Didactief nr. 1 januari 2013

Page 1

JA ARGANG 43, NR 1-2 / JANUARI/FEBRUARI 2013, PRIJS € 6,-

OPINIE EN ONDERZOEK VOOR DE SCHOOLPRAKTIJK

Het grote vmbo-issue Extra dik dubbelnummer

+28 pagina's

SPECIAL

Ontwikkelingsgericht Onderwijs


VMBO-TALENT VERHALEN VERTELLEN

INHOUD

KARAKTERVORMING INTERVIEWS

8 Opvoedkundige Micha de Winter: ‘Als docent heb je invloed, besef dat’ 26 Workshop met Dylan Wiliam: ‘Formatieve evaluatie: Cijfers geven helpt niet’ 35 Filosoof Wouter Sanderse over deugdelijkheid ‘Besteed meer aandacht aan karaktervorming’ 54 De favoriete leraar van Esther-Mirjam Sent

ONDERZOEK

24 Praktijkonderzoek 32 Schoolleider maakt het verschil 34 i-D: Digitale hints helpen bij begrijpend lezen 35 Onderzoek Kort: Q&A, Quickscan voor techniek, Kort & Goed, Sociale autisten, Afrika wereldkampioen zittenblijven, Versimpelde instructie verwart slimme leerling, 3x nieuw onderzoek, Kirschner Kiest 41 Leerplan: Engels kan geen kwaad 42 Koeno Gravemeijer vraagt zich af: Waar moet de rekenles straks over gaan? 48 Met coole groeten: publieksgericht schrijven 50 ‘Elke leraar een middag mee naar de bso’ 52 Begrijpend lezen en visualisatie

COLUMNS

13 Jo Kloprogge: In de vaart der volkeren 57 Frank Jongbloed: Uit mijn lerarendagboek 2012

8

Micha de Winter

26

Workshop met Dylan Wiliam

42

Waar moet de rekenles straks over gaan?

52

2013: Jaar van het Voorlezen

ELKE MAAND

3 Van de redactie 6 Inbox, www.didactiefonline.nl Onderwijsgrafiek & poll 7 Wandelen met Sjoerd Karsten 12 D to Know Nieuws 29 Praktijknieuws: Latijn online Pleinbikkels 30 De schoolreis: Trajectum College, Utrecht 33 NIEUW! Dode pedagogen 38 Didactief Dating 46 NIEUW! Beeldspraak: Isaiah 58 Boeken Mail & win Zwarte Zwaan 60 D to Go en Onderwijsmuseum 62 Colofon & Volgende maand

4

januari/februari 2013

56

Burgerschap was een tijd lang het gesprek van de dag in het onderwijs. Nu waait er een nieuwe wind en staan taal en rekenen volop in de schijnwerpers. Geen goede zaak, vindt Micha de Winter. Democratie moet je leren.

Hij timmert stevig aan de weg met zijn methode en boek Embedded Formative Assessment. Rene Kneyber reisde voor Didactief naar Londen om een workshop van hem te volgen en te zien waar ze zich aan de overkant van de Noordzee zo druk over maken.

Als we maar met de muis hoeven te klikken om ingewikkelde sommen op te lossen, waar moet dan ons reken- en wiskundeonderwijs nog over gaan? Rekenkracht wordt in de 21e eeuw inderdaad steeds minder belangrijk, maar inzicht des te meer, betoogt Koeno Gravemeijer.

Voorlezen is de basis voor de taal- en leesontwikkeling van kinderen. Alle reden dus om in 2013 veel voor te lezen, niet alleen aan jonge kinderen, maar ook in groep 8 en aan pubers. Didactief helpt alvast met voorlees- en boekentips.

Maak van lezen een belevenis! Het enthousiasme voor lezen houdt niet over op de basisschool. Wat kunnen we daaraan doen? Een paar tips: laat alle zintuigen aan bod komen en help de leerlingen met visualiseren.


16

Focus: vmbo

De samenleving zit te springen om handige doeners, vmbo’ers dus. Maar ze legt ook obstakels op de weg voor deze leerlingen in de vorm van avo-vakken en verplichte taal- en rekentoetsen. Deze maand in Didactief veel aandacht voor de

uitdagingen waar het vmbo voor staat: avo en/of beroepsgericht? 16 ‘Hier doen we ook leuke dingen, niet alleen maar lés-les’ 28 Cito-toets op twee niveaus geeft tweedeling op de basisschool 30 De schoolreis: Trajectum College, Utrecht ‘Onderwijs is een contactsport’ 44 Wat is het mbo (ons) waard? JAARGAN

OPINIE EN ONDER

ZOEK VOOR

DE SCHOOLPRAK

2013

TIJK

Extra: special Ontwikkelingsgericht Onderwijs Samen de wereld onderzoeken Meer dan 300 scholen geven in Nederland sinds 1990 vorm aan Ontwikkelingsgericht Onderwijs (OGO). Waarin onderscheidt deze visie zich van andere vormen van vernieuwingsonderwijs? In hoeverre doet OGO een beroep op het ambacht van de leraar? En hoe halen OGO-scholen de wereld dichterbij? De Academie voor Ontwikkelingsgericht Onderwijs en zijn partners biedt de lezers van Didactief deze special aan.

G 43, NR 1 / JANu ARi

In opd racht van

Ontwikkelings gericht

Onderwijs

januari/februari 2013

5


ZoeK/PraKtiJK ONDERZOEK/PRAKTIJK

'Cijfers geven helpt niet' Dylan Wiliam timmert stevig aan de weg met zijn methode en boek ‘Embedded Formative Assessment’. René Kneyber reisde voor Didactief af naar Londen om een workshop bij hem te volgen en te zien waar ze zich aan de overkant van de Noordzee zo druk over maken.

D

ylan Wiliam is een opvallende verschijning. 57 Jaar oud, kaal hoofd, grijze sik, oorbel, pak inclusief stropdas met fout motief. Hij is ooit begonnen als leraar, inmiddels al jaren adviseur van de Engelse en Amerikaanse regering. Niet alleen dat: over de hele wereld is hij een toonaangevend expert op het gebied van formatieve evaluatie (evaluatie met een feedback-functie). Dusdanig zelfs dat de BBC een documentaire opnam en uitzond met de titel The Classroom Experiment, waarin Wiliam lustig op een klas kon experimenteren. Wat in wetenschappelijke kringen allang bekend is, namelijk dat formatieve evaluatie een ongeslagen middel is om de prestaties te verbeteren, werd zo breed bekend. Het betekende zijn grote doorbraak op scholen in Engeland. Formatief evalueren is noodzakelijk, stelt Wiliam in een zaal vol docenten in Londen, want leren is chaotisch. De kans is groot dat ondanks ‘je briljante les’ de leerlingen je doel niet gehaald hebben, of misschien zelfs iets heel verkeerds hebben geleerd. En dat zou je als docent moeten willen weten. Het doel van formatieve evaluatie is dan ook voor leraar en leerling om te beoordelen hoe ze verder moeten. Wachten tot het proefwerk duurt te lang, want dan is de schade al geleden. Een leraar moet snel en eenvoudig al tijdens de uitleg kunnen zien of zijn instructie begrepen wordt of niet. De effecten van formatief evalueren zijn niet mild. Wanneer leraren hiermee aan de slag gaan, gaan leerlingen er gemiddeld 8 maanden aan leerwinst extra op vooruit in een jaar. Bijna een verdubbeling van de leeropbrengst dus!

Deze methode kan de leeropbrengst verdubbelen

Geen-handen regel Formatieve evaluatie begint ermee dat alle leerlingen actief mee doen in de les. Een kardinale fout tijdens lessen is volgens Wiliam dat leerlingen hun hand op mogen steken als de leraar een vraag stelt. Dat verdeelt een klas al snel in twee kampen: leerlingen die en-

26

januari/februari 2013

thousiast meedoen bij elke vraag, en de rest die lekker achterover kan leunen. Een goed startpunt is volgens Wiliam de ‘geen handen’-regel. Leerlingen mogen hun hand niet omhoog houden, maar de leraar wijst leerlingen aan. En het liefst gebeurt dat willekeurig, bijvoorbeeld door namen op ijsstokjes of op kaarten te schrijven en die te trekken, of met behulp van de telefoon-app Pick Me. Nog beter zijn manieren waarmee de hele klas in één keer kan reageren. Al schuwt Wiliam dure elektronische stemkastjes. Gelamineerde kaartjes met A, B, C of D zijn voldoende. In een klassengesprek projecteert de lerares bijvoorbeeld de volgende vraag op het bord, waarna leerlingen de goede antwoorden omhoog kunnen houden. Welke van de volgende zijn levend: a) Gras b) Bus c) Computer d) Boom Meteen blijkt dat veel leerlingen B en C omhoog houden, maar A en D niet. Nu gaat de lerares hierover in gesprek. Veel leerlingen denken ten onrechte dat iets levend is omdat het beweegt. Daarom kiezen er veel voor de bus en niet voor het gras. Anderen denken dat een computer leeft, omdat hij uit zichzelf van alles opslaat. Iemand anders voegt toe dat een boom pas levend wordt als het hard waait. Nu weet de lerares hoe ze verder moet. Ze gaat nog eens aandacht besteden aan de definitie van ‘levend’ en expliciteren dat levend niet per se bewegend inhoudt en andersom. Er zijn veel manieren om snel te evalueren, zoals beschrijfbare bordjes, drie gekleurde bekers, of een verschillend aantal vingers in de lucht steken. Het idee erachter is telkens dat een leraar snel kan zien of hij op de goede weg is of niet. Zo haalt Wiliam het voorbeeld aan van de exit-pass. Vlak voor het einde van de les krijgen leerlingen een kaartje met daarop een vraag over de inhoud van de les. Dit moet ingevuld en wel ingeleverd worden bij de deur, voordat leerlingen de klas uit mogen lopen. Door de


tekst René Kneyber beeld René Kneyber

Wiliam bewijst in London dat prestaties verbeteren goedkoop en leuk is

antwoorden snel door te bladeren krijgt de leraar direct door waar de volgende les aandacht aan besteed moet worden. Geen cijfers meer Het is voor veel docenten in de zaal een welbekend verschijnsel. Leerlingen die hun toets terugkrijgen kijken eerst naar hun cijfer, daarna naar het cijfer van hun buurman, en proppen daarna hun toets in hun tas, of de prullenbak. Naar de fouten en de mogelijkheden tot verbetering kijken ze niet meer. Dat probleem is volgens Wiliam inherent aan cijfers. ‘Cijfers geef je pas als leerlingen klaar zijn met leren. Want zodra de leerling een cijfer heeft, verliest hij zijn interesse om nog beter te worden.’ Een leraar geeft daarom beter geschreven commentaar zonder een cijfer, want commentaar met een cijfer is net zo ineffectief als alleen een cijfer geven. Geschreven feedback verhoogt de resultaten al snel met zo’n 30%. Zodra er een cijfer bij staat, duikt dat weer terug naar 0%! Succesvol feedback geven kent wel een aantal voorwaarden. Ten eerste stemt goede feedback tot nadenken. Wanneer de feedback op de juiste manier gebracht wordt, kost het de gever minder tijd dan de ontvanger. Leerlingen moeten daarom altijd iets doen met het commentaar. Een nieuwe opdracht maken die ingeleverd moet worden bijvoorbeeld. Ten tweede moet de feedback zich richten op toekomstige verbetering. Een docente schreef haar commentaar op ingeleverde essays niet op de toets, maar op een apart blaadje. Die gaf ze als stapeltje aan groepjes van vier. Die moesten vervolgens de juiste feedback bij het juiste essay zoeken. Het kostte haar niet meer tijd, maar de leerlingen waren wél actiever bezig met het verwerken van de feedback.

Formatieve evaluatie is een goedkope manier om lessen te verbeteren. Daarom spreekt het veel schoolleiders en politici aan. Maar het vraagt van docenten een hoop veranderingen. Het gaat er niet om dat deze meer dingen doet, maar anders. Doelen stellen en communiceren, goede klassikale vragen bedenken, werken aan nieuwe manieren om formatieve informatie op te doen. Maar in dat anders ligt direct het ingewikkelde. Een leerkracht die al twintig jaar voor de klas staat, heeft misschien al een half miljoen keer gevraagd of leerlingen hun hand willen opsteken. Zelfs al is iemand overtuigd van de ‘geen handen’-regel, dan zal verandering nog steeds niet gemakkelijk zijn. Daarnaast is voor veel docenten het bord al vol, stelt William. Moet ik dit er ook nog bij doen? Is dan ook een terechte vraag. Voordat er nog iets op het bord kan, moet er iets anders af. Inmiddels heeft Wiliam en zijn team al honderden Teaching Learning Communities opgezet. De ervaring leert dat de gewenste verandering het beste tot stand komt als docenten tijd krijgen om zich te ontwikkelen. Twee jaar lang maandelijks een bijeenkomst onder schooltijd of tijdens de vergadermiddag, gefaciliteerde uren voor lesbezoeken en voorbereiding. Zo krijgen docenten ademruimte om zich deze nieuwe technieken eigen te maken. Wiliam bewijst in London dat prestaties verbeteren goedkoop én leuk is. De hoogste tijd dus om er in Nederland ook mee aan de slag te gaan. ■ René Kneyber is leraar, coach, uitgever en auteur van boeken over orde houden en gezag dragen. The Classroom Experiment is te zien via www.didactiefonline.nl

januari/februari 2013

27


nderZoeK ONDERZOEK KORT

Geef ons driesterrenonderzoek Ik was echt van plan om enkele interessante wetenschappelijke artikelen hier te bespreken. Ik had zelfs al drie onderwerpen voor ogen. En toen viel het nieuwste Pedagogische Studiën in de bus, een themanummer over samenwerkingsvormen tussen onderwijsonderzoek en -praktijk. Vol goede moed begon ik te lezen, maar al snel bekroop mij een gevoel van onbehagen. Om eerlijk te zijn, dat gevoel heb ik al lang, maar het werd door PS weer aangewakkerd. Het gaat om de (onrealistische) verwachtingspatronen over onderwijsonderzoek en onze gewoonte kampen te vormen die elkaar aanvallen. Eerst de verwachtingen. Het valt mij op dat als het over onderzoek en onderwijs gaat, men de mond vol heeft over ‘evidence based’ (EB) ofwel ‘op basis van bewijs’. Klinkt goed, maar dit begrip uit de medischfarmaceutische hoek – een medicijn of behandeling mag pas op de markt komen als de effectiviteit en veiligheid ervan keihard is aangetoond – kun je niet zomaar overhevelen naar onderwijs. En dan heb ik het nog niet eens over de vragen of onderwijsonderzoek gerandomiseerd (de gouden standaard bij EB) kan en ethisch gezien (leerlingen een placebo, dus een niet-werkzame methode geven) mag. Kijk, bijvoorbeeld, hoeveel geld en tijd er omgaat in medicijnontwikkeling. We hebben het over een slordige 300 miljoen euro per nieuw geneesmiddel en een ontwikkeltijd van 10-21 jaar, waarbij dat ene medicijn het resultaat is van het testen van duizenden mogelijke kandidaten. R&D beslaat 25% van het budget van deze bedrijfstak! Kom daar maar eens om in onderwijs. Volgens collega Jochems aan de TU Eindhoven was in 2007 in heel Nederland 40-60 miljoen euro per jaar voor onderwijsonderzoek beschikbaar op een onderwijsbudget van 29 miljard euro (1 promille!). Bovendien gaat het in onderwijsonderzoek vaak om kortlopende projecten van hooguit vier jaar die maximaal 200.000 euro mogen kosten. En daarna verwacht de maatschappij resultaten die bruikbaar zijn voor het onderwijs, anders is het ‘irrelevant’. Ik zou mij helemaal kunnen vinden in een EB-aanpak als de geldschieters bereid zijn 10-21 jaar onderzoek Nederlandbreed te financieren voor één effectieve leermethode uit duizenden geteste methodes. Dat is weinig realistisch. Toch lijkt er wel beweging in het veld: het recent opgerichte Regieorgaan Onderwijsonderzoek moet ervoor zorgen dat het beschikbare geld voor onderwijsonderzoek effectiever en efficiënter wordt ingezet. Wil dat succesvol zijn, dan moeten we kappen met de gewoonte kampen te vormen en elkaar aan te vallen. Wij hebben het vaak genoeg gezien: constructivisme versus instructivisme, nieuw leren versus traditioneel

40

januari/februari 2013

en dus oud leren, enzovoorts. Science Digest heeft net een bijdrage geplaatst op het web over toegepast versus praktijkgericht onderzoek, Pedagogische Studiën praat over fundamenteel (mijn woorden, zij hebben het over RDD ofwel Research, Development, Diffusion) versus ontwerpgericht onderwijsonderzoek (design research) en mijn OU-collega Martens spreekt over Modus 1 versus Modus 2 onderzoek. We kiezen ieder onze eigen theorie, stroming of filosofie en bestrijden de ander op leven en dood om te laten zien dat onze zienswijze de enige echte is. Komt u dat bekend voor? Dit alles is zo ontzettend krom! Het wordt tijd dat wij hiermee GEWOON ophouden. Er is niet ėėn wijsheid of aanpak die heilig of heilzaam is. Laten onderwijsgevers en -onderzoekers zich liever gedragen als driesterrenkoks. Een topchef gebruikt gereedschappen, technieken en ingrediënten om perfecte maaltijden te maken. Zij verheffen geen gereedschap (hakmes versus keukenmachine), techniek (stoven versus braden) of ingrediënt (pastinaak versus zwezerik) tot alleenzaligmakend. En een toponderwijsgever of -onderzoeker hoort hetzelfde te doen. Gebruik alle gereedschappen (van klassikaal t/m informeel leren), alle technieken (labexperimenten t/m ontwerponderzoek) en alle

KIRSCHNER KIEST

ingrediënten (van specifieke domeinkennis tot en met sociale vaardigheden) en maak driesterrenonderwijs c.q. doe driesterrenonderzoek. Het gaat niet om fundamenteel of praktijkonderzoek, maar om op de praktijk gericht wetenschappelijk onderzoek. Geef ons dus driesterrenonderzoek. Regieorgaan, denkt u mee? Paul Kirschner, hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit, kiest tweemaandelijks de krenten uit recent onderzoek. Kijk op www.didactiefonline.nl voor links bij deze column. Volg Paul ook op Twitter: @P_A_Kirschner


onderZoeK ONDERZOEK & OPINIE

2013: Jaar van het voorlezen

Onder de tafel, ogen dicht... Voorlezen is de basis voor de taal- en leesontwikkeling van kinderen. Alle reden dus om in 2013 veel voor te lezen, niet alleen aan jonge kinderen, maar ook in groep 8 en aan pubers. Didactief helpt alvast met voorlees- en boekentips.

Stichting Lezen heeft 2013 uitgeroepen tot Jaar van het Voorlezen. Uit divers onderzoek komt telkens weer naar voren dat voorlezen een belangrijke basis legt voor de taalen leesontwikkeling van kinderen. Zo blijkt uit Nijmeegs onderzoek wat er gebeurt in het babybrein tijdens voorlezen: hersengebieden die tijdens het voorlezen actief werden, bleken zich later vlotter te ontwikkelen. Bovendien smeed je door voorlezen een sociaal-emotionele band. Dat is niet alleen thuis, maar ook in de klas van belang. Jacques Vries, kinderboekenschrijver en jurylid van de Pabo-voorleeswedstrijd, kan dat alleen maar beamen. In de tijd dat hij onderwijzer was, tussen 1969 en 1993, las hij graag en veel voor. Hij maakte er altijd een ritueel van. ‘Eerst ruimden we samen de klas op, daarna mocht iedereen zitten hoe hij wilde, lekker onderuitgezakt, op kussens liggend op de grond of op de bank. Ik herinner me een jongen die altijd onder de tafel ging zitten met zijn ogen dicht.’ En soms, bij een boek als Meester van de zwarte molen, deed meester Vriens de gordijnen dicht en stak hij kaarsen aan. Griezelend smullen gegarandeerd! Dat voorlezen en ontspanning samen gaan heeft Vriens

Winnen met voorlezen Nederland telt inmiddels de nodige voorleeswedstrijden. Aankomende meesters en juffen kunnen hun krachten meten in de Pabo-voorleeswedstrijd. Deze is jaarlijks gekoppeld aan een thema uit de historische canon; in 2013 is dat Kleurrijk Nederland. Sinds twintig jaar strijden leerlingen uit groep 8 tegen elkaar tijdens de Nationale Voorleeswedstrijd. De strijd start in het eigen klaslokaal en voert via schoolwinnaars en lokale en provinciale voorrondes naar een landelijke finale. Deze is dit jaar op 29 mei in Vredenburg (Utrecht). Sinds twee jaar is een soortgelijke wedstrijd opgezet voor brugklassers: Read2Me! De landelijke finale is 28 mei 2013 in Vredenburg. www.voorleeswedstrijdpabo.nl www.nationalevoorleeswedstrijd.nl www.read2mevoorleeswedstrijd.nl Bekijk het Leespleinfilmpje met voorleestips van publiekswinnaar Bo Baars op www.didactiefonline.nl

52

januari/februari 2013

onthouden van zijn eigen lagereschooltijd. ‘Altijd moesten we met onze armen over elkaar zitten of met een vinger voor de mond. Maar als pater Angelino ging voorlezen mochten we lekker ontspannen zitten. Ik lag altijd met mijn hoofd op mijn armen op tafel.’ Stemmetjes Is voorlezen eigenlijk een vak op de pabo? Nee, vertelt Jip Boxma, tweedejaarsstudent aan Pabo Inholland in Haarlem. Maar haar docent Nederlands zette deelname aan de Pabo-voorleeswedstrijd wel op het rooster, met als gevolg dat Boxma zich Nationaal Voorleeskampioen mag noemen. ‘Ik heb veel toneel gespeeld en tijdens het voorlezen gebruik ik automatisch mijn lijf en mimiek. Verder is een goede, rustige spreektoon belangrijk.’ Voorlezen is iets anders dan toneelspelen, vult Vriens aan. ‘Je moet wel iets doen met je stem en je moet de emoties in het verhaal overdragen. Maar je moet geen theater spelen. Dat leidt te veel af. Net als het gebruik van allemaal stemmetjes.’ Vriens heeft nog meer praktische tips. Rooster vaste momenten in voor voorlezen. Zelf deed hij het twee keer per week minstens een half uur aan het eind van de dag. ‘Veel leraren lezen tijdens verloren momenten vijf of tien minuten voor, maar dan stop je op een moment dat kinderen net lekker in een verhaal beginnen te komen.’ Besteed ook tijd aan het kiezen van een goed voorleesboek. ‘De kunst is een boek te vinden dat kinderen op een hoger plan brengt, dus een boek waar ze uit zichzelf niet naar grijpen, maar waarbij ze niet afhaken. Goed van taal en verrassend, maar ook toegankelijk.’ Een van zijn favoriete voorleesboeken was Boris van Jaap ter Haar. ‘Spannend, ontroerend en over een onderwerp dat ertoe doet, de Tweede Wereldoorlog.’ Je moet zelf enthousiast zijn over een boek dat je wilt voorlezen, maar pas op met jeugdsentiment. Dat heeft Vriens ervaren met zijn lievelingsboek De kinderkaravaan van An Rutgers. In 1969 las hij het als jonge onderwijzer voor het eerst voor. Toen ging


tekst Bea Ros beeld Shutterstock

het nog, maar toen hij het jaren later weer eens ter hand nam, wist hij meteen: dit kan ik niet meer voorlezen. ‘De taal was te verouderd, drie bladzijden natuurbeschrijvingen, dan haken kinderen af. Een goed voorleesboek heeft aardig wat dialoog, is levendig en spannend. Kinderen moeten zich kunnen identificeren met een personage en benieuwd zijn hoe het deze persoon verder vergaat.’ Lees altijd eerst zelf het boek alvorens het voor te lezen. ‘Dat klinkt logisch, maar ik kom ze nog regelmatig tegen: juffen en meesters die dat niet doen. Pas nog vertelde een juf mij dat ze tot haar grote schrik midden in een verhaal van mij terecht kwam, waarin meester Jaap ineens seksuele voorlichting ging geven. Ze vertelde me: “In de tekst stond zomaar het woord neuken. Ik schrok me dood, maar de hele klas lag in een deuk.” ’ Drempelvrees Jip Boxma, zelf dol op boeken, is vast voornemens later veel voor te lezen in de klas. ‘Dat doe ik nu ook al tijdens mijn stage. Deze week nog, als toelichting bij het woord van de dag, “ondiep”. Dan duik ik van tevoren even in Jip en Janneke op zoek naar een verhaaltje over zwemmen in ondiep

water. Dat spreekt toch meer aan dan een droge uitleg.’ Behalve voorlezen als middel om leerstof te verlevendigen hoopt Boxma later ‘lekker dikke boeken’ integraal voor te kunnen lezen. ‘Dan gaat een boek echt leven.’ Ze verheugt zich al op het voorlezen van de dierenverhalen van Toon Tellegen of, voor oudere kinderen, de boeken over Artemis Fowl. Ze is ervan overtuigd dat elke leraar kan voorlezen. ‘We weten toch allemaal onze stem te gebruiken?!’ En mocht de drempelvrees te hoog zijn, dan is er altijd nog de oplossing die Vriens beschrijft in een column op Leesplein: ‘De juf deed de gordijnen dicht, stak een paar waxinelichtjes aan en zette een luisterboek op. De kinderen vonden het heerlijk. En de juf ook.’ ■ www.jaarvanhetvoorlezen.nl

Voer voor voorlezers Matilda van Roald Dahl, Meester Jaap van Jacques Vriens en Pluk van de Petteflat van Annie Schmidt. Volgens een peiling van Stichting Lezen (2006) is dat de top-3 van favoriete voorleesboeken van leerkrachten in het basisonderwijs. Maar er is meer moois onder de zon. Didactief selecteerde voor elke schoolleeftijd drie kanjers van voorleesboeken. 4-6 jaar - Anna Kemp & Sarah Ogilvie, Honden doen niet aan ballet (Lemniscaat, 2010) - Elle van Lieshout & Erik van Os, En hoe komt toch een olifant aan al die kilo’s grijs? (Lemniscaat, 2012) - Arnold Lobel, Muizensoep en tranenthee (Ploegsma, 2007) 6-9 jaar - Hanna Kraan, Hier is de boze heks (Lemniscaat, 2011) - Mirjam Mous, Spees de ruimtewees (Van Holkema en Warendorf, 2012) - Jaap Robben & Benjamin Leroy, De Zuurtjes (De Geus, 2010) 9-12 jaar - Paul Biegel, De rode prinses (Holland, 1987) - Gideon Samson, Zwarte zwaan (Leopold, 2012) zie p. 59 - Anna Woltz, Ik kan nog steeds niet vliegen (Leopold, 2012) 12-15 jaar - Lieneke Dijkzeul, De overwintering op Nova Zembla (Lemniscaat, 2011) - Holly Goldberg Sloan, Ik zal er zijn (Querido, 2012) - Jay Asher & Caroline Mackler, The future of us (Lemniscaat, 2012) 15+ - John Green, Een weeffout in onze sterren (Lemniscaat, 2012) - Ramsey Nasr, Hier komt de poëzie! Acht eeuwen Nederlandstalige poëzie, uitgekozen en voorgelezen door dichter des vaderlands Ramsey Nasr (Rubinstein, 2012) - Peter Zantingh, Een uur en achttien minuten (De Arbeiderspers, 2011) Kijk voor informatie over de titels op www.leesplein.nl

januari/februari 2013

53


“Wij lezen Didactief omdat Didactief in oplossingen denkt, en niet in problemen.”

Ronald Schaefer, docent economie en Martin Timmer, docent Duits aan het Corlaer College (havo/vwo-afdeling) in Nijkerk. Ronald is projectleider en Martin docent-onderzoeker binnen een project over talentontwikkeling.

GEEF of NEEM een 2-jarig abonnement

en krijg een gratis e-reader of Bosatlas

“Als je de deur van je klas open zet, kom je tot nieuwe ideeën. Die instelling herkennen we in Didactief.”

e-reader

Lea Thijssen en Loes Hesen, leerkrachten in groep 2/3 op basisschool de Doolgaard in Horst (Limburg), winnaars van de OGO-prijs voor hun vernieuwende project ‘De Dierenwinkel’

De Autovision AV E-701 e-reader ondersteunt PDF/TXT/ EPUB-bestanden en Adobe DRM. Het lettertype is in te stellen op 3 groottes. Andere voorzieningen: ‘bookmarks’, een G-sensor die ervoor zorgt dat het beeld zich aanpast aan hoe je de e-reader draait en een ingebouwde muziekspeler.

Bosatlas

De Bosatlas van de geschiedenis van Nederland is een monumentaal naslagwerk met meer dan 1500 kaarten en afbeeldingen. Wat zie je nog terug van de prehistorie in het hedendaagse landschap? Hoe zag de kaart van middeleeuws Europa er uit?

Maak gebruik van de antwoordbon of surf naar www.didactiefonline.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.