ucatieve uitgaven
BIEB
Taitas winkel Lies Vervloet
Kijker educatieve uitgaven
Verrekijker 6
1
Taitas winkel
Hoofdstuk 1: het winkeltje vol geuren De schoolbel rinkelt. Sofie en Aman kijken elkaar stralend aan. Vakantie! Snel gooien ze hun schoolspullen in hun tas en stormen naar de deur. ‘Nou, nou,’ bromt de meester. ‘Zo lopen jullie nog iemand omver.’ Maar meer zegt hij er niet over. Ook voor hem is het nu immers vakantie. ‘Aaaahhh ...’ Aman rekt zich heerlijk uit. ‘Wat zullen we eens gaan doen?’ ‘De stad in?’ stelt Sofie voor. Ze ziet hoe Aman twijfelend zijn wenkbrauwen fronst. ‘Wat rondhangen, een ijsje eten ...’ Over het cadeautje dat ze nog voor de verjaardag van haar kleine zusje moet kopen, zegt ze maar niks. Amans gezicht klaart op. Een ijsje? Dat hoeft hij geen twee keer te horen. ‘Kom, we gaan!’ Likkend aan hun verfrissende ijsjes slenteren Aman en Sofie door de winkelstraten. Het is druk. Door het mooie weer wil iedereen natuurlijk buiten zijn. 1
‘Kom, we gaan die kant op!’ wijst Sofie. Een paar straten verder weet ze een leuke speelgoedwinkel zijn. Maar Aman is blijven staan. ‘Hé ...’ zegt hij, terwijl hij bedenkelijk wat passievruchtijs op zijn tong laat smelten. ‘Heb jij dat winkeltje al ooit gezien?’ ‘Huh?’ Sofie kijkt langs hem heen. Dat moet het allerkleinste winkeltje zijn dat ze ooit heeft gezien. Het ziet er ontzettend oud uit tussen die moderne winkels. De kleine trapgevel lijkt geplet te worden tussen de enorme winkelgebouwen ernaast. Aan de ene kant bevindt zich een warenhuis waar echt álles te koop is, van wc-papier tot de meest luxueuze spelcomputer. Aan de andere kant staat een hippe kledingwinkel vol blitse broeken en trendy truien. Niemand anders in de drukke straat lijkt te letten op het stoffige winkeltje. De mensen haasten zich voorbij, op weg naar belangrijke afspraken met belangrijke mensen, of ze zijn zó druk bezig met shoppen dat ze geen tijd en geen oog hebben voor zo’n oud, klein, stoffig winkeltje. ‘Exotische kruiden en Specerijen’ staat er op de deur. ‘Etc.’ staat er nog onder, alsof iemand dat er achteraf pas aan toegevoegd heeft. Sofie is ongeduldig. ‘Nee, ik heb het nog nooit gezien. Nou, en? Je wilt toch zeker geen kruiden gaan kopen? Kom nou mee!’ Maar Aman lijkt niet weg te slaan van het vreemde winkeltje.
2
Hij drukt zijn neus tegen de etalage en tuurt naar binnen. ‘Het is me nog nooit opgevallen,’ mompelt hij, terwijl hij al naar de deur stapt. Geïrriteerd probeert Sofie hem mee te trekken. Ze heeft hier helemaal geen tijd voor, ze moet een cadeautje zoeken! Maar Aman trekt de deur al open. Een ouderwets belletje rinkelt boven hun hoofden en een vreemde, mysterieuze geur kringelt hun neusgaten binnen. ‘Oh!’ Sofie ruikt ... vakantie! Ze ruikt verre reizen en heerlijke gerechten. Aman ruikt zijn oma, hij ruikt de steegjes van de soek in Rabat, en nog veel meer, ook geuren die hij niet kan thuisbrengen, die nieuw zijn voor hem en die hij wil ontdekken. De oude houten plankenvloer kraakt onder hun voeten als ze, betoverd door de geuren, naar binnen stappen. Ze happen allebei naar adem.
3
‘Waaw,’ verzucht Aman. Het winkeltje is veel groter dan dat het er van buitenaf uitziet. Hoewel het niet veel breder is dan een gang, lijkt het wel eindeloos door te lopen naar achteren. Langs de hoge muren staan honderden, misschien wel duizenden glazen potjes op eindeloos veel planken. Er zijn kleine potjes en grote bokalen. Sommigen met gedroogde bladeren, anderen met sap, nog anderen met wat wel levende bloemen lijken. Overal staan planten. En voor de balie, met daarop een kassa die uit een oude film lijkt te komen, staan enorme schalen met kleurrijke poeders. Aman loopt meteen op de schalen af en hangt zijn hoofd boven een roodbruine poederberg. ‘Waaaaw, dat ken ik, dat is ras el hanout!’ roept hij. ‘Dat gebruikt mijn mama wel eens bij het koken.’ Intussen kijkt Sofie nieuwsgierig naar de glazen bokalen. ‘Tijm’ leest ze op een etiket. Dat kent ze wel, tijm. Op de pot ernaast leest ze: ‘toverhazelaar’. ‘Aman!’ roept ze haar vriend. ‘Kijk nou, het lijkt wel een winkel van magie ...’ Aman grinnikt met een krakerige stem. Of ...? Sofie schrikt zich een hoedje, dat is Aman helemaal niet! Nu pas zien de kinderen het kleine, gebogen meneertje achter de balie staan. ‘Ja, ja, magie’ kraakt hij. Geschrokken kijken Aman en Sofie elkaar aan. Sofie staat klaar om de deur uit te rennen, maar Aman loopt nieuwsgierig naar het oude mannetje toe.
4
‘Wat een leuk winkeltje hebt u!’ zegt hij enthousiast. De oude man knikt. ‘Ja, ja,’ zegt hij weer. ‘Die vriendin van je zat er niet ver naast, hoor, met haar magie. Planten van over de héle wereld heb ik hier. Er zit meer geneeskracht in die bokalen dan in een hele apotheek.’ Sofie begrijpt het niet. ‘Geneeskracht?’ ‘Ja, ja,’ kraakt het meneertje. Sofie moet er een beetje om giechelen. Meer uitleg lijkt hij niet te willen geven, tot hij zich omdraait en een plant met mooie gele bloemetjes van het einde van de balie dichterbij schuift. ‘Chelidonium majus’ zegt hij met een brede glimlach, en zijn groene ogen beginnen te glinsteren. Samenzweerderig buigt hij zich naar de kinderen toe, en als automatisch schuifelen ze dichter naar hem toe, benieuwd om zijn geheimen te horen.
5
Hoofdstuk 2: ontdekkingen ‘Wrattenkruid!’ ‘Ieuw!’ Gruwend deinzen de kinderen een beetje terug. ‘Dat klinkt vies!’ Het mannetje lacht kakelend. ‘Eigenlijk zouden ze het zwaluwenkruid moeten noemen. Deze plant begint pas te bloeien als de zwaluwen in het land zijn en is pas uitgebloeid als ze weer vertrokken zijn. De meeste mensen zullen het als onkruid beschouwen,’ gaat hij verder, ‘maar het is eigenlijk heel nuttig!’ Hij breekt een takje af van het plantje, en meteen zien de kinderen geel sap opwellen uit de stengel. ‘Smeer dit sap enkele weken op een wrat, en ze zal verdwijnen. Vroeger werd het in zalfjes en drankjes verwerkt om allerlei kwaaltjes te genezen. Zelfs heksen en alchemisten gebruikten het.’ ‘Heksen?’ echoot Aman. ‘Alchemisten?’ vraagt Sofie tegelijkertijd. ‘Oooh, ja hoor!’ Het mannetje lijkt nu echt op dreef en buigt zich nog meer naar de kinderen toe. ‘Heksen gebruikten het in zalfjes die hen zouden helpen om te vliegen. Ik weet nog dat ...’ Net op dat moment rinkelt het koperen belletje boven de deur. Een dame komt binnengewerveld. Ze ziet er zo vrolijk uit, het lijkt wel of ze een feestje met zich meedraagt! Ze lacht het drietal stralend toe en haar jurk in felle kleurtjes steekt prachtig af op haar donkere huid.
6
In haar fijngevlochten haren draagt ze een band in dezelfde kleur als haar jurk. ‘Taita!’ roept ze hartelijk. Ze snuift de geuren van het winkeltje diep op. ‘Ik ruik het meteen, volgens mij heeft u weer een verse lading vanille binnen. Geef me daar maar meteen 5 stokjes van.’ De oude man straalt en begint rond te scharrelen in de winkel. ‘En een zakje buchu-thee!’ roept de dame er nog achteraan. ‘Reinigt het lichaam van binnenuit,’ zegt ze al knipogend tegen de kinderen. ‘Wat brengt jullie hier? Op ontdekkingsreis?’ Ze lacht een klaterende, vriendelijke lach en praat meteen verder. ‘Nou, deze man hier kan jullie alles vertellen over de plantenwereld. Werkelijk alles! En gelijk welk kwaaltje je ook hebt, hij heeft er de oplossing voor. De man is een wandelende encyclopedie. Maar dan leuker!’ Weer knipoogt ze, maar nu naar het oude meneertje dat intussen terug achter de balie staat. Even later wervelt de kleurrijke dame weer naar buiten en lijkt het winkeltje opeens stiller dan voorheen. Plots schrikt Sofie. ‘Oh! Het is al laat, de winkels gaan bijna sluiten ... en ik moet nog een cadeautje voor mijn zusje gaan zoeken.’ ‘Hmmm... cadeautje ...’ mompelt het meneertje. Hij rommelt even onder de balie en legt er dan een bundeltje stokjes op. De kinderen kijken een beetje onzeker naar elkaar. Wat is dit nou weer? Hij geeft Sofie en Aman elk een stokje en begint een mooie strik te leggen rond de rest van het bundeltje.
7
‘Zoethout!’ verkondigt hij. Als hij ziet hoe de kinderen beteuterd naar het stokje in hun handen staren, lacht hij. ‘Kauw er maar op. Net als snoep, maar dan gezonder.’ Nog steeds twijfelend steekt Aman het stokje in zijn mond en begint er voorzichtig op te kauwen. Een zoete, dropachtige smaak vult zijn mond. ‘Mmm!’ zegt hij verrast. ‘Wat bijzonder!’ Sofie volgt zijn voorbeeld en al snel zijn de kinderen enthousiast op hun stokje zoethout aan het sabbelen. De oude man geeft het bundeltje met de strik aan Sofie. ‘Voor je zusje,’ zegt hij. ‘Oh!’ Sofie begint te blozen. ‘Dank u wel.’ Ze wil hem wel omhelzen, zo lief vindt ze het, maar dat zou vast een beetje raar zijn. Even later staan de kinderen weer buiten. De buitenlucht ruikt opeens opvallend saai. ‘Mam,’ vraagt Sofie die avond als ze al in bed ligt. ‘Hebben wij ook geneeskrachtige planten in de tuin staan?’ ‘Geneeskrachtige planten?’ Mama kijkt verbaasd. Ze denkt even na en antwoordt dan: ‘Nou ... ja, we hebben kamille staan. Mensen drinken wel eens kamillethee om beter te kunnen slapen. En het helpt ook tegen buikpijn, geloof ik. Waarom vraag je dat?’ ‘Zomaar,’ mompelt Sofie nog, bijna onhoorbaar, voor ze zich omdraait en als een blok in slaap valt. Ook Aman is nieuwsgierig. ‘Yemma?’ Zijn moeder zit op de rand van zijn bed en haalt haar warme vingers door zijn haren. ‘Mmm?’
8
‘Wist jij dat planten heel nuttig zijn?’ Tot Amans verbazing verschijnt er meteen een grote glimlach op het gezicht van zijn moeder. ‘Ja, natuurlijk! Oh, je grootouders wisten voor elk kwaaltje en ieder probleem wel een kruidenoplossing!’ Ze lacht. Het is een mooie, tinkelende lach waar Aman warm en gelukkig van wordt. Hij kruipt wat dichter tegen haar aan. ‘Vertel?’ vraagt hij. ‘Wel … ik weet er niet veel meer over. Mijn moeder had voor alles altijd meteen een oplossing, zodat wij als kind eigenlijk nooit ziek waren. Ze gaf ons kruidenthee als we ons niet lekker voelden, en smeerde een of ander sap op onze wonden als we gevallen waren. We waren altijd meteen weer beter. We hadden misschien niet veel, maar we waren allemaal sterk, gezond, en vol energie om te helpen op het land en in het huis. Helemaal niet zoals jij!’ zegt ze plagend. Ze geeft Aman een klapzoen en doet het licht uit. Hij wou dat ze wat meer had verteld. Half slapend neemt hij zich voor om nog een keer terug te gaan naar het winkeltje, benieuwd naar de verhalen van de oude man.
9
Hoofdstuk 3: een geluk bij een ongeluk Zoals iedere vakantie hebben de kinderen het druk met allerlei leuke dingen. De dagen vliegen dan ook voorbij. Het is al dinsdag wanneer Sofie en Aman elkaar terugzien. Samen met een hele groep kinderen van de klas gaan ze naar het zwembad. Na de middag hebben ze van al dat spelen natuurlijk trek gekregen. ‘Zullen we een ijsje gaan eten?’ stelt Aman voor. ‘Natuurlijk!’ Daar hoeft Sofie geen twee keer over na te denken. Vrolijk kletsend fietsen de twee kinderen naar hun favoriete ijssalon. ‘Voor mij pistache en chocolade!’ roept Sofie overtuigd. Aman kiest vandaag voor citroen en vanille. ‘Zullen we de fietsen voor het gemak maar even hier laten?’ vraagt hij. Sofie vindt het prima. Ze slenteren over het grindpad langs het water. Opeens gebeurt alles heel snel. Ze horen het geluid van glas dat breekt, een schelle vrouwenstem die iets roept en een kat die krijst. Helemaal uit het niets schiet het beestje bliksemsnel het pad op ... recht voor de voeten van Sofie. Die schrikt en struikelt, en voor ze het weet, ligt ze op het grindpad met haar armen voor zich uit en haar gezicht naar beneden. Haar ijsje ligt zielig in de berm. ‘Sofie! Gaat het?’ schrikt een bezorgde Aman. Sofie kreunt. Het gaat helemaal niet. Als ze zich omhoog wil duwen, schiet er een gemene pijnscheut door haar arm. Haar handen branden.
10
‘Aaauuuwww,’ kermt ze. Ze knijpt haar ogen hard dicht en probeert diep adem te halen om zo haar tranen te verbijten. Ze heeft echt pijn, ziet Aman. Als Sofie eenmaal tegen het muurtje zit, nemen ze de schade op. Er zit een scheur in de mouw van haar bloesje, en daaronder zien ze een lelijke snee. Bloed begint uit haar arm op te wellen. Haar handen zijn allebei geschaafd en opengehaald. ‘Er zit zand in de wonden. Die moeten worden gewassen,’ zegt Aman. Zijn trek in het ijsje is nu wel voorbij. Eerst maar zorgen dat Sofie zich weer beter voelt. Als hij een traan over haar wang naar beneden ziet rollen, krijgt Aman opeens een idee. ‘Hé, we zijn helemaal niet zo ver weg van het kruidenwinkeltje. Daar kunnen we vast je wonden schoonmaken. Kun je lopen, denk je?’ Sofie knikt en een luide snik ontsnapt haar. ‘Ik denk het wel,’ zegt ze beverig. Haar knieën doen pijn, dat worden straks zeker blauwe plekken. Maar ze heeft niks ernstigs, ze is vooral geschrokken. Natuurlijk hadden ze de wonden ook met water kunnen spoelen in een van de cafeetjes langs het water. Maar het winkeltje is echt niet ver, en stiekem hoopt Aman dat de oude man meer zal kunnen doen voor Sofie. Misschien heeft hij wel een magisch wondermiddeltje? Als ze even later het winkeltje bereiken, lijkt het wel of hun oude vriend hen al stond op te wachten. Hij houdt de deur voor hen open.
11
Zonder enige verbazing te tonen bromt hij vriendelijk: ‘Nou, nou. Wat is hier gebeurd?’ Aman legt snel uit dat Sofie gevallen is en dat ze de wond moeten schoonspoelen. De oude man knikt en wijst naar achteren. ‘Loop maar door naar de laatste deur, daar is een keukentje.’ Nu pas merken de kinderen dat er zich twee deuren in het winkeltje bevinden. Ze lopen naar achteren en verzorgen de handen en de arm van Sofie. Het ziet er gelukkig niet al te erg uit. Aman is een beetje teleurgesteld. Hij had meer van het meneertje verwacht. Als ze terug naar voren lopen, werpt hij snel een blik in de andere ruimte. De deur staat op een kier, en met het binnenvallende licht ziet Aman er vreemde dingen liggen. Hij ziet een stapel enorme afgesneden cactussen, dikke bossen samengebonden planten, iets wat op een stapel stenen lijkt en in de schaduwen ziet hij ... zijn dat ... botten? ‘Hm, hm.’ Een kuchje klinkt en de kinderen schrikken als ze zien dat de oude man hen met twinkeloogjes lijkt aan te staren. ‘Zo. Zijn jullie daar weer? Kom maar hier, dan lappen we je weer helemaal op, Sofie!’ Sofie kijkt verrast. Hoe weet de oude man haar naam? Terwijl ze naar hem toe stappen, haalt hij drie krukjes van achter de balie vandaan. ‘Ga maar zitten,’ nodigt hij de kinderen uit. Hij geeft hen elk een mok met dampende thee. ‘Saliethee met honing,’ legt hij uit.
12
Dat kalmeert de zenuwen. Je zal wel behoorlijk geschrokken zijn, neem ik aan, Sofie?’ Het meisje knikt. Aman merkt dat ze er nog steeds wat pips en beverig uitziet. Ze nipt van haar thee. ‘Mm, lekker.’ Aman kijkt bedenkelijk naar zijn eigen mok en, alsof de oude man zijn gedachten kan raden, zegt die: ‘Drink maar, Aman. Salie is supergezond! Honing ook trouwens. Van dit drankje word je zo goed als onsterfelijk. Ik gebruik het al bijna tweehonderd jaar en voel me nog zo fris als een hoentje!’ Sofie en Aman staren hem allebei aan. Tweehonderd jaar? Maakt de oude man een grapje? Hij glimlacht enkel en vraagt Sofie dan om haar broekspijpen op te rollen en om haar benen op het derde krukje te leggen. Waar hij ze vandaan haalt, zien de kinderen niet, maar opeens heeft hij een doormidden gesneden ui in zijn handen. Op elke knie van Sofie legt hij een helft. ‘Tegen kneuzingen en blauwe plekken,’ zegt hij, terwijl hij een klein flesje neemt dat op de balie staat. Er zit een donkerrode vloeistof in. ‘Drakenbloed (Amazone)’ leest Sofie op het etiket. Alweer valt haar mond open en even weet ze niet wat te denken. ‘Drakenbloed?’ Verbijsterd staart ze naar het meneertje. Hij moet lachen om haar gezicht. ‘Rustig maar, ik heb mijn verstand niet verloren. Ik weet best wel dat draken niet bestaan.
13
Dit is de hars van een plant uit het Amazonewoud. De volkeren die daar leven, weten al honderden jaren dat deze plant geneeskrachtig is. Hij wordt vooral gebruikt om wonden te ontsmetten en te helpen genezen.’ Het meneertje giet wat van het donkerrode sap op een wattenbolletje. ‘Ik kan ervan meespreken. Ooit was ik in het Amazonewoud op zoek naar een zeldzame plant toen ik verdwaalde. Ik raakte gewond en was er slecht aan toe. Ik werd gevonden door een lokale stam. Zij hebben me verzorgd en genezen. Fantastische vrienden! Ik bezoek ze nog steeds wanneer ik maar kan.’ Amans hoofd tolt. Kan dit allemaal waar zijn? Gaat dit kleine, verschrompelde mannetje nog op reis naar dichte oerwouden? Is hij echt 200 jaar oud? Hij weet niet wat hij kan geloven, en hij ziet aan Sofies gezicht dat zij er net zo over denkt. Intussen smeert de verhalenverteller het donkere goedje uit over de snee in Sofies arm. Voor hun ogen verandert het bloedrode sap in een bleker, bijna huidkleurig laagje. Als hij klaar is, is de snee amper nog te zien. Hij herhaalt hetzelfde met de handen van Sofie. Het prikt een beetje, maar meteen voelt het alsof er een beschermend laagje op de wonden zit. ‘Nog even een kwartiertje blijven zitten en je bent zo goed als nieuw!’ Als Aman naar Sofies gezicht kijkt, ziet hij dat er weer kleur op haar wangen zit. Ze moet een beetje giechelen om de hele situatie. Hier zit ze dan, met twee halve uien op haar knieën en drakenbloed op haar armen, in de winkel van een eeuwenoude Amazonereiziger ...
14
15
Hoofdstuk 4: Taita vertelt Terwijl ze wachten, kijken Aman en Sofie nieuwsgierig om zich heen. Ze zien allerlei dingen die ze de vorige keer niet hebben opgemerkt. Potjes met gedroogde bloemen of blaadjes, fijne poeders, grove poeders, takjes en pitjes, en soms iets melkachtigs of iets slijmerigs. ‘Hé! Maar dit is toch twee keer hetzelfde?’ merkt Aman op. Hij wijst naar een etiket waar ‘gember’ op staat. In de glazen pot zitten dikke, witte wortels. Op de pot ernaast staat ‘kurkuma’ met net zulke wortels erin. ‘Nee, al hebben ze wel veel met elkaar gemeen. In de Indische geneeskunde bijvoorbeeld, maar ook in de Chinese, worden ze beiden al duizenden jaren gebruikt. Kijk.’ Hij toont hen waar de wortel is afgesneden. Waar de gember vanbinnen wit is, is de kurkumawortel geel. ‘Ooit was ik in India op zoek naar een leraar, toen ik een verhaal hoorde. De mensen in de bergen vertelden over een kluizenaar die blindheid kon genezen. Hij plaatste de wortel in een heilige boom voor zes weken. Dan maalde hij hem tot poeder en mengde hem met andere ingrediënten. Hij smeerde dit onder de ogen van mensen en zo konden ze weer zien.’ De oude man glimlacht. ‘Of het waar is, weet ik niet. Maar ik gebruik dit kruid al mijn hele leven en ik ben kerngezond!’ Aman staart naar de wortels.
16
‘Meneer, hoe komt het eigenlijk dat u zoveel weet over planten?’ vraagt hij. De oude man giechelt kakelend. ‘Jullie mogen me Taita noemen. Dat doet iedereen. Het betekent ‘grootvader’ of ook wel ‘oude, wijze man’ in een taal van het Andesgebergte. En hoe ik zoveel weet …’ Taita zucht. ‘Planten zijn zoveel meer dan gewoon planten,’ zegt hij. Vroeger beseften de mensen dat veel meer. Nu hebben we alles vervangen door plastic en machines, maar vroeger deden we alles met wat we vonden in de natuur! Huizen bouwen, boten maken, matten weven ... Planten waren ons voedsel en onze medicijnen. Sommigen leken zelfs magische krachten te bezitten!’ Zijn ogen staren in de verte, alsof hij het verleden voor zich ziet. Sofie en Aman vragen zich alweer af hoe oud hij eigenlijk is. Hij lijkt het wel over een ander tijdperk te hebben. ‘Toen ik jong was, heb ik veel gereisd. Ik heb mannen en vrouwen van over de hele wereld ontmoet, die allemaal de planten uit hun gebied als geen ander kenden. Waar ze te vinden zijn, of ze genezend of giftig zijn, wat de speciale eigenschappen zijn. Zij wisten alles.’ Hij kijkt de kinderen ernstig aan. ‘Dokters bestaan al veel langer dan vandaag, hoor. Elke cultuur ter wereld heeft genezers gekend. Dat was duizenden jaren geleden ook al zo. En ach, er zijn natuurlijk ook vandaag nog volkeren die beseffen hoe belangrijk de plantenwereld voor ons is.
17
Maar de mensen die in steden wonen zijn het bijna allemaal vergeten.’ Hij kijkt er zó verdrietig bij dat ook Sofie en Aman er een beetje bedroefd van worden. ‘En achter die ene deur ...’ probeert Aman voorzichtig. Plots spreekt de oude man met een vurige energie. Hij lijkt wel te groeien terwijl hij spreekt en Sofie zou durven zweren dat zijn ogen donkerder werden. ‘Niet alle planten zijn even onschuldig, Aman. De verkeerde plant in de verkeerde handen kan dodelijk zijn! Sommige kruiden worden gebruikt in magische rituelen. Dat is een grote verantwoordelijkheid. Dat soort planten verkoop ik niet zomaar aan gelijk wie!’ De kinderen schrikken van de kracht waarmee het kleine mannetje plots tegen hen spreekt. Dodelijke planten? ‘Maar waarom heeft u dan zulke gevaarlijke planten in de winkel?’ vraagt Sofie. ‘Omdat sommige soorten in de juiste hoeveelheid ook levens kunnen redden, Sofie. Mensen moeten al heel wijs en ervaren zijn om het verschil te weten. En sommige planten worden gebruikt om de deuren te openen naar het onzichtbare ... Maar wie daar te lichtzinnig mee omgaat, speelt met zijn leven!’ Hij pauzeert even. ‘Nou, het is al laat. Misschien moeten jullie maar gaan. Maar ...’ Hij pauzeert even en de kinderen kijken hem nieuwsgierig aan. ‘Overmorgen krijg ik een nieuwe lading specerijen binnen. Ik ben oud en kan niet overal meer zo goed bij. Zelfs niet met die daar.’
18
Hij wijst naar een houten ladder die tegen een van de planken staat. ‘Misschien zouden jullie ...’ Nog voor hij zijn zin kan afmaken roepen beide kinderen ‘Ja!’ Allebei willen ze maar al te graag meer weten over al die mysterieuze verhalen. Ze komen hun nieuwe vriend graag helpen. Als het belletje boven hun hoofden rinkelt en ze al in de deuropening staan, zegt Taita nog: ‘Oh ja, Sofie, heb je nog pijn?’ Verbaasd stelt Sofie vast dat noch haar knieën, noch de wonden op haar arm en handen nog pijn doen. Taita glimlacht. ‘Tot overmorgen!’ roept hij hen na.
19
Hoofdstuk 5: de kwade man Als Aman en Sofie twee dagen later weer voor de deur van het winkeltje staan, vliegt die plots open. Een bleke man met vettig zwart haar dat tegen zijn hoofd plakt, beent naar buiten. In de deuropening draait hij zich om en roept: ‘Daar krijg je spijt van, oude man! Luister goed naar me. Daar krijg je spijt van!’ Hij draait zich om en botst bijna tegen Aman. Die deinst geschrokken achteruit. De man bekijkt de kinderen met samengeknepen ogen. Hij lijkt iets te willen zeggen maar besluit dan toch om het niet te doen. Hij snuift en verdwijnt met grote, boze passen in de winkelstraat. De kinderen kijken hem na. Als ze zich omdraaien, staat plots Taita in de deuropening. Sofie schrikt. Hij ziet er opeens wel 30 jaar ouder uit. Er staat een droeve blik in zijn ogen, maar hij glimlacht naar de kinderen en nodigt hen uit om de winkel in te komen. ‘Wat was er aan de hand?’ vraagt Aman. ‘Ach ... Hij wilde iets van mij dat ik hem niet wilde verkopen. Weet je nog wat ik jullie zei over planten in de verkeerde handen?’ De kinderen knikken vurig. Natuurlijk weten ze dat nog! ‘Wel, die man heeft kwade bedoelingen. Hij wil zoveel mogelijk geld verdienen. Wie hem daarbij in de weg staat ...’
20
Zonder zijn zin af te maken, zakt de oude man neer op een krukje. Hij ziet er eindeloos vermoeid uit, alsof de aanvaring met de andere man hem al zijn energie heeft gekost. Aman en Sofie weten even niet goed wat te zeggen. Dan ziet Aman de dozen staan. Hij stelt voor dat hij en Sofie alvast in de winkel aan de slag gaan. ‘Dat is goed,’ zegt Taita. Hij legt hen uit hoe alles geordend is – eerst per werelddeel, dan op alfabet – en de twee gaan aan de slag. ‘Sofie,’ zegt Aman stilletjes. ‘Ik maak me zorgen. Taita ziet eruit alsof hij bij de minste aanraking tot stof kan vergaan.’ Sofie kijkt haar vriend boos aan. Ze wil hem zeggen dat dit geen moment is om grapjes te maken, maar aan de gespannen uitdrukking op zijn gezicht ziet ze dat hij het meent. Ze kijkt achterom naar de oude man en schrikt opnieuw. Zijn huid is bijna grijs nu. Zijn ogen staren dof in de verte. Dan ziet ze het etiket op de bokaal die ze in haar handen houdt. ‘Salie’. ‘Aman! Zal ik even wat van die saliethee met honing maken? Daar knapt hij vast wat van op.’ Aman knikt. Dat vindt hij een prima idee. Terwijl Sofie in het kleine keukentje aan de slag gaat, vult Aman de halflege potjes bij. Wanneer het meisje terugkomt met een dampende mok perst Taita een warme glimlach tevoorschijn. Aman en Sofie vullen verder bij. Het is geen zwaar werk, en ze vinden het leuk om over de werkingen van de kruiden te leren.
21
Terwijl ze bezig zijn, komt een koppel de winkel binnen. De bebaarde man draagt een oud maar net pak. De vrouw draagt een kleurrijk sjaaltje om haar hoofd en een lange rok. ‘Taita!’ Ze begroeten de oude man hartelijk, en beginnen vervolgens te ratelen in een vreemde taal. Taita lijkt hen te verstaan, al antwoordt hij niet in hun taal. Hij knikt vriendelijk en staat met veel moeite op. De man en vrouw schieten hem beiden te hulp en hoewel de kinderen hun taal niet begrijpen, horen ze ook in hun woorden de bezorgdheid doorklinken. Het drietal verdwijnt achter de geheimzinnige eerste deur. Aman kijkt veelbetekenend naar Sofie. Nog voor ze iets kunnen zeggen, klinkt opeens een schreeuw vanuit het kamertje. Zonder verder na te denken, rennen Sofie en Aman erheen. Sofie gooit de deur open. In het zwakke lichtschijnsel zien ze hun vriend op de grond liggen, bewusteloos! De man staat over hem heen gebogen met de handen om zijn nek. ‘Blijf van hem af, gemenerik!’ schreeuwt Sofie. Zij en Aman rennen op de man af en duwen hem weg. Hij kijkt erg geschrokken. ‘Wacht! Stop!’ zegt de man. Hij heeft een zwaar accent en zijn Nederlands is niet erg goed, maar met gebaren en enkele woorden maakt hij duidelijk dat hij Taita niet aan het aanvallen was. Hij was de bovenste knoopjes van zijn hemd aan het losmaken om hem meer ademruimte te geven. De kinderen kijken elkaar aan. Plots merkt Sofie dat de vrouw intussen de kamer heeft verlaten.
22
Ze horen gestommel in de winkel en in het keukentje. Even later komt ze terug met een wat kruiden in haar ene hand, en een glas met troebele vloeistof in de andere hand. Sofie kijkt Aman vragend aan, maar hij haalt zijn schouders op. Hij weet het ook niet. De vrouw steekt het bundeltje kruiden in brand. Van zodra de vlammen doven, blaast ze de rook naar Taitas gezicht. Het duurt maar heel even voor de oude man begint te kuchen en terug wakker wordt. De vrouw helpt hem om recht te zitten en geeft hem het drankje. Taita drinkt het glaasje in één slok uit. ‘Bedankt,’ zegt hij. Aman en Sofie staan elkaar een beetje beteuterd aan te kijken. Het is wel duidelijk nu dat het koppel hun vriend niet heeft aangevallen. Taita ziet hen staan en zucht. ‘Het spijt me dat jullie dit hebben moeten meemaken. Ik schrok verschrikkelijk toen ik hier binnenkwam. Ik weet niet hoe hij het heeft gedaan, maar de man die hier eerder op de middag was, heeft enkele ingrediënten gestolen. Erg gevaarlijke ingrediënten ... Door de schrik en de slechte energie die hij heeft achtergelaten, werd het me allemaal even te veel, vrees ik. Kinderen, ik geloof dat ik vandaag de winkel maar eens wat vroeger sluit. Ik denk dat ik wat moet uitrusten.’ Sofie en Aman knikken begrijpend. Als ze naar huis fietsen, zegt Sofie: ‘Laten we morgen terugkomen. Ik wil er zeker van zijn dat alles goed is met hem.’ Daar kan Aman het alleen maar mee eens zijn. Die nacht slapen ze beiden onrustig, bezorgd om hun oude vriend. 23
Hoofdstuk 6: alarm! De volgende ochtend kijken de ouders van Sofie vreemd op als hun dochter zo vroeg uit de veren is. In de vakantie slaapt ze graag lekker uit, maar vandaag wil ze zo vroeg mogelijk naar het winkeltje. Ook Aman schrokt zijn ontbijt haastig naar binnen en verbrandt zijn mond aan de hete muntthee. Zijn moeder zit er geamuseerd naar te kijken. ‘Haast?’ vraagt ze. ‘Ja,’ zegt Aman, en heel kort vertelt hij wat er gebeurd is. ‘Wat moet ik doen als hij nog steeds ziek is, Yemma?’ Zijn moeder glimlacht. ‘Dan zou ik gewoon een dokter bellen, natuurlijk!’ Niet veel later staan Sofie en Aman voor de deur van het winkeltje. Het bordje ‘Gesloten’ hangt er nog, hoewel het al na openingstijd is. De kinderen kloppen op het raam maar er komt geen reactie. Ze kijken elkaar aan. Wat nu? ‘Laten we maar naar huis teruggaan,’ zegt Aman twijfelend. Vóór ze hun fietsen weer pakken, probeert Sofie toch even de deur. Die blijkt gewoon open te zijn! Het belletje rinkelt. ‘Taita?’ roepen de kinderen. Het winkeltje blijft akelig stil. ‘Taitaaa?’ proberen ze nogmaals. Ze lopen door naar achteren. Dan stokt bij Sofie opeens de adem in de keel. ‘Aman! Hier, in het keukentje!’ Daar ligt hun vriend, bewusteloos op de vloer. Naast hem ligt een gebroken mok en een plas vloeistof.
24
Aman denkt aan wat zijn moeder hem gezegd heeft. ‘Laten we een ambulance bellen,’ zegt hij. Sofie kijkt er vreemd van op. Met al die kruidenverhalen van de laatste tijd zou ze bijna vergeten dat er ook nog gewone dokters bestaan. Met de oude telefoon in de winkel bellen ze de ambulance, die een paar minuten later al met zwaailichten voor de deur staat. ‘Dat hebben jullie goed gedaan,’ zegt de ambulancier. Dan gaan de deuren dicht achter Taita en rijdt de ambulance weg. Aman en Sofie blijven verdrietig en alleen achter. Of toch niet? Aan de overkant van de straat zien ze de Afrikaanse dame met de kleurrijke kleren. Er staat paniek op haar gezicht te lezen en snel steekt ze de straat over. ‘Wat is er gebeurd?’ De kinderen vertellen wat ze weten van het verhaal. ‘Wat afschuwelijk! Oh, ik weet wel wie dit gedaan heeft.’ Ze kijkt erg boos nu. Dan kijkt ze hen aan en haar blik verzacht weer. ‘Jullie zijn goede kinderen. Bedankt om zo voor jullie oude vriend uit te kijken. Maak jullie geen zorgen over de nare man die hiervoor verantwoordelijk is. Daar ontferm ik me wel over. Ga maar naar huis nu, er is niks dat jullie verder kunnen doen.’ Dan beent ze vastberaden weg. Aman en Sofie stappen op hun fietsen, maar twee straten verder remt Sofie opeens.
25
‘Ziekenhuis?’ vraagt ze aan Aman. Die knikt. ‘Ziekenhuis’. Ze draaien zich om, op weg naar Taita. Dit is niet het moment om hem in de steek te laten. In het ziekenhuis weten ze even niet waarheen. Ze kennen immers Taitas echte naam niet, dus ze kunnen niemand vragen waar hij ligt. Ze dwalen een tijdje door de gangen. ‘Zo vinden we hem nooit, Aman!’ klaagt Sofie. Maar Aman is gestopt. Hij snuift diep. ‘Ruik je dat ook?’ vraagt hij. Sofie snuift. Ze moet heel erg haar best doen, maar ja, inderdaad, heel vaag verborgen achter de doordringende geur van ontsmettingsalcohol en medicijnen is er een andere geur. Een zoetere en meer exotische geur die hen intussen bekend voorkomt. De kinderen versnellen hun pas en gaan hun neus achterna. Al snel vinden ze een deur die op een kier staat. Zacht duwt Aman de deur open. De kinderen schrikken. Opeens is het helemaal niet moeilijk te geloven dat hun vriend al heel erg oud is. In het bed ligt een verschrompeld mensje, klein en breekbaar, verbonden aan allerlei slangetjes en machines. Hij lijkt helemaal niet op het levendige meneertje dat ze zo goed hebben leren kennen. Aan zijn bed zit het koppel dat de vorige dag in de winkel was. Aan het hoofdeinde is een bosje versgeplukte bloemen opgehangen. Op het nachttafeltje staat een kommetje waar rook uitkomt. De kinderen kunnen niet zien wat er aan het smeulen is, maar het is duidelijk dat de sterke geur daar vandaan komt.
26
De man en vrouw glimlachen naar de kinderen. Dan haalt de man een viool tevoorschijn. Hij begint een zachte melodie te spelen. Aman en Sofie staan er ademloos bij. Wat een ontroerend tafereel! Terwijl ze daar zo staan, doet Taita zijn ogen open. Ze zijn bleekblauw nu, bijna grijs. Hij glimlacht zwakjes en wenkt de kinderen dichterbij. ‘Vrienden …’ Zijn stem klinkt niet harder dan gefluister. ‘De winkel moet beschermd worden. Palo Santo. Oregano.’ Nog voor hij meer kan zeggen, stormt een woedende verpleger de kamer in. ‘Wat is hier in hemelsnaam aan de hand? Muziek in een ziekenhuis? Dat kán toch niet! En dan die stank! Deze man moet rusten! Vooruit, allemaal naar buiten.’ Aman wil nog wat zeggen tegen Taita, maar die heeft zijn ogen alweer gesloten. Het viertal loopt de kamer uit. Aan de deur drukt de vrouw iets in Sofies hand. ‘Winkel,’ zegt ze. Als Sofie haar hand opent ligt daar een sleutel in.
27
Hoofdstuk 7: Genezing Aman is boos. ‘Ik weet niet eens of ik wel in dat hele kruidengedoe geloof,’ zegt hij. ‘Wat moeten we in die winkel?’ Sofie snapt het wel. Ze voelt zich net als hij. Niet boos, maar wel machteloos. Het is afschuwelijk om hun vriend zo te zien en niks te kunnen doen. ‘Ja, Aman, maar híj gelooft er wel in. Dit is toch het minste wat we voor hem kunnen doen?’ Aman zucht. Natuurlijk heeft Sofie gelijk. Hij wil maar al te graag helpen. Was er maar wat méér dat ze konden doen! In de winkel vinden ze al snel de twee zaken die de oude man vernoemde. ‘Maar wat nu?’ vraagt Aman zich af. ‘De Palo Santo lijkt me duidelijk,’ zegt Sofie, terwijl ze wijst naar de stukjes hout. ‘Die moeten we verbranden. De oregano ...’ Ze twijfelt. Dan valt haar oog op de boeken die onder de balie staan. Die hadden ze natuurlijk nog nooit gezien, omdat ze tot dan toe altijd aan de andere kant van die balie hadden gestaan. Ze neemt een boek uit het rek en begint erin te bladeren. Aman volgt haar voorbeeld. ‘Kijk, ze gaan allemaal over kruiden en planten!’ zegt Sofie. ‘Sommige van deze boeken zijn wel honderden jaren oud!’ vult Aman vol ontzag aan. Al snel heeft Sofie gevonden waar ze naar op zoek zijn.
28
‘Hier staat dat ze er in Italië een sterke thee van brouwen, en die vervolgens tegen de buitengevel gooien, om een huis te beschermen.’ Als de rook van het hout de winkel helemaal vult en de twee vrienden onder de vreemde blikken van verwonderde voorbijgangers de thee tegen de gevel hebben gegooid, voelen ze zich toch al een heel stuk beter. Dan komt Aman plots op een idee. ‘Sofie! We hebben hier al die boeken over kruiden. Als we nu eens van alle beschermende en genezende kruiden één superkrachtige geneesthee brouwen!’ Verwachtingsvol kijkt hij zijn vriendin aan. Die kijkt een beetje verwonderd terug. ‘Jij geloofde toch helemaal niet in dat gedoe?’ vraagt ze. ‘Nou, misschien niet, maar ... zoals jij daarstraks zei, Sofie, Taita gelooft er wel in. En dat is wat telt, toch?’ Sofie haalt bedenkelijk haar schouders op. Het is natuurlijk het proberen waard. Ze hebben niks te verliezen. ‘Oké!’ lacht ze. De hele middag werken ze door. Dan eens met hun neuzen in de oude boeken, dan weer op de ladder, zoekend op de rekken naar de juiste planten. Er zijn planten die ze al kenden, zoals venkel, rozemarijn en kruidnagel. Af en toe komen ze ook een naam tegen waar ze nog nooit van gehoord hadden, zoals vetiver. ‘Ongelofelijk hoeveel genezende planten er zijn!’ zegt Aman vermoeid. Op het einde van de dag besluiten ze dat ze nu wel genoeg hebben.
29
De hele balie ligt intussen vol met takjes, blaadjes, bloemen en potjes. Ze gooien alles in de grootste pot die ze in het keukentje kunnen vinden. Vergeet de honing en de salie niet, want daar word je onsterfelijk van,’ zegt Aman. Sofie grijnst. De thee is klaar. Het is het zwartste en het meest stinkende goedje dat ze ooit hebben gezien. ‘Zeker dat dit geen kwaad kan?’ vraagt Aman. ‘Taita zal het wel weten,’ antwoordt Sofie. Nadat ze allebei naar huis hebben gebeld om te laten weten dat ze later zullen zijn, springen de kinderen weer de fiets op.
30
Het bezoekuur is gelukkig nog niet voorbij, zodat de kinderen makkelijk naar binnen kunnen. En hoewel er dit keer geen exotische geur is om te volgen, hebben ze goed onthouden in welke kamer ze moeten zijn. Aman klopt zachtjes op de deur. Er klinkt geen antwoord. Voorzichtig duwen ze de deur open. Daar ligt Taita, precies zoals ze hem die middag hebben achtergelaten. Ze gaan elk langs een andere kant van het bed zitten. ‘Taita.’ Sofie schudt zachtjes aan zijn schouder. Hij kreunt zachtjes. Zijn ogen gaan een heel klein beetje open. ‘Taita, we hebben een thee voor u gemaakt. Met helende en beschermende kruiden.’ ‘We weten niet of het zal helpen, maar ...’ zegt Aman. ‘Ik vertrouw jullie,’ klinkt het zachtjes. Terwijl Aman hem helpt om wat rechter te zitten, schenkt Sofie wat van het brouwsel in een glas. Ze zet het aan zijn lippen en hij neemt een voorzichtige slok. ‘Bah,’ zegt hij. Sofie en Aman schrikken. Zou het niet goed zijn? Maar de man zet zijn lippen alweer aan het glas en neemt weer een slok, een grotere dit keer. Hij kijkt zijn jonge vrienden nu een voor een aan. Alweer durft Sofie er haar hoofd op te verwedden dat ze zijn ogen van kleur ziet veranderen. Het vaalgrijs dat ze net nog zag, is intussen wat blauwer geworden. Al snel heeft hij het hele glas leeg. Hij zit nu zelf recht en lijkt al heel wat meer energie te hebben. Aman kijkt Sofie stomverbaasd aan. Hebben ze echt een wonderdrankje gebrouwen? Het lijkt er wel op!
31
Na zijn tweede glas zijn de ogen van de man weer levendig groen en ligt er een brede glimlach op zijn gezicht. ‘Hebben we nou ...’ Sofie twijfelt even, maar durft het dan toch te vragen. ‘Hebben we nou echt een magisch drankje gemaakt?’ Taita lacht. Een geluid dat hen als muziek in de oren klinkt. ‘Weten jullie wat de echte magie is?’ vraagt hij. De kinderen schudden hun hoofd. ‘Vriendschap. Ja, natuurlijk, al die kruiden en planten kunnen enorm helpen. Maar het zijn al de goede bedoelingen die jullie in dit drankje hebben gestopt die mij er echt bovenop hebben geholpen. Jullie zijn ware magiërs!’ Aman en Sofie kijken elkaar trots aan. Een verpleegster steekt haar hoofd om de deur. ‘Bezoekuur is voorbij,’ zegt ze. ‘Tijd om te gaan!’ De kinderen staan op, klaar om te vertrekken. ‘Ach,’ verzucht Taita. ‘Na al die jaren ben ik dan toch een beetje oud aan het worden. Misschien wordt het maar eens tijd om mijn kennis over te dragen op de jonge generatie. Misschien willen jullie ...?’ ‘Jaaa!’ De kinderen vliegen hem om de hals. Ze kunnen niet wachten om al die mysteries te ontrafelen. Dit avontuur is nog maar net begonnen ...
32
Aman en Sofie hun vakantie begint, maar die loopt niet zoals ze denken. Tijdens een wandeling in de stad komen ze het winkeltje van Taita tegen. Daar leren ze allerlei kruiden kennen … Plots heeft Taita hun hulp nodig.
Dit boekje maakt deel uit van de Verrekijkerbieb 6. ISBN 978 90 486 2537 6 Bestelnummer 60 1021 597 KB D/2016/0147/106 NUR 191 Illustraties: Luc Sauviller Verantwoordelijke uitgever die Keure Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge RPR 0405 108 325 © Copyright die Keure, Brugge
9 789048 625376
Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form by print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.