Verrekijkerbieb - 6e leerjaar - Kijker 1 - N1- In het theater

Page 1

ucatieve uitgaven

BIEB

In het theater Tine Mortier

Kijker educatieve uitgaven

Verrekijker 6

1



In het theater

1


2


Inhoudsopgave 1 Hei daar Over het mooiste beroep ter wereld

p. 5

2 Wat spelen we vandaag? Over het (her)schrijven van een oud of nieuw verhaal

p. 6

3 De sterren van het theater Over acteurs en de échte baas van het theater

p. 17

4 Klaar voor de show Over het podium, het decor en de verkleedkoffer

p. 23

5 Hooggeëerd publiek Over hoe je het publiek naar je voorstelling lokt

p. 31

6 Breek een been! p. 34 Over zenuwen en elkaar vooral géén succes wensen

7 Het theaterwoordenboek

p. 37

3


4


1

Hei daar!

Hou je van spelen? Van babbelen, verzinnen, dansen en schreeuwen? Van kunstjes doen en gekke bekken trekken? Hou je van verkleedpartijtjes? Van valse snorren, pruiken en de jurk van je oma? Van de pijp van je opa, de hakken van je moeder en de stropdas van je vader? Van een podium en spotlichten en heel veel volk dat naar je komt kijken? Dan is dit een boek voor jou! Dit is namelijk een boek over theater. Mijn naam is Tine en ik heb het mooiste beroep ter wereld. Nou ja. Eigenlijk heb ik de twee mooiste beroepen ter wereld: ➢ Ik ben schrijfster. ➢ Ik ben lerares Theater. Voor dit boek is vooral mijn tweede beroep belangrijk. Want wat ik daar doe, is kinderen leren spelen. Niet gewoon spelen, natuurlijk, want dat kunnen de meeste kinderen al van zichzelf. Ik leer kinderen toneelspelen. Theater maken. En dat wil ik jullie met dit boek ook graag leren. Veel plezier, en: breek een been! (Maar niet echt, natuurlijk! Het is bij wijze van spreken. Een soort grapje uit het theater. Dat leg ik je straks nog wel uit, op p.35)

5


2

Wat spelen we vandaag?

Goed. Ben je er klaar voor? Dan gaan we van start. Als je een toneelstuk wilt spelen, wil je iets aan je publiek vertellen. Iets spannends, of iets grappigs. Of misschien wil je je publiek wel aan het huilen brengen, of laten nadenken over iets moeilijks. Dat kan allemaal. Waar je ook voor kiest: je hebt een verhaal nodig. Je kunt ervoor kiezen om een bestaand verhaal te gebruiken, of om iets nieuws te maken. De veiligste keuze Laten we beginnen met de veiligste keuze: werken met bestaande verhalen. Die vind je namelijk overal: in boeken, in films of in de krant. In prentenboeken, in sprookjes, toneelteksten of gedichten. Alles, maar dan ook echt álles kan dienen om theater te maken. Alleen moet je het verhaal soms een beetje aanpassen om er een toneelstuk van te maken. Dat kan met volgende tips: ➢ Zorg dat je evenveel personages als spelers hebt Spelen enkel jij en je zusje toneel? Dan herschrijf je het verhaal voor twee. Maar doet je hele klas mee? Dan heb je meer rollen nodig! Tenzij je natuurlijk wilt dat de rest boom of paddenstoel speelt.

6


➢ Maak het verhaal zo lang of zo kort als jij zelf wilt Misschien wil je graag een echte voorstelling maken die de hele avond duurt. Dat kan. Maar als je iets korts wilt voor tussen het hoofdgerecht en het dessert, dan moet je het verhaal inkorten. Dan is een speelduur van vijf of tien minuutjes al genoeg. ➢ Zet een verhaal van vroeger in de tijd van nu Een verhaal over ridders en draken in de middeleeuwen is leuk, maar misschien is het nog leuker als het zich nu zou afspelen? Dan kan je ridder de draak verslaan op het schoolplein, tijdens de pauze. Net nadat ze die vervelende leerkracht van het vierde heeft opgegeten.

7


Veilig? Nah! Ik schrijf het lekker zelf Werken met een bestaand verhaal is best handig, maar misschien wil jij net ietsje meer. Of je vindt gewoon geen verhaal dat echt past. Dat helemaal is zoals jij het wilt. Precies voor jou en je vrienden. Op maat geschreven. Nou, dat is geen probleem. Dan schrijf je toch gewoon lekker zelf je tekst? Makkelijk zat. Hieronder geef ik je een paar tips om vlot aan de slag te gaan. ➢ De knallende beginzin Maak samen met je vrienden een lijstje met te gekke beginzinnen. Dat kunnen zinnen zijn die je zelf verzint, of die je in een boek hebt gelezen, of gehoord op straat of in een film. Schrijf elke zin op een apart kaartje. Laat een onschuldige kinderhand (het mag ook gewoon je eigen hand zijn, hoor!) een kaartje trekken en verzin een vervolg op de zin die er staat. Een paar voorbeelden:

8

-

Wat doet die neushoorn in de kattenbak?

-

Ik wist meteen dat er iets fout was, toen ik deze morgen merkte dat ik twee linkervoeten had.

-

De meester zat tot zijn knieën in de koeiendrek.

-

Neen, die derde arm had ik gisteren heus nog niet.

-

Het is altijd hetzelfde met jou. Nu heb je een kasteel en een gouden kroon, en nog ben je niet tevreden!


➢ (Woorden)boek Pak een woordenboek (of een ander boek, als je geen woordenboek bij de hand hebt) en sla het open op een willekeurige pagina. Laat zonder te kijken je vinger ergens neerkomen en lees hardop welk woord er staat. Ziezo. Dat is het woord waarmee je aan de slag gaat. Weet je niet wat het betekent? Geen nood. Dat vind je vast wel in het … woordenboek! Of anders vind je het toch zelf gewoon uit? Dat is dubbel zo leuk!

9


➢ Personages eerst! Meestal begin je met een verhaal en krijg je zo je personages. Maar het kan ook andersom. Hieronder zie je een hoop personages. Iedere speler kiest er eentje uit. Wedden dat je dan vanzelf een heleboel ideeën krijgt voor een knotsgek verhaal? Je kunt de personages ook uitknippen en er kaartjes van maken. Dan kun je kaartjes trekken zonder te kijken. (Maak wel eerst een kopietje. Anders gaat je mooie boek stuk!) Spannend …

10


11


➢ Een te gekke plek Verzamel een heleboel foto’s van plekken en steek ze in een map. Dat mogen heel gewone plekken zijn, zoals het parkje bij jou om de hoek, of de poort van de school. Maar het mogen ook speciale plekken zijn, waar je niet elke dag komt. De jungle, bijvoorbeeld, of de hoogste berg ter wereld. Je kunt zelfs plekken verzamelen die niet echt bestaan. Wat dacht je van Atlantis? Of het land van de feeën, het hol van de draak of de opgeruimde kamer van je broer? Verzamel alles wat je te pakken krijgt. Klaar? Proficiat! Je hebt net je eigen ‘plekkenmap’ gemaakt. Doe je ogen dicht en kies een plekje. Ja. Daarzo. Dáár gaat je verhaal beginnen. Of eindigen. Zoals jij wilt.

12


13


➢ Mengelmoesje Dit is de moeilijkste manier, maar misschien ook wel de leukste! Je trekt een kaartje met een beginzin, eentje met een personage en eentje met een bijzonder plekje. En tot slot kies je een woord uit het woordenboek. Al die dingen leg je bij elkaar en je mengt ze door elkaar tot een pracht van een verhaal. Wedden dat het lukt?

14


Extra tips bij het schrijven van je verhaal ➢ Zorg voor een spetterend begin Start met iets grappigs, iets spannends of met een groot geheim. Op die manier zit het publiek op het puntje van hun stoel en willen ze vast en zeker weten wat er nog volgt. ➢ Schrijf je tekst in korte, vlotte zinnen Laat je personages spreken zoals ze dat in het echte leven ook zouden doen. Niemand houdt ervan als je praat als een professor uit de vorige eeuw. Tenzij je personage een professor ís uit de vorige eeuw. Dan kan het natuurlijk wel. ➢ Zorg voor een probleem! Een toneelstuk is pas spannend wanneer er iets fout gaat. Liefst goed fout. Dan kan de held alles oplossen. Maar dat gaat niet zomaar. Laat je personages eerst een paar keer de mist in gaan voor het hen lukt om alles weer in orde te brengen. ➢ Wees origineel! Er is niets mis met een prins die de prinses redt uit de toren met de draak. Maar echt nieuw is het niet. Misschien is het wel leuker om de draak de prins te laten redden uit de toren? En dan moeten ze ontsnappen aan de vuurspuwende prinses! ➢ Doe vooral je eigen zin Lukt het niet? Vergeet dan alle tips hierboven en doe gewoon waar je zin in hebt!

15


16


3

De sterren van het theater

Ziezo. De schrijver heeft zijn werk gedaan: het verhaal is af. Maar je bent nog niet klaar, natuurlijk. Je staat nog maar aan het begin van je avontuur! Na de schrijver zijn de regisseur en de acteurs aan de beurt. De acteurs kent iedereen: zij zijn de sterren van het podium. Maar dat zijn ze alleen dankzij de hulp van de regisseur. De regisseur De regisseur beslist ongeveer alles. Hij stelt de groep samen en verdeelt de rollen, zorgt ervoor dat iedereen zijn tekst kent en dat er op tijd gerepeteerd wordt. Hij kiest de kostuums, het decor en de belichting. Hij is dus zo’n beetje de grote baas van het theater. Maar er is meer! De regisseur zorgt ervoor dat zijn acteurs schitteren op het podium. Hij vertelt hen hoe ze moeten spelen en waar ze moeten staan. Of ze sneller of trager moeten gaan, verdrietiger of blijer. Ook tijdens de repetities heeft de regisseur de touwtjes in handen. Hij is degene die beslist wat er gerepeteerd wordt en op welke manier. De regisseur is vaak een volwassene. De leerkracht bijvoorbeeld, of een ouder. Maar dat hoeft niet echt. Je kunt het ook zelf doen. Tot slot: de regisseur zorgt ervoor dat iedereen er lol in heeft. Tijdens de repetities en op scène. Want dát is waar het uiteindelijk om draait. Toch?

17


De acteurs Sommige mensen lijken wel geboren om op het toneel te staan. Ze springen zonder problemen van de ene rol in de andere en kunnen het ene moment staan huilen om een minuut later in lachen uit te barsten. Het zijn geboren toneelspelers. Maar acteren is niet voor iedereen zo gemakkelijk. De meeste mensen moeten er flink voor oefenen. Dat is niet erg: acteren kun je leren. En met de tips hieronder kom je al een heel eind! ➢ Leer je personage kennen Je weet natuurlijk wat je personage zegt en doet in het toneelstuk dat je speelt, maar er is meer. Vraag jezelf af hoe het personage daarbuiten is. Is het een waaghals of een bangerik? Een vrolijke Hans of een zaag? Zorg dat je alles over je personage te weten komt. Wat je niet weet, dat verzin je zelf. Hoe meer je weet, hoe makkelijker het spelen wordt. ➢ Leer de anderen kennen Minstens even belangrijk als je eigen personage, zijn de personages van de anderen. Praat met elkaar over wie jullie zijn en wat er gebeurt in het stuk. Goed mogelijk dat zij op heel andere dingen hebben gelet dan jij.

18


19


➢ Gebruik je instrument Een muzikant heeft een instrument om op te spelen. Maar wat heb je als acteur? Je lichaam en je stem natuurlijk! Dat zijn de instrumenten waarmee jij aan de slag moet, dus draag er zorg voor en gebruik ze voluit. Je hoeft niet de hele tijd stil te staan op het podium. Spring en dans, zing en huppel, stamp en schreeuw! De hele dag, de hele dag. ’s Avonds kun je je instrument verzorgen. Dan drink je lekker een kopje thee met honing en lig je met een dekentje in de zetel. Terwijl je ondertussen je tekst nog eens doorleest. Dan gaat het morgen nog zo goed. ➢ Praat zo luid als nodig Elk optreden is anders. Soms speel je in een grote zaal, of net een heel kleine. Soms is er veel volk of bijna geen. Of soms maken vijf mensen meer lawaai dan driehonderd man. Hoe dan ook: je moet zorgen dat ze je horen, tot op de laatste rij. Daarvoor hoef je niet te schreeuwen, maar pas je stemgeluid wel aan. Dat lukt het best met oefenen. Vraag aan je vrienden om op verschillende plaatsen in de zaal te zitten en begin eraan. Fluister, neurie, zing, praat en schreeuw. Je kunt het vast! ➢ Steek een stukje van jezelf in je personage Dat is makkelijk zat als je een rol moet spelen die heel goed op jezelf lijkt. Een vrolijk kind, bijvoorbeeld. Of iemand die ruzie heeft met zijn ouders (hebben we allemaal meegemaakt, toch?). Maar moeilijk lukt ook. Zelfs als je een varken moet spelen, kun je daar iets van jezelf in kwijt. Want ook een varken is soms vrolijk, of boos, of triest.

20


➢ Doe maar lekker gek! Acteurs zijn helden. Echt waar. Weet je waarom? Omdat ze niet bang zijn om voor gek te staan. Dat moet ook. Want als je bang bent om op je bek te gaan, dan kun je niet voluit spelen. Niet bang zijn dus! Durf onnozel te doen. Trek gekke bekken en maak de mensen aan het lachen. Je wordt er zelf alleen maar beter van!

21


22


4

Klaar voor de show

De grootste hindernissen zijn genomen, dus je bent al een heel eind. Nu wordt het tijd om aan de praktische zaken te denken: ➢ Waar ga je spelen? ➢ Heb je een zaal? ➢ Of een podium? ➢ Een plek voor het publiek? ➢ Een decor? ➢ Kostuums en schmink? Maar geen paniek! Het is heus niet zo moeilijk als het lijkt. In dit hoofdstuk neem ik je zonder problemen mee door al deze grote en minder grote vragen. Van stoel tot podium Toneel kun je eigenlijk overal spelen. Op straat, in een theaterzaal, in je klas of in je woonkamer. Je kunt zelfs spelen tussen de koeien in de stal, op de trappen van de kerk, tussen de rekken van de bibliotheek of op het klimrek in de turnzaal. Alles kan! Kies de plek die jij het leukste vindt en die het beste bij je toneelstuk past. Al is zelfs dat niet altijd nodig. Het kan best grappig zijn om een stuk over een prins en een prinses te spelen in de stal van de boer naast je deur. Of een toneel over twee pinguïns bij de open haard in je woonkamer. Het belangrijkste is dat alles past in de plek die je gekozen hebt: de spelers én het publiek. En eventueel ook je decor, als je dat nodig hebt. Al kan de ruimte waar je speelt gewoon ook als decor dienen. Dat bespaart een hoop werk!

23


Schilder- en knutselwerk Je hebt je plek gekozen? Prima! Dan kun je nu beginnen met het aankleden. Daarbij kun je het jezelf zo moeilijk of makkelijk maken als je maar wilt. Als je op een stoel in de woonkamer speelt, heb je natuurlijk weinig decor nodig. Maar hoe groter de plek waar je speelt, hoe meer mogelijkheden er zijn. En dan moet je keuzes maken. Van een alles-erop-en-eraan decor met muren en gordijnen en beeldjes op de kast, tot een leeg podium, waarbij het publiek zelf de spullen erbij moet verzinnen. Het kan allemaal, en alles ertussenin ook. Je moet alleen eerst even nadenken over de volgende dingen: ➢ Heb je twee linkerhanden? Of net niet? Als je handig bent, vind je het vast leuk om zelf een decor te knutselen of te schilderen. Maar als je een echte prutser bent, dan kies je beter voor een sober decor of een leeg podium. Anders klop je ongetwijfeld met die hamer op je vingers. Of je morst de verf op je moeders mooie tapijt. Je kunt het knutselen ook aan iemand anders overlaten. Aan je vrienden, bijvoorbeeld, of aan je oma. Eender wie, als je het maar niet zelf moet doen. ➢ Wat wil je absoluut laten zien? Je wilt natuurlijk dat het publiek het toneelstuk begrijpt. Toch? Wel dan. Kijk eens goed naar je tekst. Zijn er dingen die niet helemaal duidelijk zijn door de tekst alleen? Dan moet je zeker zorgen dat die in je decor te zien zijn.

24


➢ Durf iets nieuws te proberen! Een decor hoeft er heus niet altijd echt uit te zien. Zo kun je een kamer aanduiden door strepen op de grond in plaats van echte muren. Of je kunt een foto van de Noordpool op de muur projecteren. Dat is een stuk makkelijker dan zelf voor sneeuw zorgen voor dat pinguïntoneeltje. Hieronder zie je hoe je met blokken een vliegtuig bouwt, en met stoelen een kattenmand.

25


26


De verkleedkoffer Eindelijk! Het moment waarop iedereen zat te wachten. Breng al die spullen maar naar hier! Pruiken! Snorren! Schmink! Glitterjurken! Hoedjes! Hakken! Een pandapak! Een rijk gevulde verkleedkoffer met chique kostuums is leuk, maar je kunt het ook doen zonder. Als je deze tips volgt, dan maak je het allermooiste kostuum gewoon zelf. ➢ Wat is het belangrijkste van je personage? Neem een blad en schrijf bovenaan de naam van je personage. Daaronder schrijf je de eerste woorden die in je hoofd opkomen. Enkel de belangrijke dingen! Wedden dat je nu al weet hoe je personage eruit hoort te zien? ➢ Hoeveel kost een goed kostuum? Helemaal niets. Noppes. Nada. Echt waar. Met een beetje fantasie maak je een pracht van een kostuum zonder een cent uit te geven. De meeste spullen die je kunt gebruiken liggen vast en zeker ergens in je huis of in de klas rond te slingeren. Neem snel een kijkje op de volgende bladzijde.

27


28


➢ Moet alles er echt uitzien? Nee, hoor. Je publiek is heus niet dom. Als jij een papieren driehoekje op je hoofd zet, snappen ze best dat het de hoed van Napoleon is. En een dot watten op je kin ziet er dan misschien niet echt uit, maar iedereen herkent het toch als de baard van Sinterklaas. ➢ Wat is de beste plek om verkleedmateriaal te vinden? Het hele huis. Echt waar. In elke kamer vind je wel een kast of een lade met spullen die je kunt gebruiken. Zo is de kleerkast van je ouders een echte schatkist. En uit die lade met gekleurd papier en plakband knutsel je zo een bril of een snor.

29


30


5

Hooggeëerd publiek

Hoe graag je ook toneelspeelt, je doet het niet voor jezelf. Of toch niet alleen voor jezelf. Je wilt het liefst dat er een massa mensen naar jou komt kijken. En dat ze voor jou applaudisseren en juichen. Want zonder publiek heb je geen echt theater. Dan heb je een repetitie. Dat is ook leuk, maar niet zo leuk als een uitverkochte zaal. Hoe kun je ervoor zorgen dat mensen naar jouw voorstelling komen kijken? Als je speelt voor je familie of voor de klas, is dat alvast geen probleem. Die komen heus wel kijken, ook als je geen reclame maakt. Maar als je in een grote zaal speelt – voor driehonderd mensen ongeveer – zal je toch een beetje je best moeten doen. Want als het publiek niet weet dat er een voorstelling is, dan komen ze natuurlijk niet. Je moet het ze dus laten weten. En dat doe je zo: ➢ Maak een affiche Haal je stiften, kleurpotloden en verfpotjes uit de kast en ga aan de slag. Je hoeft geen kunstenaar te zijn om een affiche te maken. En als je niet binnen de lijntjes kunt kleuren, kun je nog altijd iets maken op de computer. (Of je roept de hulp in van je kleine zusje. Die kan het vast wél!) Wanneer je affiche klaar is, maak je er nog één, en nog één en nog één. Of je kopieert ze. Dat is zo gepiept. Daarna ga je met je vrienden op stap om de affiches in winkels aan het raam te hangen. (Wel eerst even vragen hoor!)

31


➢ Films en foto’s Heb je een camera? Of een gsm? Maak dan foto’s tijdens de repetities. Maak er eentje van de hele groep in actie, of van een superspannende scène met een paar acteurs. Je kunt ook een stukje filmen, of een acteur voor de camera laten vertellen waarom jullie toneelvoorstelling zo fantastisch wordt. Misschien is er zelfs een fan die je kunt interviewen. Iemand die jullie vorige voorstelling heeft gezien en nu al weet dat het dit keer nóg beter wordt. Zet je foto’s en filmpjes op Facebook en YouTube en vraag je vrienden om te delen. Doe dit niet één keer, maar verschillende keren. Verklap niet te veel ineens, maar laat elke keer net iets meer zien. Zo maak je de mensen lekker nieuwsgierig. ➢ Spreek mensen aan Een beetje ouderwets, maar het werkt wel. Vertel het grote nieuws van je toneelstuk aan wie het maar wil horen. En ook aan wie het niet wil horen. Zorg dat de hele school, de hele straat en het hele dorp weet wat er te gebeuren staat!

32


33


6

Breek een been!

Eindelijk is het zover! Alles is klaar voor De Grote Voorstelling. Genieten maar. En maak plezier. Of is dat makkelijker gezegd dan gedaan? Ben je nerveus? Dat is normaal. En ook goed. Het voelt niet zo leuk, maar een beetje zenuwen helpt wel. Je bent dan beter geconcentreerd. Het mag natuurlijk niet zó erg worden dat je niet meer het podium op durft. Of dat je er de hele tijd van naar de wc moet. Dit is wat je kunt doen als je het echt niet meer houdt: ➢ Adem diep in en uit In door je neus, en uit door je mond. Tel tot vier terwijl je inademt en tot acht terwijl je uitademt. Doe dit minstens een keer of tien en probeer het steeds trager te doen. Zo krijg je je ademhaling weer onder controle. ➢ Zing en schud Kies een liedje dat je heel luid kunt zingen, het mag een beetje wild zijn. Schud daarbij je hele lijf los en rek je uit. Daarna mag je elk stukje apart losschudden, tot en met je vingers en je tenen. Zing daarna iets rustiger en eindig met een slaapliedje. Geen nood, je zult jezelf echt niet in slaap zingen. Maar je zenuwen misschien wel. ➢ Schreeuw! Liefst niet in iemands oor, maar buiten of in een kamertje apart. Schreeuw en brul je zenuwen eruit. Zorg wel dat je daarna iets drinkt, anders sta je met een droge keel op het podium.

34


Wens elkaar vooral géén succes! Acteurs doen dat niet. Ze zijn nogal bijgelovig en denken dat elkaar succes wensen voor problemen zorgt. Daarom zeggen ze net het tegenovergestelde van wat ze bedoelen. Ze wensen je een gebroken been, bijvoorbeeld. Of nog erger: dikke merde. (Dat is Frans voor stront. Sorry! Maar ze bedoelen het heus goed!) Als je iemand wilt aanmoedigen zonder gebroken benen of merde, kun je ook gewoon ‘toi toi toi’ zeggen. Dat werkt ook.

35


36


7

Theaterwoordenboek

In het theater worden er vaak woorden gebruikt die je niet vaak ergens anders hoort. Hieronder vind je een lijstje met de belangrijkste theaterwoorden. ➢ Podium Een podium is een verhoging waarop mensen staan als ze iets willen zeggen aan een publiek. Dat kan zijn voor een toneel, maar ook voor een toespraak of een preek. ➢ Coulissen Een coulisse is de zijkant van het toneel, waar de acteurs staan wanneer ze niet moeten spelen of net voor ze opkomen. Meestal hangen er doeken of gordijnen tussen de coulissen en de rest van het podium. ➢ Uilenbak De uilenbak is de naam voor de allerhoogste (en de goedkoopste) zitjes in de theaterzaal. Je hebt er een mooi overzicht, maar je ziet niet altijd even goed wat er op het podium gebeurt. De uilenbak wordt soms ook wel het ‘kiekenkot’, de ‘engelenbak’ of het ‘schellinkje’ genoemd. Dat is ook logisch: uilen zitten op de hoogste tak, kippen slapen op het hoogste plankje in het hok en engelen zitten het liefst zo dicht mogelijk bij de hemel.

37


➢ Backstage De backstage is een aparte ruimte waar het publiek niet mag komen. Enkel de acteurs, de regisseur en de mensen van de techniek mogen backstage. En heel af en toe ook de fans. Als ze heel lief zijn en bloemen en chocolade meebrengen. ➢ Cour / jardin Waarom makkelijk doen als het ook moeilijk kan? Cour en jardin betekenen gewoon rechts en links in het theater. Toch is er een goede reden waarom ze die woorden gebruiken: cour is rechts als je vanuit de zaal naar het podium kijkt, maar links als je vanaf het podium naar de zaal kijkt. Op die manier kunnen de acteurs, de regisseur en de mensen van de techniek makkelijk duidelijk maken over welke kant het gaat. Nou ja. Makkelijk … ➢ Rekwisiet Een rekwisiet is een stukje van het decor of een ding dat een acteur tijdens het toneelstuk gebruikt. Het woord komt uit het Frans en betekent eigenlijk ‘wat er nodig is’.

38


39


➢ Parterre De parterre is de benedenverdieping van de toneelzaal. Deze plaatsen zijn meestal duurder dan de balkons aan de zijkant of de verdiepingen. Je hebt er het beste zicht op het podium. Vroeger was dat wel anders. Dan was de parterre de plek van de goedkoopste plaatsen, omdat er geen stoelen stonden. Je moest er dus gewoon rechtop blijven staan.

➢ Foyer De foyer is de plek waar je tijdens de pauze een drankje kunt krijgen. Op het einde van de pauze klinkt er een bel. Op dat moment moet je snel je glas leegdrinken en je borrelnootjes opeten, want zo meteen begint de voorstelling weer. Wie te laat is, komt er niet meer in!

40



Hou je van spelen? Van babbelen, verzinnen, dansen en schreeuwen? Van kunstjes doen en gekke bekken trekken? Hou je van verkleedpartijtjes? Van een podium en spotlichten en heel veel volk dat naar je komt kijken? Dan is dit een boek voor jou! Dit is namelijk een boek over theater.

Dit boekje maakt deel uit van de Verrekijkerbieb 6. ISBN 978 90 486 2537 6 Bestelnummer 60 1021 597 KB D/2016/0147/106 NUR 191 Foto’s: Tine Mortier Met dank aan de leerlingen van het Conservatorium Avelgem en Cultuurcentrum Spikkerelle Verantwoordelijke uitgever die Keure Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge RPR 0405 108 325 © Copyright die Keure, Brugge

9 789048 625376

Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form by print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.