ucatieve uitgaven
BIEB
De grote wereld Kolet Janssen
Kijker educatieve uitgaven
Verrekijker 5
1
De grote wereld
1
Een kat in een zak
Hijgend rende Fenna de keuken binnen. Ze schopte haar schooltas in een hoek en streek haar donkere krullen uit haar gezicht. Op haar arm zat een schram die gemeen schrijnde. In haar rechterhand hield ze een linnen zak vast, die bovenaan met een touw was dichtgebonden. De zak kronkelde heen en weer en er kwamen gesmoorde kreetjes uit. Fenna keek op de klok boven de ijskast. Ze had nog ongeveer een kwartier voordat haar broertje er zou zijn. 1
Mama kwam vanavond pas heel laat thuis. Ze ging uit met een vriendin, meteen na haar werk. Fenna mocht babysitten op Floris. Er stond pizza klaar en er lag een nieuwe tekenfilm op hen te wachten. Maar eerst wilde Fenna haar experiment uitvoeren. Ze legde de zak op een stoel en haalde een plastic potje uit haar schooltas. Uit de keukenkast nam ze de maatbeker. Zorgvuldig mat ze 100 milliliter water af. Uit het potje schudde ze poeder op een soeplepel. Met een mes streek ze de bovenkant glad. Zachtjes roerde ze het poeder door het water. De vloeistof borrelde en bruiste. Een heerlijke vanillegeur steeg op. Vijf minuten laten staan en dan was het klaar! Snel alles in gereedheid brengen! De zak lag stil, maar zodra Fenna hem optilde, klonken de kreetjes opnieuw. Met de bewegende bundel in haar handen rende Fenna de trap op. Ze zou eerst alles klaarzetten op haar kamer en dan ging ze het proefdrankje halen …
2
Fenna was gek op wetenschap. Toen ze zes was, kreeg ze van haar oom een doos met scheikundeproefjes en sindsdien was ze niet meer te houden. De dozen in de winkel waren intussen veel te makkelijk voor haar. Daarom zocht ze verder op internet. En daar had ze over dit poeder gelezen. Het was niet duur, dus ze had het meteen besteld. Het moeilijkste was dat ze er een levend proefdier voor nodig had. Eerst had ze aan de goudvis gedacht, maar je wist nooit zeker hoeveel hij at. Een kat was beter, veel beter. In het parkje achter de school stikte het van de zwerfkatten. Zo’n beestje zou blij zijn dat het te eten kreeg. Alleen had ze er niet op gerekend dat die katten half verwilderd waren. Het had langer geduurd dan ze voorzien had om het beest te pakken te krijgen. Ze moest opschieten als ze klaar wilde zijn voordat Floris er was. Floris was lief, maar erg nieuwsgierig. Als hij merkte dat zijn zus met een proefje bezig was, wilde hij er met zijn neus bovenop staan. Maar bij dit experiment kon ze Floris niet gebruiken. Het was een hoogst gevaarlijk, geheim goedje. Gelukkig besefte mama niet wat ze allemaal uitspookte.
3
2
Dorst!
Floris duwde zachtjes de keukendeur open. Fenna was al thuis, hij zag haar schooltas op de grond liggen. Hij had honger als een paard. Hij schoof een stoel tegen het aanrecht, klom erop en opende het deurtje van de koekenkast. Ha, lekkere chocoladekoeken. Hij pakte er drie en stopte ze in zijn zak, terwijl hij weer van de stoel klom. Hij wilde de wikkel van de eerste koek scheuren, maar het papier wilde niet kapot. Vlug griste hij een aardappelmesje uit de la, sneed de wikkel open en at de reep in drie happen op. Lekker, maar hij kreeg er dorst van. Wat stond daar op tafel? Het rook wel lekker. Zeker een nieuw fruitsapje dat zijn mama voor hen had klaargezet. Er zat niet veel meer in de maatbeker. Fenna was hem al voor geweest. Zonder verder na te denken zette Floris de maatbeker aan zijn mond en hij liet de vloeistof naar binnen glijden. Mm, lekker zoet! Floris reikte naar de tweede koek, toen hij een enorme kriebel in zijn buik voelde. Het leek alsof zijn bloed opeens in bruiswater was veranderd. Hij voelde het borrelen tot in de toppen van zijn tenen en zijn vingers. Er kwam een roze mist voor zijn ogen en hij duizelde. ‘AAAH!’ riep hij. Hij viel en bleef vallen. De keukenmuren weken achteruit.
4
Met een plof belandde hij op zijn buik op een koude, witte vlakte. In zijn hand hield hij nog steeds de chocoladekoek en het mesje, maar verder was alles onherkenbaar. Daar was een dikke, bruine pilaar. Uit een grote opening in de verte kwam een hevige wind. Floris knipperde met zijn ogen. Waar was hij? Wat was er gebeurd? Hij krabbelde overeind. Waar was zijn huis? En waar was Fenna? Was er een orkaan langsgekomen die alles had weggeblazen? Floris liep in de richting van de grote opening. Misschien waren daar andere mensen die hem konden helpen.
5
3
Scherven
Fenna schrok toen ze de keukendeur opende. Boven stond alles klaar. Ze wilde snel het drankje ophalen. Maar wat was dat? Scherven op de vloer, een lege snoepwikkel op tafel … O nee, Floris was hier geweest! ‘Floris!’ riep Fenna. Ze keek om zich heen. Zijn schooltas lag bij de deur, maar haar broer zelf was nergens te bespeuren. Ze keek wat beter. Die scherven! Dat was de maatbeker! Stomme Floris, hij had het drankje dat ze nodig had voor haar proef vast omver gestoten. Maar … de vloer was helemaal niet nat, en de tafel ook niet! Floris zou het drankje toch niet zelf hebben opgedronken? Aan tafel lustte hij altijd wel iets niet. Waarom zou hij dan nu zomaar een onbekend drankje opslurpen? Het rook lekker, bedacht Fenna. Haar hart klopte in haar keel. Als Floris echt dat spul had opgedronken, had ze een groot probleem. Ze kneep haar handen samen. Nu moest ze niet in paniek raken. Echte wetenschappers bleven helder en nuchter denken, ook in noodsituaties. Maar toen ze de jas van haar broertje op een stoel zag liggen, sprongen de tranen in haar ogen. Floris was nog zo klein! Dit was een afschuwelijke nachtmerrie.
6
Meteen vermande Fenna zich weer. Ze raapte de scherven voorzichtig op en gooide ze in de vuilnisbak. Ze dacht na. Het was de eerste keer dat ze met dit goedje werkte, dus ze wist niet hoe krachtig het was. Ze moest meteen op internet opzoeken wat de precieze gevolgen waren.
4
Roofdier
Met een bons viel de zak op de grond. Het touw schoot een beetje losser. Kat wriemelde met haar kop in de opening. Gelukt! Ze stak haar kop erdoor en de rest van haar rosse lijf volgde snel. Kat schudde haar snorharen in model en snoof. Dat vervelende meisje was niet in de buurt. Ze moest hier weg, voordat ze haar weer in de zak stopte. Kat sprong op de vensterbank. Het raam stond op een kier. Drie seconden later zat Kat in de klimop naast het raam. En een halve minuut later lag ze onder de laurierstruik naast de keukendeur. Ze likte haar vacht. Bah, veel te veel vieze luchtjes en stukjes vezel van die zak. Gelukkig was ze ontsnapt.
7
In haar linkerooghoek zag Kat een kleine beweging. Ze verstarde. Een muis? Ze had honger. Maar het was niet de goede kleur voor een muis. En het diertje bewoog ook anders. Lang niet zo snel als een muis. Dat werd een makkelijke prooi! Langzaam kwam Kat overeind en ze sloop op haar zachte kussenpoten in de richting van de keukendeur.
8
5
Zwaardgevecht
Het rook naar buiten, maar het zag er heel anders uit dan Floris gewend was. Heel hoog in de lucht waren dezelfde wolken, al leken ze veel groter. Maar verder leek het alsof hij in een oerwoud voor reuzen was terechtgekomen. Enorme bomen met dikke stammen en hoge kruinen torenden boven hem uit. Hoge groene stengels wiegden heen en weer. Er lagen dingen op de grond, die op dode bladeren leken. Maar ze waren groter dan hijzelf was en hij moest drie stappen zetten om eroverheen te klimmen. Waar was hij toch? Waarom waren hier geen andere mensen? Hij was toch gewoon thuis geweest toen hij opeens zo’n raar gevoel kreeg. Waarom was hij dan nu opeens ergens anders? Een beweging rechts trok zijn aandacht. Een groot dier liep langzaam maar zeker in zijn richting. Het was te laat om zich te verbergen. Het leek wel een tijger, maar het had de kleur van een kat. Maar alles aan het beest was groter: zijn snorharen, zijn groene ogen en zijn zwiepende staart. Floris drukte zijn rug tegen de stam van de reuzenboom. Hij merkte dat hij nog iets in zijn hand hield. Het aardappelmesje, dat hij gebruikt had om de snoepwikkel open te snijden. Hij voelde er zich meteen een stuk veiliger mee.
9
Hij boog zich lichtjes voorover en spreidde zijn armen. Het mes in zijn linkerhand stak hij voor zich uit. Hij keek het roofdier gespannen aan. Opeens stak het dier zijn poot uit. Tot zijn afgrijzen zag Floris de vlijmscherpe klauwen die zo groot waren als zijn hand. Hij had geen schijn van kans tegen dat dier! Het dier haalde uit met zijn poot, maar Floris sprong snel opzij. Hij volgde sinds september schermles en probeerde te denken aan wat zijn leraar altijd zei. ‘Je ogen moeten op de punt van je wapen zitten.’ Floris wilde maar dat hij zijn beschermingsmasker droeg. En dat aardappelmes was ook niet echt een zwaard, maar het was beter dan niets. Weer haalde de kat uit met zijn rechterpoot, maar Floris stak vliegensvlug zijn mes naar voren en trof het beest bij zijn oor. Hij hoorde een snerpende kreet en toen liep het dier weg. Floris leunde hijgend tegen de stam van de boom. Hij had het dier verjaagd. Maar wat als dat beest straks terugkwam met een paar vrienden? Hij veegde het bloed van zijn mes af aan zijn broek en hij liet zich op de grond zakken.
10
6
Op zoek
Fenna zat achter haar computer. De kat was ontsnapt, maar dat was wel het minste van haar zorgen. Ze zocht op wat precies de werking was van Minimax, het goedje dat Floris had opgedronken. Minimax verkleint tot tien maal de oorspronkelijke grootte, stond er. Hoe groot was Floris eigenlijk? Mama maakte elk jaar op hun verjaardag streepjes op de deurstijl van de badkamer. Met haar meetlat mat ze het na. 130 cm. Dan zou hij nu 13 cm zijn. Help, daar keek je zo overheen! Hoe zou ze iemand die zo klein was ooit terugvinden? Rustig nadenken, Fenna, sprak ze zichzelf toe. Ze moest uitkijken waar ze stapte. Voor je het wist, had je zo’n klein mensje vertrappeld. Ze moest er niet aan denken dat ze haar eigen broer zou verpletteren onder de zool van haar sportschoen. Fenna staarde naar de plankenvloer van haar kamer, toen de oplossing haar opeens te binnen schoot. Ze moest zelf ook klein worden! Dan zou het niet moeilijk zijn om Floris terug te vinden. Dan was ze van hetzelfde formaat. Maar in tegenstelling tot Floris kon zij haar avontuur als kabouter goed voorbereiden. Ze vulde een plastic poppenflesje met water en nam het speelgoedrugzakje van een oude berenknuffel om het in te stoppen.
11
Ze deed er nog wat stukken koek bij, die ze in papieren zakdoekjes wikkelde. In het pillendoosje dat nog van opa was geweest, strooide ze het gele poeder dat ze ook van internet had. Dat diende om de werking van Minimax ongedaan te maken. Je kleren en de spullen die je in je handen hield, verkleinden mee, had ze net gelezen. Daarom lagen er ook nergens kleren van Floris. Ze trok haar jas aan, keek nog even rond en liep met de kleine bagage naar de keuken. Hier was Floris verdwenen. Pas als ze zo groot was als hij, kon ze bedenken wat hij daarna had gedaan. Ze loste weer wat Minimax-poeder op in water en wachtte vijf lange minuten. Het rook lekker, daarom had Floris het waarschijnlijk ook opgedronken. In één grote teug dronk ze het glas leeg. Haar vingers en tenen begonnen te kriebelen. Het ging steeds verder, tot haar hele lijf onuitstaanbaar tintelde. Het werd roze voor haar ogen. Ze leek te vallen, maar bleef het kleine berenrugzakje met haar reisspullen vastklemmen. Met een smak viel ze op de grond.
12
7
Een spoor
Verdwaasd keek Fenna naar de grote, witte vlakte onder haar voeten. Heel even dacht ze dat ze op een ijsvlakte stond, maar dan besefte ze dat het de tegels van de keukenvloer waren. Wat zag alles er heel anders uit! Het plafond was zo hoog dat ze het nauwelijks kon zien. De poten van de stoelen en de tafel waren angstaanjagend dik. Ze rook de geur van vanille. Het berenrugzakje was opeens helemaal niet klein meer. Ze haakte het om haar schouders. Waar was de deur naar de tuin? Alles was zo groot, dat ze helemaal de weg kwijt was. Hoe zou dat voor Floris zijn geweest, die niet eens wist wat er gebeurd was? Een scheut van angst schoot door Fenna’s buik. En het was allemaal haar schuld! Mama zou het haar nooit vergeven … Ze moest Floris terugvinden voordat mama weer thuiskwam! In haar rug voelde Fenna opeens een koude tocht. Ze draaide zich om. Daar was de deur! Met de zware rugzak op haar schouders liep ze naar de opening. Op de drempel bleef ze verrast staan. Het gras was zo hoog, het leek wel een jungle!
13
Ze huiverde als ze bedacht dat ze mieren en kevers kon tegenkomen die tot aan haar knieën zouden reiken … Vastberaden zette ze een stap naar voren en dook in het groen. Met één hand duwde ze de reuzengrassprieten opzij en met de andere hand beschermde ze haar gezicht. Intussen keek ze uit naar sporen die haar konden vertellen waar Floris was. Floris was niet bang, hij was vast op ontdekkingstocht gegaan. Fenna kwam bij een boom. Het was de appelboom, bedacht ze. Maar nu was zijn stam zo dik dat ze wel vijf minuten zou nodig hebben om er omheen te lopen. Er waren een paar geknakte stengels te zien en de grond leek ook wat ruwer daar. Zou Floris hier in de buurt zijn geweest? Daar! Een bloedveeg op een blad! O nee! Floris was gewond … Fenna bleef staan en keek om zich heen. Welke kant was hij uitgegaan? Daar zag ze een soort paadje tussen de bladeren. Ze gokte er maar op dat Floris dat ook had gezien. Waarom was hij niet gewoon blijven zitten? Hij was ook altijd zo eigenwijs!
14
8
Gevaar!
Floris baande zich een weg door de groene stengels die tot boven zijn hoofd reikten. Af en toe maaide hij er met zijn mes eentje af als hij anders echt niet verder kon. Opeens hielden de stengels op en zag hij een enorme, grijze vlakte met strepen. Hij zette een paar stappen naar voren. Het was hier veel makkelijker om te lopen dan tussen het groen. Misschien vond hij hier mensen die hem konden helpen om weer thuis te raken. Hij klemde zijn mes in zijn hand en stapte flink vooruit. Opeens werd het donker boven zijn hoofd. Hij voelde een grote luchtverplaatsing. Geschrokken keek hij op. Een enorme zwartwitte vogel dook op hem af. Floris sprong opzij en stak in een flits zijn mes naar voren. De vogel schreeuwde luid en probeerde hem met zijn klauwen te grijpen, maar daar wachtte Floris niet op. Hij rende weg, zo snel hij kon.
15
Toen Floris omkeek, zag hij de vogel opvliegen en neerstrijken in een monsterachtig grote boom. Dat beest dacht vast dat hij om op te eten was. Waarom was alles hier zo groot? Was hij in reuzenland terecht gekomen? Hij snapte er niets van. Deze kale, grijze vlakte was misschien nog wel gevaarlijker dan de jungle daarstraks. Hier kon hij helemaal nergens beschutting zoeken. In de verte zag hij weer wat groen. Lager dan daarstraks, maar toch beter dan waar hij nu was. Hij rende erheen. Hoe verder hij liep, hoe bekender de vlakte hem voorkwam. Het leek op het pad naast hun huis, hoe raar dat ook klonk. Maar dan oneindig veel groter! Nu hield het pad op en kwam er een zwarte oppervlakte. Floris stapte er dwars overheen. Opeens hoorde hij een denderend geluid dat pijlsnel dichterbij kwam. Floris bleef staan en dat was zijn redding. Want op een voetlengte voor hem reed opeens een gevaarlijk knetterend gevaarte voorbij! Een soort brommer, maar dan met wielen die zo groot als een huis waren. Floris viel van schrik achterover. Hij was bijna overreden door dat monsterlijke voertuig! Hij klauterde overeind en ging weer bij de rand van de zwarte vlakte staan. Dit was een soort straat in deze wereld, dacht Floris. Hier moest hij extra oppassen.
16
9
Vlinder
Zo snel ze kon, wurmde Fenna zich tussen de groene stengels door. Af en toe zag ze een geknakte of gebroken stengel. Dat was voor haar een teken dat Floris hier was geweest. Het leek wel alsof hij sommige stengels had afgesneden. Zou hij iets scherps bij zich hebben? Iets waarmee hij zich kon verdedigen? Opeens bleef Fenna stokstijf staan. Vlak boven haar hoofd stond een roze bloem. Hij waaide zachtjes heen en weer in de wind. En op die bloem zat iets wat alleen een vlinder kon zijn. Het licht scheen doorheen de dunne vleugels. De vlinder waaierde zijn vleugels uit en stak zijn kop in de bloemkelk. Fenna zag de ragfijne tekening op de vleugels. Oranje en diepbruin en hier en daar zelfs een beetje blauw. Vlekken en streepjes in zo’n schitterend patroon, dat Fenna opeens heel zeker wist, dat ze nog nooit zoiets moois had gezien. Heel even vergat ze alle ellende: het gevaar waarin haar broertje verkeerde, de verwijten van haar mama als ze het zou horen, de onrust om Floris terug te vinden, de angst om zelf ook iets ergs mee te maken. Heel even verdwenen al haar zorgen naar de achterkant van haar hoofd. Ze keek naar boven en genoot. Zoiets zou ze misschien nooit meer meemaken.
17
Als ze straks weer groot werd, zou ze nooit vergeten hoe ongelooflijk prachtig hun tuin er op deze manier had uitgezien. De vlinder steeg heel zachtjes op en vloog weg. Fenna glimlachte en trok de riem van haar berenrugzak recht. Het was een waardeloze rugzak. De naden waren veel te grof genaaid en er zaten grote gaten in. Ze moest oppassen dat ze het gele poeder niet kwijtraakte. Snel stak ze een hap koek binnen en nam ze een teug van het water. De rest bewaarde ze voor Floris.
18
10
Reuzenjongens
Hijgend stond Floris aan de kant van de zwarte vlakte. Hij was zo moe dat hij even ging zitten. Daar hoorde hij alweer een geluid. Bulderende stemmen die dichterbij kwamen. ‘Wat zullen we gaan doen, Ben?’ ‘Ik weet het niet. Nog een paar vensters ingooien van dat leegstaande schuurtje?’ ‘Veel te saai. Misschien kunnen we in de speeltuin een paar kleuters doen schrikken.’ ‘Hé, kijk daar eens, wat zit daar aan de kant van de weg? Is dat een dier?’ ‘Nee … het heeft kleren aan. Het lijkt wel een kabouter!’ ‘Kabouters bestaan niet, slome! Haha, je lijkt zelf wel een kleuter!’ ‘Kijk dan zelf! Hij beweegt! Pak hem, gauw!’ ‘Mis! Hij loopt weg. Houd hem tegen met je voet.’ ‘Nu kan hij niet meer ontsnappen. Zou hij gevaarlijk zijn?’ ‘Denk je dat hij gaat bijten, bangerik? Wacht, ik zal hem wel pakken. Au! Dat dwergje heeft me gestoken!’ ‘Ik zei toch dat hij gevaarlijk kon zijn. Wat heeft hij in zijn handjes? Iets scherps?’
19
‘Hij zwaait wild heen en weer, ik kan het niet goed zien. Hier, ik gooi mijn jas over hem heen. Dan kan hij niet meer weg.’ ‘Hebbes! Zullen we hem mee naar huis nemen?’ ‘Nee, ik wil hem hier zien. Geef op. Waar is hij nu? Ha, daar. Houd je handen klaar als ik de jas weghaal.’ ‘Ik heb hier een eindje touw. Ik bind zijn poot vast aan de paal van dat verkeersbord. Zou het echt een kabouter zijn? Dan worden we beroemd!’ ‘Waarom beweegt hij nu niet meer? Heb je hem doodgemaakt?’ ‘Hij is misschien toch niet echt. Het zal wel een nieuw speelgoedje zijn. Een pop met een techniekje erin. Flauw hoor.’ ‘Wacht, ik zal eens wat water over hem heen gooien uit mijn flesje. Dan zullen we zien of hij echt leeft.’ ‘Au! Wie prikt daar in mijn been? Nu heb ik er genoeg van. Ik vind het hier stom. Kom, Ben, we gaan weg. Laat dat mormeltje hier maar liggen.’ De stemmen stierven weg in de verte.
20
Fenna boog zich over de kleine Floris. Ze had het mes gebruikt om die vervelende jongens weg te jagen. Dat had Floris in het gras laten vallen. Ze streek over Floris’ haren. Hij was vast flauwgevallen van de schrik. Arme broer! Zou ze hem nu meteen van het gele poeder geven? Nee, beter eerst terug naar de tuin. Hier op straat konden er altijd pottenkijkers langskomen. En die kon ze wel missen. Ze kneep zachtjes in de wangen van Floris. ‘Floris! Floris!’ zei ze.
21
Floris knipperde met zijn ogen. Hij keek Fenna even verwonderd aan en riep dan: ‘Fenna! Gelukkig ben jij er! Weet jij waar we ergens zijn? Kijk toch eens hoe raar het hier is. Ik was gewoon in de keuken en opeens … was ik in deze vreemde wereld. Er was niemand te zien behalve een paar reuzen!’ Floris wilde overeind krabbelen, maar de jongens hadden zijn linkerbeen met een touw vastgemaakt aan de paal van het verkeersbord. Hij viel op de grond. ‘Wacht!’ zei Fenna. Ze pakte het mes en zaagde het touw door. ‘Ziezo. Die jongens komen niet meer terug, hoor. Ik heb hen weggejaagd,’ zei ze. ‘Kom gauw mee, dan zorg ik ervoor dat alles weer normaal wordt.’ ‘Waar zijn we dan? Wat is er toch gebeurd?’ drong Floris aan. ‘Zie je dat echt niet?’ vroeg Fenna. ‘We zijn op de straat voor ons huis. Je bent door de keukendeur naar de tuin gelopen. En daarna over het pad naar de straat.’ ‘Maar … het is hier toch heel anders!’ riep Floris uit. ‘Kijk eens hoe groot die wolken en die bomen zijn!’ ‘Ze zijn even groot als altijd,’ antwoordde Fenna. ‘Alleen zijn wij tien keer kleiner dan normaal. De rest van de wereld lijkt voor ons reusachtig.’ Fenna opende haar berenrugzak en reikte Floris een stuk koek. Hij at er langzaam van, terwijl hij diep nadacht.
22
‘Die bomen …,’ begon Floris. ‘Dat zijn de appelbomen bij ons in de tuin,’ zei Fenna. ‘Maar er was een tijger die me aanviel!’ zei Floris. ‘Dat was de kat die ik had meegenomen voor mijn experiment,’ bedacht Fenna. Ze zuchtte. Dit avontuur had veel slechter kunnen aflopen! ‘Welk experiment?’ wilde Floris weten. ‘Ik heb een drankje gemaakt waar je tien keer kleiner van wordt,’ legde Fenna uit. ‘Dat had ik klaargezet voor die kat. Maar jij dronk ervan en toen dronk ik ook zo’n drankje om jou weer terug te vinden …’ ‘En hoe worden we nu weer groot?’ vroeg Floris. ‘Gaat dat vanzelf?’ ‘Daar heb ik dit gele poeder voor. Kom maar mee, dat doen we bij de appelboom. Daar kan niemand ons zien.’ Het poeder smaakte een beetje zout. Hun oren begonnen ervan te zoemen, maar verder deed het geen pijn. Binnen enkele seconden waren ze weer zo groot als ze hoorden te zijn. Het berenrugzakje lag aan Fenna’s voeten. Er lag ook een piepklein aardappelmesje bij. Dat was Floris vergeten vast te houden, en daarom was het niet mee groter geworden. Ze raapten alles op en liepen samen naar de keuken.
23
11
Een rustige avond?
Veel later die avond kwam mama thuis. Ze vond het huis in diepe rust. Haar beide kinderen sliepen als roosjes in hun bedden. Nergens lag rommel. ‘Ze hebben vast een rustige avond gehad,’ mompelde mama. Fijn dat ze haar kinderen zo kon vertrouwen. Opeens zag ze op de vloer iets blinken. Ze bukte zich en raapte iets op. Het was een piepklein aardappelmesje, precies zoals zij er ook één in het groot had. Vreemd, dat speelgoedje had ze nog niet eerder gezien. Het was ook nogal scherp. Misschien moest ze het maar niet in de speelgoedkoffer stoppen. Verstrooid legde ze het mesje op het aanrecht en ze ging naar bed. De volgende ochtend zag Fenna het mesje liggen. Ze knipoogde naar Floris, maar ze vertelden niets. Dat hadden ze samen zo afgesproken. Ouders hoefden echt niet alles te weten.
24
Fenna is gek op proefjes. Op internet vond ze een drankje waarmee je levende wezens kunt verkleinen. Maar haar broertje Floris gooit roet in het eten …
Dit boekje maakt deel uit van de Verrekijkerbieb 5. ISBN 978 90 486 2536 9 Bestelnummer 60 1021 497 KB D/2016/0147/105 NUR 191 Illustraties: Aleksandra Krawczycka Verantwoordelijke uitgever die Keure Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge RPR 0405 108 325 © Copyright die Keure, Brugge
9 789048 625369
Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form by print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.