus platform is een flinke impuls. De generatie van nu heeft daar profijt van, maar via scheepvaarthistorie geeft je ook het nageslacht binding en gevoel met deze prachtig regio.”


45

Soppen in blubber of hobbelen over heide

Wie in Zwolle woonde had vroeger in Kampen niet veel te zoeken, oorlogshandelingen buiten beschouwing gelaten. Het was namelijk een akelig eind reizen.

door Michael Amsman

Een gefantaseerde reproductie van het kasteel te Voorst, dat reizigers tussen Kampen en Zwolle in vroeger eeuwen niet konden missen.

E

en stief kwartiertje rijden en je bent vanuit Zwolle in Kampen. Via de Zwolseweg - al wordt die route ontmoedigd door de bewegwijzering, waarop de naam Kampen ontbreekt - of via de N50. Andersom gaat het net zo snel. Dat was wel eens anders. In een bewaard gebleven geschrift uit 1819 beschrijft een zekere J. Hogendorp zijn reis van Kampen naar Zwolle als volgt: „Er loopen twee wegen van hier naar Zwolle, de een geheel door de klei, doch te klein voor een gepakt rijtuig met vier paarden. Ik reed dus den anderen, over den Konijnenberg, eerst door lage weilanden, dan heide, wederom weiland, en eindelijk open veld... Ofschoon de heide hier meestal bedwongen en vruchtbaar gemaakt is, ontmoet men nogtans nog enkele duintjes. Dan ook deze ontsnappen niet aan den geest van ontginning, dien ik overal aantrof, en men ziet dat de zandhoop sedert kort kleiner is geworden en nog gedurig wordt.” Heidevelden, woeste gronden, rivierduinen... Kom daar nu nog eens om. Ach: misschien praten we over honderd jaar, als Kampen en Zwolle aaneen gegroeid zijn, nog met weemoed over 2009, toen tussen beide steden nog echte weilanden lagen. Hoe lang deed Hogendorp over de reis? We weten dat bij Westenholte een bordje stond met de mel-

ding dat Kampen twee uur gaans was, maar tussen Westenholte en de stadsmuren van Zwolle liep ook bepaald geen vierbaans asfaltweg. Drie uur, kunnen we veronderstellen, was een koopman of een leger al gauw onderweg tussen de twee steden. Dat werd beter toen in 1836 de wegverbinding tussen Zwolle en Kampen werd verhard. De provincie Overijssel liet puin en grind storten over 12.000 ellen. Een flinke klus, want een el mat 69,4 centimeter, maar het reizen werd aanzienlijk gerieflijker, nu de zandpaden bij regen niet meer in een modderpoel veranderden.

Zelfs in Lübeck liep de spanning op De ruzies tussen Zwolle en Kampen werden niet alleen op de gezamenlijke verbindingswegen uitgevochten. Zelfs in Lübeck liepen de spanningen hoog op, toen Zwolle en Kampen in 1530 aanschoven bij de jaarlijkse Hanzevergadering. De Zwolse afgezant zag dat zijn collega uit Kampen bij de zetelverdeling een prominentere plaats had gekregen en ontstak in toorn. Zwolle duldt enkel Nijmegen, Deventer en Zutphen voor zich, brieste Zwollenaar Herman Bitter; Kampen sloot zich pas later bij het verbond aan en diende dus een toontje lager te zingen. Het Hanzebestuur besloot dat Zwolle een paar plaatsen op mocht schuiven, waarop de vertegenwoordiger uit Kampen op zijn beurt aan een tirade begon. Tevergeefs.

Illustratie HCO

Toen de route van Zwolle naar Kampen werd verhard had die allang geen militaire functie meer. Dat was de eeuwen daarvoor wel anders. De naburige steden gunden elkander het licht in de ogen niet; talloos zijn de vechtpartijen, schotenwisselingen en pesterijen. Toch werd er ook wel eens zij aan zij opgetrokken, zoals tegen de heren van Voorst, die vanuit hun kasteel langs de weg tussen Zwolle en Kampen de omgeving terroriseerden. In 1324 hadden ze Zwolle al eens in brand gestoken (slechts negen huizen overleefden het inferno), in 1361 deden ze dat nog eens dunnetjes over. Dat werd de regenten van Zwolle te gortig. Samen met Kampen, Deventer en bisschop Jan van Arkel werd een legermacht opgebouwd die het kasteel belegerde. Na vijftien weken hesen de roofridders de witte vlag. Niet omdat hun kasteel was verwoest, maar omdat de belegeraars rottende kadavers over de muren hadden geslingerd, waardoor het water uit de waterput niet meer te drinken was. Het kasteel werd tot de grond toe afgebroken. De stenen werden gebruikt voor de bouw van Kasteel Werkeren, dat ook al is verdwenen, een zware slotdeur kreeg een plekje in het Kamper gemeentehuis. Daar is het nog altijd te zien, als relict uit de tijd dat Zwolle en Kampen zelf legers op de been wisten te brengen, al dan niet tegen elkaar.


47

De onzichtbare stad van de popmuziek Zwolle heeft Herman Brood en Opgezwolle, Kampen La Lupa en The Jeremy’s. Dwarsverbanden tussen beide steden liggen ook in Cuby and the Blizzards en Miss Montreal. Een speurtocht langs oude en nieuw helden in de popmuziek. door Alwin Kuiken

M

wond, daar is zelfs geen pleister op geplakt. Ik begrijp niet hoe de gemeente dat heeft kunnen laten gebeuren. De beide scholen brachten enorm veel talent naar de stad. Denk aan de rammelpop van The Bronstgieters, de funkrock van Chain of Fools en mensen als Adriaan Stam en Gooswijn van Rees. Die smaakmakers zijn uit het straatbeeld verdwenen. Dat is doodzonde.” Sanne, nog steeds met krakerige stem: „Volgens mij gebeurt te in Kampen helemaal niets. Nee, wacht. Er is één jongen, Fokko Mellema (ex-Jeremy’s red.) die goed bezig is. Samen met Daniël Lohues van Skik doet hij Want Want. Dat heeft wel potentie.” Ronnie Popkema (37), de voormalig bandgenoot van Mellema noemt het ‘heel aardig’, maar ‘beperkt’ vanwege de Nederlandstalige nummers. Popkema komt uit Zwolle, maar heeft zijn hart verpacht aan Kampen. „Als je in Zwolle een gitaar kunt vasthouden en je schrijft je in bij het Popfront, dan heb je het zogenaamd gemaakt. In Kampen waar oefenruimte veel schaarser is, maakt iedereen er optimaal gebruik van. Zwolle is meer een cultuur van barhangen.” De voormalige drummer van The Jeremy’s verruilde daarom Sanne Hans van Miss Montreal. foto Tom van Dijke in 2003 de ruimte van het Zwolse popfront (naast Hedon) voor die van de Vereniging Popbelang bij jongerencentrum ’t Ukien in Kampen. Met metalbands als Dead Head en the Monolith La Faille, die de laatste anderhalf jaar met Cuby nog Deathcult kent Kampen wel een geheel eigen muziektraditie. „Kampen is van oudsher nogal conserva- twee keer in een uitverkocht Hedon stond, wil de Zwollenaren niet lui noemen. „Er zijn legio goede tief”, zegt Geert Leurink (38), Kampenaar van gebands uit Zwolle voortgekomen. Denk aan Bertolf, boorte. Met La Lupa won hij in 1990 de Grote Prijs van Nederland, de grootste en langstlopende muziek- maar ook aan een band als Cool Genius. En wat dacht je van de hiphop? Normaal zie je dat alleen in competitie van Nederland. Samen met Serge Bredesteden waar veel donkere mensen wonen. Dat het wold (ex-Lupa) en Rick Mensink (Blaas of Glory) hier zo groot is, is toch fantastisch? Opgezwolle was wordt er nu gewerkt aan soul/funkband The Real bovendien niet cheap. Hun teksten gingen ergens Centimeters. „Misschien probeert de jeugd in Kamover. Een tijdje terug speelden ze in Hedon. Ging ik pen zich net iets heftiger af te zetten dan in Zwolle.” Over de toekomst van de popmuziek van zijn geboor- met mijn zoon Rogér van 17 naar toe. Helemaal te testad is Leurink somber gestemd. „Als ik over straat gek vond ik dat.” loop, denk ik soms: ‘Waar zijn alle flamboyante twin- De vermenging van beide Hanzesteden, is volgens ex-Opgezwolle Ricardo McDougal (31) van alle tijtigers gebleven?’” Het vertrek van zowel de school den. „Als wij een optreden in Hedon hadden, kwavoor de Journalistiek (1986) als de Kunstacademie CABK (2004) naar Zwolle heeft volgens Leurink een men al onze fans uit Kampen met het Kamperlijntje. Stonden we in ’t Ukien, dan kwam Zwolle langs. Uitopen wond in zijn stad achtergelaten. eindelijk scheelt het maar een kwartiertje.” „Kampen is echt ontredderd achtergebleven. Die

et wie? Momentje. Maandag is mijn brakdag.” Het is maandagmiddag rond twaalven als Sanne Hans (25) met krakende stem de telefoon opneemt. De van oorsprong Dedemsvaartse noemt Zwolle haar ‘thuis’. Ze woont er sinds de zomer, maar werd ontdekt in Kampen als Miss Montreal, de band waarmee ze sinds haar optreden in een Slankie kaasreclame furore maakte. „Toevallig hè? Astrid, de baas van Giel Beelen zag me daar en zei meteen: ‘Hier moeten we iets mee’.” Het gevolg: de hele zomer ‘just a flirt’ op de radio, een tourschema dat haar het predikaat ‘meest optredende band van Nederland’ bezorgde en starende gezichten in stamkroeg de Singel. „Ja, Sanne Hans, die ken ik wel”, zegt naamgenoot Hans la Faille (63), samen met Helmig van der Vegt het Zwolse gezicht van Cuby and the Blizzards. „Ik kwam haar van de zomer met haar oude band Ysis tegen op de Verhalenboot. Het was leuk met die grietjes. ‘Kom, ga je mee de stad in. Gaan we zuipen’, zei ze.” Boven zijn bureau in een appartementencomplex in Stadshagen hang een metersgrote tekening van jeugdvriend Herman Brood. „Een zeefdruk”, zegt la Faille. Samen met Brood speelde de geboren Zwollenaar van 1966 tot 1971 in Cuby and the Blizzards, zelf haakte hij weer aan toen de band in 1995 een doorstart maakte. Van der Vegt, die andere Zwollenaar in Nederlands bekendste bluesband, volgde Brood op toen die vanwege overmatig drugsgebruik uit de band werd gezet. La Faille woelt met één hand door zijn stoppelbaard. Zijn ogen dwalen af naar de tijd van zaal Suisse, de poptempel van de jaren zestig, naar de tijd dat ze oefenden in de kantine van (vader) Joop Broods staalbedrijf in de Pierik en naar de tijd dat ze Herman Deinum (63) uit Kampen naar Blues Dimension, de voorloper van Cuby, haalden. Het begin van een groots avontuur. „Hij werkte in een houtfabriek in Kampen toen we hem kwamen halen. Ik vergeet het nooit. Hij had een ribfluwelen jasje aan, sloeg het zaagsel er af en zei: ‘Tot nooit weer ziens.’ Herman heeft nooit weer een voet gezet in die fabriek. We kwamen er vorige week toevallig achter dat we precies 43 jaar samen spelen.” Deinum is één van de ontelbare schakels die de popgeschiedenis van Zwolle en Kampen met elkaar verbinden. Wie zich een weg baant langs oude en nieuwe helden leert al snel dat Zwolle en Kampen samen een onzichtbare stad vormen, waar bands komen en gaan en waar de eerste zonnestralen pas over de IJssel schijnen als de laatste noot geHerman Brood met papegaai Johannes, op een terrasje aan de Plantage in Kampen. speeld is.

foto Freddy Schinkel


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.