ucatieve uitgaven
BIEB
In de reuzegrote maïs Tine Mortier
Kijker educatieve uitgaven
Verrekijker 6
5
In de reuzegrote maïs
1
2
LIEVER THUIS ik wou dat er geen school meer was dat het uit was met de klas van meester Jan. die vindt dat ik een domkop ben een losbol1 en een wildebras2. en ja, ik ben wel eens wild en ik hou van kabaal en dat vindt meester Jan niet normaal. maar ik trek het mij niet aan want zelfs al deed ik precies wat hij vroeg, het is nooit genoeg, vindt meester Jan. toch er zijn massa’s dingen die ik goed kan zoals op één been staan, in bomen klimmen en super ver spuwen. maar dan zegt meester Jan: ‘toon maar beter dat je rekenen kan en rustig blijven en stilstaan in de rij, anders moet je straf gaan schrijven.’ veel liever zit ik thuis daar krijg ik nooit zo op mijn kop. nou ja, behalve dan wanneer mijn kamer weer een puinhoop is. ‘ruim die rommel toch eens op!’ schreeuwt mijn vader dan en hij klinkt als … meester Jan.
3
4
GEK gisteren heb ik al mijn spullen in de vaatwasser gedaan. ze pasten er net in: een oude pop met klonters choco aan, een dino van vier jaar geleden , een auto die door modder was gereden, een vieze kegel met plakkerige ringen en nog een stuk of wat andere smerige dingen. ik deed er een blokje wasproduct bij, sloeg de klep dicht en de machine vulde zich met water. en kijk: een uurtje later kwam alles er als nieuw weer uit. stralend en blinkend, alsof het nooit was gebruikt. alsof je het net in de supermarkt kocht, dat speelgoed waar je al jaren naar zocht. ‘ben jij nou gek?’ riep mijn moeder uit. ‘daar dient dat ding toch niet voor? dat is voor de borden en het bestek.’ ik snap het niet hoor. ze heeft altijd gezegd: vuile dingen zijn smerig en proper is keurig. volgens mij was ze gisteren gewoon wat humeurig. wat het ook was, ze hield het been stijf3 en wou dat ik van haar vaatwasser blijf. voor mij geen probleem, maar dan moet ze niet klagen dat ik met vuile dingen speel. niet zagen over spullen die zwart zijn van modder, of geel van het snot. die kleven en stinken en ruiken naar prot. wie is er nou gek?
5
6
IN DE KNOOP we zaten in de knoop. ik en al mijn vriendjes: op een hoop. en onze handen, onze benen, onze vingers en onze tenen, onze armen, onze hoofden, onze neuzen en ons haar, alles zat compleet door elkaar. en maar gillen en maar gillen. het leek wel een ramp, een heus vriendjesgevecht. maar niet echt: we speelden een spel. dokter knobbel, weet je wel? je maakt eerst een kring en daarna een warboel, met benen alhier en armen aldaar. en wriemelen maar! en maar gillen en maar gillen. toen kwam de dokter. die ging duwen en trekken, wringen en strekken. tot elk kind zijn eigen handen weer vond en iedereen netjes in een kringetje stond. héhé, dat was fijn. al deed het soms wel een tikkeltje pijn. en maar gillen en maar gillen.
7
8
BIJ OPA IN HET ZWEMBAD mijn opa heeft een zwembad en als het zomer is en heel erg heet, dan gaan we daar naartoe. het is maar dat je ’t weet: ik ben keigoed in zwemmen en word het echt nooit moe. ik spartel als de snelste vis en trek vijftig baantjes in een zucht. want zwemmen in de open lucht is het leukste wat er is. bijna elke dag ga ik er heen. anders is mijn opa zo alleen in dat veel te grote bad, en zwemmen in zijn eentje is hij een beetje zat. vaak neem ik een vriendinnetje mee, en soms zelfs drie of vier. dan maken we nog meer plezier en dat vindt opa fijn. hoe meer kinderen er zijn, hoe vrolijker hij kijkt. het lijkt wel of hij jonger wordt en een beetje minder grijs. dan haalt hij snoepjes uit de kast en trakteert hij ons op ijs. maar Elsje, die vraag ik niet meer! want de laatste keer kreeg ze zo erg de hik dat ze bijna stikte. dat was omdat ze zich verslikte in het diepste van het bad. daar wou ze op haar tenen staan, maar ze kon niet aan de grond en kreeg water in haar mond. dat komt er dus van: Elsje vindt zichzelf heel groot en daardoor ging ze bijna dood. als ze niet het halve bad had leeggezopen, was het vast en zeker fout gelopen.
9
10
KERMIS het is niet eerlijk! ik ben nu al elf en voor de achtbaan ben ik nog altijd te klein. je moet er minstens een meter voor zijn, anders kom je er niet in. aan de ingang van dat ding hangt een bord: daar gaan ze je meten en ben je te kort, dan kun je ‘t vergeten. wat een pech! wat een dikke, vette pech! dat er nog andere attracties zijn? dat weet ik toch wel. maar eerlijk: die zijn niet half zo fijn. de paardenmolen is voor peuters, eendjes vissen is voor kleuters, de wachtrij voor de botsauto’s is reuzelang en spookhuizen maken mij echt niet bang. dus speel ik vals. want ik ben een durfal, een stuntman en een waaghals. van niets heb ik schrik. en als ik watten in mijn schoenen schik, dan kom ik net tot waar het hoort. de man van de achtbaan heeft niets gemerkt, dus ik kan lekker aan boord. en schreeuwen, schreeuwen, schreeuwen doe ik! de longen uit mijn lijf, de ogen uit mijn kop. zo. dat lucht op J
11
12
PLASSEN het vreselijkste vind ik wanneer je moet plassen onderweg. bijvoorbeeld als je in de auto zit en er is file. dan heb je dus pech. want je vader kan natuurlijk nergens stoppen omdat er geen parking is en toch moet je gaan. dus doe je het maar langs de kant van de baan. waar iedereen je kan zien in je blote billen. dan heb je toch zin om keihard te gillen? of als je aan het wandelen bent, of aan het fietsen. zingend, lekker in de zon en dan moet je opeens zo dringend. dus je zoekt een plekje waarvan je hoopt dat er niet zo meteen een hele bende langsloopt. maar het zit er vol vliegen, van die smerige dikke, en je bent bang dat ze in je kont zullen prikken. of een hele grote spin. ja, dan zit plassen er echt niet meer in. of het is pauze op school en alle toiletten zijn natuurlijk bezet. en niemand die antwoordt als je klopt, of de buis zit verstopt, er is geen papier en de bril is zo smerig en vies of erger nog: de hele wc zit onder de pies van een kleuter. dan doe ik het nog liever in mijn broek. maar niet echt hoor. ik ben toch geen peuter? ik hou het wel op tot ik thuis ben. dat ben ik gewoon. want thuis is het toilet altijd netjes en schoon.
13
14
PADDENSTOELEN dit is het huis van Wouter, de flatgebouw-kabouter. ja, je ziet het goed: Wouter woont in een heus gebouw met luxeappartementen. want kabouters leven niet zoals je in een boek met prenten weleens ziet. geen enkele kabouter woont in zo’n rood-met-witte paddenstoel, in een cirkel op een grasperk in het bos. echt niet. geloof me maar: die sprookjesboeken liegen erop los. rood-met-witte paddenstoelen zijn bijna niet te vinden. heb jij er al gezien? nee hé? dat dacht ik al. en ze zijn giftig bovendien. wie wil er nou een huis waarvan je buikpijn krijgt of zelfs dood kunt gaan? liever nog woon ik op de maan en zet ik een puntmuts op mijn hoofd. en als je mij niet gelooft, ga dan zelf maar kijken: Wouter woont hier om de hoek samen met nog een kabouter of tien in een van die chique buitenwijken op nummer zeventien.
15
16
DE NIEUWE HOND wij hebben sinds kort een nieuwe hond, want de oude was versleten en toen ging hij dood. hij was niet meer gezond en liep al een tijdje te manken. hij had pijn aan zijn poot en lag aldoor te janken. de dokter kwam langs – niet de gewone, maar die voor de dieren – en die zei dat het beest niet lang meer zou leven. dus heeft hij hem een spuitje gegeven. dat was best triest en ik moest de hele tijd huilen. zelfs in de schoolbus en ook in de klas. ik deed niets anders dan snikken en zeuren, tot mijn moeder het helemaal beu was. ‘hoor eens hier,’ zei ze. ‘die dingen gebeuren. je hond is dood, maar voor al dat gejank ben jij ondertussen te groot.’ ik vond haar sindsdien het vreselijkste mens dat ik ooit heb gezien. maar ze had wel gelijk, want alles gaat over en kijk: de hond van de buren heeft een nest puppy’s gekregen. het zijn er negen en nu zijn we acht weken later en komt er eentje naar hier. het is een ontzettend lief en schattig klein dier. toch is hij niet altijd zo braaf, want het gebeurt dat hij bijt. of dat hij mama’s mooie tapijt ondersch**t. dan doe ik net of ik het niet heb gezien, omdat ik niet vind dat ik dat soort klusjes verdien. dat is iets voor mijn moeder. dan moet ik plots naar mijn kamer en ben ik vreselijk moe. want ik hou niet van poetsen, dat is zo’n gedoe.
17
18
KOE ik vind koeien bijzonder mooi hun huid die glanst hun ogen die blinken en hoe ze smikkelen van het hooi terwijl ze zacht hun stal uit dansen op van die lange poten. hoe gruwelijk is het dan om zomaar opeens te bedenken dat we biefstuk van ze maken – mmm, met frietjes – en rollade4 en rosbief! (ook al kan een stukje koe nog zo lekker smaken) alsjeblief! ik heb het – denk ik – net beslist: ik word later veganist5.
19
20
ECOLOGISCH6 mijn moeder is e-co-lo-gies. dat klinkt misschien een beetje vies, maar het is eigenlijk best schoon. mijn moeder is gewoon ontzettend goed voor het milieu. dat gaat zo: ze koopt lokaal. ja, ja! de komkommer die ze in schijfjes op haar ogen legt haalt ze bij de boer een eindje verderop. net zoals de sla in krop, het brood, de aubergines, radijzen, spruitjes, witlof, koolrabi en rammenas. ‘moet je die mooie groenten zien!’ roept ze dan. ‘zo gezond als wat en bovendien ga ik met de fiets, dus komt er niets geen smeerboel in de lucht!’ ik zucht: de wallen om haar ogen zijn nog altijd even groot en brood blijft brood, ook al zit er maïs in. spruiten zijn goor, radijzen niet te vreten en wat koolrabi en rammenas zijn, dat wil ik niet eens weten. maar! onderweg naar witlof, spruiten en konijnenvoer woont er nog een andere boer. en die is ook lokaal. het is dus niet meer dan normaal dat mijn moeder – die tenslotte e-co-lo-gies is – ook daar wat koopt. niks sla of aubergines hier, maar limonade van vlier en boter, yoghurt, confituur en kaas. en als was het een droom: hoeve-ijs met verse aardbei en room. ach. zo e-co-lo-gies wil ik best elke dag.
21
22
IN DE MAÏS het is weer zover: in het veldje van boer Jean-Claude staat de maïs reuzegroot. wel twee meter of nog meer dus als je niet oplet verdwaal je op een keer. in de maïs in de maïs daar ga ik vaak in spelen met mijn vriendjes en mijn zus. dan doen we van verstoppertje en soms van tikkertje kus (maar daarbij moet je zoenen, dus daar hou ik niet zo van) of we kijken wie de vlag van de ander pakken kan. in de maïs in de maïs al gebeurt het best wel vaak dat niemand wordt getikt of gekust en iedereen zijn vlag is kwijt. maar wees gerust: wij hebben geen spijt. want ondertussen hebben we toch lekker in de maïs gespeeld zonder dat de boer het zag. en dat is het allerspannendste op een zomerdag! in de maïs in de maïs in de reuzegrote maïs!
23
WOORDUITLEG 1 2 3 4
losbol = iemand die zich wild gedraagt wildebras = synoniem van losbol het been stijf houden = niet toegeven rollade = opgerold stuk (meestal gekruid) uitgebeend rund-, kalfs- of varkensvlees 5 veganist = iemand die geen vlees of vis eet, en ook geen producten die van dieren afkomstig zijn, zoals eieren, melk en kaas 6 ecologisch = vriendelijk voor het milieu, zonder te vervuilen
24
Heb je zin om mee te verdwalen in het maïsveld van boer Jean-Claude? Ben je benieuwd wat het betekent om ecologisch te zijn? Of wil je weten hoe de nieuwe hond eruitziet? Ontdek het met deze gedichten!
Dit boekje maakt deel uit van de Verrekijkerbieb 6. ISBN 978 90 486 2537 6 Bestelnummer 60 1021 597 KB D/2016/0147/106 NUR 191 Foto’s: Tine Mortier Verantwoordelijke uitgever die Keure Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge RPR 0405 108 325 © Copyright die Keure, Brugge
9 789048 625376
Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form by print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.