JA ARGANG 44, NR 9 / november 2014, PRIJS € 6,95
OPINIE EN ONDERZOEK VOOR DE SCHOOLPRAKTIJK
ckv
rla nede
nds
Is het tijd voor minder vakken? r
ijlee p p a h
tsc maa
Na Dijsselbloem veranderde er… nogal weinig Poolse kinderen in de klas Red de creatieve leerling! GRATIS webinar
LEERPLAN LEERPLAN
tekst Filip Bloem beeld Shutterstock
Proeftuin voor examens De eerste versie van de online examentrainer Proeftuin examens belooft veel goeds: scholieren kunnen precies met die onderwerpen aan de slag waar ze nog moeite mee hebben.
D
e laatste tijd zijn er grote stappen gezet in de digitalisering van het onderwijs: voor veel vakken zijn de kerndoelen en programma’s digitaal ontsloten en soms ook gekoppeld aan lesmethodes. Expertisecentrum SLO en Kennisnet besloten een stap verder te gaan en ontwikkelden voor acht havovakken een examentrainer: Proeftuin examens. Met deze examentrainer hebben docenten een krachtig middel in handen om hun leerlingen met de examenstof te laten oefenen. ‘Je kunt veel gerichter werken,’ vertelt Alex de Lange, docent economie op de scholengemeenschap Sevenwolden in Heerenveen, die aan de pilot meedeed. ‘Vroeger maakten we klassikaal een oefenexamen. Dan besteedden leerlingen ook tijd aan stof die ze al goed beheersten. Zonde. Met de Proeftuin kunnen ze individueel werken aan precies die onderdelen waar ze moeite mee hebben. En als ze een vraag over de stof hebben, kunnen ze direct doorklikken naar de relevante passages uit de lesmethodes.’ In hoeverre leerlingen dankzij de Proeftuin hun eindexamen beter maken, is niet onderzocht. Wel gaven zowel docenten als leerlingen aan dat ze er baat bij hadden. ‘Leerlingen staan niet altijd te juichen als je iets nieuws van ze wilt,’ zegt Petra Fisser, projectleider bij SLO. ‘Maar nu begonnen ze uit zichzelf te vragen voor welke vakken de Proeftuin nog meer beschikbaar is.’
Teaching to the test Valkuilen zijn er natuurlijk ook. Hoe voorkom je dat het onderwijs straks alleen nog maar op het eindexamen gericht is? Fisser ziet het gevaar, maar denkt dat het zo’n vaart niet zal lopen. ‘We krijgen nu al feedback van docenten die zeggen dat ze ook hun reguliere toetsen via deze applicatie zouden willen afnemen.’ De voordelen van het werken met digitale middelen als de Proeftuin zijn volgens Fisser evident.
34
november 2014
‘Gepersonaliseerd onderwijs, toegesneden op de sterke en zwakke punten van een leerling, heeft de toekomst. De Proeftuin is een stap in die richting en dat is onmiskenbaar winst.’ Uitgevers Fisser hoopt dat op termijn vergelijkbare systemen beschikbaar komen voor alle schooltypen en leerjaren. Maar het is niet gezegd dat die allemaal door SLO en Kennisnet ontwikkeld gaan worden. Fisser: ‘Een ander moet het nu oppikken.’ Ze heeft goede hoop dat uitgevers van schoolboeken ermee aan de slag gaan. ‘Zij hebben zich bij de Proeftuin zeer coöperatief opgesteld en zien ook de mogelijkheden die zulke software biedt.’ Maar eerst volgt een update van de huidige Proeftuin. Een versie die nog gebruiksvriendelijker is. Begin 2015 zal die gereed zijn. ■ Meer info: proeftuinexamens.slo.nl.
ONDERZOEK ONDERZOEK KORT
De kunst van elkaar doceren Paul Kirschner, hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit, kiest tweemaandelijks de krenten uit recent internationaal onderzoek. Neal Whitman en Jonathan Fife (1988) schreven ooit een mooi rapport over peer teaching, een onderwijsaanpak waarbij leerlingen de lesstof aan elkaar uitleggen. Zij behandelden onder meer de voordelen, de psychologische onderbouwing en de implementatie daarvan. Ze signaleerden dat we sinds de jaren zestig van de vorige eeuw weten dat het elkaar iets doceren een positief leereffect heeft voor zowel de vertellers als de luisteraars. Het voordeel voor de vertellers ligt in het herhalen en organiseren van wat zij gaan vertellen. Hierdoor begrijpen zij de stof beter. De luisteraars profiteren, omdat zij iets horen dat dichter bij hun eigen niveau ligt dan wat er in het boek staat of wat de docent vertelt (denk aan Vygotski’s Zone van de naaste ontwikkeling). Onthouden Tot zover de geschiedenis. Onlangs verscheen een artikel met twee opmerkelijke onderzoeken over peer teaching (Nestelojko et al., 2014). Deelnemers aan de onderzoeken werd verteld dat zij na bestudering van een leertekst óf getoetst zouden worden óf de inhoud aan een ander moesten ‘doceren’. In werkelijkheid moesten de deelnemers in het ene onderzoek een vrije tekst schrijven over wat ze zich van de inhoud herinnerden en in het andere een toets maken. Deelnemers die dachten dat zij de stof moesten doceren, schreven teksten die vollediger en beter georganiseerd waren. Ook scoorden zij hoger op de toets dan de mensen die dachten een toets te krijgen. Met andere woorden, de deelnemers hoefden de stof niet eens echt te doceren – alleen maar te dénken dat zij dat zouden moeten doen, was voldoende om beter te leren. Dieper leren Zijn er kanttekeningen? Ja. Een eerste is te vinden in twee onderzoeken van Fiorella en Mayer (2013). Hun aanpak was vergelijkbaar met hierboven beschreven, maar met een paar verschillen. Zo lieten ze een deel van de deelnemers daadwerkelijk de stof aan medeleerlingen doceren. Hun eerste onderzoek liet zien dat direct na het bestuderen van de stof beide ‘doceergroepen’ beter leerden dan een controlegroep die verteld was dat zij een
toets over de stof zouden krijgen. In hun tweede onderzoek maakten deelnemers de toets een week na het bestuderen van de stof. Toen bleek alleen nog de groep die daadwerkelijk doceerde, beter te leren. Hun conclusie was dat door werkelijk over de stof te doceren dieper en duurzamer geleerd wordt. Een tweede kanttekening is de vraag wie het meeste profiteert van deze aanpak. Gottlieb en collega’s (2014) deden onderzoek waarbij lerenden afwisselend de rol van verteller en luisteraar hadden. Ze wilden nagaan of peer teaching verschillend zou uitpakken voor leerlingen met een verschillend kennisniveau. De eerste resultaten lieten zien dat de minder goede leerlingen (qua niveau de onderste
KIRSCHNER KIEST
25% van de deelnemers) het dankzij peer teaching beter deden. Er was daarentegen geen verschil in leren voor de overige 75%. Voorzichtig stellen de onderzoekers dat peer teaching misschien beter werkt voor leerlingen die onderaan de ladder staan. Maar ook met deze kanttekeningen is duidelijk dat peer teaching werkt, zelfs als het alleen gaat om de gedachte dat je iets aan een ander moet uitleggen. Ik zeg: doen! ■ Kijk op www.didactiefonline.nl voor de bronnen en meer achtergrondinformatie.
november 2014
37
derzoek vo onderzoek vo
Jonge burgers Een recent overzicht van onderzoek naar burgerschapsonderwijs biedt handreikingen voor middelbare scholen. Een van de adviezen: behoud de maatschappelijke stage.
J
ongeren gaan steeds minder stemmen. Zij zouden vooral op zichzelf en hun directe omgeving gericht zijn en weinig gelegen laten liggen aan de samenleving als geheel. Mede hierom is het belangrijk dat scholen jongeren goed voorbereiden op hun deelname in de samenleving. Maar dat lukt in praktijk niet altijd. Veel scholen en docenten vinden het lastig om hun burgerschapsonderwijs goed uit te werken. En hoewel scholen veel werk verrichten, is er weinig vooruitgang, constateert de Onderwijsinspectie. De maatschappelijke en politieke aandacht voor burgerschapsonderwijs lijkt niet zonder reden. De onafhankelijke International Civic and Citizenship Education Study laat zien dat Nederlandse jongeren (uit de tweede
Hoe zorg je voor goed burgerschapsonderwijs?
1 2 34 5
1. Bedenk een wekelijks programma waarin leerlingen discussiëren over controversiële onderwerpen. 2. Laat leerlingen bij stages en excursies nadenken over de bredere maatschappelijke en morele context van deze activiteiten. 3. Besteed extra aandacht aan politieke en sociale onderwerpen bij leerlingen die kennis hierover niet van huis uit meekrijgen. 4. Formuleer concrete burgerschapsdoelen en evalueer regelmatig of de gekozen aanpak de gewenste resultaten oplevert. 5. Geef leerlingen de ruimte om in de school mee te besluiten over voor hen relevante onderwerpen, zoals schoolregels of toetsmomenten.
44
november 2014
klas van het voortgezet onderwijs) relatief weinig burgerschapskennis bezitten, zeker in vergelijking met omringende landen. Daarnaast zien we in Nederland grote verschillen tussen opleidingstypen. Zo scoren vwo’ers veel beter dan vmbo’ers. In bijvoorbeeld Scandinavische landen zijn die verschillen veel kleiner. Het lijkt er dus op dat wij in Nederland onvoldoende in staat zijn om voornamelijk vmbo’ers goed te bereiken. Tegelijkertijd laat dit en ander onderzoek zien dat veel Nederlandse leerlingen positief staan ten opzichte van democratische principes en politieke instituties. Evenals in andere landen vindt een overweldigende meerderheid bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting en demonstratie belangrijk. Daarnaast scoren Nederlandse leerlingen bovengemiddeld wat betreft het vertrouwen in politieke partijen en de landelijke overheid. Hoewel Nederlandse jongeren beperkte kennis hebben over burgerschap, staan zij dus wel positief ten opzichte van de onderliggende waarden. Niveauverschillen Op school leren jongeren veel over burgerschap en hun rol in de samenleving, maar natuurlijk niet alleen daar. Veel onderzoek laat zien dat de ouders van grote invloed kunnen zijn – zeker op jongere leeftijd – en ook vrienden, vrijwilligersorganisaties en media. Dit kan betekenen dat sommige leerlingen al veel weten over burgerschap en politiek, terwijl anderen in het duister tasten of zich negatief verhouden tot deze onderwerpen. Scholen hebben daarom ook een belangrijke compenserende rol: juist leerlingen die vanuit hun sociale omgeving weinig meekrijgen over samenleving, politiek en democratie, moet de school helpen zich te ontwikkelen. Op welke manier kan de school dat het beste doen?
tekst Bram Eidhof en Hessel Nieuwelink
beeld Shutterstock
rest van het curriculum, zoals het vak maatschappijleer. Op deze manier is het mogelijk om leerervaringen van leerlingen te bespreken en in een breder kader te plaatsen.
Veel onderzoeken bieden handreikingen. Ten eerste wat betreft het formele curriculum. Wanneer de school expliciet en structureel aandacht besteedt aan burgerschapsonderwerpen, blijkt dat dit positieve effecten kan hebben op de kennis en houding van jongeren. Deze effecten zijn weliswaar beperkt, maar jongeren weten toch aantoonbaar meer van politiek, discussiëren makkelijker over politieke onderwerpen en zijn sneller bereid om verschillende perspectieven te accepteren. Een tweede aandachtspunt is het klassenklimaat. Een pedagogisch klimaat waarin ruimte is om controversiële onderwerpen te bediscussiëren, blijkt een positieve invloed te hebben op de burgerschapskennis en -houding. Jongeren vergroten in zo’n omgeving makkelijker hun kennis over de samenleving en blijken onder andere toleranter ten opzichte van andersdenkenden. Een ander aandachtspunt is de maatschappelijke stage. Wanneer jongeren (op school) nadenken over wat ze gaan doen tijdens de stage en wat de betekenis ervan is in een breder maatschappelijk en moreel kader, dan kan de stage waardevol zijn en effect sorteren op onder meer de manier waarop zij denken over maatschappelijke participatie. Essentieel is dat de maatschappelijke stage wordt verbonden met de
Duurzaam Ook blijkt dat burgerschapsonderwijs (in elk van de bovenstaande vormen) eigenlijk pas zinvol is, wanneer deze is ingebed in een systematische aanpak: jongeren moeten er regelmatig mee bezig zijn, wil je duurzame resultaten boeken. Een enkel project over burgerschap lijkt weinig effectief. Gelukkig hebben vrijwel alle scholen inmiddels een visie op burgerschap geformuleerd. Toch is er ruimte voor verbetering: tot dusverre blijkt slechts een derde van de scholen concrete doelen aan hun visie te hebben gekoppeld. Zulke doelen helpen niet alleen om het burgerschapsonderwijs samenhang te geven, maar zijn ook van groot belang voor adequate kwaliteitszorg – ze bieden handvatten om inzichtelijk te krijgen of dat wat je beoogt, ook daadwerkelijk bereikt wordt. Onderzoek laat kortom zien dat er goede redenen om de burgerschapsopdracht van het onderwijs zeer serieus te nemen en ook dat scholen echt verschil kunnen maken. ■
Scholen spelen een belangrijke rol in burgerschapsvorming
De auteurs doen onderzoek naar burgerschap bij de Universiteit van Amsterdam.
Meer weten? Nieuwsgierig naar wat je nog meer met burgerschapsonderwijs kunt doen? Didactief publiceert de komende maanden een serie artikelen van Bram Eidhof en Hessel Nieuwelink. Zij kijken hoe je het onderwijs kunt koppelen aan de visie van je school, hoe je álle leerlingen betrekt, wat de rol is van social media, en nog veel meer!
november 2014
45
Met de laatste kennis voor de klas? Medilex Onderwijs organiseert cursussen en congressen voor professionals in het onderwijs.
ONAFHANKELIJK
Komend schooljaar worden er 60 congressen en cursussen met zorg voor u samengesteld. Maak uw keuze op www.medilexonderwijs.nl.
DESKUNDIG
BETROKKEN