Verrekijkerbieb - 5e leerjaar - Kijker 1 - Thema 2 - N1 - Ik schrijf

Page 1

ucatieve uitgaven

BIEB

Ik schrijf Joke Guns

Kijker educatieve uitgaven

Verrekijker 5

1



Ik schrijf

1


Hoe word ik schrijver? Schrijver word je niet. Schrijver ben je. In elk kind zitten verhalen. Ook in jou. Ja, echt waar, geloof me maar. Jij bent een schrijver! Sommige mensen hebben heel veel fantasie. Ze verzinnen gekke, spannende, ontroerende verhalen. Het lijkt wel of hen dat geen enkele moeite kost. Anderen houden zich liever bezig met de dingen om zich heen. Ze willen weten hoe een broodbakmachine werkt of waarom een moestuin een moestuin wordt genoemd. Verhalen vol fantasie noemen we fictie. Verhalen over de werkelijkheid noemen we non-fictie. Sommige verhalen zijn een beetje waar en een beetje verzonnen. Maar verhalen zijn het allemaal. In dit boek vind je schrijfopdrachten en schrijftips. Je ontdekt waar je inspiratie kunt vinden.

2


3


Verhalen voor kinderen Verhalen zijn er altijd al geweest. Maar eeuwenlang had bijna niemand een boek in huis. Boeken waren gewoonweg te duur. In abdijen1 werden boeken letter voor letter overgeschreven. Dat duurde eindeloos lang. Even snel een boek halen in de bibliotheek of boekhandel was onmogelijk. Daar kwam vanaf de 15e eeuw verandering in. De Duitse drukker Johannes Gutenberg, en een eeuw later ook de Vlaamse drukker Dirk Martens, zorgden ervoor dat het boekdrukken iets makkelijker en iets minder duur werd. Maar minder duur is niet hetzelfde als goedkoop! In de meeste gezinnen was dan ook geen boek te vinden. OK. Er waren dus eindelijk boeken. Maar waren die boeken ook geschikt voor kinderen? Zaten daar boeken bij die jij nu graag zou lezen? Vast niet! De maatschappij was volledig op volwassenen gericht. Kinderen stierven, tot ver in de 18e eeuw, vaak al voor ze twee of drie jaar waren. Wie die eerste jaren overleefde, moest zo snel mogelijk stoppen met kind zijn. Elk gezinslid moest werken en bijdragen aan het huishouden. Kinderboeken waren verloren tijd en moeite, vond men toen.

4


In de 18e eeuw leefde er een dokter die Hiëronymus van Alphen heette. Hij wilde voor zijn kinderen graag een boek dat speciaal voor hun leeftijd geschreven was. Dat boek bestond niet! Daarom schreef hij het zelf. ‘Kleine gedigten voor kinderen’ heette het, en het werd een groot succes. In het begin wilde hij niet dat mensen wisten dat hij het geschreven had. Dat boek was niet nuttig, dus hij schaamde zich ervoor. Stel je voor! Gelukkig kwam daar later verandering in. Heb je nog nooit van deze dokter-schrijver gehoord? Een van zijn gedichten is nochtans nog steeds beroemd: ‘Jantje zag eens pruimen hangen’ is al eeuwen een topper.

5


Jantje zag eens pruimen hangen Jantje zag eens pruimen hangen, O! als eieren zo groot. ‘t Scheen, dat Jantje wou gaan plukken, Schoon zijn vader ‘t hem verbood. Hier is, zei hij, noch mijn vader, Noch de tuinman, die het ziet: Aan een boom, zo vol geladen, Mist men vijf, zes pruimen niet. Maar ik wil gehoorzaam wezen, En niet plukken; ik loop heen. Zou ik om een hand vol pruimen Ongehoorzaam wezen? Neen ! Voort ging Jantje, maar zijn vader, Die hem stil beluisterd had, Kwam hem in het lopen tegen Vooraan op het middenpad. Kom mijn Jantje, zei de vader, Kom mijn kleine hartedief! Nu zal ik u pruimen plukken, Nu heeft vader Jantje lief. Daarop ging Papa aan ‘t schudden, Jantje raapte schielijk 2 op. Jantje kreeg zijn hoed vol pruimen, En liep heen op een galop.

Hiëronymus van Alphen

6


In de 20e eeuw kwamen er meer en meer boeken voor kinderen. Misschien heeft jouw school een eigen bibliotheek. Misschien heb je thuis een boekenkast vol spannende verhalen. Misschien heb je een lidkaart van de bibliotheek in je eigen stad of dorp. Wij hebben veel geluk! Boeken zijn er nu voor iedereen!

7


Aan het werk! Wat heb je nodig? Je hebt maar weinig nodig om een verhaal te schrijven. Een blaadje papier en een potlood of pen zijn een goed begin. Vind een plaats waar je goed kunt nadenken, een plek waar je kunt wegdromen.

Zo. Meer heb je eigenlijk niet nodig! Sommige schrijvers werken met een computer, maar noodzakelijk is dat niet. Het belangrijkste van een goed verhaal is namelijk niet het materiaal waarmee je werkt. Het belangrijkste is de inspiratie.

8


Inspiratie Voor een goed verhaal heb je een goed idee nodig. Dat idee wordt ook wel eens ‘inspiratie’ genoemd. Soms komt inspiratie helemaal vanzelf. Je ziet iets vreemds, iets grappigs, iets engs. Daardoor krijg je vanzelf ideeën. Bijvoorbeeld: Je buurvrouw heeft een erg hoog, grappig kapsel. Misschien woont er wel een familie kevers in haar haar? Misschien verbergt ze er een wapen in, want zeg nu zelf: wie zou daar naar een wapen zoeken? Bijvoorbeeld: De reep chocolade is uit het keukenkastje verdwenen. Jij hebt de reep niet gepikt. Je ouders beweren van niets te weten. Misschien hebben jullie ‘s nachts ongewenste bezoekers gehad? Misschien is de reep chocolade onzichtbaar geworden? Bijvoorbeeld: Je bent op een heel mooie plaats. Daar droom je weg. Waar droom je nu over? Het kind op de foto droomt ook. Waar droomt hij over, volgens jou? Een heel simpel feit kan dus voor een heleboel inspiratie zorgen.

9


10


Schrijfopdrachten Een goed begin Kijk om je heen. Ga op zoek naar dingen die jij vreemd, eng of grappig vindt. Pak pen en papier. Schrijf op wat je ziet, ontdekt en voelt. Let niet op wat je klasgenoten schrijven. Iedereen vindt inspiratie op zijn of haar manier. Wat de ene grappig vindt, is voor de andere misschien juist saai. Kun je echt niets verzinnen? Dat kan. Soms zit je hoofd te vol met andere dingen, en kan er geen idee meer bij. Als dat bij jou ook het geval is, maak dan eerst je hoofd leeg. Weet je hoe je dat kan doen? Door te schrijven! Pak een leeg vel papier en een pen. Schrijf alles op wat je vandaag al gedaan hebt. Begin bij het opstaan. Vond je het makkelijk om je bed uit te springen? Of had je liever nog een uurtje langer onder de lakens gelegen? Wat heb je gegeten bij het ontbijt? Stond je schooltas al klaar? Heb je de bus gemist? Heb je ruziegemaakt met een broer of zus? Misschien heb je straks nog een toets. Ben je daar zenuwachtig over?

11


Dat noemen we: de dingen van zich afschrijven. Ben je klaar? Nu is dat volle hoofd vast wat leger en kun je weer op zoek naar inspiratie! Ga opnieuw op zoek naar dingen die jij vreemd, eng of grappig vindt. Schrijf je eerste verhaal. Het mag lang zijn, maar ook kort. Het mag grappig zijn, maar het hoeft niet. Het mag echt gebeurd zijn, maar je mag het ook verzinnen. En nu gaan we echt aan de slag! Schrijfopdracht: het vogelhuisje Kijk goed naar deze foto!

Doe je ogen even dicht. Denk na over de foto die je net bekeken hebt. Doe je ogen weer open. Kijk nog eens naar het vogelhuisje. Schrijf verhaal 1

12


Jij bent het vogeltje dat in dit vogelhuisje woont. Je schrijft een verhaal in de ik-vorm. Je bent dus de verteller, maar je bent zelf ook een deel van het verhaal. Jij bent zelfs het hoofdpersonage! Schrijf verhaal 2 Jij bent de jongen of het meisje dat dit vogelhuisje opgehangen heeft. Je schrijft een verhaal in de ik-vorm. Je bent dus opnieuw zelf de verteller, en je maakt deel uit van dit verhaal. Denk na over de jongen of het meisje. Welk karakter heeft hij/zij? Waarom hangt hij/zij het vogelhuisje op? Schrijf verhaal 3 Jij bent het vogelhuisje! Dat is een lastige klus. Je bent geen mens, je bent geen dier. Je bent een houten huisje voor vogels. Je bent een hoop planken en spijkers. Wat voel je? Wat denk je? Wat vind je er eigenlijk van dat er een vogelgezin in jou komt wonen? Ook dit verhaal schrijf je in de ik-vorm.

13


Je hebt nu verhalen in de ik-vorm geschreven. De ik-vorm wordt ook het ik-perspectief genoemd. Veel verhalen worden in de hij/zij-vorm geschreven. Dat wordt het personaal vertelperspectief genoemd. Uitdaging: Kies een van de drie verhalen die je over het vogelhuisje schreef. Herschrijf dit verhaal, maar nu vanuit een personaal vertelperspectief. Jij bent dus nog steeds de schrijver van het verhaal. Maar je bent niet langer een personage! In de ik-vorm schrijf je bijvoorbeeld: Snel vlieg ik naar binnen. Dat was nipt. Ik zie nog net de klauwen van de kat langs de ingang zoeven. In de hij/zij-vorm wordt dat: Snel vliegt de koolmees het huisje in. Dat was nipt. Hij kan ternauwernood3 ontsnappen aan de klauwen van de kat. OPGELET! Wanneer je in de hij/zij-vorm schrijft, weet je niet zeker wat de personages voelen en denken. Beschrijf wat er gebeurt, maar kijk niet in het hoofd van je personages.

14


Schrijfopdracht: het vuur! Kijk goed naar de foto van het vuur. Doe je ogen even dicht. Denk na over wat je gezien hebt. Doe je ogen weer open. Pak pen en papier. Schrijf een verhaal van precies 100 woorden. Zorg ervoor dat het vuur van de foto in je verhaal voorkomt.

15


Schrijfopdracht: een gevoel of twee, wat moet ik ermee? Kijk heel goed naar deze foto’s. Probeer bij elke foto 5 woorden te schrijven. Denk niet te diep na. Zet de woorden op papier die spontaan in je opkomen. Welk rijtje woorden was het eerste klaar? Bij welke foto kon je niets verzinnen?

16


17


Vaak is het makkelijker om een verhaal te verzinnen over iemand die boos of verdrietig is. We zijn nieuwsgierig en willen weten waarom iemand huilt, waarom iemand ruziemaakt of waarom iemand niet wil praten. Natuurlijk zijn we het liefst gewoon blij. Maar daar hebben we soms weinig over te vertellen. Vind je dat niet raar? Schrijf verhaal 1 Kies een van je drie lijstjes. Schrijf met de woorden van dat lijstje een verhaal. Je personage voelt iets. Hij is bang of blij, boos of jaloers ... Dat moet duidelijk te merken zijn in je verhaal! Schrijf verhaal 2 Pak er een van je andere lijstjes met woorden bij. Verzin een heel nieuw personage dat goed bij deze woorden past. Schrijf nu een verhaal waarin het personage uit VERHAAL 1 dit nieuwe personage ontmoet. Kennen ze elkaar al lang? Of komen ze elkaar nu pas voor het eerst tegen? Misschien was het personage in je eerste verhaal erg boos. Misschien is dit nieuwe personage juist blij, of verdrietig. Wat doet dit met jouw verhaal? Is het ene gevoel sterker dan het andere gevoel? Zijn er personages bij die op jou lijken?

18


Schrijf verhaal 3 Maak verhaal 2 spannend! Gebruik daarvoor een van de volgende technieken: − Een van je personages moet binnen de vijf minuten iets belangrijks doen, het andere personage mag daar niets over weten. − Er komt een derde personage op de proppen. Dat vindt een van je eerste personages niet fijn. Vertel waarom! − Je hoort een sirene. Wat doen je personages? Drie manieren om inspiratie te vinden Manier 1: de techniek van de drie potjes − Verzamel drie potjes of bekers. De potjes mogen van plastic of steen zijn, van papier of karton, het doet er niet toe. Het is de bedoeling dat je de potjes vaak gaat gebruiken. Probeer er dus iets moois van te maken. − Verzamel vervolgens woorden, veel woorden. Ja, echt! Verzamel mooie, spannende, leuke, enge, aparte woorden.

19


Vraag ook aan vrienden, broers, zussen, ouders of zij een woord kunnen toevoegen. Knip al die woorden uit. Vouw elk papiertje dubbel en stop ze allemaal in potje 1. − Zoek in tijdschriften en kranten naar afbeeldingen van zon, regen, sneeuw, hagel, wind ... Als je geen geschikte afbeeldingen vindt, kun je ze ook zelf tekenen of schilderen. Vouw elke afbeelding dubbel en stop ze allemaal in potje 2.

20


− Teken op stukjes papier verschillende emoties. Dat kun je eenvoudig doen met smileys, maar je mag er ook echte kunstwerkjes van maken. Zorg voor veel variatie. Bang, boos en blij horen erbij. Maar ook verdrietig, twijfelend, jaloers en nog veel meer emoties kunnen een plaatsje krijgen. Vouw elke afbeelding van een emotie dubbel en stop ze allemaal in potje 3. − Dankzij deze drie potjes heb je de inspiratie voor het grijpen! Neem uit elk potje een stuk papier. Voor jou ligt nu een bijzonder woord. Daarnaast ligt een weerbericht. Briefje 3 laat jou een gevoel zien. Maak van deze drie onderdelen een verhaal. Succes! − Klastip: de drie potjes verdienen een vaste plek in de klas. Zo kan het woordenpotje regelmatig aangevuld worden met nieuwe, leuke, grappige, ontroerende, mooie, bijzondere woorden. Ben je al klaar met je werk, en weet je even niet wat te doen? Dan kun je tussendoor een kort verhaal schrijven, geïnspireerd door de drie potjes.

21


Manier 2: de techniek van het beeld Haal inspiratie uit foto’s en tekeningen. Gooi tijdschriften nooit zomaar weg. Misschien staat er wel een bijzondere foto in. Breng die dan mee naar school. Verzamel alle bijzondere tekeningen en foto’s in een map. Bewaar die map in de klas. Wat voor jou een heel gewone foto is, kan voor een van je klasgenoten een foto met een verhaal zijn! Manier 3: de techniek van het geluid Haal inspiratie uit muziek, klank en geluiden. Welk gevoel krijg je bij klassieke muziek? Welk gevoel krijg je bij moderne muziek? Welk gevoel krijg je bij jazzmuziek? Welk gevoel krijg je bij het geluid van vallende regendruppels? Welk gevoel krijg je bij het geluid van een krakende deur? Vraag aan de meester of juf om te zorgen voor een verzameling muziekfragmenten en geluiden. Welk verhaal hoort bij welk geluid?

22


Elke dag een verhaal Durf jij de uitdaging aan te gaan? Schrijf elke dag. Doe dit dertig dagen lang. Schrijf ook in het weekend. Ga op zoek naar het ideale schrijfmoment. Dat kan ‘s ochtends zijn, nog voor het ontbijt. Dat kan ‘s avonds zijn, net voor je in bed kruipt. Misschien vind je het fijn om op de trein of in de bus te schrijven. Schrijf, schrijf, schrijf. Je zal ontdekken dat het schrijven steeds een beetje vlotter gaat. Veel succes!

23


Woorduitleg 1 abdij = klooster waar monniken of nonnen wonen 2 schielijk = haastig 3 ternauwernood = op het nippertje

24



Schrijver word je niet. Schrijver ben je. In elk kind zitten verhalen. Ook in jou. In dit boek vind je schrijfopdrachten en schrijftips. Je ontdekt waar je inspiratie kunt vinden.

Dit boekje maakt deel uit van de Verrekijkerbieb 5. ISBN 978 90 486 2536 9 Bestelnummer 60 1021 497 KB D/2016/0147/105 NUR 191 Foto’s: Joke Guns Verantwoordelijke uitgever die Keure Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge RPR 0405 108 325 © Copyright die Keure, Brugge

9 789048 625369

Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form by print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.