Verrekijkerbieb - 6e leerjaar - N1 - Als het sterren regent

Page 1

ucatieve uitgaven

BIEB

Als het sterren regent Stijn Moekaars

Kijker educatieve uitgaven

Verrekijker 6

6



Als het sterren regent

1


Fantasie op hol Hallo, mag ik even? Mijn oma is piloot in een Boeing1 zeven vier zeven. Hé, let eens op: mijn opa beklimt de Everest, de hoogste bergtop. Luister eens hier: mijn oom drinkt in één seconde wel drie liter bier. Zeg, moet je horen: mijn tante kan zweven met haar flaporen. Dit moet je weten: mijn neef blaast orkanen met zijn sch... oeps ... windjes! Dit wist je nog niet: mijn nicht kan dichten in het oud-Sanskriet2. En ik, zoals je wel kan zien, kan fantaseren voor tien.

2


3


4


Toen ik nog een wolk was Toen ik nog een wolk was, wist ik wat ik wou. Ik hing zowat te zweven, daarboven in het blauw. Ik was een beer, een grote boot, een jas van hermelijn3 en even later kon ik zomaar een lange hotdog zijn. Soms blies de wind mij verder tot aan de waterkant. Zo gaf ik even schaduw op opa’s grote krant. Toen ik nog een wolk was, kon ik zomaar kiezen. Zomaar hangen, lanterfanten4 of eventjes bevriezen. Soms dook ik naar beneden van boven naar het dal. Dan mistte ik het dorpje, zo witjes overal. Nu voel ik mij zo donker en heb zoveel verdriet. Ik huil hier dikke tranen. ’t Is regen, is het niet?

5


Ik denk, dus ik ben Als ik denk, dan ben ik zomaar hier of zomaar daar. Als ik denk, dan ben ik zo zit dat, klaar.

6


Blaffen in mijn droom Mijn hondje is niet meer, hij is pas dood. Ik wil hem zo graag voelen, hier, op mijn schoot. Hij liep altijd aan de lijn, hij trok zo fel. Toen kwam een auto aan, die reed echt veel te snel. Ik riep nog, schreeuwde ... Maar daar lag hij, te stil. Ik wil mijn hondje terug, dat is alles wat ik wil. Soms hoor ik hem, hij keft dan bij zijn boom. Maar dan word ik wakker, hij blafte in mijn droom. Mijn hondje is dood, hij is niet meer. Maar ik voel hem nog steeds, hier, vanbinnen, en nog een keer.

7


Stilleven5 Ik ben een lopend wonder, een kunstwerk à la carte6, noem mij kleine Picasso, een Van Goghje voor mijn part. Mijn hoofd is een boek, waarin ik alles opzoek, mijn vingers zijn penselen, mijn tong het schildersdoek. Mijn buik is het restaurant, een driesterrenbinnenkant, mijn haren zijn het gras, hoogst uitzonderlijk interessant. Mijn voeten zijn twee boten, voor vandaag knalgeel gespoten, en naast mijn ogen staan de mooiste kraaienpoten. Mijn benen zijn de brug, je mag er heen en terug, kuier7 langs mijn schouders, luier langs mijn bruine rug. Jij bent een lopend wonder, ik heb je wel herkend, maar het mooiste vind ik jou als jij een stilleven bent.

8


Mijn Hercules Mijn papa was mijn held, niet omdat iemand mij dat had verteld maar omdat hij alles durfde, omdat hij alles kon, toen mijn leven pas begon. (Toen was ik een jaar of zes.) Hij dronk aan de chocofles. Hij kon spugen, een meter of zes. Hij had zijn eigen, superscherp zakmes. Hij hield van crazy muziek, freejazz. Hij geloofde absoluut in monsters, zeker in schoonmoeders en dat van Loch Ness. Hij kende morse, van a tot S.O.S. Hij hield van vliegtuigen en een stewardess, die werd later mijn moeke. Hij noemde haar zijn huis-, tuin- en keukenprinses en hield van haar achter-, kunst- en vliegwerk.

9


Het leek wel gekkenwerk, maar mijn papa filosofeerde over Socrates, Hippocrates en zie, zelfs over het succes van K3. Hij volgde les bij een buikdanseres. Hij gaf bij- rij- en af en toe ’n proefles. Hij ontwierp zijn eigen thermosfles, las elke week een boek of ... zeven en wacht eens even, hij schreef er zelf een stuk of acht. Hij was beslist de beste journalist met zijn kaart met daarop ‘Press8’. Dus als je het nog niet wist: mijn papa was mijn echte held, mijn Hercules! Nu ben ik 51 jaar en het klinkt misschien wat raar, maar mijn papa is nog steeds mijn held, echt waar!

10


Wiefelen en doesten Als oma spreekt wordt er gekoffied en gecaket. Als opa loeit wordt er gegrast en gesproeid. Als de meester strijdt wordt er geschrift en gekrijt. Als de minister zwaait wordt er gevlagd en gehaaid. Als de koning buigt wordt er gefiezeld en gejuicht. en als ik zoest wordt er gewiefeld en gedoest.

11


12


Vol verlangen De stoel zit vol oma. Het is alleen maar haar buitenkant. Ze staart, trilt even met haar hand. Haar mond hangt scheef. Ik vroeg mij duizendmaal af waar mijn oma bleef. De kamer staat vol ruikers omdat mijn oma dat zo prachtig vond. Het geurt, kleurt de witte muren bont. Mijn oma heeft iets hyacinths. Ik hoor het duizendmaal: zij is weer kinds. Mijn hoofd zit vol vragen omdat er geen antwoord op te vinden is. Het dondert, rommelt, dit is mis. Ik mis mijn oma vandaag. Ik fluister haar duizendmaal toe: ik zie je graag.

13


Talent Wie haar kent, die weet het wel, die zegt: ‘Zij heeft talent!’ Zij kan zo prachtig tekenen, kommagetallen berekenen, scheve breuken rechtzetten, en soepel gaan balletten. Zij kan musiceren, naait haar eigen kleren, danst polka9 in één twee drie, en kweelt chansons10, ah oui. wie haar kent, die weet het wel, die zegt: ‘Zoveel, zoveel talent!’ Zij kan hink-stap-springen, woeste honden bedwingen, en in een handomdraai bakt zij een zevenvruchtenvlaai.

14


Zij kan volleyballen, kent alle priemgetallen en is je al opgevallen hoe elegant ze flauw kan vallen? wie haar kent, die weet het wel, die zegt: ‘Wat is dat kind verwend!’

15


Ratatouille In de keuken stond de keukenmeid die roerde in een ketel soep uit blik. Toen liet ze een afgrijselijke gil: ‘Een rat! En hij is gestreept en dik!’ De rat, geheel ontdaan, bleef even staan. ‘Dik? IK?! Wie heeft zoiets gegild? En gestreept? Ik ben toch niet gegrild.’ ‘Ik ben absoluut niet dik, hooguit een beetje volslank. Wie heeft er van mij nu schrik, ik, zo’n ranke plank.’ De meid was van d’r melk11 en kook en stotterde wat klef: ‘P..p..praten k..k..kan jij ook? Een rat met zoveel lef?’ Toen sprong hij op de keukenrand en toonde voor- en achterkant. De rat zei: ‘Jij met je dom gegil moet hoogdringend een nieuwe bril. En sorry dat ik me even bemoei, maar van soep uit blik word ik zo dik, geef mij maar ratatouille!’

16


Snotjong Daan Van der Plas zat vroeger in mijn klas. Ik verzin het niet, heus, maar Daan Van der Plas peuterde altijd in zijn neus. Hij smeerde dan zijn buit tussen zijn vingers uit. Verder rolde hij het snot tot kleine groene pilletjes en schoot ze weg, tot slot las ik toch in de krant van deze week: ‘Pas geopend, Daan Van der Plas, uw nieuwe apotheek!’

17


18


Anne Frank Dag meisje uit het Achterhuis, dag meisje uit verleden. Toon je thuis en laat me zo begrijpen in het heden. Hoe mensen kunnen denken met messen in hun stemmen, hoe z’ anderen krenken en doorgaan, zonder remmen. Dag meisje uit het Achterhuis met dagboek op je schoot. Vergruist je leven, maar ik lees je woorden, wondergroot. Waar mensen willen leren en ogen opengaan, zo zie je anderen leven die naast je willen staan. Dag meisje van daar, dag meisje van toen, blijf leven, blijf geven jij, jij mag dat doen.

19


Kaji Dag jongen uit Zwart-Afrika, dag jongen met verleden. Vertel mij jouw verhaal om zo te begrijpen in het heden. Hoe mensen kunnen denken met geweren in hun handen, hoe ze anderen minachten, of doden, haat die blijft branden. Dag jongen uit Zwart-Afrika, het lijkt zo zonder zin, vergruist je leven, maar ik weet, er is een nieuw begin. Waar mensen willen leren en ogen opengaan, zo zie je anderen leven die naast je willen staan. Dag jongen van nu, dag jongen uit Afrika, krijg je grootste kinderrecht en zeg: ‘Ik besta!’

20


Hoofd vol wolk Wist je dat? Zo soms verzin ik weleens wat. Dat ik opstijg in een luchtballon. Dat ik pootje baad in de zon. Dat ik een hapje neem uit een wolk, mij verslik in een circusdolk. Dat ik struikel over mijn eigen schuld. Ik, kameel, met bult en bult. Dat het wel weer raar is? Met één bult ben ik dromedaris. Dat jij mij dan meeneemt naar jouw luchtkasteel. Dat jij mijn koningin bent en ik jouw minnestreel12. Dat jij mij zachtjes kust, dan word ik weer kikker. Dat jij aan mij kleven mag, ik jouw ruit, jij mijn sticker. Wist je dat? Mijn hoofd zit vol, met zoveel en heel wat.

21


Zonder sol Mijn ‘do’ is dialect en wijst naar ‘daar’. Mijn ‘re’ is een dier, da’s zonneklaar. Mijn ‘mi’ is haar naam, wist je dat? Mijn ‘fa’ zing ik op zaterdag in bad. Mijn ‘la’ ligt boordevol muziekjes. Mijn ‘si’ koop ik in Italiaanse boetiekjes en mijn ‘do’, echt waar, is weer daar ...

22


Schrijver achter slot Wat is dat, zeg, dat is proper, dat is mooi, hier zit ik nu, in mijn veel te kleine kooi. De apen zitten stomverbaasd mij zomaar aan te gapen. En zie giraf naast dikke beer, ze kijken op mij neer. Het zwijn knort bij het hok: ‘is dat nu schrijver Stijn?’ De geit mekkert met de bok en prikt mij met een stok. De slang komt naar mij toe en slist een beetje bang. De hyena, die schatert luid. Hij lacht mij zomaar uit. Het hinnikt en het murrelt, het loeit en moeit en burrelt, het habbelt en het sabbelt, er wordt aan mijn kooi geknabbeld. Tot wijze uil zegt: ‘Kom en kijk, wij komen uit het dierenrijk.’ Hij wijst en zegt dan wederom: ‘Dit ... mijn waarde dierenvrienden, is een exemplaar uit het mensdom.’

23


Missie Later word ik Miss World, dan kan de hele wereld mij zien. Maar eerst moet ik wat groeien. Ik ben nog maar tien. Hé, dit zal je misschien wel boeien: Ik ben alvast Miss Schien.

24


Spoedboot Bootje dobbert op het water, ga maar vast, ik kom wat later. Moet nog even naar de bakker, maar hij is nog lang niet wakker. Moet nog even naar de slager, maar hij snijdt het vlees wat trager. Moet nog even naar de kapper, maar hij knipt echt niet veel rapper. Moet nog naar de kruidenier, maar hij is nog lang niet hier. Moet nog naar het bloemenmeisje, maar ze is nog op haar reisje. Moet nog naar de brandweer gaan, maar het vuur is nog niet aan. Moet nog naar de koningin, maar ik mag haar huis niet in. ‘k Haast me, rep me, vlug vlug vlug. Oeps, bootje is weer t’rug.

25


Contractwerk Ik heb mijn nieuwe contract al lang, al lang gepakt. Dus hup nu met de geit, ik raak geen tijd meer kwijt. Dit liedje dat ik zing, dat is wel echt mijn ding. Ik heb mijn pen gepakt en schrijf in dit contract: wat tafels op een rij met dit gedicht erbij. Dan Frans met non en oui. Zie jij hier wat ik zie? Ik cijfer supersnel en spelling ken ik wel: minister of café, die doen dit jaar weer mee. Ik blader door de tijd. Ben ik mijn kluts hier kwijt? Ach nee, zo doe je dat: gebruik je lange lat!

26


Die geodriehoek heeft drie hoeken en het geeft mij superveel plezier te tekenen met zwier. Ik dicht er leuk op los, zoek beestjes in het bos, computer af en toe. Dit word ik echt nooit moe!

27


Sms-gedicht jo, zin in partie nope, nx 2 4& W817 kannie bakke hw vn die vn taal ff chill … bjen I h8 da mens. moewadoen wattan n 160 make was da een sms-gedicht vn 160 tkns cool! suc6 (Vrij vertaald: Hoi, heb je zin in een feestje? Nee, ik heb niets te vieren. Wacht eens even, dat kan toch niet. Ik heb héél veel huiswerk van de leerkracht taal. Doe maar rustig aan ... Ben je er nog? Ik haat dat mens, ik moet wat doen. Wat moet je doen? Ik moet een ‘160’ maken. Wat is dat? Een sms-gedicht van 160 tekens. Te gek! Veel succes!)

28


Mijn gordijnen Aan de overkant staat haar huis. Haar kamer. Haar raam. Haar bed. Ze heeft zich erop gezet. Ze kijkt naar buiten naar mijn huis. Mijn kamer. Mijn raam. Ik voel me zo licht ... verdraaid. Mijn gordijnen zijn nog dicht.

29


Als het sterren regent Als het sterren regent, wil ik het zien, maar wel samen met jou. Ik doe een wens en jij eentje. Het blijft even stil. Zal ik de mijne vertellen? Nee, dan komt hij niet uit. Het blijft even stil. Als de maan opkomt, lees ik in jouw ogen: bij jou zijn is alles wat ik wil. Het blijft even stil.

30


Beetje breekbaar De penselen staan klaar, het aquarel ligt in blokjes in mijn doos. Jij staat daar, beetje breekbaar beetje broos. De zon schijnt, het is licht. Jij wacht tot jij op doek verschijnt of op papier in mijn gedicht. Er ligt chocola op de tafel, het boek ligt open op pagina acht. Ik ga beginnen. ‘Wacht,’ zeg je dan, ‘wacht nog even. Het licht valt nog niet goed naar binnen.’ Ik wacht. De zon kleurt traag, de chocolade smelt. Maar jou gaan dichten op het doek is alles wat telt. Ik wacht nog steeds tot ik aan jou zal beginnen.

31


Woorduitleg 1 2

Boeing = vliegtuigtype Sanskriet = oude heilige taal die zijn oorsprong vindt in India 3 hermelijn = roofdier uit het geslacht van de wezels 4 lanterfanten = rondhangen, luieren 5 stilleven = opstelling van onbeweeglijke voorwerpen als model voor een kunstenaar 6 à la carte = waarbij men zelf een keuze maakt 7 kuieren = ontspannen en langzaam wandelen 8 press = Engels woord voor ‘pers’ 9 polka = snelle volksdans 10 chanson = Frans lied 11 van je melk zijn = aangedaan zijn, even niet weten wat te doen 12 minnestreel = zanger uit de middeleeuwen

32



Als de maan opkomt, lees ik in jouw ogen: bij jou zijn is alles wat ik wil. Het blijft even stil.

Dit boekje maakt deel uit van de Verrekijkerbieb 6. ISBN 978 90 486 2537 6 Bestelnummer 60 1021 597 KB D/2016/0147/106 NUR 191 Illustraties: Vera Smeulders Verantwoordelijke uitgever die Keure Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge RPR 0405 108 325 © Copyright die Keure, Brugge

9 789048 625376

Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form by print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.