Auteurs Tim Dhuyvetter Franky Feys
e
abc mp k
manus 1
Contractwerkboekje
2100
5
Tekeningen Stijn Claes
2e leerjaar
e
abc mp k
Overzicht van de contracten per thema
manus
Thema 1 | Welkom in het tweede leerjaar
Thema 7 | Onder dak
C 1 C 2 C 3 C 4 C 5
C 31 C 32 C 33 C 34 C 35
Hallo, ik ben Jens Thuis bij Jens Wie ben jij? De kamer van Jens en Leen Jens speelt graag … jij ook?
Thema 8 | Dieren hebben ze ook
C 6 C 7 C 8 C 9 C 10
C 36 C 37 C 38 C 39 C 40
Jens gaat naar school Onderweg De weg naar school In de klas van Jens Naar school … veel fun!
In de dierenzaak Eén of meer dan één? Een rekenhond Elk dier zijn talent Dieren aan het woord
Thema 3 | Zoveel dieren dicht bij mij
Thema 9 | Help, ik weet niet wat ik voel
C 11 C 12 C 13 C 14 C 15
C 41 C 42 C 43 C 44 C 45
Allemaal beestjes Het ei Veel dieren … veel woorden Ken jij Knor het varken? Vind het dier!
Woordstukjes Joepie, een blad vol raadsels! Mama’s feest Au, au, au! Help, een spook!
Thema 4 | Mijn ouders werken
Thema 10 | Op de boerderij
C 16 C 17 C 18 C 19 C 20
C 46 C 47 C 48 C 49 C 50
Samenstellingen Naar de winkel In de winkelstraat Ma en pa werken Doe een beroep op je fantasie
Dieren en planten op de boerderij Op de boerderij is het altijd druk De ei van weide en de au van pauw Met boer Frans op stap Een dier tekenen, stap voor stap
Thema 5 | We vieren feest
Thema 11 | Door weer en wind
C 21 C 22 C 23 C 24 C 25
C 51 C 52 C 53 C 54 C 55
Oei, oei, oei! Hoe voel jij je? Op de kermis Hoera, kermis! Zeven dagen op een rij
Thema 6 | Lezen is fijn, maar kijken en luisteren ook C 26 C 27 C 28 C 29 C 30
2
We bouwen een huis Woorden op -d en -t Soorten huizen Allerlei vormen In een kasteel
Thema 2 | Mijn school
Woorden die iets vertellen … Volg het pad van Klein Duimpje Strips Mijn dagboek Allemaal letters
Jens, de weerman Weer of geen weer? Kleine woordjes zeggen veel Punt, vraagteken, uitroepteken Regenwolken of rekenwolken?
Thema 12 | Een winkelkar vol C 56 C 57 C 58 C 59 C 60
Ik betaal Een winkelkar vol met woorden Speel je mee? Een winkel vol tafels Winkelier of klant?
2100
5
1
Af tegen C1 C 2 C 3 C 4 C 5 C 6 C 7 C 8 C 9 C 10 C 11 C 12 C 13 C 14 C 15 C 16 C 17 C 18 C 19 C 20 C 21 C 22 C 23 C 24 C 25 C 26 C 27 C 28 C 29 C 30
Datum
Mag/Moet
Verwerkt
Zelf nagezien
Juf/Meester
Opmerkingen
3
4 Af tegen C 31 C 32 C 33 C 34 C 35 C 36 C 37 C 38 C 39 C 40 C 41 C 42 C 43 C 44 C 45 C 46 C 47 C 48 C 49 C 50 C 51 C 52 C 53 C 54 C 55 C 56 C 57 C 58 C 59 C 60
Datum
Mag/Moet
Verwerkt
Zelf nagezien
Juf/Meester
Opmerkingen
Thema 1 Hallo, ik ben Jens 1 > Lees de tekst.
Contract 1
2 > Trek een lijn van de foto naar de juiste woorden.
Ik heet Jens. Ik zit in klas twee. Ik ben acht jaar. Ik woon in een groot huis. Ik heb een broer en een zus. Mijn broer doet soms gek. Hij heet Wout. Mijn zus is heel lief. Ze heet Leen. Ik hou veel van mijn ma en pa. Bob is mijn hond. Mien is de kat van mijn zus.
ma en pa
Bob
Wout
Leen
Juist of fout? Bob is een hond.
Dit contract vond ik
Jens is zeven jaar.
leuk.
minder leuk.
Zus is niet lief.
Mien
5
6
Thema 1 Thuis bij Jens
Contract 2
1 > Tel en schrijf je antwoord in het hokje. Hoe oud is Jens?
Hoeveel dieren lopen er bij Jens thuis?
Hoeveel knikkers heeft Jens?
2 > Schrijf de vijf getallen van oefening 1 nu op de as.
Hoeveel knuffels heeft Jens?
Hoeveel vrienden heeft Jens?
3 > Vul in.
Net na 1 komt 0
1
10
Net voor 10 komt Tussen 7 en 9 staat
4 > Vul in: > of < .
. . .
Kleur de eerste beer blauw. Kleur de vierde beer groen. Kleur de op ĂŠĂŠn na laatste beer bruin.
Ik maakte weinig fouten.
Ik maakte veel fouten.
9
7
2
8
6
Thema 1 Wie ben jij? 1 > Vul in of duid aan.
Contract 3
2 > Schrijf de woorden op de juiste plaats. bril - oor - neus - mond - oog - haar een vriend van Jens
Ik heet
.
Ik ben
jaar oud.
Ik heb
zus(sen) en
broer(s).
Ik draag een geen bril. Ik heb bruin zwart blond rood
3 > Teken je eigen gezicht.
haar. Mijn ogen zijn bruin grijs groen blauw .
Lees de tekst en teken Miep. Miep heeft een lange neus. De ogen van Miep zijn blauw. Miep draagt ook een bril.
Ik deed mijn best.
Ze heeft sproeten onder de ogen. Miep heeft zwart haar en een vlecht. Het meisje heeft fijne lippen.
Ik kan beter.
Dit ben ik.
7
8
Thema 1 De kamer van Jens en Leen 1 > Jens heeft een heel mooie kamer. Lees de tekst en teken zijn kamer.
2 > Dit is de kamer van Leen. Schrijf de woorden op de juiste plaats.
❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏
Contract 4
fles - trui - raam - lamp - kast - deur - bloem - vlieg - trein
Links van het bed staat een stoel. Op de stoel zit een bruine beer. Boven het bed hangt een lamp. Mien, de kat, zit onder het bed. Ze jaagt op een spin die over het schilderij kruipt. Rechts van het bed staat een kast. Op de kast staat een groene doos.
Kijk goed naar de tekening van opdracht 2. Vul het juiste woord in. Gebruik voor elke letter één hokje. Het staat op de kast. Het hangt boven het bed. Het hangt op de stoel. Het zit in de vaas.
Dit contract vond ik
een een een een
tof.
minder tof.
Welk woord staat er in het gekleurde hok?
Thema 1 Jens speelt graag … jij ook?
Contract 5 Ik heb nodig: • 2 pionnen • 1 dobbelsteen
Hoe speel je het spel?
• • • • •
Gooi om de beurt met de dobbelsteen. Wie het hoogste getal gooit, mag beginnen. Wie het vlugst in Jens zijn kamer zit, heeft gewonnen. Sta je op een rood vakje, dan moet je een opdracht oplossen. Heb je het antwoord juist, ga dan 1 vakje verder. Heb je het antwoord fout, ga dan 1 vakje terug. Sta je op een geel vakje, dan moet je geen opdracht oplossen.
1
10 – 6 = _____________________
3
1 + 2 + 3 = __________________
5
De helft van 8 is _____________.
7
2 + 6 - 8 = __________________
9
7 + 2 = _____________________
11
10 – 9 = ____________________
13
2 meer dan 5 is ______________.
15
3 meer dan 7 is ______________.
17
3 minder dan 10 is ___________.
19
8 = 5 + _____________________
21
Het dubbel van 5 is ___________.
23
3 + 4 + 5 = __________________
25
9 – 7 = _____________________
27
4 minder dan 7 is ____________.
29
Het dubbel van 3 is ___________.
Ik speel graag een spel met iemand.
S T A R T
22
21
20
19
18 17
23
1
16 24
2
15 25
3
14 26
4
13 27
5
12 28 6
Ik speel niet graag een spel met iemand.
29 7
30 8
9
10
11
9
10
Thema 2 Jens gaat naar school
Contract 6
TIP > Begin elke zin met een ander woord! 1 > Schrijf bij elke foto een leuke zin.
2 > De tekeningen vormen een verhaal. Nummer de tekeningen van 1 tot 5. Lees ook goed de zinnen.
Tijd voor de eerste les.
Klas twee staat in de rij.
Juf komt de klas halen.
Jens speelt met zijn vrienden op de speelplaats.
De bel gaat.
Maak een tekening over je eigen klas en schrijf er een zin bij. â&#x20AC;Ś
Thema 2 Onderweg
Contract 7
1 > Wat ziet Jens onderweg?
een
een
een
een
een
een
een
een
een
een
2 > Schrijf de woorden in de juiste kolom. mens
wolf - stoel - fiets - broer - fles - juf - worm - trein
dier
voertuig
Speel je mee?
Steek hier over!
voorwerp
Vergeet je schooltas niet!
Sta in de rij!
Wie zegt wat? Verbind wat bij elkaar hoort. de agent
Dit contract vond ik
moeilijk.
gemakkelijk.
de vriend van Jens
juf
mama
11
12
Thema 2 De weg naar school
Contract 8 Ik heb nodig: • een kleurpotlood
1 > Kijk op het plan en kruis het juiste antwoord aan.
Het huis van Jens ligt het dichtst bij … de beek. het zwembad. de post.
Wie woont rechts van het warenhuis? Jens Amber Sajad
2 > Amber vertrekt naar school. Kijk naar de rode lijn op het plan om de weg die Amber neemt te volgen. Zet de zinnen (van 1 tot 5) in de juiste volgorde.
In het postkantoor geeft ze een brief af. De agent helpt haar veilig de straat over. Amber vertrekt van huis. Ze koopt een appel in het warenhuis. Wat ziet die taart er lekker uit!
3 > Kleur de weg die Jens volgt als hij naar school gaat.
• • • • •
Jens vertrekt en volgt het pad langs de beek. Hij steekt de straat veilig over naar het huis van Sajad. Samen kijken Jens en Sajad of Amber nog thuis is. Ze is al weg! Vlug gaan ze langs het voetbalveld en het park naar school. Kijk, Amber loopt al op de speelplaats!
Thema 2 In de klas van Jens 1 > Hoeveel tekeningen hangen er aan de draad? Juf hangt er nog 2 tekeningen bij.
Contract 9
tekeningen
V Hoeveel tekeningen hangen er nu aan de draad?
4 + 3 = 7 - 4 = 12 - 2 =
T
2 + 6 = 4 - 1 = 15 - 3 =
B _________________________________________________
A Er hangen nu ___________ tekeningen aan de draad. OK
2 > Er zitten 11 kinderen in de klas van Jens. Er komen 4 kinderen bij.
V Hoeveel kinderen zitten er nu in de klas?
T
B _________________________________________________
A Er zitten nu ___________ kinderen in de klas van Jens. OK
3 > Hoeveel boeken staan er in de kast?
boeken
V Hoeveel boeken zijn er te weinig om 20 boeken te hebben?
T
B _________________________________________________
A Er zijn _______ boeken te weinig om er 20 te hebben. OK Er staan 10 sommen op het bord. Jens veegt er 4 weg en Amber veegt er 5 weg. V Hoeveel sommen staan er nog op het bord? â&#x20AC;ŚT B ________________________________________________________________ A ____________________________________________________________ OK (
Teken of . (
Ik vond dit blaadje â&#x20AC;Ś
2 + 8 = 3 - 2 = 10 - 9 = 8 + 1 =
13
14
Thema 2 Naar school … veel fun! Saar gaat elke dag naar school. Weet jij hoe? Neemt ze de fiets of zit ze op een olifant? Rijdt ze op straat of door het oerwoud? Heeft ze haar schooltas bij zich of een zware koffer? Maak er een knotsgekke tekening van.
…
Ik ben tevreden over mijn werk.
Ik ben minder tevreden over mijn werk.
Contract 10 Ik heb nodig: • een tekenpotlood • kleurpotloden/stiften
Thema 3 Allemaal beestjes
Contract 11
1 > Welk dier is het? Schrijf de naam onder de foto.
3 > Trek een lijn van het dier naar het geluid dat het maakt.
2 > Waar leeft het dier? Trek een lijn van het dier naar de plaats.
worm
•
•
in het water
mus
forel
•
•
kraaien
blaffen
blaten
loeien
•
•
•
•
•
•
•
•
•
4 > Van welk dier is dit de staart?
mol
•
in de lucht
knorren
•
•
onder de grond
Maak met de letters de naam van een dier. …
p
k
w
i
Ben jij ook een dierenvriend?
Ja!
l
Neen!
f
o
a
g
s
n
l
•
15
16
Thema 3 Het ei
Contract 12 Ik heb nodig: • een geel kleurpotlood
1 > Kleur alle ei-woorden geel en schrijf ze over.
3 > Maak een mooie zin met het woord. meid:
nauw geit trein saus weide meid flauw klei
4 > Vul het juiste woord in. Alles juist? Dan lees je van boven naar beneden een ei-woord.
2 > Welk woord staat hier tweemaal? Kleur het woord geel. eind
kei
wei
klein
eigen
einde
weide
keien
klein
Hoeveel eieren staan er op de tekening? eieren
Ik vind
zeil:
een moeilijk ei-woord om te schrijven.
Ik mag het niet verklappen, het is een groot … Volgende zomer gaan we op … Op het spoor rijdt een … Dit is niet het begin, maar het …
Thema 3 Veel dieren … veel woorden
Contract 13 Ik heb nodig: • 2 kleurpotloden/stiften (oranje en blauw)
Wat doen dieren?
Er zijn woorden die een naam geven aan iets of iemand.
blaffen, springen, bijten, krabben, lopen, zwemmen …
Het zijn naamwoorden.
Die woorden zijn werkwoorden.
stoel, paard, muis, Tine, bloem, pen …
1 > Kleur de werkwoorden oranje.
3 > Kleur de naamwoorden blauw.
Bob de hond slaapt op de mat. Wie hoort hij in de stal? Krul het varken knort heel luid. Bob de hond loopt er heen. Hij blaft luid naar Knor.
2 > Schrijf de werkwoorden op de juiste plaats. jankt
bromt
‘Wat een weer’,
‘Mijn pels wordt nat’,
‘Ik ben bang’,
‘Kom maar bij mij’,
‘We gaan naar huis’,
piept
Ik maakte weinig fouten.
sist
4 > Schrijf de naamwoorden op de juiste plaats.
zoemt de beer. de kat. de slang. de bij. de muis.
Ik maakte veel fouten.
De kat drinkt van de melk. De vlieg zit op de taart. Zit de hond in een hok? Het paard draaft door het bos. De kikker zwemt in de poel.
pad
vos
spin
haan
mol
‘Ik woon diep in het bos’, roept de slimme
‘Ik graaf mijn eigen hol’, zegt de blinde
‘Ik kan op één poot staan’, kraait de fiere
‘Mijn huid is erg glad’, brult de dikke
‘In mijn web heb ik het naar mijn zin’, lacht de nijdige
. . . . .
17
18
Thema 3 Ken jij Knor het varken? 1 > Werk samen met een vriend(in). Schrijf om de beurt verder aan dit verhaal.
2 > Werk samen met een vriend(in). Vul de kaart van dit rare dier in.
Knor het varken is erg boos!
Heeft je vriend(in) flink gewerkt?
Ja
Contract 14
Neen
Naam van het dier:
Kleur van de ogen:
Het dier leeft in
Het eet graag
Het kan erg goed
Het is bang van
Het gaat graag op reis naar
Zijn/haar beste vriend(in) is
Thema 3 Vind het dier! 1 > Los op.
Contract 15
14 – 5 = 20 – 10 =
16 – 8 =
20 – 3 = 9 – 6 = 8 + 3 =
11 – 9 =
8 + 8 = 12 – 8 =
14 – 7 =
20 – 2 =
7 + 5 =
12 – 11 =
9 + 9 + 1 =
7 + 7 = 6 + 7 =
20 – 5 =
13 – 8 = 10 + 10 = 12 – 6 =
2 > Verbind het getal
1
met het getal
2 . Verbind daarna het getal
Gebruik telkens een lat. Welk dier zie je nu? Een …
Maak het dier nog wat mooier. Gebruik kleurpotloden of stiften.
Ik maakte
fout(en).
2
met het getal .
3
en ga zo verder.
19