AARDRIJKSKUNDE
Wijs me de weg
2
Inhoud Iedereen cartograaf! .......................................................................................................... 4
ISAAC-moment
RUIMTE
… op een kaart 1 Een goede kaart POLST ............................................................................................... 6 2 Een verticaal perspectief ....................................................................................... 7 3 Een kaart oriënteren ................................................................................................... 8 4 5 6 7 8
Op de kaart gezet ������������������������������������������������������������������������������������������������������������������ 19
ISAAC-actie
STUDIEWIJZER
3.1 Door observatie van het landschap ...................................................................... 8 3.2 Met een kompas.................................................................................................................. 9 Een plaats situeren ................................................................................................... 10 Een plaats lokaliseren ........................................................................................... 11 5.1 Het wereldgradennet ................................................................................................... 11 5.2 Continenten en oceanen.............................................................................................. 14 Een legende lezen ........................................................................................................ 16 Een schaal gebruiken .............................................................................................. 17 Een (kaart)titel gebruiken ................................................................................ 18
������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������������� 20
3
4
ISAAC-moment
Iedereen cartograaf! Maak een kaart voor je klasgenoten zodat iedereen op basis van jouw kaart weet waar je woont en welke weg je aflegt naar school.
5
Welke hulpmiddelen gebruik je voor het maken van jouw kaart? Kruis aan. een atlas
Google Earth
een topografische kaart
een gps
Google Maps
een stadsplan
iets anders:
6
… op een kaart 1 Een goede kaart POLST Een goede kaart moet aan een aantal voorwaarden voldoen. Verbind elk onderdeel of elke eigenschap met de gepaste omschrijving. Dit onderdeel helpt je om de kaart te oriënteren. titel noordpijl
Je kijkt naar het kaartgebied van bovenaf. Dit onderdeel geeft informatie over het thema en/of het gebied dat op de kaart is afgebeeld.
schaal verticaal perspectief
Dit onderdeel geeft aan hoeveel keer de kaart verkleind is. Elke kaart is immers een verkleining van de werkelijkheid.
legende Dit onderdeel legt uit wat de betekenis is van de kleuren, lijnen, symbolen en andere aanduidingen op de kaart.
Een goede kaart POLST: P De kaart gebruikt een verticaal perspectief. O Er is een noordpijl om de kaart te kunnen oriënteren. L Er is een duidelijke legende. S Er is een schaal of een aanduiding voor de werkelijke afstand. T Er is een duidelijke titel. Omcirkel de POLST-voorwaarden op de kaart.
Markeer wat juist is. Deze kaart gebruikt een verticaal / horizontaal perspectief.
7
2 Een verticaal perspectief Wanneer we een foto van een landschap nemen, dan is dat meestal horizontaal. Op deze afbeelding zie je een duidelijke voor- en achtergrond. Deze foto’s kunnen mooi zijn, maar ze zijn niet geschikt om er een kaart van te maken.
Een verticaal luchtbeeld is wĂŠl bruikbaar om er een kaart van te maken.
Bekijk jouw huis of de school in verticaal en horizontaal perspectief in Google Earth of Google Maps. Noteer hoe Google het horizontaal perspectief noemt. Kruis hieronder de verticale perspectieven aan.
8
3 Een kaart oriënteren Er zijn meerdere manieren om een kaart te oriënteren.
3.1 Door observatie van het landschap Je krijgt van je leerkracht een kaart van de omgeving van je school. Oriënteer de kaart door het landschap te observeren. In de afbeelding links zie je jouw perspectief op het landschap. Op de afbeelding rechts zie je het verticale perspectief van dat landschap. Duid op de rechterafbeelding jouw plaats in het landschap aan.
Hoe oriënteer je een kaart door het landschap te observeren?
Stap 1 Zoek enkele duidelijke elementen in het landschap. Zoek dezelfde elementen op de kaart.
Stap 2 Draai je kaart tot de elementen op de kaart in dezelfde richting liggen als in het landschap.
9
3.2 Met een kompas Vul de windroos in met de hoofd- en tussenwindstreken.
Je krijgt van je leerkracht een kaart van de omgeving van je school. OriĂŤnteer de kaart door gebruik te maken van een kompas.
Hoe oriĂŤnteer je een kaart met behulp van een kompas?
Stap 1 Bepaal met een kompas het werkelijke noorden.
Stap 2 Zoek op de kaart het noorden. Het noorden is aangeduid met een pijl. Als er geen noordpijl op de kaart staat, wijst het noorden naar de bovenrand van de kaart.
Stap 3 Draai de kaart zodat het noorden op de kaart overeenkomt met het werkelijke noorden.
10
4 Een plaats situeren De windroos gebruik je ook om plaatsen ten opzichte van elkaar te situeren. Op een kaart kun je lang zoeken naar een bepaalde plaats. Als je weet in welke richting je moet zoeken, kan dat al een grote hulp zijn. De richting waarin we naar een plaats zoeken, duiden we aan met een hoofd- en een tussenwindstreek. Noteer telkens twee voorbeelden. Wat bevindt zich … ten noorden van de school?
ten oosten van de school?
ten zuidwesten van de school? Met de hoofd- en tussenwindstreken kunnen we ook plaatsen en landschapselementen ten opzichte van elkaar situeren. Situeer de onderstaande plaatsen ten opzichte van elkaar. Vul de hoofd- en tussenwindstreken in. Brugge ligt in het
van West-Vlaanderen, maar Brugge ligt ten van Antwerpen.
Aarlen ligt ten Ten
van de stad Namen. van Gent ligt Mechelen.
De Maas stroomt tussen Namen en Luik naar het IJsland ligt in het Italië ligt ten Frankrijk ligt ten
van Europa. van Portugal. van België.
.
11
5 Een plaats lokaliseren 5.1 Het wereldgradennet Het wereldgradennet kan helpen om een plaats nauwkeurig te bepalen op de wereldbol. De evenaar en de nulmeridiaan (Greenwich) spelen daarin een heel belangrijke rol. Vanaf deze twee denkbeeldige lijnen wordt het hele gradennet over de wereld uitgetekend. Bekijk de onderstaande globe en de kaart op de volgende pagina en voer de onderstaande opdrachten uit. Markeer zowel op de globe als op de kaart de evenaar met rood en de nul meridiaan met groen. Noteer in elk vakje van de globe en de kaart de onderstaande begrippen op de juiste plaats. noordpool - zuidpool - evenaar - nulmeridiaan - breedtecirkels - lengtecirkels noordelijk halfrond - zuidelijk halfrond - westelijk halfrond - oostelijk halfrond noordpoolcirkel - zuidpoolcirkel - Kreeftskeerkring - Steenbokskeerkring
De man en de vrouw op deze afbeelding staan elk op een ander halfrond. Duid hun locatie aan op de bovenstaande globe. Zet een kruisje.
Š ALAN SWAIN / GREENWICH OBSERVATORY - MERIDIAN LINE / CC BY-SA 2.0
0
8000 km
De wereld, staatkundig
12
13
Door welke continenten lopen de referentielijnen? Markeer wat juist is. REFERENTIELIJN
CONTINENT
evenaar
Afrika / Azië / Noord-Amerika / Antarctica / Europa / Oceanië / Zuid-Amerika
nulmeridiaan
Afrika / Azië / Noord-Amerika / Antarctica / Europa / Oceanië / Zuid-Amerika
Kreeftskeerkring
Afrika / Azië / Noord-Amerika / Antarctica / Europa / Oceanië / Zuid-Amerika
Steenbokskeerkring
Afrika / Azië / Noord-Amerika / Antarctica / Europa / Oceanië / Zuid-Amerika
noordpoolcirkel
Afrika / Azië / Noord-Amerika / Antarctica / Europa / Oceanië / Zuid-Amerika
zuidpoolcirkel
Afrika / Azië / Noord-Amerika / Antarctica / Europa / Oceanië / Zuid-Amerika
In wiskunde leerde je werken met coördinaten. Voer de opdrachten uit in het coördinatenstelsel. Teken een cirkel op de coördinaat (4,-2). Teken een kruis op de coördinaat (-3, 1). y-as
5 4 3 2 1
-5
-4
-3
-2
-1
1
2
3
4
5
x-as
-1 -2 -3 -4 -5
We vervangen de x- en de y-as door twee assen die je kent: de evenaar en de nulmeridiaan. Kleur de volgende delen in op het bovenstaande assenstelsel: Kleur het zuidoostelijke kwart geel. Kleur de noordelijke helft groen.
14
Om een plaats op aarde te bepalen, heb je een breedte- en lengteligging nodig. Die lees je af aan de randen van de kaart. De breedteligging is de afstand van een plaats tot de evenaar. In de gebieden tussen de evenaar en de noordpool spreek je van noorderbreedte (NB). In de gebieden tussen de evenaar en de zuidpool spreek je van zuiderbreedte (ZB). De lengteligging is de afstand van een plaats tot de nulmeridiaan. In de gebieden ten westen van de nulmeridiaan spreek je van westerlengte (WL), in de gebieden ten oosten van de nulmeridiaan spreek je van oosterlengte (OL).
3°
4°
52°
Je hoeft dus niet te werken met negatieve getallen. De getallen in dit assenstelsel, het wereldgradennet, worden uitgedrukt in graden (°), minuten (’) en seconden (”).
51°
51° N.B. 3° O.L.
5.2 Continenten en oceanen Bekijk het filmpje en ontdek wat een continent is. Wij houden het op zeven continenten. Noteer de namen van de continenten op onderstaande globes en op de wereldkaart op pagina 15. Noord-Amerika - Zuid-Amerika - Antarctica - Europa - Azië - Afrika - Oceanië
15
Noteer de vijf belangrijkste oceanen op de onderstaande globes en op de wereldkaart onderaan deze pagina. Atlantische Oceaan - Grote (of Stille) Oceaan - Indische Oceaan - Noordelijke IJszee Zuidelijke IJszee
0
1000
2000
3000
4000
5000
6000
7000
8000 km
Geef de bovenstaande kaart een gepaste titel. Noteer die in het vakje rechtsboven.
16
6 Een legende lezen Je weet dat een legende informatie verstrekt over hoe je een kaart kunt lezen. Markeer de juiste uitspraken. Een legende maakt het lezen van een kaart makkelijker.
Een legende moet niet bij elke kaart staan.
Een legende bevat geen letters.
Een legende bevat niet altijd evenveel symbolen.
In een legende staan ook elementen die je in werkelijkheid niet ziet.
Een groene kleur stelt altijd een bos of woud voor.
Je krijgt van je leerkracht een topografische kaart (1:20 000). Teken het symbool van de volgende elementen:
kerktoren
schoolgebouw
weg met nationale nummering
landbouwgrond
stadhuis of gemeentehuis
waterloop of kanaal < 3m
Kruis de onderstaande elementen aan die op je topografische kaart (1:20 000) voorkomen en duid ze aan op je kaart. je eigen school het station de kerk het dichtst bij je school de plaats waar jij woont Surf naar www.geopunt.be. Klik op het > icoontje aan de linkerkant en selecteer ‘Gewestplan’. Voer vervolgens de onderstaande opdrachten uit. Ga op zoek naar de legende. Noteer. Wat is de betekenis van … > rood (zonder letter)?
> geel (zonder arcering)?
Wat is de betekenis van de kleur van de zone waarin je school ligt?
Een legende maakt het mogelijk om een kaart te lezen en te analyseren. De legende gebruikt daarvoor verschillende kleuren, symbolen, letters en woorden.
17
7 Een schaal gebruiken Een schaal op een kaart maakt het mogelijk om de werkelijke afstand tussen twee of meerdere punten op de kaart te bepalen. Op een kaart kunnen we twee verschillende soorten schalen vinden: de breukschaal en de lijnschaal. Markeer de breukschaal met geel en de lijnschaal met groen.
Heel wat gps-toestellen en gps-apps stippelen meteen mogelijke routes voor je uit. Ze berekenen daarbij telkens de werkelijke reisafstand.
Met een breukschaal of een lijnschaal kun je berekenen of meten hoe groot de afstand in werkelijkheid is.
18
8 Een (kaart)titel gebruiken Welke titels vind je goed en welke kunnen beter? Kruis aan en verklaar je keuze. Mijnbouw goed kan beter Reden: Klimaat van Europa goed kan beter Reden: Middellands Zeegebied goed kan beter Reden:
Een (kaart)titel vat samen welke inhoud de kaart weergeeft. In de titel vind je zeker de locatie en de inhoud. Wanneer het een overzichtskaart is, is de locatie voldoende.
19
ISAAC-actie
Op de kaart gezet
STUDIEWIJZER
RUIMTE Ik kan de kwaliteit van een kaart beoordelen op basis van het POLST-principe. Ik kan het horizontale of het verticale perspectief herkennen op een foto. Ik kan een kaart oriënteren door te observeren of door een kompas te gebruiken. Ik kan twee plaatsen ten opzichte van elkaar situeren met behulp van de hoofd- en tussenwindrichtingen. Ik kan een plaats lokaliseren door middel van coördinaten. Ik kan op een wereldkaart de evenaar, de nulmeridiaan, de lengte- en breedtecirkels, de keerkringen en de poolcirkels aanduiden. Ik kan de verschillende halfronden op een globe en een wereldkaart onderscheiden.
Colofon Auteur Tine Simoens, Kris Verbouw Illustrator Lieven Vandenberghe Eerste druk 2020 SO 2020/822 Bestelnummer 90 8080 273 ISBN 978 90 4863 968 7 KB D/2020/0147/356 NUR 126/136 Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge RPR 0405 108 325 - © die Keure, Brugge Die Keure wil het milieu beschermen. Daarom kiezen wij bewust voor papier dat afkomstig is uit verantwoord beheerde bossen. Deze uitgave is dan ook gedrukt op papier dat het FSC®-label draagt. Dat is het keurmerk van de Forest Stewardship Council®.
9
789048 639687