ucatieve uitgaven
In het spoor van Belgische legenden
BIEB
Inge Bergh
Kijker educatieve uitgaven
Verrekijker 6
2
In het spoor van Belgische legenden
1
Legenden Dit boek staat vol ongelofelijke Belgische legenden. Verhalen waarvan jij overtuigd zal zijn dat ze zeker verzonnen of gedroomd zijn in een gekke of dronken bui. Zo vreemd en ongeloofwaardig zijn ze. En toch zul je in de steden waar ze zich afspeelden mensen vinden die bij hoog en laag beweren1 dat alles wat in dit boek wordt verteld ook echt gebeurd is. ‘Kijk maar,’ zullen die mensen zeggen: ‘hier vind je nog een beeld ter nagedachtenis van de legende. Zie, daar staat de kerk waar het om gaat. En ginds vind je nog een merkteken om aan te duiden waar de historie zich afspeelde. Op dit brugje gebeurde het. Zou men een beeld maken voor een verzinsel? Missen opdragen voor iemand die nooit heeft bestaan? En hoe komt dat merkteken daar dan?’ En jij zult het beeld of het merkteken bekijken, door de kerk lopen, op het brugje blijven stilstaan en twijfelen. Wedden?
2
West-Vlaanderen (Brugge) Annaatje van ‘t Pitje Heel lang geleden woonde in de Carmerstraat in Brugge een weesmeisje. Ze heette Anna, maar ze was zo lief en mooi dat iedereen haar Annaatje noemde. Annaatje woonde bij een pleegmoeder die heel veel van haar hield en samen waren ze erg gelukkig. Zowel Annaatje als haar pleegmoeder waren goed van hart. Ze deelden het weinige dat ze hadden en hielpen waar ze konden. Zo kwam het dat Annaatje op een donkere en koude winteravond op stap was om water te halen voor een zieke buurvrouw. In die tijd hadden de huizen nog geen stromend water. Wilde je water, dan moest je dat gaan halen uit een put op een plein.
3
4
Annaatje kwam bij de put en hing haar emmer aan de haak, klaar om het water te putten. Helaas voor Annaatje zwierven die avond ook enkele schurken rond op zoek naar buit. Ze slopen Annaatje achterna, beroofden haar van het weinige geld dat ze bij zich droeg en gooiden haar daarna over de rand de waterput in. Annaatje schreeuwde tijdens haar val de hele buurt bij elkaar. Iedereen in de buurt had het ijselijke2 gegil gehoord en daarna de doodse stilte die volgde. Het duurde dan ook niet lang voor het gerucht overal de ronde deed: ‘Lief Annaatje is dood. Verdronken in de waterput.’ De pleegmoeder hoorde wat er met haar Annaatje gebeurd was en zakte door haar benen van wanhoop en verdriet. Op haar knieën kroop ze wenend en biddend tot aan het Mariabeeld in de kerk van de Potterie.
‘Heilige Maria, moeder Gods, red mijn Annaatje. Neem haar niet van mij af. Het is zo’n goed kind. Red mijn Annaatje,’ snikte ze. Nadat ze een hele tijd bij het beeld in de kerk had zitten bidden en wenen, keerde de pleegmoeder terug naar huis.
5
Maar ze was nog niet halfweg toen ze de menigte bij de waterput hoorde juichen.
‘Een mirakel! Annaatje is gered! Ze leeft nog! Een mirakel!’ De pleegmoeder rende naar de waterput, waar ze haar lieve Annaatje weer veilig in de armen kon sluiten. Het meisje was helemaal droog en op enkele builen en schaafwonden na had ze niks overgehouden aan haar val. Annaatje was namelijk diep in de put op een dikke laag ijs gevallen. Doordat ze bewusteloos was geraakt, had ze niet kunnen roepen en het was zo donker dat niemand haar had zien liggen. Pas na het brengen van fakkels had men haar ontdekt, liggend op het bevroren water van de put. Niemand snapte hoe het kon dat het ijs in de put zo dik was dat het het gewicht van het meisje had kunnen dragen. Op alle sloten en plassen lag nog maar een breekbaar laagje ijs waar je zo doorheen prikte. Het kon alleen maar een wonder zijn! Een beeldhouwer kreeg de opdracht om dit voorval te vereeuwigen. Hij kapte een prachtig houten beeld van een dankbaar Annaatje bij het kruis en Mariabeeld. En dat beeld bestaat nog steeds. Je vindt het op de hoek van de Carmerstraat en de Korte Speelmanstraat in Brugge. Ga zeker maar eens kijken wanneer je daar in de buurt bent!
6
Oost-Vlaanderen (Gent) Onze-Lieve-Vrouw met gouden inktpot en pen Een jonge slagersleerling was lid van een rederijkerskamer. Dat was een vereniging voor dichters en woordkunstenaars. Die vereniging schreef een wedstrijd uit voor het allermooiste gedicht. De slagersleerling zwoegde dagenlang op een prachtig rijm. Hij schreef en schrapte, rijmde en verzon. Enkele dagen voor de wedstrijd was zijn gedicht eindelijk af. Tevreden met het resultaat van zijn inspanning, stopte de slagersleerling zijn tekst veilig weg. Maar toen hij de avond voor de wedstrijd zijn gedicht nog eens wou nalezen, vond hij het niet meer terug.
7
De slagersleerling keerde zijn hele kamer ondersteboven, maar nergens was zijn gedicht te vinden. Ten einde raad vouwde hij zijn handen en begon te bidden tot Maria. Heel de nacht lang bleef hij bidden, tot hij uitgeput in slaap viel. Toen hij wakker werd, lag zijn gedicht daar klaar: geschreven met gouden letters op een vel perkament. Uit dankbaarheid liet de slagersleerling een beeld maken. Vandaag kun je nog steeds het beeld van Maria met inktpot en pen zien pronken op het Groot Vleeshuis in Gent.
8
Provincie Antwerpen (Antwerpen) Brabo Lang geleden, wel duizend jaar voor Christus, stond een kasteel op een eiland in de Schelde. Dat kasteel stond niet ver van zee. Alle schippers die er langs voeren met hun schepen mochten doorvaren in ruil voor een klein beetje tolgeld. De zaken gingen goed en iedereen was tevreden. Helaas liep er in die tijd een verschrikkelijke reus rond. Die reus, Druon Antigoon, had zijn zinnen gezet3 op het kasteel. Brullend en bulderend kwam hij aangelopen en met zijn brede armen schepte hij alle scheepjes uit het water. Daarna verpletterde hij lachend alle burgers waar hij maar op stampen kon. Toen hij iedereen geplet of verjaagd had, ging hij met een tevreden zucht in het verlaten kasteel wonen. Nu begon er een vreselijke tijd voor de schippers die de Schelde op- en afvoeren. De reus Antigoon was niet tevreden met een beetje tolgeld. Neen, hij was zo hebzuchtig dat hij minstens de helft wou van alles wat voorbij zijn kasteel voer. En wee de schipper die niet wou betalen! Wee de schipper die ‘s nachts in het geniep voorbij het kasteel probeerde te varen. Het liep niet goed met hem af! Want de reus zag en hoorde alles!
9
De betrapte schipper kreeg de keus: betalen of zijn rechterhand werd afgehakt! Geen tranen of zielige verhalen konden de wrede reus milder stemmen. Hij hakte de hand van de ongelukkige schipper zonder aarzelen bij de pols af en voor iemand met zijn ogen kon knipperen, zwierde hij die hand recht de Schelde in! Gelukkig zou er snel een eind komen aan de gruwelijke daden van de reus Antigoon. Want Silvius Brabo had genoeg van de terreur van de gemene reus. Hij nam zijn zwaard en schild en reed woedend op de reus af. De reus Antigoon stampte en tierde en maaide en mepte, maar Brabo, die veel kleiner en veel minder sterk was, overtrof hem in sluwheid. Hij versloeg de reus. En toen de reus neerviel, klotste het water in de Schelde in golven zo hoog als huizen tegen het kasteel aan. Brabo stapte op de gevallen reus af en kapte als straf zijn rechterhand af. En iedereen zag hoe Brabo die rechterhand in de Schelde wierp. Precies zoals de reus Antigoon dat al die jaren zelf had gedaan. Loeiend van de pijn rende de reus ervandoor. Hij werd nooit meer teruggezien. Nog steeds staat, vlak voor het stadhuis, op de markt in Antwerpen de Brabofontein. Op de fontein zie je hoe Brabo de hand van reus Antigoon weggooit. Als je ooit in Antwerpen bent, moet je zeker eens gaan kijken!
10
11
Vlaams-Brabant (Leuven) Fier Margrietje Lang geleden woonden in de Muntstraat in Leuven Amandus en zijn vrouw. Ze hadden er een herberg: de Jorisherberg genaamd. Amandus en zijn vrouw wilden intreden in de abdij van Villers. Daarom besloten ze om al hun bezittingen te verkopen. De avond voor het koppel in de abdij zou intreden, ruimden ze de herberg leeg. Hun nichtje Margaretha, die anders hielp met het bedienen van de klanten, hielp hen nu bij het poetsen en opruimen van de kamers. Amandus en zijn vrouw waren blij met de hulp van Margeretha, want het meisje werkte altijd flink door. Ze was ijverig en beleefd en iedereen noemde haar ‘fier Margrietje’. Hoewel de herberg die avond gesloten was, werd er toch op de deur geklopt. Toen Amandus opendeed, zag hij pelgrims4 staan die vroegen of ze in de herberg konden eten en slapen. Amandus was een goede, behulpzame man. Zijn herberg was dan wel gesloten, maar de bedden stonden er nog, bedacht hij. Waarom zou hij die mannen wegsturen? Hij liet de pelgrims binnen, maakte het vuur aan en stuurde Margrietje om wijn en brood.
12
13
Maar de pelgrims waren vermomde rovers. Van zodra Margrietje vertrokken was, vermoordden ze Amandus en zijn vrouw. En toen Margrietje terugkeerde, namen de moordenaars haar mee tot buiten de stad waar zij ook haar vermoordden en in de rivier de Dijle wierpen. Helaas voor de rovers zonk het dode lichaam van Margrietje niet. Alle vissen in de rivier kwamen onder het dode lichaam zwemmen en duwden het tegen de stroom in terug naar Leuven. Iedereen die naast de rivier liep en het dode meisje zag drijven, vertelde hetzelfde verhaal: het lichaam van fier Margrietje dreef tegen de stroom in over het water en het straalde een wonderbaarlijk licht uit. Ook Hendrik, de toenmalige hertog van Brabant, was getuige van het wonder. Hij liet het lichaam uit het water halen en stuurde soldaten op pad om de moordenaars van Margaretha of fier Margrietje te vangen. Het duurde niet lang voor ze werden opgespoord en ze in de gevangenis werden geworpen. Ter nagedachtenis van Margaretha bouwde men een kapel bij de Sint-Pieterskerk in Leuven: De Margaretha-kapel. En aan de Dijleterrassen aan de Dirk Boutslaan in Leuven kun je ook nog steeds het mooie beeldhouwwerk ‘Fiere Margriet’ bewonderen. Ben je binnenkort in Leuven of woon je in de buurt? Ga dan maar eens kijken!
14
Provincie Luik (Luik) Tchantchès Heel lang geleden op 25 augustus 760 stond de volkswijk Djus d’la Mouse of Outremeuse in rep en roer. Twee straatstenen waren er beginnen wiebelen en schuiven en plots was er uit de kier tussen de stenen zomaar een baby naar boven gekropen. Hij lachte naar de mensen die met open monden stonden te kijken en begon opeens te zingen: ‘Komaan, moeder Gaspard, nog een glas, nog een glas!’
15
Nu woonde daar in de buurt inderdaad een vrouw die moeder Gaspard heette. ‘Gaan we dat kind laten sterven van de dorst?’ riep ze uit. ‘Maar neen, toch? We moeten hem te drinken geven. Van al dat zingen heeft hij zeker al veel dorst gekregen!’ Moeder Gaspard liep naar de waterpomp in haar huis en kwam even later terug met een glas water. Maar de baby had blijkbaar geen dorst en begon te brullen en te zwaaien met zijn armen. Hij lustte geen water. Een man sprong naar voren en riep: ‘Zie je wel! Water is niks voor mensen. Ik zeg dat al mijn hele leven, maar niemand gelooft mij! Water is alleen maar goed voor planten en dieren. Dit kereltje hier weet van wanten5 en ik zal hem eens drankje halen dat hij wel zal lusten.’ De man rende ervandoor en kwam niet veel later terug met een koekje gedoopt in sterke drank. En jawel, dat lustte die kleine wel. Waarop de man hem een vol glas jenever uitschonk. De baby slokte en slikte en klokte het glas in één grote slok op. Daarna wilde het ventje opstaan, maar duizelig van de drank viel het om en bonkte met zijn hoofd keihard tegen de straatstenen. De vrouwen die het zagen gebeuren, strekten hun armen al uit om het jongetje op te rapen, maar geen nood, het mannetje krabbelde lachend op.
16
‘Ha!’ riep de jeneverman uit: ‘Die jongen is een echte Luikenaar. Hij heeft een steenharde kop! Dat ventje wordt nog een keer heel beroemd!’ De man en zijn vrouw adopteerden de baby en ze noemden het Tchantchès. Ze namen het mee naar hun kleine huis in Djus d’la Mouse, waar het opgroeide met zuigflessen vol jenever, gestookt van het beste graan. Het jongetje groeide als kool en was kerngezond. Toch was er één iets waar zijn pleegmoeder zich zorgen om maakte: zijn neus. Die was zo rood en zo groot als een dikke aardbei. Bovendien bleef de neus maar groeien. En algauw maakten de mensen uit de wijk grappige carnavalsmaskers met neuzen zo rood en groot als die van Tchantchès. Iedereen vond dat grappig, behalve de pleegouders van het kind zelf.
17
‘Zie je wel,’ zei de pleegmoeder. ‘Dat komt ervan! We hadden het kind melk moeten geven in plaats van jenever. Hij heeft geen neus meer, maar een biet! Ze zullen hem de rest van zijn leven blijven uitlachen.’ Maar de pleegvader was het daar niet mee eens. ‘Ach, wat vertel jij nu? Ik drink nog veel meer jenever dan Tchantchès en mijn neus is gaaf en klein. Weet je nog wat er gebeurde toen we ons kindje doopten? Toen is hij met zijn neus tegen het doopvont gebotst. Dààr heeft hij zijn dikke, rode neus aan te danken! En zo bleven de man en de vrouw elke dag kibbelen over de neus van hun pleegkind. Maar ondanks zijn rode neus was Tchantchès zo populair dat hij in het jaar 700 na Christus werd uitgeroepen tot prins van D’jus d’la Mouse, de wijk waar hij woonde. En zo werd Tchantchès ook beroemd. Tchantchès wandelde vaak langs de oever van de Maas. Op een dag hoorde hij twee personen met elkaar ruziemaken. De ene persoon was aartsbisschop Turpin, de andere was Roland, neef van Karel de Grote. De aartsbisschop verweet Roland dat hij niet voldoende Latijn kende. Tchantchès hoorde dat en mengde zich in de ruzie.
18
‘Latijn,’ zo beweerde hij, ‘dient inderdaad tot niets. Maar het kan toch erg nuttig zijn.’ Hij stelde zichzelf voor als prins van Djus d’la Mouse. Roland vond hem meteen zo aardig, dat hij zei: ‘Tchantchès, ik zie wel wat in jou. Ik zal je voorstellen aan onze grote keizer Karel de Grote en voortaan zul je de gezel6 zijn van zijn neef Roland.’ En zo kwam Tchantchès terecht aan het hof van de beroemde keizer. En daar werd hij enorm geliefd, want iedereen hield van zijn grappen en zijn ware, rake uitspraken. Tchantchès beleefde veel avonturen aan het hof van de keizer maar hij stierf erg jong. Pas veertig jaar was hij. De hele bevolking van de stad Luik weende toen hij begraven werd. Om hem te gedenken, maakten ze marionetten die sprekend op hem leken. Ook vandaag nog vind je in Luik een poppentheater met zijn naam en in de Rue Puits-en-Sock vind je zijn standbeeld terug. Tchantchès is en blijft, na al die jaren, nog steeds de meest beroemde inwoner van de stad Luik.
19
Limburg (Maaseik) Harlindis en Relindis Waar nu de stad Maaseik gelegen is, vond je in de middeleeuwen het rustige dorpje Aldeneik. In dat dorpje leefde de edelman Adelhard samen met zijn vrouw Grinara. Samen hadden ze twee mooie dochters: Harlindis en Relindis. Adelhard en Grinara hadden zich bekeerd tot het christendom. Dus toen hun dochters Harlindis en Relindis op een dag aan hun ouders vertelden dat ze in het klooster wilden treden, lieten Adelhard en Grinara een kerk en een klooster voor hen bouwen in Aldeneik.
20
Beide dochters waren daar erg blij mee. Maar een klooster en een kerk bouwen duurt natuurlijk erg lang. Dus besloten Harlindis en Relindis om mee te helpen bouwen. Dat was niet naar de zin van hun vader. Die vond dat muren metsen en stenen sleuren geen vrouwenwerk was. Hij verbood zijn dochters om nog mee te werken op de werf. De dochters beloofden hun vader plechtig dat ze nooit meer een hand uit zouden steken op de werf. Maar ze konden het niet laten. Op een dag hadden Harlindis en Relindis stenen voor een mozaïekvloer geraapt in de bedding van de rivier de Maas. Die stenen brachten ze in hun schort naar de bouwwerf. Maar hun vader zag hen lopen en hij vermoedde wat ze daar aan het doen waren. Kwaad wachtte hij hen op. Daar op de brug over de Bosbeek hield hij hen tegen. ‘Wat dragen jullie daar in je schort?’ vroeg hij. Harlindis en Relindis keken elkaar verschrikt aan en zeiden toen plots allebei hetzelfde: ‘Bloemen, vader!’ Maar hun vader geloofde hen niet en hij vroeg hen om hun schorten te openen.
21
Vol vertrouwen openden de meisjes hun schorten, en wonder boven wonder, de bloemen rolden er aan alle kanten uit. De keien uit de Maas bleken inderdaad in bloemen veranderd te zijn. Sindsdien heet dat brugje over de Bosbeek ‘Het Leugenbrugske’. Het brugje is er nog steeds. En ook hun graf in de Sint-Catharinakerk van Maaseik kun je nog steeds bezoeken.
22
Jouw stad of dorp Elke stad of dorp heeft zijn eigen legenden. Ken jij een legende uit jouw streek? Ja? Dan kun je die misschien eens aan je klasgenoten vertellen. En wie weet kennen zij nog legenden waar jij nog nooit van hoorde. Ken je zelf geen enkele legende? Dan kun je misschien eens op onderzoek gaan in je buurt. Staat er ergens een standbeeld? Misschien een kapelletje? Of een speciale steen? Vaak staat bij een monument een infobordje dat vertelt waarom dat monument daar werd geplaatst. Is dat bordje verdwenen of onleesbaar geworden? Vraag dan eens aan je meester of juf of zij weten waarom dat monument daar staat. En als je leerkracht of ouders het niet weten, ga het dan maar eens aan je grootouders vragen! Oudere mensen kennen vaak nog veel verhalen van vroeger. En die oude verhalen zijn vaak spannender dan je denkt!
23
Woorduitleg 1 bij hoog en laag beweren = iets met veel overtuiging beweren 2 ijselijk = verschrikkelijk 3 je zinnen zetten op iets = iets heel graag willen 4 pelgrim = iemand die een (voet)reis maakt naar een heilige plaats 5 van wanten weten = weten hoe je iets moet aanpakken 6 gezel = iemand die met je meegaat
24
Dit boek staat vol ongelofelijke Belgische legenden. Verhalen waarvan jij overtuigd zal zijn dat ze zeker verzonnen of gedroomd zijn. En toch zul je in de steden waar ze zich afspeelden mensen vinden die bij hoog en laag beweren dat alles wat in dit boek wordt verteld ook echt gebeurd is. Wedden?
Dit boekje maakt deel uit van de Verrekijkerbieb 6. ISBN 978 90 486 2537 6 Bestelnummer 60 1021 597 KB D/2016/0147/106 NUR 191 Illustraties: Vera Smeulders Verantwoordelijke uitgever die Keure Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge RPR 0405 108 325 © Copyright die Keure, Brugge
9 789048 625376
Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form by print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.