Verrekijkerbieb - 6e leerjaar - N1 - Mijn deur gaat zachtjes open

Page 1

ucatieve uitgaven

Mijn deur gaat zachtjes open

BIEB

Kolet Janssen

Kijker educatieve uitgaven

Verrekijker 6

3



Mijn deur gaat zachtjes open Boom Een boom heeft maar één been. Toch kun je hem niet omverduwen. Met zijn diepe wortels staat hij stevig in de grond. Tegen zijn stam kun je leunen. Je kunt er je armen omheen slaan als hij niet te dik is. Een boom loopt nooit weg. Zijn bast is ruw, maar je vingers zijn er welkom. Leg je wang op zijn stam. Huid tegen huid. Voel je het? Hij leeft net als jij. Hoog in de lucht wuiven zijn takken. Met zijn bladeren ritselt hij woorden in je oor. Geheimen van heel vroeger. Kun je ze horen? Loop een boom nooit zomaar voorbij. De vogel waakt in zijn nest. Onder de bast kriebelen mieren. Jij bent geen eekhoorn, geen uil, geen vleermuis of kever. En toch hoor je erbij.

1


Wakker Het is vreemd licht in mijn kamer. De maan schijnt. Het hele huis is stil. Alleen mijn lijf draait zich om en om in mijn bed. Er kriebelt iets in mijn neus. Mijn tenen jeuken. Mijn keel is droog en ik moet naar de wc. In de kamer van papa en mama is het stil en donker. Zelfs de muziek van mijn broer zwijgt. Alleen ik ben wakker. De trap kraakt. Loopt er een geest door ons huis? Komt hij bij mij op bezoek? Ik houd mijn adem in. Mijn deur gaat heel zachtjes open. Ik hoor trippelende pootjes en de hijgende adem van Rex, onze hond. Hij springt op mijn bed. Met zijn warme lijf op mijn voeten val ik eindelijk in slaap.

2


3


Onder een dekentje Op de fiets naar school word ik helemaal nat. De regen zwemt op mijn bril. Er kriebelt een druppel aan mijn neus. Straks kruip ik onder een dekentje. Vier dikke fouten in mijn toets. Ik kende mijn les echt wel, maar er zat een gat in mijn hersens. Ik dacht me te pletter, maar het hielp niet. Straks kruip ik onder een dekentje. Mijn vriend lacht me uit. Hij zegt dat ik zeur. Dat is waar. Maar waar heb je anders vrienden voor? Straks kruip ik onder een dekentje. Aan tafel schuif ik de groente heen en weer op mijn bord. Ik haat broccoli. Het smaakt naar klei en wormen. Mama wordt boos als ik dat zeg. Straks kruip ik onder een dekentje.

4


De dag is voorbij. Ik kijk naar tv. Papa wrijft door mijn haar. Mama reikt me een koekje aan. Alles is goed. Ik zit onder een dekentje.

5


Kat Bij ons thuis is de kat de baas. Ze doet precies wat ze wil. ‘Hier zijn je brokjes,’ zegt mama. Kat eet tot ze genoeg heeft. Dan rekt ze zich uit en likt haar snorharen. Geduldig wacht ze tot wij weg zijn naar school of naar het werk. Dan is het huis van haar alleen. Ze slentert door de kamers en springt op de kast. Ze ruikt aan de vuilnisbak en slaapt op de kussens van de bank. Als de telefoon rinkelt of de ijskast zoemt, doet ze één oog open. Daarna likt ze haar poten, drinkt een slokje en gaat verder met dromen. Soms wandelt ze naar buiten door het kattenluik. Dan roddelt ze met de buurkatten over ons. Hoe gek we zijn om door de regen te lopen en om te werken en ons uit te sloven.

6


‘Ze weten niet beter,’ besluiten de katten. En ze knijpen vol spot hun ogen dicht. Als Kat zin heeft, wacht ze ons op. Ze kijkt hoe wij rennen van de keuken naar de kamer, van het kastje naar de muur. Tot we, uitgeteld, stilvallen op de bank. Dan vleit ze zich tegen ons aan als een warm en levend kussen. Ik ben jaloers op onze kat, maar zij niet op mij.

7


Ballon Een ballon heeft een dunne huid. Hoe meer lucht ik erin blaas, hoe doorschijnender hij wordt. Ik houd mijn adem in. De dikke ballon schommelt in mijn handen. Hij tikt op mijn neus en aait langs mijn wang. Zijn gladde huid kust mijn lippen. Hij bonst op mijn hoofd en doet mijn oren gonzen. Ik blaas nog één keer en knoop hem in een naveltje. Dat is zijn snaveltje. Ik pluk hem uit de lucht en stuiter hem weer terug. Hij landt op mijn oog. Ik kietel hem met mijn wimpers. Als ik hem knuffel, jammert hij met hoge uithalen. Daar houdt hij niet van. Hij zweeft liever vrij door de lucht.

8


Zoals jij. Laat me los, roep je steeds. Maar je botst telkens weer op mijn hoofd, op mijn handen. Je bent nooit ver weg. Ik duw je opzij. Naar de hoek, naar de kant. Van de muur naar het plafond tot je barst. Met een luide knal verdoof je mijn oren. Ik scheur je voorgoed uit mijn hart.

9


Broekzak Mijn broekzak is een warm nestje. Een schuilplaats voor verloren dingen: een muntje, een oud snoepje, twee elastiekjes, een kastanje, een opgevouwen liefdesbrief. Alles is welkom in mijn broekzak. Het is er donker en warm. Je kunt er rusten en slapen en wachten tot ik je eruit haal. In mijn broekzak krijg je even vrijaf. Soms zou ik willen dat ik ook in een broekzak kon kruipen. Even weg van de wereld. Geen gedoe aan mijn kop. Tijd om te soezen en niets te doen. Maar geen enkele broekzak is groot genoeg. Dus doe ik verder druk. Elke dag opnieuw. Lopen en praten en spelen en eten. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Alleen mijn handen houden soms even halt. Als ze moe zijn en rust willen. Als ze een warm nestje zoeken. Dan stop ik ze even in mijn broekzak.

10


Handen Met handen kun je alles doen: de slaap uit je ogen wrijven je veters strikken met gel een vrolijke kuif in je haren kneden een boterham eten aan de haren van je zusje trekken knikkeren als de beste je vinger opsteken in de klas een snoepje in de zak van je vriend stoppen papieren vliegtuigjes vouwen een basketbal precies door de ring mikken je neus snuiten een tekening maken voor iemand in het ziekenhuis een mandarijntje pellen een zware tas dragen voor je oma een bloem plukken een zandkasteel bouwen je vingers kruisen voor geluk een goal stoppen in je haren krabben tokkelen op een gitaar berichtjes tikken op je mobieltje een lieveheersbeestje overhevelen van je mouw naar het blad van een struik het korstje van je knie krabben gezichtjes tekenen in de wasem van het autoraam in je neus peuteren een lief gedichtje schrijven je broertje kietelen en niet te vergeten: wuiven. 11


12


Spiegel Gisteren zat er een monster in mijn spiegel. Een nijdig kereltje met felle ogen en stekelharen. Hij keek me woedend aan. Gisteren had ik ruzie met de wereld: met mijn mama, mijn papa, mijn broer en mijn vriend en zelfs met de meester. Iedereen was boos op mij. Vandaag zit er een grappig ventje in mijn spiegel. Hij lacht me toe met guitige ogen en een stralende glimlach. Vandaag heb ik gespeeld met mijn vriend, met mijn broer. Grapjes gemaakt met mijn papa en mijn mama. En de meester geholpen met schriften ophalen. Wie zou er morgen in mijn spiegel zitten? Een engeltje of een duiveltje? Een gevaarlijke hond of een streelzacht katje? Dat weet ik nog niet …

13


Groeien Het duurt jaren voordat een baby kan praten. Papa’s en mama’s trekken gekke bekken. Ze praten maar door, ook al komt er geen antwoord. Tot baby begint met woordjes en zinnen en niet meer stopt. Het duurt weken voordat een kuikentje uit het ei komt. De kip houdt het lekker warm. Ze wordt het niet beu. Tot opeens de schaal barst en het kuikentje eruit komt. Het duurt maanden voordat een eikel wortel schiet. Er groeit een piepklein plantje. Het wordt een miniboompje met een dun stammetje. Pas honderd jaar later is het een dikke eik.

14


Het duurt maanden om een huis te bouwen. Eerst een gat voor de kelder. Dan komen de vloer en de muren, het dak en de ramen. Pas als het af is, kun je erin wonen. Maar dan komt er iemand met een bommengordel. In één seconde is alles kapot. Iets kapotmaken gaat zoveel sneller dan iets laten groeien. Dat is niet eerlijk!

15


Schommel Het is hard werken om met de schommel omhoog te komen. Maar dan opeens gaat het bijna vanzelf. Ik leun naar achter en dan weer naar voor. Ik duik omlaag en zweef omhoog. Heel even in de zevende hemel. De zandbak vind ik stom. Zandkoekjes bakken is voor kleuters. Voor de wip moet je met twee zijn. Op de draaimolen word ik misselijk. En het klimrek is zo saai. Maar de schommel is een vliegtuig, waarmee ik hoog boven de wolken stijg. Een vliegend tapijt en ik ben de fakir die kan toveren. Een helikopter boven een brandend bos en ik ben de brandweerman. Een geheime lift naar een andere wereld en ik ben de ontdekkingsreiziger. Ik ben moe en doe mijn ogen toe. Mijn schommel is een koets. De paarden draven zachtjes verder. Steeds rustiger tot ze helemaal stilstaan. Ik ben weer in de speeltuin.

16


Gras Je kunt erop voetballen, en picknicken met een dekentje. Je kunt er op je rug op liggen in de zon. Met je ogen dicht. Gras. Gras is taai. Het groeit overal. Zelfs tussen de tegels van de stoep. Papa rijdt er vaak met de grasmaaier overheen en toch blijft het groeien. Gras is zomer. Natuurlijk is het gras er ook in de winter, net zoals wij allemaal. Maar dan is het vaal en het groeit niet. Pas in de zomer wordt het grasgroen en zie je de sprietjes weer overal opduiken. Gras is heel gewoon, maar we kunnen er niet zonder. Je hoeft niet bijzonder te zijn om onmisbaar te zijn.

17


Dinosaurus Wat zou het leven spannend zijn als er nog dino’s waren. Op de stoep op weg naar school opeens een bronto. In het zwembad een mosasaurus. In de lucht een pterodactylus, zomaar tussen de vliegtuigen. Thuis geen hond, maar een kleine dino. Een stego voor het raam, een tyrannosaurus op het sportveld, en achteraan in de klas een ceratops. Iedereen zou bang zijn, behalve ik. Want ik ken ze allemaal bij naam.

18


Wortels Alle planten hebben wortels. Kleine radijsjes en grote eiken. Margrieten en brandnetels en braamstruiken. Zelfs dikke prikkende cactussen. Planten weten waar ze vandaan komen. Met hun wortelvoeten staan ze stevig in de grond. Ze vallen niet zomaar omver. Mensen hebben ook wortels. Een papa en een mama. Grootouders in twee soorten. En nog verder terug, overgrootouders. Daarvan heb je er al acht. Als je een stuk of tien eeuwen teruggaat, is bijna de hele wereld familie van je. Broers en zussen, neven en nichten, achterneven en achternichten. Tantes en ooms, stief-ers en half-ers, ze hebben allemaal een band met jou. Soms lijkt er iemand van al die mensen opeens een beetje op jou. En jij op hem of haar. Familiebanden zijn soms heel verrassend.

19


Boeken Er zijn boeken met plaatjes en boeken zonder. Dunne boeken waar je zo op uitgekeken bent, en dikke waar je weken in woont. De buitenkant van een boek zegt niet alles. Soms ziet een boek er saai uit, maar beleef je binnenin de dolste avonturen. Andersom kan ook. Dan ziet de kaft er heel leuk uit, maar is het verhaal bijzonder mager. Een goed boek leidt je om de tuin. Je denkt dat je al weet wat er gaat komen, maar als je de bladzijde omslaat, gebeurt er toch nog iets helemaal anders. Je leert de personages kennen. Je leeft met ze mee en hoopt dat het goed met ze gaat. Je bent blij als ze lachen, je bent verdrietig als ze huilen. Als iemand hen bedreigt, ben je bang. En soms ben je boos als er iets lelijks gebeurt. Als het boek uit is, kun je ze bijna niet missen. Je denkt nog wel eens aan ze, ook weken later. Hoe zou het nu zijn met … ? Je weet het niet. Tenzij de schrijver nog een vervolg bedenkt. Maar dat duurt altijd te lang.

20


Je begint aan een nieuw verhaal. Een nieuwe wereld en nieuwe namen. Het duurt even voordat ze een plek krijgen in je hart. Maar het komt wel. Wie een boek leest, gaat een beetje op reis. Vanuit je zetel of je bed leer je de wereld kennen. Verre landen, voorbije tijden en mensen die heel anders zijn dan jij. De kleine lettertjes nemen je mee en jij bent ver weg, ook al ben je vlakbij. Lezen is altijd een avontuur.

21


Rare wezens Ik vind het zo jammer dat zombies niet echt bestaan. Dat er geen weerwolven en heksen zijn, geen vampieren en geen geesten. En zelfs geen aliens. Het zou toch veel leuker zijn als je thuis een draakje had als huisdier. Als er een kwade dwerg in de vuilnisbak zat. Als er kabouters zouden wonen in de kelder of elfjes onder je bed. Stel je eens voor: een sprekende kikker in je ijskast. Of een tovenaar naast de juf in de klas. En een echt dwaallicht in de zak van je jas. Maar ik weet wel dat ze niet bestaan. Er zijn alleen mensen op de wereld. Alleen mijn zus is een spook.

22


Hoge hakken ‘Ik kan er best op lopen,’ zegt mama als ze over de tegels stuntelt met veel te hoge hakken. Denkt ze echt dat ze mooi is? Ze wiebelt op haar zolen en struikelt van de trap. Straks slaat ze haar enkel nog om. Ik schud mijn hoofd. ‘Het is even wennen en dan gaat het vanzelf,’ zegt mama met een valse glimlach. Ze overtuigt niet eens zichzelf. Wat is er mis met gewone schoenen? De bel gaat. Het duurt eeuwen voor ze bij de voordeur is. De hakken tikken op de tegels. Met hakken worden je passen kleiner. ’s Avonds op de bank bij de tv schopt mama haar hakken uit. Ze masseert haar arme voeten. Haar schoenen liggen als twee lijken op de grond. Hun dunne hakken zijn net scherpe zwaarden. Maar mama geeft zich over.

23


Kind Ooit woon ik ergens anders. In een huis helemaal van mij. Dan kan ik zelf koken en de wasmachine laten draaien. Ik eet dan alleen nog wat ik zelf lekker vind. En ik hoef nooit meer mijn kamer op te ruimen. Want alle spullen zijn van mij. Hier kom ik dan alleen nog op bezoek. Omdat mama dat leuk vindt. Omdat ik met papa een spelletje wil doen. Of om de hond te aaien. Mijn bed wordt dan niet meer gebruikt. Want in mijn eigen huis heb ik zelf een bed. Ik heb dan ook een werk, en misschien een eigen auto. Maar nu woon ik nog even hier. Je bent nog een kind, zegt iedereen. Maar dat klopt niet helemaal. Mijn deur gaat zachtjes open.

24



Als je elf of twaalf bent, maak je van alles mee. Soms ben je heel serieus. Soms heb je gekke gedachten. Je bent nog een kind, maar je deur gaat zachtjes open.

Dit boekje maakt deel uit van de Verrekijkerbieb 6. ISBN 978 90 486 2537 6 Bestelnummer 60 1021 597 KB D/2016/0147/106 NUR 191 Illustraties: Aleksandra Krawczycka Verantwoordelijke uitgever die Keure Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge RPR 0405 108 325 © Copyright die Keure, Brugge

9 789048 625376

Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form by print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.