JA ARGANG 48, NR 10 / DECEMBER 2018, PRIJS € 6,95
OPINIE EN ONDERZOEK VOOR DE SCHOOLPRAKTIJK
Laat ze maar even draven
LAATSTE : G AFLEVERIN n rij Alles op ee HD over... AD
Pedro De Bruyckere: beste onderzoek van 2018 • schaalvergroting in po • ResearchED 2019
PO/VO ONDERZOEK
Robin Leeuw, leraar van groep 7/8, heeft vijf kinderen met ADHD in de klas (zie kader pagina 14).
12
december 2018
Tekst Winnifred Jelier Beeld Joost Bataille
LAATSTE AFLEVERING
Alles op een rij over… ADHD In september 2016 verscheen de eerste aflevering van Alles op een rij over… Deze maand publiceren we voorlopig het laatste deel over… ADHD. Behalve met regelmaat kun je deze kinderen helpen met heldere afspraken, over bijvoorbeeld gedragsdoelen, en met het opbouwen van een flinke dosis zelfvertrouwen.
J
e kent ze wel, leerlingen die vaak onrustig zijn en moeite hebben om zich te concentreren. Maar wanneer is er nou sprake van ADHD? Die vraag ontstaat vaak in groep 3. Dan moeten kinderen immers langere tijd stilzitten, opletten en mogen ze niet direct zeggen wat er in ze opkomt. Een kind kan gewoon (nog) speels zijn, maar als het ook steeds moeite heeft om een activiteit af te maken, snel afgeleid is en chaotisch en vergeetachtig overkomt en dat alles voor langere tijd, is het een goed idee om eens met de ouders en de intern begeleider te gaan praten. Misdiagnose Er is nooit een duidelijke lichamelijke oorzaak aangewezen voor ADHD (zie ook kader, pagina 15). Voor een diagnose kijken gespecialiseerde kinderartsen, orthopedagogen of kinderpsychiaters alleen naar gedrag: hoe gaat het kind om met prikkels van buitenaf, hoe beweeglijk en impulsief gedraagt het zich en hoe lang kan het de aandacht erbij houden in wisselende contexten? De deskundigen onderscheiden drie varianten van ADHD: onoplettendheid (‘druk in het hoofd’), hyperactiviteit of impulsiviteit (‘druk in gedrag’), en een combinatie van die twee. Er zijn dus kinderen met ADHD (de
eerste variant) die zich toch rustig gedragen. Een goede diagnose stellen is dan lastig. Soms gaat het mis, blijkt uit een recente internationale overzichtsstudie (Whitely e.a., 2018): vooral vroege leerlingen lopen weleens risico op een misdiagnose. Ze zijn de jongsten in de klas en hun speelse gedrag wordt vaak ten onrechte aangezien voor ADHD. Ze krijgen dan soms onnodig medicatie voorgeschreven. Groningse onderzoekers kwamen tot een soortgelijke conclusie voor de Nederlandse situatie (Batstra e.a., 2013). Ze verzamelden gegevens via huisartsen en ontdekten dat van 582 vroege leerlingen er 32 (5,5%) methylfenidaat (zoals Ritalin) gebruikten tegen ADHD, en van de 555 late leerlingen 15 (2,7%). Kennelijk is het lastig het ‘jonge’ gedrag van vroege leerlingen te onderscheiden van ADHD. Recent onderzoek vond overigens een verwaarloosbaar effect van Ritalin op leerprestaties (Kortekaas-Rijlaarsdam, 2018; Ritalin rekent niet beter, Didactief, november 2018). Leerlingen van 8 tot
Vroege leerling loopt groter risico op onterechte diagnose
>> december 2018
13
PO ONDERZOEK
Hand in hand met de meester Bij TALENTontwikkeling werden leerkrachten uit Lent begeleid door onderzoekers van de Universiteit Twente en de Radboud Universiteit. Samen deden zij praktijkgericht onderzoek. Het resultaat: een stappenplan voor onderzoekers en leerkrachten die samen willen optrekken.
W
anneer ben je een goede begeleider voor leerkrachten die willen leren praktijkgericht onderzoek te doen? Als je voldoende onderzoekservaring hebt én rekening houdt met de context en schoolpraktijk. Maar daarmee weet je nog niet hoe je de leerkrachten goed kunt begeleiden. Daarvoor hebben wij samen met een basisschool een model ontwikkeld: het Meesterschapmodel. 47 leerkrachten van Het Talent (Lent) voerden in vier teams drie praktijkgerichte onderzoeken uit, over onderwerpen die ze zelf aandroegen (bijvoorbeeld een toets voor begrijpend lezen ontwerpen, of een verhaal inzetten als context voor kleutertaken). En wij als onderzoekers begeleidden hen daarbij. We hebben ons begeleidings-
In vier fasen werk je toe naar volledige zelfstandigheid
model ontwikkeld op basis van een theorie (cognitive apprenticeship) die haar nut al heeft bewezen voor beroepseducatie en professionalisering van leerkrachten. Deze theorie is verankerd in de praktijk en heeft als doel de leerkracht bepaalde taken steeds meer zelfstandig te laten uitvoeren. Zo werden onze leerkrachten begeleid om zich te ontwikkelen van beginners naar ‘meesters’ in het uitvoeren van praktijkgericht onderzoek. Het Meesterschapmodel bestaat daarbij uit vier fasen. Elke fase bestaat weer uit één onderzoekscyclus, waarin een team van leerkrachten één praktijkgericht onderzoek uitvoert. In deze stappen verschuift de verantwoordelijkheid voor het onderzoek geleidelijk van de begeleiders naar de leerkrachten. Waar in de fase Meekijken de begeleiders nog de meeste verantwoordelijkheid hebben, wordt in de fases Meedoen en Meer doen de
‘Als we het niet meer wisten, vroegen we advies’ Hoe hebben de leerkrachten dit project ervaren? Over een onderzoekende houding zegt een van hen: ‘Wat het mij heel erg heeft opgeleverd, is het meer evaluatief kijken naar je onderwijs. En daadwerkelijk iets met bepaalde acties doen. In het onderwijs zetten we van alles in, maar we keken eigenlijk niet of het werkt. En dat vind ik wel echt een enorme vooruitgang. Dat ben ik zelf in ieder geval veel meer gaan doen.’ Een andere leerkracht vult aan: ‘Ik heb geleerd mezelf nu steeds de vraag te stellen waarom ik het zo doe. Dus niet meer zomaar: “dit gaan
46
december 2018
we zo doen”. Nee, waarom doen we dat dan zo?’ Over het modelleren tijdens een taak vindt een collega: ‘Dat de onderzoekers dat met ons samen deden, daar leerden we heel veel van. Dat je een deel zelf doet en dat je bij een deel te zien krijgt hoe dat zit.’ Een andere leerkracht zegt over de ruimte voor toenemende zelfstandigheid: ‘We voelden denk ik redelijk veel autonomie. Op het punt dat we dachten, nu weten we het niet meer, vroegen we om advies. Dus dat voelde niet alsof we gestuurd werden. Het was juist denk ik precies de ruimte die we nodig hadden.’
Lees de blogs over dit project op didactiefonline.nl.
Tekst Amber Walraven, Noor-
tje Janssen, Ard Lazonder en
Hannie Gijlers
ze dat de begeleider beschikbaar bleef voor vragen, juist wanneer de begeleiding werd afgebouwd (zie ook kader). Bij modelleren vonden ze dat dit het beste meteen tijdens de taak kon gebeuren, zodat zij het direct in hun praktijk konden toepassen. De leerkrachten waardeerden de tijd die zij (ook van hun schoolleiding) kregen voor het onderzoek. Ze ervoeren door het project meer interactie met collega’s. Wel vonden ze het soms moeilijk om betrokken te blijven bij het onderzoek wanneer zij een of meer teambijeenkomsten moesten missen. Dat ze zelf de onderzoeksvraag konden bepalen, gaf ze een gevoel van eigenaarschap, wat met de groeiende verantwoordelijkheid per fase steeds groter werd. Na drie fasen praktijkgericht onderzoek bleken leerkrachten nog behoefte te hebben aan ondersteuning op afroep, met name bij het formuleren van de onderzoeksvraag en de data-analyse. Wel vonden leerkrachten dat zij in staat waren om zelf een onderzoek uit te voeren en dat ze een sterke onderzoekende houding hadden ontwikkeld.
verantwoordelijkheid stukje bij beetje overgedragen aan de leerkrachten. In de laatste fase, Meesterschap, ligt de verantwoordelijkheid voor het onderzoek helemaal bij de leerkrachten. Vijf begeleidingsstrategieën uit de cognitive apprenticeship die we hebben bewerkt binnen het Meesterschapmodel helpen leerkrachten om de onderzoekstaken steeds zelfstandiger uit te voeren: • Modelleren (fase 1): een onderzoekstaak voordoen en het denkproces beschrijven dat hieraan ten grondslag ligt. • Coaching (fase 2): de groeiende expertise van leerkrachten ondersteunen met feedback. • Exploratie (fase 3): (vragenderwijs) algemeen advies geven. • Scaffolding (alle fasen, maar daarbinnen geleidelijk afgebouwd): taken overnemen en hints geven. • Bevragen (alle fasen): als ‘kritische vriend’ de leerkrachten bevragen op beslissingen die ze nemen tijdens de onderzoekstaken. De winst in de praktijk Tijdens dit project hebben de leerkrachten de eerste drie fasen (en deels de vierde fase) van het Meesterschapmodel doorlopen, onder begeleiding van ervaren onderwijsonderzoekers. Na elke fase hielden we een reflectiebijeenkomst, waarin de leerkrachten terugkeken op de begeleiding en een vragenlijst invulden over hun onderzoekende houding en onderzoeksvaardigheden. Hieruit bleek dat de leerkrachten de begeleidingsstrategieën zinvol en passend vonden. Daarnaast gaven zij ons bruikbare tips om de begeleidingsstrategieën verder te verbeteren. Bij scaffolding bijvoorbeeld waardeerden
Ook aan de slag? Het werk in de afgelopen drie jaar heeft zijn vruchten afgeworpen: het Meesterschapmodel is ontwikkeld en in de praktijk verder uitgewerkt en verbeterd. De leerkrachten weten hoe ze onderzoek moeten doen en de dertien onderzoeken die de vier groepen hebben uitgevoerd, zijn gebundeld zodat andere basisscholen hier inspiratie uit kunnen halen. Voor wie hiermee aan de slag wil, hebben we alvast wat tips. Gebruik eerst de begeleidingsstrategieën van het Meesterschapmodel om basisschoolleerkrachten te helpen steeds vaardiger te worden in praktijkgericht onderzoek. De aanvullende tips bieden vervolgens nog meer concrete aanwijzingen voor de begeleiding. Laat leerkrachten de onderzoeksvragen bepalen: zo zorg je voor een goede inbedding in de praktijk en raken leerkrachten gemotiveerd. Bied na de drie fasen van het Meesterschapmodel ondersteuning op afroep, met name bij het formuleren van de onderzoeksvraag en de data-analyse. En tot slot een tip voor onderzoekers én de schoolleiding: geef leerkrachten voldoende tijd en ruimte, zodat ze zich bij het onderzoek betrokken blijven voelen. ■
Met voldoende tijd blijft leerkracht beter betrokken
Amber Walraven e.a., Meesterschap. Een vier-fasenmodel voor de begeleiding van praktijkgericht onderzoek. Gefinancierd door NRO (projectnummer 405-15-546). Het eindrapport, een brochure Bekijk de bronnen met begeleidingstips en de werkmap komen beschik- bij dit artikel op baar op nro.nl. didactiefonline.nl.
december 2018
47