ucatieve uitgaven
BIEB
Kleine reizigers Noëlla Elpers
Kijker educatieve uitgaven
Verrekijker 5
1
Kleine reizigers Het is een droom van de mens om te kunnen vliegen …
1
Over de wijsheid van vogels Vijftig jaar geleden, toen ik een jaar of zeven was, lagen de elektriciteitsdraden nog niet onder de grond, ze hingen in de lucht aan hoge palen en vormden luchtlijnen langs de straten. Op zonnige dagen in september deed zich ieder jaar een wonderlijk fenomeen voor: op die draden, hoog boven mijn hoofd, zaten honderden zwaluwen in lange rijen te kwetteren. ‘Wat doen die vogels?’ vroeg ik aan mijn moeder. ‘Het zijn zwaluwen,’ zei ze, ‘en ik denk dat ze vergaderen. Over een paar dagen vertrekken ze naar het zuiden.’ Ik dacht aan het zwaluwenpaar dat in het voorjaar in onze schuur een vernuftig1 nest gemetseld had onder een houten balk, hoog tegen de muur. Dat paartje had twee keer vijf jongen grootgebracht. ‘Komen ze dan nooit meer terug?’ vroeg ik teleurgesteld. ‘Toch wel, in het voorjaar komen ze terug en vliegen ze nog eens tienduizend kilometer.’ Tienduizend kilometer? Als mijn vader met de wagen reed, moest hij na vijftig kilometer al stoppen omdat ik wagenziek was. Maar met de auto meerijden was natuurlijk helemaal iets anders dan op eigen kracht vliegen. Kunnen vliegen, leek mij fantastisch. Ik keek naar de scherpe silhouetten van de kleine reizigers die in de heldere avondlucht doken en zweefden. Ze kwetterden en gierden en hadden duidelijk plezier in hun kunsten. ‘Kunnen zwaluwen spreken?’ vroeg ik. ‘Ik denk het wel,’ zei mijn moeder. ‘Ik vind het behoorlijk
2
eigenwijs dat mensen denken dat zij de enigen zijn die kunnen praten. Als je van plan bent om zo ver te reizen, denk je dan niet dat er heel wat moet besproken worden? En de jonkies die nog nooit mee op reis geweest zijn, die moeten toch veel leren? Misschien krijgen ze nu wel vliegles.’ Ik bekeek die vogels plots met andere ogen.
Het leek echt of ze zaten te kletsen. En soms doken ze de lucht in en vlogen ze als een stelletje stuntvliegers. Instinctief2 wist ik dat mijn moeder gelijk had. Toch vond ik het ongelofelijk: zulke kleine vogeltjes die elk jaar zo’n enorme reis ondernamen …
3
Van ooievaars, kraanvogels en ganzen kon ik dat gemakkelijker aannemen, die zag je in de herfst vertrekken. Maar zwaluwen? Die zag men toch niet vliegen? De verwarring over de vogeltrek ontstond al bij Aristoteles, een wijze man uit de Griekse oudheid. Die beweerde:
‘Een groot aantal vogels verschuilt zich – ze trekken dus niet allemaal naar warme landen zoals meestal gedacht wordt. Zwaluwen bijvoorbeeld worden vaak in gaten en holen aangetroffen, voor een deel ontdaan van hun veren. Ze zijn tijdelijk verdoofd en worden wakker in het voorjaar. Alle ooievaars, zwarte lijsters (merels), zomertortels en leeuweriken verschuilen zich. Het geval van de zomertortel is het meest algemeen bekend, want wie durft te beweren dat hij ooit ‘s winters een zomertortel heeft gezien? Aan het begin van zijn schuilperiode is deze duif gezet en mollig, maar later gaat hij in de rui3 om uiteindelijk weer zijn molligheid te herwinnen. Sommige duiven verstoppen zich; andere doen dat niet maar trekken gelijktijdig met de zwaluwen weg. Lijsters en spreeuwen verschuilen zich …’ Laat het bij deze duidelijk zijn dat die wijze man uit de oudheid in de war was over het gedrag van vogels. Over zwaluwen gelooft hij dus dat sommige trekken en dat andere overwinteren …
4
Waarom Aristoteles en andere onderzoekers in de war waren, is niet zo moeilijk te begrijpen. Ze wisten dat sommige dieren in de winter een winterslaap houden. Die dieren kunnen uit hun slaap gewekt worden door ze te verwarmen. Soms werd er een zwaluw in een gat of een spleet aangetroffen. Door die zwaluw te verwarmen, kwam hij weer tot leven! Ondertussen weet men dat boerenzwaluwen en gierzwaluwen inderdaad in zo’n half verdoofde toestand kunnen geraken. Dat gebeurt bij voedselschaarste of plotse, hevige kou. Door de zwaluw te verwarmen kan hij dus echt uit die verdoving gehaald worden.
5
De meeste mensen dachten dat vogels zich na de zomer in scheuren en spleten verstopten. Over zwaluwen werd zelfs gedacht dat ze zich in de modderige bodem van een vijver verstopten om te overwinteren, niet dat ze over zee vlogen. En toch was het verschijnsel van de vogeltrek al eeuwenlang bekend. Van sommige soorten was het immers overduidelijk dat ze trokken. Ooievaars vlogen over in grote groepen: je moest wel aandacht schenken aan hun trek. Zelfs over de trek van de kleine zwaluw bestaat er een gedicht uit de zesde eeuw voor Christus:
Eed’le zwaluw, bent u er weer – Die telkenjare gaat en keert, in de lent’ een nest boetseert, de winter niet trotseert maar zich vertreedt een wijl bij Memphis’ tempel aan de Nijl. Verwarring alom dus. En dit is nog niet de grootse vergissing die mensen maakten over trekvogels. Over de brandganzen werd ook een hoop onzin verteld. In deze oude tekst worden ze ‘Bernaca’ genoemd, wat ‘zeepok’ betekent. Dat is een schelp die zich kan vasthechten op de boeg van schepen, op wrakhout en op grote zeedieren zoals walvissen:
6
‘… De natuur schept de Bernaca – hoogst uitzonderlijk – op tegennatuurlijke wijze. Ze groeien op dennenhout dat in zee is geworpen en zijn in het begin een soort gom. Later klemmen ze zich met hun snavel aan het hout en hangen ze als zeewier in het water. Ze zijn dan omsloten door een schelp, zodat ze ongestoord kunnen groeien. In de loop van de tijd tooien4 ze zich met een sterk verenkleed, waarna sommige in het water vallen, maar andere vrijelijk wegvliegen, de hemel in. Ze halen hun voedsel en hun groei uit zee of uit boomsap van het drijfhout of via een geheim, wonderbaarlijk voedingsproces. Ik heb herhaaldelijk met eigen ogen meer dan duizend van zulke jonge vogels aan een stuk drijfhout in het water zien hangen, ingesloten in hun schelp en al redelijk gevormd. Ze leggen dan ook geen eieren zoals andere vogels en broeden nooit, noch schijnen ze – in welke uithoek van de aarde ook – een nest te bouwen. Vandaar dat bisschoppen en andere geestelijken in delen van Ierland er niet voor terugschrikken in de vastentijd van deze vogels te eten. Immers, ze zijn niet van vlees, noch geboren uit vlees.’ Aha! Op het einde komt de aap uit de mouw: bisschoppen en geestelijken schrikten er dus niet voor terug om in de vastentijd van deze vogels te eten. Katholieken mochten in de veertig dagen voor Pasen geen vlees eten. Het zeepokfabeltje kwam hen dus goed uit. Een vet gansje in de magere vastentijd zal wel welkom geweest zijn op de tafel van de bisschop. Handig bedacht, en een fantastisch verhaal blijft het wel!
7
Als je over iemand zegt dat hij een vogelverstandje heeft, bedoel je waarschijnlijk dat hij dom is. De meeste mensen denken blijkbaar dat vogels niet zo slim zijn, maar ik ben geneigd om het tegenovergestelde te geloven.
8
Toch is de verwarring over het trekgedrag van vogels te begrijpen. Wie zou kunnen bedenken dat een kleine vogel zoals de boerenzwaluw elk jaar heen en weer reist naar Zuid-Afrika? Je zou misschien nog eerder geloven dat de brandgans uit een zeepok groeit! Toch is het zo: boerenzwaluwen vliegen elk jaar 20.000 kilometer. Je ziet ze niet vliegen omdat ze zo klein zijn en hoog vliegen.
9
Kleine reizigers Zwaluwen vond ik altijd al wonderlijke vogels, maar ik denk dat ik pas helemaal verliefd op hen werd nadat ik ‘De Gelukkige Prins’ van Oscar Wilde had gelezen. Het sprookje gaat over een kleine zwaluw die in het noorden achterblijft als zijn familie naar het zuiden is vertrokken. Hij sluit vriendschap met het gouden standbeeld van de Gelukkige Prins en vertelt hem over zijn verre reizen. Een klein stukje:
De volgende dag zat de zwaluw op de schouder van de Prins en vertelde hem wat hij allemaal in vreemde landen had gezien. Hij vertelde hem over de rode ibissen5 die in lange rijen aan de oevers van de Nijl stonden en goudvissen vingen met hun snavel; van de Sfinx6 die net zo oud is als de wereld zelf, in de woestijn leeft en alles weet, van de grote groene slang die in de palmboom slaapt; en van de koning van de Maanbergen, die zo zwart is als ebbenhout en een grote kristal vereert. Door dat sprookje besefte ik nog meer hoe wonderbaarlijk de reis van een zwaluw is. Die vogel had met eigen ogen veel meer gezien dan ik! Het is verleidelijk om nog langer te verblijven in de wereld van fabels en sprookjes, maar om de zwaluw beter te leren kennen, moeten we bekijken hoe het er echt aan toe gaat in een zwaluwleven.
10
Er zijn 90 soorten zwaluwen, waaronder de huiszwaluw, de oeverzwaluw en de boerenzwaluw. Alle zwaluwen zijn kleine vogels tussen de 10 en 20 cm lang. Ze eten allemaal insecten en het zijn goede vliegers. In de koude wintermaanden trekken vele soorten naar warmere landen waar op dat moment meer insecten te vinden zijn. Sommige soorten, zoals de boomzwaluw in Amerika, trekken over kortere afstanden omdat ze naast insecten ook zaden en vruchten eten. 90 soorten zwaluwen kan ik onmogelijk allemaal bespreken. Daarom ga ik het hebben over de boerenzwaluw, de grootste, bij ons inheemse7, zwaluw. Het is een elegante en goed herkenbare vogel met een wit buikje, een bruinrode keel en een blauwzwart verenpak. Laat ons deze vliegkampioen eens van dichterbij bekijken. De boerenzwaluw Midden april barsten de bloemknoppen open en is het eindelijk lente bij ons. Op dat moment komen de boerenzwaluwen terug na hun verblijf in Zuid-Afrika. Het mannetje van de boerenzwaluw arriveert als eerste bij het nest waar hij zijn kinderen alle vorige jaren heeft grootgebracht. Sommige nesten zijn al vijftig jaar oud en behoren al die tijd tot dezelfde zwaluwfamilie. Een woning die zo oud is? Daar moet wat oplapwerk aan gebeuren voor moeder de vrouw thuiskomt! Het mannetje slaat aan het klussen. Hij wil graag dat zijn vrouw onder de indruk is van zijn werk als ze thuiskomt. Op het boerenerf zijn de ganzen net in de rui.
11
Dat komt goed uit: de zwaluw plukt de zachtste veertjes uit de lucht en bekleedt daarmee de binnenkant van het nest. Dat ziet er best comfortabel en huiselijk uit … Als mevrouw thuiskomt, inspecteert ze het nest kieskeurig. Mmm, dat ziet er goed uit, manlief heeft zijn best gedaan. Tijd om eitjes te leggen!
Lichaamsbouw De boerenzwaluw is goed uitgerust voor de trek. Hij heeft een gestroomlijnd8 lijfje en lange, puntige vleugels. De vogel gebruikt zijn snavel om zijn veren glad te strijken. Zo spreidt hij er een speciale olie over uit die geproduceerd wordt door een klier aan het begin van zijn staart.
12
Die olie houdt zijn verenkleed in goede conditie en maakt die veren waterdicht. De lange staartpennen maken de zwaluw nog behendiger. Met zijn gevorkte staart kan de boerenzwaluw uitstekend sturen. De staart kan tijdens de vlucht gedraaid worden of uitwaaieren zodat hij als rem kan dienen bij de jacht op insecten. Daardoor is de zwaluw een echte luchtacrobaat. De boerenzwaluw kan zelfs drinken zonder een vleugelslag over te slaan. Dan schuurt hij met zijn buikje over het water en schept hij met zijn bek wat water op. De mannetjes zijn ongeveer 19 centimeter lang, de vrouwtjes zijn iets korter. Ze wegen ongeveer 20 gram. Zwaluwen hebben kleine pootjes die ze intrekken tijdens de vlucht.
13
Zintuigen De boerenzwaluw heeft een heel goed gehoor, maar heeft geen uitwendige oren. Uitwendige oren zouden hen hinderen bij het vliegen en hun lijf minder gestroomlijnd maken. Een klein gaatje leidt naar een verborgen binnenoor. Zijn ogen staan aan de zijkant van zijn kop, zo is er een breed gezichtsveld voor het opsporen van zijn prooi. Zijn dunne snavel opent zich als een val om tijdens zijn vlucht insecten te vangen. Het nest Vroeger nestelden boerenzwaluwen vaak in koeienstallen, vandaar hun naam. Het nest hing vlak onder het plafond van de stal. In de moderne, gesloten stallen vinden boerenzwaluwen nu geen plaats meer. Daarom nestelen ze nu vaak onder overhangende dakranden van huizen, onder bruggen, in opslagplaatsen en fabriekshallen. Op plekken waar genoeg ruimte is, vormen ze soms een nestkolonie. Het aantal boerenzwaluwen neemt af in West-Europa. Voor ze hun nest gaan bouwen of repareren, zoeken de zwaluwen een plek met natte modder uit in de buurt van water. Ze verzamelen de modder met hun snavel, vormen er een balletje van en brengen dat naar het nest. De modderballetjes zijn vermengd met speeksel en daarmee bouwen ze een nest dat eruitziet als een kommetje. De binnenkant wordt met gras, veertjes, stro en paardenhaar bekleed. De zwaluwen maken ongeveer duizend vluchten voor ze genoeg modder hebben verzameld om één nest te bouwen. Een oud nest herstellen kost minder tijd. Elke dag legt het wijfje een bleek, gespikkeld eitje. Na vier tot zes dagen is het legsel compleet.
14
Het wijfje blijft op het nest zitten om te broeden. Verschillende keren per dag draait ze de eieren om met haar snavel zodat de kuikentjes goed kunnen groeien. Het mannetje blijft in haar buurt en brengt zijn vrouwtje haar favoriete hapjes: aas- en zweefvliegen. Als die insecten schaars zijn, bijvoorbeeld bij slecht weer, brengt hij haar kevers, sprinkhanen, rupsen en vlinders. In de broedtijd gaat het vrouwtje elke dag maar een paar minuten van het nest weg om haar vleugels te strekken en wat voedsel te zoeken. Twee weken na het leggen van het laatste ei, komt het broedsel uit. De zwaluwtjes pikken zich een weg naar buiten. Zwaluwkuikens komen met gesloten oogjes uit het ei en ze hebben nog geen veren. De eerste dagen doen ze niets anders dan slapen en eten. De zwaluwouders hebben het erg druk: de kleine zwaluwen sperren hun keeltjes open en vragen voortdurend om voedsel. De ouders vliegen af en aan en voeren hun jongen. Ze brengen verschillende insecten tegelijk mee die ze tot een bal persen voordat ze naar het nest terugvliegen. Die stoppen ze dan in de keel van de kuikens. De jongen bedelen om het eerst gevoed te worden. Ook hier geldt de wet van de sterkste: het kuiken dat het hardst piept en de felst gekleurde snavelopening heeft, wordt het eerst gevoed. Als een kuiken genoeg heeft gegeten, gaat het slapen. De ouders blijven eten zoeken tot alle kuikens slapen. Ze vliegen wel vierhonderd keer per dag uit! Stel je maar eens voor hoeveel insecten één zwaluw per dag voor ons opruimt …
15
Ondertussen kunnen de zwaluwouders alleen maar hopen dat het weer goed blijft. Verandering van weer kan rampzalige gevolgen hebben voor een broedsel. Bij storm of zware regen blijven de insecten aan de grond en kunnen de vogels niet uitvliegen. Na 8 à 10 dagen hebben de zwaluwtjes zachte, donzige veren die hen warm houden. Na een tijd wordt het nest te klein: de jongen zijn bijna net zo groot als hun ouders. Ze zitten dicht bij elkaar op de rand van het nest en bereiden zich voor op hun eerste vlucht. Eerste vlucht De zwaluwkuikens flapperen geregeld met hun vleugels om hun vleugelspieren sterker te maken. Als ze 20 dagen oud zijn, zijn ze klaar voor hun eerste vlucht. Ze hebben nu een volwassen verenkleed. Eindelijk stort de moedigste van het stel zich in de diepte. En nu maar hopen dat zijn vleugels al sterk genoeg zijn, anders valt hij op de grond en eindigt hij misschien als voer voor de kat die op de boerderij rondsluipt en belust is op jonge vogels … Een dag of tien blijven de vogels in en uit het nest vliegen. Ze oefenen hun vleugels tijdens korte vluchten. Jonge zwaluwen die net uitgevlogen zijn, worden nog een tijdje door hun ouders gevoed. Maar elke dag worden ze zekerder van zichzelf en na een tijd vangen ze zelf hun insecten. De jonge zwaluwen worden al snel uitstekende vliegers. Ze kunnen urenlang duiken en zweven in hun jacht op insecten. Ze volgen hun ouders en andere zwaluwen naar goede voederplaatsen en perfectioneren zo hun jachttechnieken.
16
17
Jonge vogels en volwassen zwaluwen die hun nest hebben grootgebracht, slapen samen in een zogenaamde roest. Dat zijn meestal nesten in het riet, bomen en struiken. Soms roesten er wel 100.000 vogels bij elkaar! In september zijn de jonge zwaluwen volwassen en helemaal klaar om samen met hun ouders de wijde wereld tegemoet te vliegen. Zwaluwen kunnen twee tot drie broedsels per jaar hebben. Als het eerste broedsel volgroeid is, jaagt het vrouwtje de jonge vogels weg uit het nest en legt ze een volgend legsel in het nest. Soms helpen de jongen van een eerder broedsel bij het voeden van het volgend broedsel. De grote vogeltrek Eind september worden de dagen korter. De bladeren verkleuren en de herfst wordt voelbaar. De insecten in de gematigde gebieden van Noord-Europa, -Amerika en -Azië worden schaarser en het is tijd om naar het zuiden te vertrekken. De zwaluwen verzamelen zich in steeds grotere groepen om zich voor te bereiden op de reis. Ook de jonge vogels gaan mee. Ze hebben de hele zomer goed gegeten en een vetlaagje aangelegd. Dat zullen ze gebruiken als energiereserve tijdens hun vermoeiende vlucht. De oudere vogels vertrekken het eerst. De jongere vogels volgen in hun spoor en leren zo de route kennen. Boerenzwaluwen kunnen per dag een afstand van meer dan 300 kilometer afleggen, maar toch kan de zuidwaartse trektocht tot drie maanden duren. Als de zwaluwen in de lente terugkomen, duurt hun reis slechts twee maanden. Dat komt omdat ze zich haasten om te kunnen paren.
18
Zwaluwen richten zich overdag op de stand van de zon, ‘s nachts op de sterren en bij slecht weer op het magnetisch veld van de aarde. Ze hebben een soort innerlijk kompas in hun lijfje dat hen de juiste richting uitstuurt. Ze herkennen bergen, meren, windmolens en fabrieksschoorstenen en volgen elk jaar dezelfde route in een rechte lijn naar hun bestemming. Ze vliegen meestal op het smalste punt over zeeën zodat ze zo kort mogelijk boven het water moeten vliegen. Boven de zee zijn immers geen insecten te vinden. Miljoenen vogels vliegen over de zee-engte9 van Gibraltar. Veel trekvogels moeten tijdens de trek regelmatig stoppen om te eten. Zwaluwen kunnen langere tijd na elkaar verder trekken omdat ze insecten vangen en eten tijdens hun vlucht. Boerenzwaluwen die in Europa de zomer doorbrengen, moeten soms over de Alpen vliegen. De hachelijke reis vergt het uiterste van hun vliegkunsten. Ze moeten constant met hun vleugels slaan om vooruit te komen en dat vraagt veel energie. Toch worden ze geholpen door de warme luchtstromingen die opstijgen: daar kan een zwaluw heerlijk op zweven. Af en toe stoppen de zwaluwen om uit te rusten en te eten. De tocht is heel gevaarlijk. Het weer kan lelijk tegenzitten en voor oponthoud zorgen. Op sommige plekken is er te weinig voedsel en roofvogels vormen een ernstige bedreiging. Gelukkig zijn alleen heel snelle vliegers zoals de sperwer, de boomvalk of de torenvalk snel genoeg om een zwaluw te vangen. Maar niet alleen roofvogels vormen een bedreiging: in Italië liggen vogelvangers met jachtgeweren en netten op de loer. Periodes van slecht weer kunnen de boerenzwaluwen fataal worden omdat er dan te weinig voedsel is.
19
Op hun weg naar Zuid-Afrika vliegen de zwaluwen over de Saharawoestijn. Voor drinkwater en insecten zijn ze daar afhankelijk van de oases10 op hun weg. In tijden van droogte hebben de boerenzwaluwen het extra moeilijk boven dit gebied. Als de trek over moeilijk terrein gaat, vormen de zwaluwen ‘s nachts grote groepen omdat ze in grote aantallen veiliger zijn. Ze vliegen over de savanne11 van Kenia en verder, tot in ZuidAfrika. Na een zware reis komt hun eindbestemming in zicht. In Zuid-Afrika vinden de boerenzwaluwen hun tweede thuis. Op vakantie in het zuiden Voor de jonge zwaluwen is alles nieuw in het zuiden. Het landschap is anders en de dieren zijn anders. Toch is het tegelijk vertrouwd. In Europa zijn ze met z’n allen gevlucht voor de kou, hier is het lekker warm en zijn er insecten in overvloed. De warme lucht stijgt op en de insecten vliegen hoog. De zwaluwen scheren door de lucht om ze te vangen. In zijn jacht op insecten vliegt een zwaluw soms meer dan 950 kilometer per dag en eet hij wel 6000 insecten! Zijn favoriete plekken zijn vijvers en sloten omdat daar insecten boven het water zweven. De zwaluwen scheren laag over het wateroppervlak om ze te vangen. Soms nemen ze al vliegend een slokje om weer op krachten te komen. Ze volgen grazende zebra’s, antilopen en andere wilde dieren omdat de insecten hen volgen. Op een dag in maart voelen ook de jonge zwaluwen de treklust kriebelen. Elke avond speelt zich nu een waar spektakel af: drie miljoen boerenzwaluwen kiezen de rietvelden als roestplaats voor ze weer aan hun reis van 10.000 kilometer beginnen.
20
21
Een man zoeken Na een jaar zijn de jonge zwaluwen oud genoeg om zelf te broeden, maar niet alle zwaluwen zullen onmiddellijk aan broeden beginnen. De vrouwtjes moeten een fit en gezond mannetje zoeken dat hen helpt bij het produceren en grootbrengen van sterke kuikens. Ze leest de gezondheid van haar aanbidders af aan de felheid van hun veren en aan de lengte van hun staartpennen. Om te broeden keren zwaluwen altijd terug naar het gebied waar ze uit het ei gekomen zijn. Als een vrouwtje een mannetje heeft gekozen, maken ze elkaar het hof tijdens een sierlijke vlucht. Opgewonden kwetterend vliegen ze op hoge snelheid rond de nestplaats, maken duikvluchten en schieten weer de lucht in. Als het vrouwtje tevreden is over haar keuze, landt ze op een dak of in een boom. Het mannetje strijkt naast haar neer. Ze wrijven met hun kopjes tegen elkaar en strijken elkaars veren glad. Die pluimstrijkerijen wijzen erop dat ze een paar vormen. Eens ze een partner gekozen hebben, blijven zwaluwen hun hele leven bij elkaar en keren ze elk jaar terug naar hun zelfde nestplaats. Is dat niet romantisch?
22
Ouderdom en bedreigingen Zwaluwen kunnen zeven jaar oud worden, maar de meeste worden niet ouder dan vier. Daar zijn verschillende redenen voor. De vogeltrek kan heel gevaarlijk zijn. Boerenzwaluwen kunnen uit de koers geblazen worden door storm op zee. Dan moeten ze hun toevlucht zoeken op schepen of vuurtorens. Zwaluwen vliegen lager dan andere trekvogels. Boven de Sahara kunnen ze in een zandstorm terechtkomen en sterven ze van uitputting. Gelukkig heeft de boerenzwaluw vanwege zijn acrobatische manier van vliegen in Europa slechts weinig natuurlijke vijanden. Het meest kwetsbaar zijn de eieren en de jongen in het nest. Kraaien, eksters en roofvogels houden wel van een eitje of een jong vogeltje. Zwaluwpaartjes verdedigen hun gebied tegen aanvallers, soms met de hulp van hun buren. Ze jagen ook de zwaluwen weg die hun nestplaats proberen in te nemen en ze verdedigen hun nest tegen katten. Zwaluwen die in een kolonie leven, vallen met z’n allen zo een indringer aan. Maar het gevaar sluipt soms in het nest. De jongen worden bedreigd door parasieten die zich met hun klauwtjes vastklemmen aan de ogen van het jong of via hun neusgaten binnendringen. Als er veel parasieten zijn, wat vooral bij het tweede broedsel het geval kan zijn, kunnen de jongen sterven. Er dreigt ook gevaar in de verandering van de omgeving of de habitat12 van de boerenzwaluw. Oude schuren worden vervangen door moderne, afgesloten bouwwerken.
23
De zwaluwen lijden onder het gebruik van insecticiden of gifstoffen op boerenbedrijven waardoor er geen insecten meer zijn om op te jagen. De ouders moeten daardoor verder wegvliegen van het nest om voldoende insecten te vangen voor hun kroost. Als ze daar niet in slagen, gaan de jongen dood. Wat kunnen wij doen? Boerenzwaluwen kunnen geen nesten bouwen tegen een gladde muur, ze hebben een ruw oppervlak nodig om hun nest aan vast te hechten. Wij kunnen de zwaluwen helpen door nestkasten op te hangen onder dakranden of dakgoten van ons huis. Zo kunnen de zwaluwen nestelen op plaatsen waar de bouw van een nest onmogelijk is. Het zou ook goed zijn dat wij ons meer bewust worden van de invloed die wij zelf uitoefenen op de habitat van boerenzwaluwen en andere dieren. Europa is dichtbevolkt, de mens neemt veel ruimte in. De boeren zouden het gebruik van insecticiden zoveel mogelijk moeten beperken en overgaan op biologische teelt.
24
Grotere trekvogels In het najaar kwamen de houthakkers. Ze velden enige van de hoogste bomen. Dit geschiedde elk jaar en de jonge dennenboom, die nu volwassen was, sidderde ervan, want de grote, statige bomen vielen krakend en dreunend ter aarde; de takken werden afgehouwen, zij zagen er helemaal naakt, lang en smal uit, zij waren bijna niet te herkennen, maar dan werden zij op wagens geladen en paarden sleepten ze weg uit het bos. Waar gingen ze heen? Wat stond ze te wachten? In het voorjaar toen de zwaluw en de ooievaar kwamen, vroeg de boom: ‘Weten jullie niet waar ze heengebracht zijn? Hebben jullie ze niet ontmoet?’ De zwaluwen wisten van niets, maar de ooievaar keek bedenkelijk, knikte met zijn kop en zei: ‘Ik geloof van wel, ik kwam een heleboel nieuwe schepen tegen toen ik uit Egypte wegvloog; op de schepen stonden prachtige masten, ik durf wel zeggen dat zij het waren, ze roken naar dennenlucht; ik moet je hartelijk van ze groeten, ze steken hun kop in de lucht hoor!’ ‘O, was ik toch ook maar groot genoeg om over de zee te vliegen! Hoe is het toch eigenlijk met die zee en waar lijkt ze op?’ ‘Ja, dat is een heel uitvoerige geschiedenis,’ zei de ooievaar en toen verdween hij. Dit is een fragment uit ‘De dennenboom’, een sprookje van de Deense sprookjesschrijver Hans Christian Andersen. In dit sprookje voelde ik mee met de dennenboom die met zijn wortels in de grond staat en niet op eigen kracht kan reizen.
25
De ooievaar daarentegen, die vogel met zijn grappige rode snavel, zijn witzwarte verenkleed en lange poten: hij had meer van de wereld gezien! De ooievaar is nog steeds een vogel die tot mijn verbeelding spreekt. Hij vliegt zo sierlijk en wandelt zo statig. Hij bouwt magnifieke nesten en brengt kindjes bij de mensen … Dat laatste is natuurlijk niet waar, maar het duidt er wel op dat ik niet de enige ben tot wiens verbeelding de ooievaar spreekt. Blij weerzien In het voorjaar vliegen duizenden ooievaars van Afrika naar Europa. Het is een groep mannetjes. Ze maken gebruik van de thermiek: ze hebben die opstijgende warme luchtzuilen nodig om hun tocht met succes te volbrengen. Istanbul is de poort voor miljoenen trekvogels die vanuit Afrika op weg zijn naar Europa. De harde, door de zon verwarmde oppervlakken van daken en wegen zorgen voor opstijgende lucht. Die thermiek maakt onzichtbare snelwegen voor trekvogels in de lucht. Door die opstijgende lucht in grote steden hebben trekvogels het best gemakkelijk in Europa. Hoewel de natuur in Europa op veel plaatsen snel verdwijnt, heeft de natuur de trekvogels toch nog veel te bieden. Ooievaars zoeken het gezelschap van mensen op, ze nestelen graag in steden. Ze bouwen enorme nesten op elektriciteitspalen, daken en schoorstenen. Na vijftig dagen komen de mannetjesooievaars vanuit ZuidAfrika aan bij hun nestplaats ergens in een stadje in Europa.
26
De mannetjes komen altijd eerder aan bij hun broedplaats. Als het nest in zicht komt, steken ze hun poten uit met uitgespreide tenen. Elk nest is al generaties lang in het bezit van dezelfde familie. Sommige mannetjes moeten hun nest wel verdedigen tegen een jongere belager, maar de meeste vogels slagen erin om hun eigen nest te behouden. En dan is het tijd voor de grote schoonmaak. De mannetjes ruimen naarstig op en herstellen het nest als dat nodig is. Als het nest op orde is, maken ze hun eigen veren schoon. De ooievaars hebben hun vrouwtje al acht maanden niet meer gezien, zij zal een schoongemaakt nest en een nette echtgenoot wel op prijs stellen. Als alles helemaal tiptop in orde is, is het wachten geblazen voor de mannetjes. Maar het wachten duurt lang. De mannetjes kijken onrustig omhoog. Zijn hun vrouwtjes soms uit de koers geraakt? De overtocht over zee is voor een ooievaar een gevaarlijke onderneming. En inderdaad: hun troep vrouwtjes is terechtgekomen boven de gevaarlijke Zee van Marmara, als hun vleugels het wateroppervlak nu raken, zullen ze in het water vallen en verdrinken!
27
Gelukkig zorgt een van de Prinseilanden weer voor de nodige thermiek. De vogels proberen zo snel mogelijk hoogte te winnen. Ze gebruiken de eilanden als stapstenen om de dodelijke zee over te steken. Het vasteland komt eindelijk in zicht. Daar komen de vrouwtjes aan! De mannetjes beginnen opgewonden te klepperen met hun lange, rode snavel. Als zijn vrouwtje in het nest neerstrijkt, buigt het mannetje zijn nek achterover en legt hij zijn kop op zijn hals. Het vrouwtje doet hetzelfde. Wat zijn die twee blij dat ze elkaar na maanden weerzien … Maar veel tijd voor pluimstrijkerij hebben ze niet: hoog tijd om het eerste ei te leggen! Dansfestival in het Noorden Ik wil het nog even hebben over een andere grote trekvogel die tot mijn verbeelding spreekt: de prachtige kraanvogel. Kraanvogels zijn sterke vliegers: op één dag kunnen ze tot 800 kilometer afleggen. Ze steken de zee over op haar smalste punt: bij de zee-engte van Gibraltar. Na een vermoeiende vliegreis van drie dagen zijn de vogels uitgehongerd en komen ze even op adem in de rivierdelta13 van de Camargue in Frankrijk. Daar beneden zwerven de wilde paarden over de moerassen. De kraanvogels vinden er de beste voedselplekken door aan te sluiten bij andere trekvogels. Ze slaan voedsel in en krijgen het gezelschap van Europese flamingo’s die vanuit West-Afrika arriveren. 12.000 broedkoppels van die roze vogels zullen de ganse zomer in de Camargue blijven en zich voeden met algen uit het brakke14 water.
28
De kraanvogels zijn geland in het paarseizoen van de wilde paarden. Groepen trappelende hengsten proberen de merries te imponeren. De kraanvogels vliegen verstoord op en verhuizen naar een andere poel in de delta, maar ook daar vliegen ze snel weer op. Ze hebben haast want ze willen op tijd zijn voor hun afspraak. Ze zijn immers onderweg naar Scandinavië waar ze duizenden andere kraanvogels zullen ontmoeten. De grootste uitdaging voor trekvogels is om op koers te blijven. Kraanvogels gebruiken de zon als kompas, maar op bewolkte dagen vinden ze de weg aan de hand van het aardmagnetisch veld. Toch vertrouwen ze vooral op hun ogen. Een rivier zoals de Loire in Frankrijk is bijvoorbeeld een ideale route om te volgen. Hier kunnen op één dag tijd wel 50.000 kraanvogels langskomen! In Nederland zijn de zoutmoerassen vervangen door kleurige bollenvelden, daar landen de kraanvogels niet meer. Europa verandert voortdurend, trekvogels moeten zich steeds weer aanpassen. Na een reis van 5000 kilometer zijn de kraanvogels eindelijk op hun bestemming.
29
Ze landen in de moeraslanden van Zweden en voegen zich bij duizenden andere kraanvogels. Dat is de belangrijkste bijeenkomst van kraanvogels van het hele jaar! Koppels heffen een lied aan en beloven elkaar eeuwige trouw. En soms gaan ze dansen! Ze dansen sierlijk, ze flapperen met hun vleugels en stemmen hun bewegingen op elkaar af. Jonge mannetjes die nog geen liefje hebben, zoeken een eenzaam vrouwtje op en proberen haar tot een dans te verleiden. Als dat lukt, vormen ze een paartje. Tot slot nog iets over een toerist …
De pelikaan heeft altijd trek, zijn maag is kleiner dan zijn bek. Ik kan het niet laten: tot slot iets over mijn lievelingsvogel, de pelikaan. Ik ben zo gek op die maffe speelvogels dat ik er ooit een boek over schreef: ‘Pip en Suzy’, over de vriendschap tussen Pip de pelikaan en Suzy het nijlpaard. Pelikanen zijn de toeristen onder de trekvogels. Elk jaar rond dezelfde tijd vertrekken de bruine pelikanen die in de Amerikaanse staat Californië broeden op uitstap naar de Zee van Cortez. Als de vloed op haar hoogste punt staat, geeft de zee daar een felbegeerde prooi prijs: op het strand krioelen plots miljoenen koornaarvissen. Ze kronkelen als slangetjes. De vrouwtjes boren zich met hun achterlijf in het zand en de mannetjes draaien zich als een wurgslang rond hun lijf; zo storten ze hun zaad op de eitjes die het vrouwtje in het zand legt. De pelikanen bekijken dat gedoe met schuin gehouden kop.
30
De visjes zijn veel te klein om uit het zand op te vissen. Daarom nemen de pelikanen een duik en scheppen ze hun keelzak vol met van die lekkere visjes als die terugkeren naar zee! Slim toch? Na hun jaarlijkse uitstapje keren de pelikanen terug naar de baai van San Francisco in Californië. Daar pluizen ze hun veren tussen de zeeleeuwen op de houten pier …
31
Woorduitleg 1 2 3 4 5 6 7 8
9 10 11 12 13 14
32
vernuftig = slim bedacht instinctief = volgens je gevoel rui = periode waarin een dier haren of veren verliest tooien = versieren ibis = reigerachtige, rozerode, Egyptische vogel Sfinx = wezen met het lichaam van een leeuw en het bovenlijf van een mens inheems = van het eigen land gestroomlijnd = zo gevormd dat het lijf heel goed beweegbaar is en weinig weerstand biedt om door de lucht te vliegen zee-engte = nauwe doorgang van de zee tussen twee stukken land oase = vruchtbare plek in de woestijn savanne = tropisch landschap met grasvlaktes en groepjes bomen habitat = leefgebied rivierdelta = plaats waar een rivier in kleine delen wordt gesplitst en in de zee uitkomt brak = zoet water met een beetje zeewater erdoor
Heb je ooit al gehoord van de pelikaan? Wist je dat er vogels zijn die kunnen dansen? Of dat boerenzwaluwen meer dan 300 km per dag kunnen afleggen? Kom meer te weten over deze kleine reizigers met dit boekje!
Dit boekje maakt deel uit van de Verrekijkerbieb 5. ISBN 978 90 486 2536 9 Bestelnummer 60 1021 497 KB D/2016/0147/105 NUR 191 Foto’s: Shutterstock Verantwoordelijke uitgever die Keure Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge RPR 0405 108 325 © Copyright die Keure, Brugge
9 789048 625369
Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form by print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.