JA ARGANG 41, NR 10 / DECEMBER 2011, PRIJS € 6,-
OPINIE EN ONDERZOEK VOOR DE SCHOOLPRAKTIJK
God in de klas
De favoriete leraar van... Thom de Graaf
Special
Onderwijstijdverlenging
GELOOF BACK TO BASIC INHOUD
HET BESTE ONDERZOEK VAN 2011
REPORTAGE
8
16 Geloof in de klas
INTERVIEW 8 Hoogleraar Kind en Media Patti Valkenburg
COLUMN
30 Kees Broekhof: werken aan schooltaal 39 Onderzoek kort: Life Time Achievement Award voor Jan de Lange Adhd door verkeerde voeding Etnisch mengen heeft nut
RUBRIEKEN
6 Ingezonden brieven
1 2 D to know 23 Praktijknieuws: Leerlingen met gehoorproblemen Challenge Day 25 Vakidioot: docent metaaltechniek 26 Historische foto: echte kaarsjes! 46 Boeken 5 x gratis: Schoolslag! 48 D to go 49 Agenda 50 Colofon en Volgende Maand Illustratie cover: Vijselaar en Sixma
Haar onderzoeksgroep (kinderen, adolescenten en de media) is wereldwijd de grootste in zijn soort. Valkenburg won de hoogste wetenschappelijke onderscheiding in Nederland. Een gesprek over seks, internet en kinderen.
28
Back to basic
34
Het beste onderzoek van 2011
1 1 J o Kloprogge: Centjes maken met kennis 38 Frank Jongbloed: Nanda Nekhaar
ONDERZOEK
Patti Valkenburg
44
Monique Turkenburg onderzocht wat scholen, ouders en bestuurders vinden van de huidige nadruk op taal en rekenen. Met name in het voortgezet onderwijs blijken docenten de noodzaak niet zo te voelen.
Jo Kloprogge selecteerde enkele van de meest interessante onderzoeken van 2011: over de kwaliteit van leerkrachten, het toekomstbeeld van vmbo-leerlingen en opbrengstgericht werken.
Thom de Graaf Koen van der Sterre bracht de nieuwe voorzitter van de HBO-raad liefde voor geschiedenis bij. ‘Dat zijn dus de dingen die je je later herinnert’, zegt oudminister Thom de Graaf nu.
Lezersonderzoek
Wij willen graag weten wat u van Didactief vindt. Welke rubriek leest u het liefst? Wat mist u en waar ergert u zich aan? Vul de enquête in op didactiefonline.nl en win een boekenbon van 25 euro.
Gratis: Schoolslag
Lees de recensie op pagina 47 van Schoolslag, een satire op het schoolleven van Joseph Pearce. En win een van de 5 gratis exemplaren die wij verloten! U hoeft ons alleen maar een mailtje te sturen.
4
december 2011
AAP 16
NOOT
KERK
Geloof in de klas Nederland ontkerkelijkt massaal. Toch is een nieuwe school vaak een confessionele school. Belangrijkste reden om een kruis boven het schoolbord te hangen is artikel 23 van de grondwet en de interpretatie die daaraan gegeven wordt. Geloof levert overheidsgeld op om een school te stichten. Niet erkende geloven en pedagogische idealisten hebben meestal het nakijken.
JAARGANG
OPINIE EN ONDERZ
OEK VOOR DE SCHOOL
41, NR10 / DECEMBER
2011
PRAKTIJK
Special Meer les, minder op straat
Onderwijstijdverlenging: wat betekent het voor je school? Scholen komen tot leven in de stille uren met subsidie van het ministerie van Onderwijs. Van Groningen tot Maastricht profiteren kinderen van extra les: vaak is het taal en rekenen, soms gaan ze op stap met de klas. Lees wat dat voor hen en voor hun leerkrachten betekent.
Chillen op school
Meer les, minder op straat
december 2011
5
ONDERZOEK ONDERZOEK
Als leerlingen niet begrijpen wat u zegt Voor de leerkracht is het gewoon Nederlands, voor leerlingen is het soms een vreemde taal. Schooltaal kan een struikelblok zijn voor begrip in de zaakvakken. Gelukkig zijn er manieren om kinderen in te wijden in schooltaal.
‘Noem twee argumenten tegen gemengd onderwijs.’ Dat klinkt als een heldere opdracht. Maar voor een leerling die het woord ‘argument’ of ‘gemengd’ niet kent, is deze opdracht niet te maken, ook al zou hij voldoende argumenten paraat hebben. ‘Argument’ en ‘gemengd’ zijn voorbeelden van wat in de vakliteratuur schooltaal genoemd wordt. Het zijn woorden die leerlingen in de dagelijkse omgang niet of nauwelijks tegenkomen, laat staan gebruiken. Deze woorden komen vaak voor in schoolteksten bij de zaakvakken. Maar omdat ze niet met de vakinhoud te maken hebben, besteden leerkrachten er vaak geen aandacht aan. Andere voorbeelden zijn: ‘het onderscheid’, ‘respectievelijk’, ‘tot stand komen’, ‘vaststellen’ of ‘voldoen aan’. In deze schooltaal is instructie nodig, zodat leerlingen in de klas teksten, opdrachten en uitleg begrijpen. Posterproject In methoden is doorgaans weinig aandacht voor schooltaal. De leerkracht kan er dus niet op rekenen dat schooltaal ‘vanzelf wel aan bod komt’. Om toch te werken aan schooltaal in de klas kan de leerkracht twee dingen doen: speciaal ontwikkeld materiaal gebruiken of zelf schooltaalwoorden behandelen in de taal-, reken- en zaakvaklessen. Overigens is er nog niet heel veel specifiek materiaal. De enige methode voor schooltaal op de basisschool op dit moment is het Posterproject voor groep 5 tot en met 8, uitgegeven door de CED-groep. Dit project maakt gebruik van posters met vijf of zes schooltaalwoorden, met een definitie en twee voorbeeldzinnen. Zo wordt bij het woord ‘aanvankelijk’ als definitie gegeven: ‘in het begin’.
30
november 2011 december 2011
Een voorbeeldzin hierbij luidt: ‘Het rekenboek was aanvankelijk erg makkelijk, maar later werden de sommen moeilijker.’ Iedere week komt er een nieuwe poster in de klas, zodat jaarlijks tussen de 150 en 180 schooltaalwoorden de revue passeren. De woorden worden klassikaal behandeld en de leerlingen maken oefeningen in een speciaal werkboekje. Het Posterproject biedt ook materiaal voor het eerste jaar van het voortgezet onderwijs. Leerkrachten kunnen er ook voor kiezen om zelf schooltaalwoorden te selecteren uit teksten die in de klas behandeld worden. Voordeel daarvan is dat er direct een goede context voor de woorden aanwezig is, waardoor leerlingen de nieuwe woorden makkelijker verbinden met woorden en kennis waarover zij al beschikken. De
tekst Kees Broekhof & Susan de Swart beeld Shutterstock
woordenlijst van Het Posterproject kan bij de selectie van woorden als leidraad worden gebruikt (als pdf te downloaden via CED-groep.nl). Woordfabriek Een probleem met het leren van nieuwe, abstracte woorden die je buiten de klas weinig tegenkomt, is dat leerlingen de woorden snel vergeten of dat hun woordkennis oppervlakkig blijft. Dit probleem wordt aangepakt door het programma Word Generation (ontwikkeld door Harvard University), dat mikt op diepe kennis en een actieve beheersing van schooltaalwoorden. Het programma biedt elke week vijf schooltaalwoorden rond een maatschappelijk onderwerp, zoals de opwarming van de aarde of klonen. De woorden komen gedurende de week in verschillende lessen en op verschillende manieren aan bod en door die wisselende contexten leren leerlingen verschillende betekenisnuances van de woorden kennen. De eerste evaluaties van Word Generation zijn positief en het programma is nog steeds volop in ontwikkeling op scholen rond Boston. Onderzoeksbureau Sardes heeft deze aanpak vertaald naar de Nederlandse situatie onder de titel De Woordfabriek. Bij verschillende thema’s zijn lessenseries ontworpen, met per thema niet vijf, maar tien woorden om aan te leren. Bij het thema ‘Nieuws: leuk of serieus?’ zijn dat bijvoorbeeld de woorden ‘demonstreren’, ‘selecteren’, ‘de invloed’, ‘veroordelen’, ‘het standpunt’, ‘zelden’, ‘uitsluitend’, ‘dergelijk’, ‘neutraal’ en ‘het individu’. Hieromheen lezen leerlingen een tekst, voeren ze een debat en maken ze een informatieverwerkings-, reken- en schrijfopdracht. Sardes heeft drie lessenseries (Nieuws, Dierproeven, Robots) laten uitvoeren door drie basisscholen in groep 7 en 8. De leerlingen kregen vooraf en na afloop een toets om hun passieve kennis van de dertig geselecteerde woorden te meten. Driekwart van de in totaal 104 leerlingen scoorde hoger op de natoets. De gemiddelde vooruitgang die de leerlingen
hadden geboekt liep op tot veertig procent. Overigens lagen de scores op de begintoets aan de hoge kant, wat erop duidt dat de woordselectie voor deze groep op een te laag niveau lag. De betrokken leerkrachten waren positief. Ze vonden dat de woorden goed werden ingeslepen, doordat ze gedurende de week terugkeerden in verschillende vormen en contexten. Door de verschillende werkvormen leerden de leerlingen bovendien meer dan alleen nieuwe woorden. Zoals leerkracht Janske Hogewoning vertelt: ‘Tijdens een debat leren de kinderen ook om zich goed uit te drukken en om zich in te leven in andermans standpunt.’ Het materiaal van De Woordfabriek is met succes gebruikt in de zomerschool van Utrecht. Sardes ontwikkelt momenteel nieuwe lessenseries en gaat samen met de universiteiten van Utrecht en Harvard een grootschaliger evaluatieonderzoek uitvoeren. Leerkrachten die zelf alvast wat lessen willen uitproberen kunnen het thema ‘Nieuws: leuk of serieus’ en de handleiding erbij downloaden van de Sardes-website. ■
Schooltaal komt niet vanzelf aan bod
Kees Broekhof is taalkundige en werkt bij Sardes. Susan de Swart was als stagiair bij Sardes betrokken bij het onderzoek naar De Woordfabriek.
Aan de slag met schooltaal Voor wie zelf aan de slag wil met schooltaalwoorden in de klas zijn hier enkele praktische tips: • selecteer per tekst maximaal 2 schooltaalwoorden • schrijf de woorden op het bord • leg de woorden kort en krachtig uit, met sterke voorbeelden • benoem ook andere vormen van het woord: naast ‘onderzoek’ ook ‘onderzoeken’ en ‘de onderzoeker’ • laat enkele leerlingen andere voorbeelden geven waarin het woord gebruikt wordt • laat de leerlingen de woorden en hun betekenis opschrijven, eventueel met een voorbeeldzin • leg voor jezelf vast welke woorden je hebt behandeld • kom geregeld op deze woorden terug
november 2011 december 2011
3131
ONDERZOEK ONDERZOEK
34
december 2011
Onderzoek
tekst Jo Kloprogge beeld Jordi van Wees
dat spreekt 5 toppers 2011 Tussen het najaar 2010 en 2011 is opvallend veel onderzoek van goede kwaliteit verschenen over onderwijs. Onderwijsadviseur Jo Kloprogge selecteert voor Didactief de meest interessante.
De vmbo-leerling Vmbo-leerlingen staan anders in de samenleving dan hun leeftijdgenoten op het vwo of de havo. Hoewel hun uitgangspositie slechter is, hebben ze een sterke drijfveer om te stijgen op de maatschappelijke ladder. Dat blijkt uit het proefschrift Later kan ik altijd nog worden wat ik wil van Lenie van den Bulk over statusbeleving, eigenwaarde en toekomstbeeld van leerlingen in het voortgezet onderwijs. Van den Bulk liet 177 jongeren uit Rotterdam Zuid commentaar geven op foto’s van mensen uit verschillende sociale klassen en met uiteenlopende etnische achtergronden. Aan de hand hiervan ondervroeg ze de jongeren ook over hun eigen toekomstverwachtingen en maatschappelijke ambities. In vergelijking met de havo- en vwo-leerlingen hebben vmbo-leerlingen meer moeite om iets over zichzelf te vertellen. Ze zijn zich bewust van hun lage onderwijspositie, willen hun positie verbeteren en geloven in een goede toekomst. Ook hechten deze jongeren veel waarde aan school en diploma’s. Van der Bunt pleit ervoor om kinderen te prijzen voor wat ze hebben geleerd. Dat moet dan los staan van wat andere
kinderen hebben bereikt. Er is niet veel onderzoek, waarin de gedachten en gevoelens van leerlingen centraal staan. Dat maakt dit proefschrift zo interessant. Door haar beschouwingen over de betekenis van onderwijs voor kinderen, is het bovendien niet alleen lezenswaard voor leerkrachten, maar voor iedereen die wil nadenken over onderwijs en opvoeding. Lenie van den Bulk: Later kan ik altijd nog worden wat ik wil, proefschrift Sociale Wetenschappen, Universiteit van Utrecht, 2011.
december 2011
35
ONDERZOEK ONDERZOEK
Betere docenten De kwaliteit van de leerkracht is bepalend voor de kwaliteit van het onderwijs. Dat stellen de onderzoekers van de reviewstudie ‘Professionele ontwikkeling van leraren.’ In de afgelopen twintig jaar is dat weleens vergeten. Lange tijd was de scholing van de toekomstige docent vooral gericht op het aanleren van algemene didactische en begeleidingsvaardigheden. Vakgerelateerde aspecten werden niet zo relevant geacht en zijn daardoor te weinig aan bod gekomen. Gelukkig is er nu sprake van een kentering. Zelfs het Centraal Planbureau, dat in juni 2011 de noodklok luidde over de verslechterde onderwijsprestaties in Nederland, ziet het belang van de kwaliteit van docenten. Maar hoe kan de professionalisering van leerkrachten het beste worden aangepakt? De
reviewstudie gaat in op deze vraag. Een opvallende conclusie is dat professionalisering op school niet effectiever is dan buiten school, zoals vaak wordt gedacht. Ook blijkt uit de studie dat traditionele vormen van professionalisering positieve effecten hebben. Verder is het van belang dat docenten zelf actief en onderzoekend leren, dat ze samen met collega’s leren en dat het leren samenhangt met het schoolbeleid. De onderzoekers menen dat er nog te weinig kennis is over de beste aanpak van professionalisering en zeker over recente vormen van professionalisering. Voor scholen die hun docenten willen (bij)scholen, maar ook voor docenten die zich verder willen ontwikkelen, zijn in deze studie goede ideeën te vinden. Klaas van Veen, Rosanne Zwart, Jacobiene Meirink en Nico Verloop: Professionele ontwikkeling van leraren. Reviewstudie ICLON/Expertisecentrum Leren van Docenten, 2010.
Achterstand De onderwijsachterstanden zijn in de periode 1994 -2007 stevig gereduceerd, stelt de studie ‘Prestaties en loopbanen van doelgroepleerlingen in het onderwijsachterstandenbeleid’. De leerlingen met een achterstand (‘doelgroepleerlingen’) zijn er ongeveer 20 procent op vooruitgegaan in vergelijking met leerlingen zonder achterstand. De verbetering is het grootst bij rekenvaardigheid. Vooral de allochtone leerlingen zijn flink ingelopen. Bij de autochtone ‘doelgroep’ is er bij rekenen vooruitgang, maar dit geldt niet voor taalvaardigheid. Het onderzoek laat zien dat het jarenlange werken aan hogere schoolprestaties bij kinderen uit achterstandsituaties zijn vruchten afwerpt. Hier wordt niet aan een dood paard getrokken. Hoewel de resultaten op korte termijn vaak niet zichtbaar zijn, blijken ze over meer jaren bezien duidelijk aanwezig. Eigenlijk kun je hier spreken van spectaculaire vooruitgang. Guuske Ledoux, Jaap Roeleveld, Geert Driessen, Joris Cuppen en Joost Meijer: Prestaties en loopbanen van doelgroepleerlingen in het onderwijsachterstandenbeleid 2011. Kohnstamm instituut / ITS, 2011
36
december 2011
ONDERZOEK ONDERZOEK
Armoede Arm opgroeien zegt niets over armoede later. Sterker: de meeste kinderen die arm opgroeien, zijn later noch arm noch sociaal uitgesloten. Dat is de conclusie van een onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) naar armoede en sociale uitsluiting. Op basis van CBS-gegevens werden mensen opgespoord die in 1985 als kind in armoede leefden. Met hen is teruggekeken op de afgelopen 25 jaar van hun leven. Ondanks dit positieve resultaat, is wel het risico van latere armoede en sociale uitsluiting bij deze kinderen veel groter dan bij kinderen met een betere uitgangspositie. Van de mensen die in 1985 als kind (0-17 jaar) arm waren, was nog 7 procent in 2008 arm. Daarmee is hun tegenwoordige armoederisico bijna twee keer zo groot als bij degenen die in hun jeugd niet arm waren. Arme kinderen hebben in hun jeugd meer gezondheidsproblemen, zijn minder sociaal actief en hebben een lager opleidingsniveau. Om het risico op armoede en sociale uitsluiting laag te houden, blijft het van belang dat arme kinderen de gelegenheid krijgen een goede opleiding te volgen. Maurice Guiaux, m.m.v. Annette Roest en Jurjen Iedema: Voorbestemd tot achterstand, Sociaal Cultureel Planbureau, 2011.
Opbrengstgericht werken Opbrengstgericht werken is geen onzin. Het probleem is dat een school aan veel voorwaarden moet voldoen om de aanpak – systematisch en doelgericht werken aan het maximaliseren van prestaties – tot een succes te brengen. Dat blijkt uit de studie De eenvoud en complexiteit van opbrengstgericht werken. Belangrijke voorwaarden zijn volgens de onderzoekers motivatie om zich deze aanpak eigen te maken, een stevige samenwerking binnen het team, kennis over geschikte toetsen en de vaardigheid om die af te nemen. Op dit moment voldoen slechts 30 procent van de basisscholen en 20 procent van de scholen voor voortgezet onderwijs aan de basisvoorwaarden van opbrengstgericht werken. De inspectie vindt deze manier van werken de belangrijkste sleutel om het onderwijs te verbeteren en ook het ministerie heeft het bijna nergens anders meer over. Maar is die tamtam wel terecht en wat heeft een school nodig om het goed te doen? Deze en andere vragen komen aan de orde in de studie. Volgens de onderzoekers is er veel wetenschappelijk bewijs voor de effectiviteit van opbrengstgericht werken. Scholen kunnen de studie gebruiken om in te schatten waar
zij staan en wat ze moeten doen om beter te presteren. Het zou mooi zijn als deze studie zou worden omgewerkt tot een stappenplan voor opbrengstgericht werken. Zo’n plan kan bijdragen aan de professionalisering van schoolteams en voorkomen dat er een nieuwe papieren tijger ontstaat.
Adrie Visscher en Melanie Ehren: De eenvoud en complexiteit van opbrengstgericht werken, Universiteit Twente, 2011.
december 2011
37
52
Oktober 2011