w eb ve rs
ie
Thema 5: Tonen je kleren wie je bent?
1
w eb ve rs ie
1e leerjaar
thema 5 3
Tonen je kleren wie je bent?
Doelen
ie
1 De kinderen kunnen soorten kleding als hulpmiddel herkennen om iemand te identificeren. 2 De kinderen kunnen op basis van aanwijzingen personages in een bepaalde volgorde plaatsen. Algemene doelen: 3 De kinderen kunnen filosoferen over de stereotiepen van kleding en het (relatieve) belang voor de drager(s). 4 De kinderen kunnen reflecteren over de inhoud en de kwaliteit van het gesprek. ET
GO!
SV 1.2 1.6 2 3
3.1.1.3 3.1.1.11 3.1.1.13 3.1.2.2
OVSG
VVKBaO
WO-MNS-SC-1.2.05 WO-MNS-SC-1.2.06 WO-MNS-SC-1.2.07 WO-MNS-SV-2.3 WO-MNS-SV-2.7 WO-MNS-SV-2.11 WO-MNS-SV-2.12
2.4 2.10 4.2 4.5 4.7
w eb ve rs
Eindtermen en leerplandoelen
Leermiddelen
- Kopieerblad 9: filowerkblad - Kopieerblad 10: liedtekst - Kopieerblad 11: terugblik - Filovragenboek - Beurt- en symbolenkaarten - Schaar
De les in vogelvlucht
1
Instap
2
Kern
(1 x 50’)
kopieerblad 1 en 2
2.1 Beurt- en symbolenkaarten
beurt- en symbolenkaarten
2.2 Filosofisch onderzoek
filovragenboek
3
Afsluiter
3.1 Metagesprek en terugblik
kopieerblad 3
3.2 Poppenstoet
3.3 Parade of de wooden soldiers
Voortaak
Zoek een opname van volgende liedjes via you tube of in de bibliotheek: - de poppenstoet - parade of the wooden soldiers
thema 5 | Tonen je kleren wie je bent?
1e leerjaar
thema 5 4
Filosoferen met kinderen - FMK
Gespreksregels
ie
Om goed te filosoferen zitten we het best in een kring. We proberen zo samen uit te zoeken hoe vanzelfsprekende dingen soms erg ingewikkeld in elkaar kunnen zitten. We denken soms na over alledaagse dingen. We staan ook regelmatig stil bij wat we allemaal al menen te begrijpen, maar waarbij we ons nog nooit verdere vragen stelden. We vertellen aan elkaar om de beurt onze bedenkingen over een onderwerp en stellen nieuwe vragen. Bij elk antwoord denken we weer stapsgewijs verder na.
w eb ve rs
Deze worden al doende geleerd en af en toe geëxpliciteerd tijdens de nabespreking of bij het begin van een nieuw gesprek: - Iedereen mag om de beurt praten of vragen stellen. - Niemand kan in principe iets verkeerds zeggen. - Tegenspraak is mogelijk door het gebruik van logische argumentatie of duidelijke tegenvoorbeelden. - We luisteren aandachtig en laten elkaar uitspreken want soms gaat het misschien wat moeizamer om vlot te zeggen wat men precies bedoelt. - Het gesprek verloopt in groep; niet enkel tussen één leerling en de leerkracht.
Vlot verloop
Om je filoles vlot te laten verlopen en iedereen gelijke spreekkansen te geven, kun je geleidelijk aan gebruik maken van de beurt- of symboolkaarten (bijlage 1). Probeer na elk gesprek steeds kort te reflecteren aan de hand van (een gedeelte van) de terugblik. Dit kan zowel individueel als klassikaal gebeuren.
Het filovragenboek
Het filovragenboek is een hulpmiddel om de vraag waar rond gewerkt wordt centraal te stellen tijdens de filoles. Bevestig het blad (kopieerblad 4) met de centrale themavraag op de binnenzijde van het boek. Gebruik een tweede vel of grote kleefbriefjes om eventueel steekwoorden uit het gesprek te noteren. Je kunt er ook voor opteren om dit bij wijze van herhaling te doen bij het afronden van het gesprek: Welke woorden waren in dit gesprek belangrijk?
Het filosofisch gesprek en de rol van de gespreksleider
Vorm een kring om het eigenlijke filosofisch gesprek te voeren. Start vanuit de bevindingen die op het filowerkblad werden ingevuld. Tracht bij de antwoorden telkens al door te vragen en op die manier wat los te komen van het louter anekdotische. Laat de werkbladen na een tijdje omkeren om zo los te komen van de eigen denkwereld en te starten met een ‘blanco pagina’. De kwaliteit van een filosofisch gesprek hangt immers nauw samen met de wijze waarop de waarheid door de voortdurende en onverwachte vraag- en antwoordcombinaties aan het licht komt. Als gespreksleider vertraag je soms heel bewust het oppervlakkige denkproces door: een antwoord te laten herhalen, te vragen naar tegenvoorbeelden of bijkomende argumenten … Maak hiervoor gebruik van de beurt- en symbolenkaarten.
thema 5 | Tonen je kleren wie je bent?
1e leerjaar
thema 5 5
De doordenkvragen
ie
Leg het denk- en onderzoekswerk zo veel mogelijk bij de klasgroep en vermijd de valkuil van de ‘alleswetende’ juf of meester. Trek zeker zelf geen voorbarige conclusies of rond niet af met een algemeen besluit. Laat de kinderen zelf aangeven wat ze opvallend vonden en indien over een bepaald aspect een consensus werd bereikt, kan dit uiteraard vermeld (en genoteerd) worden.
w eb ve rs
De doordenkvragen hebben als bedoeling je te inspireren om tijdens het gesprek bijkomende sporen te verkennen. Vertrek in eerste instantie zoveel mogelijk van de denkpistes die de groep inslaat. Geef de kinderen voortdurend de kans om onvermoede denksporen te onderzoeken. Gebruik de vragen dus niet als een soort ‘filosofisch boodschappenlijstje’ dat je nog snel even moet afwerken. Probeer vooraf zelf een aantal vragen te bedenken die de lijst kunnen vervolledigen.
Filobewaarmap
De filobewaarmap dient om individuele opdrachten in op te bergen. Deze kan ook gebruikt worden als een soort logboek waarin de kinderen nieuwe filosofische thema’s en eigen vragen kunnen bewaren.
Zelfevaluatie
Scherp je vraagtechniek voortdurend aan. Kopieerblad 5 is een hulpmiddel om te groeien en te variëren bij de vraagstelling. Op kopieerblad 6 vind je een uitgebreide lijst met mogelijke observatieopdrachten die je helpen om het gesprek beter te kunnen analyseren. Kies telkens enkele items uit en zoom een volgende keer in op andere aspecten. De feedback van een collega, die een gesprek in jouw klas bijwoont, is heel leerrijk. Focus bij de nabespreking op jouw letterlijke interventies die het gesprek al dan niet verder hielpen. Welke vraaggewoonten komen (al te) dikwijls aan bod of zijn al ingeslepen geraakt? Hospiteer zelf eens tijdens een filosofisch gesprek bij een collega. Leg je ervaring samen en besluit hoe je volgende keer de gespreksleiding een ander accent kunt geven.
thema 5 | Tonen je kleren wie je bent?
1e leerjaar
thema 5 6
1
Instap
Laat (eventueel tijdens een opruimmoment) dit Vlaamse (vintage) kinderlied beluisteren zonder vooraf een specifieke opdracht te geven. Vraag na de slotnoot wie toch al enkele figuren uit de feestelijke optocht kan opnoemen?
Luisteren
ie
Kopieerblad 1 Lied ‘de poppenstoet’
Voor het gericht herbeluisteren deel je nu het volgende mee: Zwarte Piet marcheert vooraan in deze poppenstoet en na hem volgen een aantal mensen verkleed als poppen. Welke poppen stellen ze voor en hoeveel zijn er in totaal?
Partnerwerk
Deel na deze inventaris het filowerkblad uit met opdracht: Knip de strookjes met de figuren los en leg ze in volgorde op je tafel.
Kopieerblad 1 Schaar
w eb ve rs
Laat de kinderen per twee deze opdracht uitvoeren. Controle kun je laten uitvoeren door nogmaals het refrein te laten horen. Laat opnieuw de volgorde aanpassen indien nodig. Dit alles is een aanloop tot de centrale vraag bij dit thema: Tonen je kleren wie je bent? Leg het verband met de figuren uit de ‘poppenstoet’. Deze zijn mits hier en daar een woordje uitleg duidelijk herkenbaar door hun typische kleding. Stel als probleem dat de kleding herkenbaar maakt maar dat je daarom nog niet iemand kent …
2
Kern
2.1 Beurt- en symboolkaarten
Beurt- en symbolenkaarten
Herhaal via het gebruik van het denkrad de symbolen nogmaals met het bijpassende handgebaar en leg de kaarten in vier aparte stapeltjes voor jou. Wanneer het gesprek nu goed op dreef is, kun je ook het denkrad een willekeurig symbool laten aanwijzen. De volgende inbreng van de groep moet dan gebracht worden in één van de vier vormen (!, ?, - of +). Je kunt uiteraard ook meerdere kinderen na elkaar een bijkomende vraag laten stellen, pro- of contra-argumenten inventariseren of stilstaan bij belangrijke uitspraken uit het gesprek. Ook nu kun je opnieuw relevante vragen noteren in het vragenboek met de naam van de ‘auteur’ van de vraag (naam leerling) er tussen haakjes bij. Zoals eerder gesteld werd, is dit de eerste stap in het samen opbouwen van een filosofisch gesprek. Telkens wanneer iemand een specifieke inbreng deed, krijgt hij / zij het passende symboolkaartje. Deze duiden samen met het aantal beurten eveneens de aard van de interventies aan. Als je dit ook consequent bij jezelf toepast dan heb je op het einde van het gesprek een goed overzicht om alle rubrieken van het volledige terugblikblad te laten aanvullen: Kwamen vragen, belangrijke uitspraken, tegenvoorbeelden of aanvullingen niet / weinig / veel voor bij mij / ons / de juf of meester? Het aantal bolletjes na het gesprek laten aanvullen evenredig met de verzamelde symboolkaarten is dan de laatste stap bij het formeel terugblikken op het gesprek.
thema 5 | Tonen je kleren wie je bent?
1e leerjaar
thema 5 7
2.2 Filosofisch onderzoek Bevestig de startvraag in het filovragenboek.
Filosofisch gesprek
Startvraag: Tonen je kleren wie je bent?
ie
Filovragenboek
w eb ve rs
Doordenkvragen: - Als we allemaal dezelfde kleding dragen, is dat dan niet eenvoudiger? - Wat vind(en) jij, je ouders van het dragen van een (school)uniform? - Hoe noemen we een indiaan met eskimokledij aan en een kapiteinspet op? - Is een harlekijn altijd een harlekijn? - Past bij elke gelegenheid de juiste kleding? - Is het nodig om te volgen wat in de mode is? - Wanneer is kleding versleten? - Kunnen jongens meisjeskleding dragen en kan het ook andersom? - Kun je op een andere manier ook tonen wie je bent? - Blijven we als we dezelfde kleren dragen toch nog verschillend? - Is het kunnen kiezen van je eigen kleding belangrijk? - …
3
Afsluiter Klasgesprek
Kopieerblad 3
3.1 Metagesprek en terugblik
Het individueel laten invullen van het volledige evaluatieblad heeft pas zin als de gesprekken een zekere duurtijd hebben, vrij gevarieerd zijn en er voldoende participatie en interactie is geweest. We toetsten tijdens de eerste filosofeerlessen enkele rubrieken al klassikaal. We verwezen hoger (2.1) al naar het gebruik van het volledige terugblikblad. Nabespreken doe je uiteraard meer en meer in functie van het optimaliseren van de volgende gesprekken. Misschien kun je over het al dan niet naleven van de gespreksregels ook iets noteren in het klassikale boek zodat je dat bij de aanvang van een volgend gesprek terug kunt opfrissen.
3.2 Poppenstoet
Groepswerk
De poppenvolgorde onthouden kan uiteraard makkelijk via het ingebouwde rijmschema. Je kunt tot slot deze ‘rijmrij’ inoefenen, de rollen verdelen en de kinderen om de beurt als een bepaalde figuur laten rondstappen. Uiteraard leende deze Vlaamse kinderklassieker zich in schoolverband al vele jaren tot allerlei verkleedpartijen en dito dansjes …
3.3 Parade of the wooden soldiers
Klasgesprek Lied ‘Parade of the wooden soldiers’
Een speelgoedwinkel komt om middernacht tot leven. Beluister dit muziekfragment met de ogen toe en laat de kinderen spontaan vertellen welke dingen zij via deze ‘programmamuziek’ allemaal zien bewegen. De keerzijde van het werkblad kan gebruikt worden om deze droomwereld te tekenen. thema 5 | Tonen je kleren wie je bent?
KOPIEERBLAD 1 thema 5 - filowerkblad
knip de strookjes met de figuren los en leg ze in volgorde op je tafel.
w eb ve rs
ie
1e leerjaar
thema 5 | Tonen je kleren wie je bent?
KOPIEERBLAD 2 thema 5 - liedtekst
1e leerjaar
opzij, opzij, opzij de poppenstoet gaat hier voorbij ze komen recht uit speelgoedland daar zijn ze dansend hand in hand
ie
en Zwarte Piet marcheert van voor nog zwarter dan een ouwe moor een Zeeuwse boer, een Eskimo Roodkapje en Pinokkio
w eb ve rs
een indiaan, een kapitein
een Mexicaan en Harlekijn
een edelvrouw, een nobele heer
en Mickey Mouse met Teddybeer ohee, ohee, ohee
wie stapt er met die stoet niet mee trompetten klinken hoog en hel tesaam met trom en rinkelbel
en klein en groot aan dansen gaat wijl Harlekijn de maten slaat een Zeeuwse boer … hoera, hoera, hoera
nu komt de Sint bij ons weldra
en ieder wordt door hem bedacht
als hij op tocht gaat door de nacht daarom ook danst de hele stoet zo blij de avond tegemoet een Zeeuwse boer …
Tekst: Eugeen De Ridder (1893-1962) Muziek: Armand Preud’homme (1904-1986) Zang: Louis Neefs (1937-1980)
thema 5 | Tonen je kleren wie je bent?
KOPIEERBLAD 3 thema 5 - terugblik ‘Tonen je kleren wie je bent?’
1e leerjaar
Terugblik thema 5 Opdracht kleur het juiste aantal bolletjes.
weinig
ie
hoeveel inbreng had ik?
❍ ❍ ❍ ❍ ❍
veel
w eb ve rs
heb ik goed geluisterd naar de anderen? helemaal niet goed
❍ ❍ ❍ ❍ ❍
heel goed
hebben we ‘als groep’ gepraat? weinig
❍ ❍ ❍ ❍ ❍
veel
hoeveel keer gebruikte(n) ik / wij / de juf of meester de symbolen?
? ! – +
ik
de klasgroep
juf / meester
❍ ❍ ❍ ❍ ❍
❍ ❍ ❍ ❍ ❍
❍ ❍ ❍ ❍ ❍
❍ ❍ ❍ ❍ ❍
❍ ❍ ❍ ❍ ❍
❍ ❍ ❍ ❍ ❍
❍ ❍ ❍ ❍ ❍
❍ ❍ ❍ ❍ ❍
❍ ❍ ❍ ❍ ❍
❍ ❍ ❍ ❍ ❍
❍ ❍ ❍ ❍ ❍
❍ ❍ ❍ ❍ ❍
thema 5 | Tonen je kleren wie je bent?
1e leerjaar
w e tonen je bv kleren er wie s ie je bent?
KOPIEERBLAD 4 thema 5 - themavraag
thema 5 | Tonen je kleren wie je bent?
KOPIEERBLAD 5a thema 5 - soorten vragen
1e leerjaar
Soorten vragen* Schrijf bij elke groep nog een aantal concrete / bruikbare formuleringen. Deze voorlopige lijst kan aangevuld worden met bepaalde vragen die genoteerd worden tijdens de gevoerde filosofische gesprekken.
- Kan iemand dit uitleggen?
ie
1 Vragen naar helderheid, duidelijkheid, verklaring, verificatie, het geven van voorbeelden
- _________________________________________________________________________ - _________________________________________________________________________
w eb ve rs
- _________________________________________________________________________ …
2 Vragen die zoeken naar redenen, bewijzen, hypothese, vooronderstellingen, informatie - Waarom denk je dat?
- _________________________________________________________________________ - _________________________________________________________________________ - _________________________________________________________________________ …
3 Vragen die alternatieve gezichtspunten onderzoeken via perspectiefwisseling: tegenvoorbeelden, -argumenten, speculatie, onderscheidingen / conceptuele grenzen, alternatieven ... - Kan het tegendeel waar zijn?
- _________________________________________________________________________ - _________________________________________________________________________ - _________________________________________________________________________ …
* Zie ook: Anthone R. en Mortier F., Socrates op de speelplaats, Acco, Leuven, 1997, p. 107
thema 5 | Tonen je kleren wie je bent?
KOPIEERBLAD 5b thema 5 - soorten vragen
1e leerjaar
4 Vragen die implicaties en consequenties onderzoeken: afleidingen maken (inferenties), verbanden leggen, formaliseren van een procedure - Wat kunnen we daaruit afleiden? - _________________________________________________________________________ - _________________________________________________________________________
ie
- _________________________________________________________________________ …
w eb ve rs
5 Vragen in verband met de discussie: besluit, samenvatting, conclusie, procesverloop, efficiëntie van deelnemers en groep, recapituleren - Zijn we tot een antwoord op onze startvraag gekomen?
- _________________________________________________________________________ - _________________________________________________________________________ - _________________________________________________________________________ …
thema 5 | Tonen je kleren wie je bent?
KOPIEERBLAD 6 thema 5 - observatieopdrachten
1e leerjaar
Observatieopdrachten bij een filosofisch gesprek gebaseerd op de lijst van Barry Curtis (Zie ook: http://www.scribd.com/doc/25502148/23/De-Curtislijst#page=32)
1 Hoe zie je (groeiende / afnemende) betrokkenheid bij de deelnemers? 2 Verloopt het gesprek (niet) vlot? Hoe komt dat?
ie
3 Wordt er filosofische diepgang bereikt? Geef een voorbeeld. 4 Wanneer verglijdt het gesprek soms zonder echt filosofische diepgang? Geef een voorbeeld. 5 Tonen de deelnemers respect voor het groepsproces? Beschrijf.
6 Som alle begrippen / thema’s op die aan bod kwamen tijdens het gesprek.
w eb ve rs
7 Wat zijn volgens jou de echte hoofdthema’s tijdens dit filosofisch gesprek?
8 Hoeveel deelnemers nemen echt deel aan de discussie? Is er een wanverhouding? 9 Geven deelnemers zelf aan dat ze vragen / antwoorden niet goed begrijpen?
10 Noteer een opmerkelijke uitspraak zo letterlijk mogelijk? Becommentarieer …
11 Blijft het gesprek op het niveau van het anekdotische? Welke elementen bepalen dat? Evolueert het gesprek nog? 12 Wat zijn goede argumenten? Welke leiden tot een goed opgebouwde redenering? 13 Wanneer bouwde het gesprek goed verder op iemands definitie van een begrip? 14 Worden er veralgemeningen gemaakt? Welke?
15 Wordt het onderwerp voldoende en systematisch uitgediept? Hoe gebeurde dat? 16 Is er een moment van een onverwachte ontdekking; een ‘Aha-erlebnis’?
17 Welk standpunt wordt er heel expliciet ingenomen en (hardnekkig) verdedigd?
18 Zijn er momenten van kritiek op elkaar en hoe gaan deelnemers en gespreksleider ermee om? 19 Zijn er deelnemers die hun mening herzien? Hoe ging dat dan?
20 Wanneer wordt duidelijk verwezen naar een idee van iemand anders?
21 Spreken deelnemers elkaar (rechtstreeks) aan? Worden zij (informeel) leider van het gesprek? 22 Hoe groot is het aandeel van de gespreksleider? Geef voorbeelden.
23 Noteer enkele letterlijke interventies van de gespreksleider en het effect ervan.
24 Was er een moment waarop je zelf iets wou inbrengen in het gesprek? Schrijf op. 25 Herken je in dit gesprek gelijkenissen / verschillen met je ‘gewone’ klaspraktijk?
thema 5 | Tonen je kleren wie je bent?
w eb ve rs ie
w eb ve rs ie