Max-Nederlands 1B - module 2 Verschrikkelijk fantastisch - inkijk methode

Page 1


Ontdek

Er was misschien eens …

1 Lees de tekst en beantwoord de vragen.

niet te verslaan

De onoverwinnelijke prinses met tienduizend paarden

Er was misschien eens een sterke, jonge vrouw uit Mongolië. Toevallig was ze ook prinses. Haar vader was leider van een reusachtig rijk. Hij had veertien zonen en één dochter, Khutulun. Al snel kon ze beter boogschieten en paardrijden dan haar broers. Maar waar iedereen haar het meest voor bewonderde was hoe goed ze kon worstelen.

vechten

a Ken jij nog twee andere woorden die net als ‘worstelen’ eindigen op ‘-elen’? Noteer ze.

1

2

Bij het worstelen moet je als eerste je tegenspeler tegen de grond zien te krijgen. Khutulun legde bijna iedereen die haar uitdaagde, meteen op de grond. Niemand kon de prinses verslaan. Ze werd de bekendste worstelkampioene van het land. Toen ze oud genoeg was, besliste ze dat ze pas met een man zou trouwen als hij haar kon verslaan in een partijtje worstelen. Als hij er niet in slaagde om haar op de grond te krijgen, dan zou hij zijn paarden moeten afgeven. De ene man na de andere daagde haar uit. Maar Khutulun won altijd. Ze kreeg eens tien paarden, dan eens honderd. Na een tijdje had ze meer dan duizend paarden, maar nog steeds geen man.

Op een dag werd ze uitgedaagd door een onbekende man. Hij was zo zeker van zijn stuk dat hij bereid was duizend paarden te verliezen als hij de prinses niet kon overwinnen. De wedstrijd begon. De twee grepen elkaar vast en duwden en trokken. Khutulun had nog nooit zo’n waardige tegenstander gehad. Ze kreeg hem maar niet tegen de vlakte. Tot ze plots eerst zijn knie en dan de rest van zijn lichaam tegen de grond kon kwakken. Opnieuw overwon de prinses. De man verdween en liet duizend paarden achter.

wedstrijdje gooien goeie

Zo zou het nog een tijdje verdergaan. Khutulun vond geen enkele man die beter kon worstelen dan zij en zo werd ze de onoverwinnelijke prinses met tienduizend paarden.

NAAR: KAMIEL DE BRUYNE, MET ILLUSTRATIES VAN YARNE DAEREN, ER WAS MISSCHIEN EENS, PELCKMANS UITGEVERS NV, 2020, 73.

b Denk jij dat dit verhaal echt gebeurd is? Kruis aan. Volgens mij is dit verhaal echt gebeurd. verzonnen.

2 Spraakmakende sprookjes… Wat vind jij? Kruis aan.

a Sprookjes leren ons belangrijke levenslessen.

Helemaal mee eens!

Wat een onzin!

Hmm, ik twijfel…

b Sprookjes zijn enkel voor kinderen

Helemaal mee eens!

Wat een onzin!

Hmm, ik twijfel…

c Sprookjes moeten goed eindigen.

Helemaal mee eens!

Wat een onzin!

Hmm, ik twijfel…

d Sprookjes zijn ouderwets.

Helemaal mee eens!

Wat een onzin! Hmm, ik twijfel…

e Sprookjesprinsessen zijn een slecht voorbeeld voor meisjes.

Helemaal mee eens!

Wat een onzin!

Hmm, ik twijfel…

3 Speel het stellingenspel.

4 Lees het vervolg van de tekst uit oefening 1. Beantwoord de vragen mondeling.

WAAR!

Khutulun was een Mongoolse prinses die geboren werd in het jaar 1260. Ze stond bekend als een goede krijger en worstelaar.

plaats waar gevochten wordt

Ze trok regelmatig met haar vader naar de slagvelden. Ze had daar de gewoonte voorop te rijden, een vijand bij zijn nek te grijpen en die naar haar vader te sleuren als gevangene. Haar vader heette Kaidu en heerste over een groot gebied in Azië.

slepen vast te grijpen was de baas van

Worstelen was een populaire sport in het Mongoolse Rijk en is dat nog steeds in Mongolië. Khutulun was een buitengewoon goede worstelaar. Ze won vele wedstrijden. Ze wilde pas met een man trouwen als hij haar kon verslaan in het worstelen. Als de man verloor, moest hij een hoop paarden afgeven. Nooit heeft een man haar verslagen. Op die manier verzamelde Khutulun een kudde van meer dan 10.000 paarden. Uiteindelijk trouwde ze wel, maar met een man die minder goed was in het worstelen dan zij. Ze bleef dus niet ongetrouwd, maar wel onverslagen.

bijzonder groep niemand won van haar

OOK WAAR:

Khutulun staat ook bekend als Aigiarne, Aiyuryg, Khotol Tsagaan of Ay Yaruq. Al die namen betekenen ‘maanlicht’.

Elke Mongoolse worstelaar heeft een Zasuul, een man die de hoed van de worstelaar vasthoudt en hem af en toe op de poep slaat om hem aan te moedigen.

Al meer dan zevenhonderd jaar wordt in Mongolië het Naadamfestival gehouden. Ook bekend als ‘Het Festival van de drie Mannelijke Sporten’: paardrijden, boogschieten en worstelen.

Paarden zijn heel erg belangrijk in Mongolië. Er zijn ongeveer evenveel paarden als inwoners.

a Het verhaal over prinses Khutulun was echt waar! Had jij het goed geraden? Vertel.

b Vind je het antwoord verrassend? Waarom wel of niet? Vertel.

Routeplanner

Girlpower!

1 Lees de tekst en beantwoord de vragen.

Er was eens een lief meisje dat in een klein dorpje woonde. Ze was de lieveling van ieder die haar kende. Vooral haar moeder en haar grootmoeder hielden ontzettend veel van haar. Ze droeg altijd een rood kapje dat ze voor haar verjaardag gekregen had. Dat stond haar zo goed, dat iedereen haar ‘Roodkapje’ noemde.

Op een dag, toen haar moeder wafels gebakken had, zei ze tegen Roodkapje: “Kind, ga maar eens naar je grootmoeder en vraag haar hoe het met haar gaat. Ik heb gehoord dat ze ziek is. Neem deze wafels en dit potje boter voor haar mee.”

Roodkapje vertrok meteen naar haar grootmoeder, die in een naburig dorp woonde. De wafels en de boter deed ze in een mandje.

a Wat zit er in het mandje van Roodkapje? Kruis aan.

uit het hoofd

in de buurt

Om het dorp van haar grootmoeder te bereiken, moest ze door een groot, donker bos. Ze kende de weg op haar duimpje omdat ze er vaak kwam. De zon scheen en de vogeltjes floten. Vrolijk stapte Roodkapje tussen de schaduw van de bomen.

Toen ze bijna bij de uitgang van het bos was, zag Roodkapje plots een grote wolf.

De wolf zag haar ook. Hij had wel zin in een lekker hapje. Hij kwam likkebaardend op haar af.

De wolf keek om zich heen. Wat verderop waren er enkele houthakkers aan het werk. Ze zouden hem vast doden als hij het meisje aanviel. Daarom bedacht hij een plannetje.

Toen hij vlakbij haar was, sprak hij Roodkapje beleefd aan en vroeg haar waar ze naartoe ging.

Het lieve meisje wist niet hoe gevaarlijk het is om tegen een wolf te praten in een donker bos. Daarom antwoordde ze: “Ik ga naar mijn grootmoeder om te vragen hoe het met haar gaat en om haar deze wafels en dit potje boter te brengen.”

“Woont je grootmoeder ver van hier?” vroeg de wolf.

“O ja,” antwoordde Roodkapje, “nog voorbij de oude molen, in het eerste huisje van het dorp.”

De wolf dacht even na en zei toen: “O, dan kan ik haar ook wel eens gaan opzoeken. Ik zal dit pad volgen. Neem jij het andere pad. Dan kunnen we zien wie er het eerst is!”

De wolf liep onmiddellijk verder, zo snel als hij kon, langs het kortste pad.

Roodkapje nam de langere weg en hield onderweg nog even halt om enkele bloemen te plukken die langs de weg groeiden.

uitkijkend naar iets lekkers

dorp

heel snel

b Welke tekening klopt? Kruis aan.

Al snel had de wolf het huis van de grootmoeder bereikt. Hij klopte op de deur.

KLOP KLOP

KLOP KLOP

KLOP KLOP

“Wie is daar?” vroeg de oude vrouw.

“Ik ben het, grootmoeder. Uw kleinkind Roodkapje,” antwoordde de wolf terwijl hij de stem van het meisje zo goed mogelijk nabootste. “Ik heb wafels bij, en een potje boter.”

De brave oude vrouw die ziek in bed lag, had niets in de gaten. Daarom riep ze:

“Kom maar binnen!”

Vliegensvlug opende de wolf de deur. Hij sprong onmiddellijk op de ongelukkige oude vrouw. In enkele minuten at hij haar helemaal op. Omdat hij al drie dagen niet meer gegeten had, was hij heel erg hongerig.

De wolf deed de deur snel weer dicht en ging in het bed van de oude vrouw liggen om Roodkapje op te wachten. Al snel hoorde hij haar voetstappen naderen.

KLOP KLOP

KLOP KLOP

KLOP KLOP

“Wie is daar?”

Roodkapje schrok van de zware stem. Grootmoeder moet wel erg ziek zijn, dacht ze.

“Ik ben het, lieve grootmoeder, uw Roodkapje. Ik kom u wat lekkers brengen en eens horen hoe het met u gaat!”

“Kom maar binnen,” antwoordde de wolf.

De wolf trok de lakens over zich heen om zich te verbergen. Toen Roodkapje binnen was, deed hij zijn best om zijn stem zo zwak mogelijk te doen klinken.

“Zet het mandje maar op een stoel, kindlief, trek je kleertjes uit en kom gauw bij mij in bed liggen.”

Roodkapje deed wat haar gevraagd werd.

Ze vond dat haar grootmoeder er vreemd uitzag. Daarom zei ze:

“Grootmoeder, wat heb je lange armen!”

“Zo kan ik je beter omhelzen.”

“Grootmoeder, wat heb je grote oren!”

“Zo kan ik je beter horen.”

“Grootmoeder, wat heb je grote ogen!”

“Zo kan ik je beter zien.”

“Grootmoeder, wat heb je grote tanden!”

“Zo kan ik je beter verslinden!”

knuffelen

heel snel opeten

Toen de wolf dit zei, viel hij Roodkapje aan en at haar met een paar happen helemaal op.

c Welke lichaamsdelen van de wolf vindt Roodkapje vreemd? Kleur ze in.

d Wafels, boter … Het klinkt lang, maar je schrijft het kort. Vind jij nog meer van deze woorden in de tekst? Markeer ze.

2 Verbind de woorden met de juiste uitleg of een synoniem. naburig uitkijken naar iets lekkers likkebaarden heel snel nabootsen in de buurt vliegensvlug heel snel opeten omhelzen nadoen verslinden knuffelen

3 Welke woorden vind je nu nog moeilijk? Kies er twee uit. Ga op zoek naar hun betekenis.

Hoe kan je de betekenis van een woord achterhalen?

1 Kijk naar de hele zin. Begrijp je het woord dan?

2 Zit er een ander woord verstopt in het woord?

3 Gebruik een woordenboek.

4 Vraag aan iemand anders wat het betekent.

hele grote honger

gemeen lachend

had gelijk

mager mens

dessertje

Lees de tekst en beantwoord de vragen.

Op een der eerste lentedagen

voelde Wolf de honger knagen, dus klopte hij bij grootmoe aan.

Ze deed open, zag hem staan met scherpe tanden, valse lach.

Hij gromde grijnzend: “Goedendag.”

De arme grootmoe schrok zich naar: Straks eet hij me op met huid en haar.

Ze sloeg de spijker op de kop want hij vrat haar in één hap op.

Maar grootmoeder was taai en schriel, hetgeen de wolf maar slecht beviel.

“Ze is te weinig,” klaagde hij.

“dat is toch geen heel maal voor mij.

Na zo’n schriel scharminkel moet je als wolf minstens nog een toetje.”

Terwijl hij heel boosaardig lachte, zei hij: “Ik denk, dat ik zal wachten tot Roodkapje, ’t mals, jong, ding, terugkomt van haar wandeling.”

Grootmoe’s kleren, moet je weten, die hij natuurlijk niet op had gegeten, heeft hij opgeraapt en aangetrokken: haar jas, haar muts en ook haar sokken.

Hij kamde en krulde zelfs zijn haar.

In grootmoe’s stoel zat Wolf toen klaar.

geraamte

Het kleine meisje kwam al gauw en vroeg aan Wolf traditiegetrouw,

“O grootmoe, wat heb je ’n grote oren,

Dan kan ik je beter horen.”

“Wat ’n grote ogen!” zei ze zoet.

“Dan kan ik beter zien wat je doet,” zei Wolf, terwijl hij naar haar staarde, en watertandde en likkebaardde.

Na dat karkas, vol bot en haar, dacht hij, smaakt zij als kaviaar.

Maar Roodkapje knipoogde en zei:

“O wat een mooie bontjas heb jij!”

“Fout!” riep Wolf haar nijdig toe.

“Wat heb je grote tanden, grootmoe, dát moet je zeggen, ezelskop.

Nou ja, dan eet ik je zo maar op.”

’t Kind lacht en trekt in een wipje een revolver uit haar slipje.

Ze richt hem op het grote beest en beng, beng… die is er geweest!

En week of wat later, ik weet ’t nog goed, heb ik in het bos Roodkapje ontmoet.

Ik herkende haar bijna niet, dat snap je, zo zonder cape en vrolijk rood kapje.

“Hallo!” riep ze vrolijk. “Zie je wel mijn prachtige bontjas van WOLVENVEL!”

© DAHL, R., & BLAKE, Q., GRUWELIJKE RIJMEN, DE FONTEIN, 24-27.

zoals de gewoonte is

heel snel

a De wolf wilde nog een toetje nadat hij grootmoe had opgegeten. Waarom? Kruis aan.

Hij had niet genoeg met grootmoe, omdat ze erg mager is.

Hij vond grootmoe niet lekker.

Hij eet elke dag een toetje.

b Waarvoor heeft Roodkapje haar cape en rode kapje ingeruild? Noteer.

c Hoe zou jij het opgenomen hebben tegen de wolf? Vertel.

5 Verbind de woorden met de juiste uitleg of een synoniem.

grijnzen

dessertje

schriel scharminkel gemeen lachen

toetje zoals de gewoonte is

traditiegetrouw geraamte

karkas mager mens

6 Welke woorden vind je nu nog moeilijk? Kies er twee uit. Ga op zoek naar hun betekenis.

7 Lees de zinnen. Bij welke versie van Roodkapje horen ze? Kruis aan.

TEKST 1 TEKST 2

a Roodkapje sterft aan het einde van het verhaal.

b Grootmoeder is ziek.

c De wolf doet de kleren van grootmoeder aan.

d Roodkapje gelooft dat de wolf haar grootmoeder is.

e Roodkapje doodt de wolf.

8 Lees de eigenschappen. Welke horen bij Roodkapje uit het verhaal van Charles Perrault (tekst 1)? Kleur ze geel. Welke horen bij Roodkapje uit het verhaal van Roald Dahl (tekst 2)? Kleur ze blauw.

behulpzaam zelfstandig braaf opmerkzaam dapper goedgelovig

9 Red jezelf! Speel het spel.

Hoe herken je een sprookje?

FANTASIE

WIJZE LES

PERSONAGES

SPROOKJES goed slecht

STRUCTUUR

inleiding – midden – slot

10 Welke versie van Roodkapje denk jij dat het échte sprookje is? Waarom? Vertel.

11 Deze uitdrukkingen komen uit de verschillende versies van Roodkapje. Verbind ze met hun betekenis.

iets op je duimpje kennen heel snel knagende honger iets uit het hoofd kennen

de spijker op de kop slaan hele grote honger in een wipje gelijk hebben

Beeldspraak

Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik. Er wordt niet letterlijk gezegd wat er wordt bedoeld.

Ze lijken als twee druppels water op elkaar.

Wondere wereld

1 Lees de tekst over Eenoor Larry. Beantwoord de vragen.

EENOOR LARRY

dieren die andere dieren doden en opeten

Zeegoblins zijn bijzonder simpel te doden. Door hun zachte buik en kop vormen ze gemakkelijke doelwitten voor roofdieren. Ze kunnen niet echt terugvechten, maar zich wel ongelooflijk goed verbergen. Met hun grote klauwen kunnen deze wezens immers razendsnel gaten graven voor zichzelf en omdat hun kop en buik zo knijpbaar zijn, weten ze zich in de kleinste plekjes te nestelen.

gedurfde

hoe het voelt

Zeegoblins geven zichzelf namen. Daarom hebben ze meestal zeer vreemde en gewaagde namen, zoals Maandoder, De Blauwe Dreiging en Gevaar.

Deze schepsels bestaan voor 88 procent uit water.

De textuur van hun huid kan het best omschreven worden als een mix tussen die van een kwal en die van een kreeft.

De grootste vijand van deze wezens is de steenvis. Het is meer dan eens gebeurd dat een zeegoblin zich probeerde te verstoppen in een gat in een rots, dat de open bek van een steenvis bleek te zijn.

Enkele zeegoblins hebben ooit geprobeerd oorlog te voeren tegen een steenvis. Maar na drie weken ‘strijd’ bleek dat de steenvis eigenlijk gewoon een steen was. De strijd werd de Grote Oorlog met de Bedrieglijke Steenvis genoemd. Er vielen geen slachtoffers.

Zeegoblins kunnen springen, maar niet erg hoog.

a Wat vind jij het leukste weetje over Zeegoblins? Vertel.

b Denk jij dat Zeegoblins echt bestaan? Waarom wel of niet? Vertel.

c Er staat één verkleinwoord in de tekst. Kan jij het vinden? Markeer het.

een nest bouwen

Verkleinwoorden

Een verkleinwoord kan je maken door de uitgang -je, -(e)tje of -pje of -kje aan een woord toe te voegen.

schaap + je = schaapje tafel + tje = tafeltje film + pje = filmpje

Let op! Bij een woord op -ing, valt de -g weg en voeg je -kje toe. ketting + kje = kettinkje

2 Vul de verkleinwoorden aan met de juiste uitgang. Kopieer daarna het verkleinwoord volledig. Volg het voorbeeld.

a een wezentje een wezentje

b een strijd een

c een steenvis een

d een sprong een

e een vijand een

f een doelwit een

g een klauw een

h een naam

een

3 Eenoor Larry is een volwassen goblin. Pixie is nog maar een kleintje. Vul zijn omschrijving aan met verkleinwoorden. Volg het voorbeeld.

Pixie heeft twee (a – oren). Hij is geen zeegoblin maar een grasgoblin. Hij leeft tussen de (b – grassprieten). Hij heeft een zacht (c – vacht) en een groen (d – kleur). Zijn (e – buik) is rond. Je vindt hem het gemakkelijkst na een verfrissend (f – regenbui). Hij slurpt graag (g – regenwormen).

a oortjes

b c d

e f g

4 Vul aan met zelfgekozen verkleinwoorden.

Grasgoblins zijn bang van . Dan kruipen ze weg achter

een . Een grasgoblin is een erg zachtaardig wezen en helpt anderen steeds uit de nood. Maar pak hem zijn

niet af. Dan krijg je een heel andere kant van dit groene wezentje te zien!

Wist je dat het woord ‘sprookje’ enkel als verkleinwoord bestaat? Het woord ‘sprook’ bestaat niet.

5 Lees de woorden. Welke woorden bestaan alleen als verkleinwoord? Omcirkel ze.

kindje – meisje – briefje – verhaaltje – dutje – vriendje – toetje – cadeautje

6 Zoek zes verkleinwoorden die met ‘spr’ of ‘str’ beginnen. Noteer ze.

7 Werk per twee. Zoek bij elke letter van het alfabet een verkleinwoord. Noteer ze in de tabel. Welk duo vindt als eerste bij elke letter een verkleinwoord?

yoghurtje

Wonderwezen

1 Gooi vijf keer met de dobbelsteen. Kleur telkens wat je gerold hebt. Heb je een vraagteken gerold? Dan mag je zelf iets kiezen uit het kader of iets verzinnen.

IK HEB … POTEN. 2 6 3 ? geen gigantisch veel

IK HEB … TANDEN. scheve kleurrijke een miljoen scherpe geen ?

IK BEN … ? vervelend gemeen verlegen gevaarlijk zachtaardig

MIJN HUID IS … geschubd zacht ? ruw kleurig naakt

BIJZONDERE EIGENSCHAPPEN

heeft vleugels, maar kan niet vliegen kan vuur spuwen kan onzichtbaar worden kan van vorm veranderen ? kan prachtig fluiten

2 Teken jouw wezen in het kader, beantwoord de vragen. Vul de zinnen aan.

Hoe gedraagt hij zich?

Wat doet hij als je hem tegenkomt?

Zijn huid is

Wat zou hij eten? Hij heeft tanden. Daarmee kan hij .

Welke bijzondere eigenschap kreeg jouw wezen? Waarvoor gebruikt hij het? Hij is bijzonder, omdat .

Groetjes van Sneeuwwitje

1 Bekijk de video over Sneeuwwitje en de Apple en beantwoord de vragen.

a Lees de zinnen. Zijn ze waar of niet waar? Kruis aan.

a Sneeuwwitje is heel populair.

b De stiefmoeder is jaloers op Sneeuwwitje.

c Sneeuwwitje wordt het bos ingestuurd met enkel haar smartphone.

d Sneeuwwitje eet een vergiftigde appel

e Sneeuwwitje trouwt met haar redder.

b Voor Sneeuwwitje was het een ramp om niet meer op sociale media te kunnen. Welke sociale media gebruik jij? Kruis aan.

YouTube Instagram TikTok Whatsapp

Snapchat

c Hoe zou het voor jou zijn om deze media niet meer te kunnen gebruiken? Wat zou je eraan missen? Wat helemaal niet? Vertel.

2 Een brief van Sneeuwwitje. Lees de brief en vul aan.

Papa,

mama staat voor de spiegel.

Ze is mooi.

Ze maakt zich nog mooier voor jou.

Maar je komt niet.

De jager komt straks.

Zender: Ontvanger:

Manier:

Boodschap:

Bedoeling:

WAAR NIET WAAR

Het communicatiemodel

ZENDER spreker schrijver tekenaar fotograaf

BEDOELING

Ik kies een tekst om te ontspannen, om nieuws te brengen,om iets uit te leggen …

BOODSCHAP

tekst (verhaal, vraag, artikel, instructie …)

MANIER

gesproken / geschreven beelden / gebaren

SITUATIE

waar, wanneer, omstandigheden

ONTVANGER

luisteraar lezer

BEDOELING

Ik denk na welke boodschap de zender wil geven: ontspannen, nieuws brengen, iets uitleggen …

3 Zijn deze personages uit het verhaal van Sneeuwwitje goed of kwaad? Verbind.

stiefmoeder dwergen

Sneeuwwitje

vader jager

4 Lees de brief uit oefening 2 opnieuw. Je leest er: mama is mooi, ze maakt zich nog mooier. Kan jij dit ook? Vul aan. Volg het voorbeeld.

mooi mooier mooist

klein

sterk bang

De trappen van vergelijking

Als je dingen met elkaar wil vergelijken, kan je -er of -st toevoegen aan je bijvoeglijk naamwoord. We noemen dit de trappen van vergelijking

Let op! Deze zijn speciaal en moet je uit het hoofd leren.

goed – beter – best graag – liever – liefst veel – meer – meest weinig – minder – minst

groot

groter

grootst

5 Sneeuw-wie? Lees de zinnen. Over wie zou het gaan? Vul een passend onderwerp in. Volg het voorbeeld.

Wie of wat geeft een giftige appel aan Sneeuwwitje? De boze heks geeft een giftige appel aan Sneeuwwitje.

a Wie of wat is jaloers op Sneeuwwitje? – is jaloers op Sneeuwwitje.

b Wie of wat is bang in het donkere woud?

– is bang in het donkere woud.

c Wie of wat krijgt de opdracht om Sneeuwwitje te doden? – krijgt de opdracht om Sneeuwwitje te doden.

d Wie of wat wonen er in een huisje in het bos?

– In een huisje in het bos wonen

Het onderwerp

Het onderwerp is iemand of iets waarover de zin iets zegt. Het is het zinsdeel dat antwoord geeft op de vraag: Wie of wat + persoonsvorm?

Sneeuwwitje plukt bloemen in het bos. (Wie of wat plukt …?)

6 Lees de zinnen. Stel nu zelf de vraag. Over wie of wat wordt er iets gezegd? Wie of wat doet er iets? Onderstreep het onderwerp.

a Sneeuwwitje heeft een jaloerse stiefmoeder.

b Op een dag mag ze met de jager mee het bos in.

c De giftige appel doet Sneeuwwitje in een diepe slaap belanden.

d Het verhaal van Sneeuwwitje werd opgeschreven door de gebroeders Grimm.

7 Sneeuw-wat doe je? Neem het stickervel. Daarop vind je enkele zinsdelen. Plak ze in de juiste volgorde. Begin telkens met het zinsdeel dat dubbel onderstreept is. Maak een passende ja-neevraag. a ? b ? c ?

De persoonsvorm

De persoonsvorm is een werkwoord (= doe-woord) dat bij het onderwerp hoort.

Verandert het onderwerp van enkelvoud naar meervoud? Dan verandert de persoonsvorm mee.

De dwerg poetst het huisje. / De dwergen poetsen het huisje.

De persoonsvorm kan je vinden door een ja-neevraag te maken van de zin. De persoonsvorm komt dan vooraan te staan.

Sneeuwwitje plukt bloemen in het bos. / Plukt Sneeuwwitje bloemen in het bos?

8 Het onderwerp van deze zinnen heb je al gevonden! Nu gaan we op zoek naar de persoonsvorm. Stel een ja-neevraag en onderstreep de persoonsvorm dubbel.

a Sneeuwwitje heeft een jaloerse stiefmoeder.

b Op een dag mag ze met de jager mee het bos in.

c De giftige appel doet Sneeuwwitje in een diepe slaap belanden.

d Het verhaal van Sneeuwwitje werd opgeschreven door de gebroeders Grimm.

9 Alles samen! Onderstreep het onderwerp. Onderstreep de persoonsvorm dubbel.

a Papa, mama staat voor de spiegel.

b Ze is mooi.

c Ze maakt zich nog mooier voor jou.

d Maar je komt niet.

e De jager komt straks.

Ben je vergeten hoe het moet? Bekijk de onthoudkaders nog een keer.

10 Lees de tweede brief van Sneeuwwitje. Onderstreep in elke zin het onderwerp. Onderstreep de persoonsvorm telkens dubbel.

Papa, ik mag met de jager mee naar het bos.

Ik vroeg hem of hij bang is in het bos. Vandaag wel, zei hij.

11 Lees de derde brief van Sneeuwwitje. Onderstreep in elke zin het onderwerp. Omcirkel de juiste persoonsvorm in de zinnen.

Papa, de jager en ik liep – liepen dieper het bos in.

Loop maar wat, zei – zeiden hij.

Want ik heb – hebben een vreselijke opdracht.

Ik heb – hebben de jager beloofd nooit, nooit meer op mijn stappen terug te keren.

Ik verdwaal – verdwalen wel.

©

© VAN MOL, S., EEN VLEKJE WOLF, DE EENHOORN, 32.
VAN MOL, S., EEN VLEKJE WOLF, DE EENHOORN, 33.

12 Lees de zinnen. Onderstreep het onderwerp. Staan de zinnen in het enkelvoud of in het meervoud? Kruis aan. Vul daarna de tweede zin aan met de juiste persoonsvorm. Volg het voorbeeld.

Sneeuwwitje schrijft graag brieven. enkelvoud meervoud

Sneeuwwitje en Rapunzel schrijven graag brieven. enkelvoud meervoud

a De jager gaat met Sneeuwwitje naar het bos. enkelvoud meervoud

De jagers met Sneeuwwitje naar het bos. enkelvoud meervoud

b De spiegel in het verhaal kan spreken. enkelvoud meervoud

De spiegels in het verhaal spreken. enkelvoud meervoud

c De prinses dwaalt door het bos. enkelvoud meervoud

De prinsessen door het bos. enkelvoud meervoud

d In het bos wonen de zeven dwergen. enkelvoud meervoud

In het bos een dwerg. enkelvoud meervoud

13 En nu omgekeerd! Onderstreep de persoonsvorm dubbel. Staan de zinnen in het enkelvoud of in het meervoud? Kruis aan. Vul daarna de tweede zin aan met een passend onderwerp. Volg het voorbeeld.

Sneeuwwitje is een prinses. enkelvoud meervoud Sneeuwwitje en Rapunzel zijn prinsessen. enkelvoud meervoud

a De jager loopt door het bos. enkelvoud meervoud lopen door het bos. enkelvoud meervoud

b In het donker lijken de dieren wel monsters. enkelvoud meervoud

In het donker lijkt wel een monster. enkelvoud meervoud

c De dwergen waken aan de glazen kist. enkelvoud meervoud waakt aan de glazen kist. enkelvoud meervoud

d Mama staat voor de spiegel. enkelvoud meervoud staan voor de spiegel. enkelvoud meervoud

f De spiegel verraadt waar Sneeuwwitje is. enkelvoud meervoud verraden waar Sneeuwwitje is. enkelvoud meervoud

Pennenvrienden

In het vorige hoofdstuk las je al enkele brieven van Sneeuwwitje. Ze schreef er nog veel meer.

1 Lees de brieven en beantwoord de vragen.

Papa, waar ben je toch?

Moet ik mijn brief in een fles stoppen? Aan de wind of aan de duif geven? Papa, weet de spiegel dat ik nog leef?

Weet de spiegel dat ik bij de zeven dwergen woon?

Ze kwam en kamde gif door mijn haar. 1 3

Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, zeg haar toch dat zij de mooiste is van het land.

Papa, mama staat weer voor de spiegel. Ze is mooi, dodelijk mooi.

Ze kwam en bond me een wurglint om.

Lieve dwergen, jullie hoeven niet meer te waken want ik zal slapen in een glazen ledikant.

a Markeer de woorden waar je ‘a’ schrijft maar ‘aa’ hoort in brief 4.

b Er is één brief die met een verkleinwoord begint. Kan jij het vinden? Omcirkel het.

c Welke brief is jouw favoriet? Kruis aan.

d Vul aan over jouw favoriete brief.

Zender:

Ontvanger:

Manier:

Boodschap:

Bedoeling:

2 Schrijf nu zelf een brief. Vul eerst het schema in.

Kies je favoriete personage uit een sprookje.

Bijvoorbeeld: Roodkapje, de wolf, de heks …

ZENDER

ONTVANGER

Aan wie schrijft hij/zij een brief?

Bijvoorbeeld: een andere sprookjesfiguur, zijn/haar beste vriend …

Wat wil hij/zij vertellen? Wat is de bedoeling van de brief?

Bijvoorbeeld: vertellen over iets dat hij/zij gaat doen of over iets dat gebeurd is.

BOODSCHAP

3 Schrijf je brief eerst in het klad. Controleer daarna of alle onderdelen in je brief aanwezig zijn. Kruis aan wat je gedaan hebt.

Ik start mijn brief met een aanspreking.

Bijvoorbeeld: Liefste mama

Ik beëindig mijn brief met de naam van de zender.

Bijvoorbeeld: Groetjes van Sneeuwwitje

Ik geef mijn boodschap duidelijk weer in de brief.

Ik schrijf netjes en verzorgd.

4 Schrijf je brief hier over.

BOAZ LOGAN

Ras: dwerg

Klasse: strijder

Achtergrond: Boaz is een struikrover. Niets maakt hem bang. Een gevecht schrikt hem niet af. Hij is dol op goud en is steeds op zoek naar meer.

Ras: elf

Klasse: strijder

Achtergrond: Logan is de broer van de kroonprins van het Elfenrijk. Hij wil bewijzen dat hij even dapper is als zijn broer. Hij wil beroemd worden.

Naam: Naam:

ROAN

Ras: ork

Klasse: wijze

Achtergrond: Roan is een wijze ork. Hij kent de orkgeschiedenis van A tot Z. Hij zet zich in voor de rechten van alle orks.

ZIGGO

Ras: mens

Klasse: tovenaar

Achtergrond: Ziggo is een showman. Met zijn toverkunsten gaat hij rond in dorpen en steden. Hij wil de beste tovenaar van het hele land worden.

Naam: Naam:

ELVIRA VENTURA

Ras: elf

Klasse: tovenaar

Achtergrond: Elvira is een zeevaarder. Ze reist de wereld af op zoek naar zeldzame spreuken. Ze is avontuurlijk en behulpzaam.

Ras: dwerg

Klasse: tovenaar

Achtergrond: Ventura is de prinses van de dwergen. Ze is steeds op zoek naar nieuwe gebieden om te veroveren.

Naam: Naam:

ZITA EMBER

Ras: ork

Klasse: wijze

Achtergrond:

Zita is een echte entertainer. Ze krijgt graag alle aandacht, bijvoorbeeld als bodybuilder. Ze droomt ervan wereldberoemd te zijn.

Ras: mens

Klasse: tovenaar

Achtergrond:

Ember is een zeevaarder. Ze bevaart de zeven zeeën op zoek naar kennis over andere landen en culturen. Ze is een echte avonturier.

Naam: Naam:

1 Lees de tekst en luister mee. Beantwoord de vragen.

Het Bomenhuwelijk

bijzonder

groep bergen

Duizenden jaren geleden was het de gewoonte dat de bomen in Nepal trouwden. Die bomen stonden op de bergflanken van de Himalaya, de hoogste bergketen ter wereld. Sommige bergen zijn wel kilometers hoog. Wie met wie mocht trouwen, was een zaak van groot belang. De bomen mochten zelf hun levenspartner niet kiezen. Die belangrijke taak werd toevertrouwd aan de bodhiboom, de heilige boom.

Op een zonnige lentedag rekte de bodhiboom zijn takken uit. “Wat een perfecte dag om op zoek te gaan naar huwelijkskandidaten”, zei hij goedgemutst. En zijn oog viel op een rododendronboom die in volle bloei stond. Haar rode bloemen waren van ver zichtbaar. “Aha! Een rododendronboom! Die groeit alleen in Nepal, dat maakt haar uniek.”

zijkant van een berg goedgezind

tevreden aardig

De bodhiboom was dan ook in zijn nopjes met zo’n perfecte huwelijkskandidate. Hij was onder de indruk van haar schoonheid en glans. Maar voor hij naar haar toe ging, moest hij toestemming vragen aan de Godin van het Bos, Bandevi. “Ziet u die prachtige frambozenrode rododendron, daar aan de andere kant van het bos? Is ze niet mooier dan de mooiste boom die u ooit heeft gezien? Mag ik voor haar de perfecte echtgenoot zoeken?” De elegante godin zat net pootje te baden in een riviertje dat knisperde van pas gesmolten sneeuw. Terwijl ze met haar handen haar lange, zwarte haar gladstreek, dacht ze even na. “Dat mag je”, antwoordde ze ten slotte minzaam.

a De bodhiboom vergelijkt de kleur van de rododendron met een fruitsoort. Welke fruitsoort? Kruis aan.

aardbei kers framboos rode bes

De bohiboom was verrukt. Hoe moeilijk kon het zijn een man voor het leven te vinden voor zo’n magnifieke boom? Hij strekte zijn wortels om nog een metertje boven het bladerdak uit te komen, en draaide zijn takken in alle windrichtingen om er de knapste, gezondste en vriendelijkste boom uit te zoeken. Dit moest het huwelijk van de eeuw worden die zijn naam als huwelijksmakelaar wijd en zijd zou verspreiden.

heel blij overal schitterende

En toen zag hij hem staan: een glorieuze Nepalese els in de bloei van zijn leven. Nepalese elzen verliezen hun bladeren niet, daardoor blonk hij tussen de andere bomen, die nog aan het bekomen waren van de winter en amper blaadjes hadden.

b Welke drie bomen komen voor in het verhaal? Noteer hun namen.

opschepperig

beledigd gekwetst

“Els,” zei de bodhiboom trots, “ik heb voor jou de perfecte vrouw gevonden, een rode rododendron. Iedereen die haar aankijkt, wordt op slag verliefd op haar.”

Maar de Nepalese els had het een beetje hoog in zijn kruin omdat hij maar al te goed wist hoe mooi en speciaal hij was. “Ik kan zelf wel kiezen met wie ik trouw”, antwoordde hij snoeverig. “Maar goed, kijken kost niks. Toon mij die boom maar eens. En dan zal ik zelf wel beslissen of ze mooi genoeg is.”

De bodhiboom was erg in zijn wiek geschoten door de arrogantie van de els.

“Als het zo zit,” zei hij dan ook gekrenkt, “ik ben een heel drukbezette boom. Ik kan je pas in het hartje van volgende winter haar schoonheid laten zien.” De bodhiboom draaide zich boos een kwartslag om en keek de els met de rug van zijn bladeren aan.

c In de tekst wordt er heel wat gezegd. Hoe zie je wat er gezegd wordt? Die symbolen noemen we aanhalingstekens. Markeer de aanhalingstekens in het stukje tekst hierboven.

De lente en de zomer waren een feest voor alle bomen. Hun blaadjes sprongen frisgroen open, hun takken groeiden als kool. Maar dan kwam de herfst. De meeste bomen moesten hun blaadjes laten vallen om water te sparen voor de winter. En die winter kwam ongenadig. Het sneeuwde zo hard dat de bomen hun buurman nauwelijks nog konden zien.

Ze hielden zich stevig vast met hun wortels in de grond om de winterstormen te doorstaan. Zonder hun weelderige bladerdek hadden ze nauwelijks beschutting tegen de ijzige kou. Ze waren naakt en hulpeloos. Behalve de Nepalese els. Die stond als enige trots en groen te midden van het kale bos. De winter leek hem niet te deren.

Hartje winter kwam en de bodhiboom kon niet anders dan doen wat hij beloofd had. Met tegenzin draaide hij zich weer om naar de Nepalese els. “Volg mij”, zei de bodhiboom kortaf. “Dan toon ik je de rododendron.”

heel snel

het midden van de winter neerkijkend volle

De els trok zijn wortels uit de grond en volgde glunderend de bodhiboom door de metershoge sneeuw. Hij keek om zich heen, zag de kale, bibberende bomen en voelde zich beter dan zij. Hij was in een vrolijke bui. Hij stond op de top van een berg en volgde een tak van de bodhiboom die naar beneden wees. Maar hoe hij ook keek, nergens zag hij een frambozenrode boom. “Ik zie niks? Waar is die schoonheid nu?” sprak hij neerbuigend “Daar”, toonde de bodhiboom nogmaals. Maar de els zag enkel kale takken in een bos vol kale takken. “Die daar? is dat nu de schoonheid met wie ik zou moeten trouwen? Dat bibberende, scheve geraamte zonder bloemen of bladeren. Je hebt me bedrogen!” En de els draaide zich boos om en wandelde weg. “Wacht!” probeerde de bodhiboom nog. “Natuurlijk heeft ze geen bloemen of bladeren, het is hartje winter! Je zou haar in de zomer moeten zien!” Maar het mocht niet baten. De els was al weg.

d Wat zeg de els over de rododendron? Markeer in de tekst.

werden rood

De volgende lente bloeide de rododendron opnieuw, mooier dan ooit tevoren. Alle vrouwelijke bomen waren jaloers op haar schoonheid, alle mannelijke bomen bloosden van verliefdheid en probeerden om ter hardst te groeien om haar hart te veroveren. De bodhiboom besloot de els nog een laatste kans te geven. Hij rekte zich uit en zei: “Deze keer zal je niet ontgoocheld zijn. Mevrouw rododendron is mooier dan ooit. Kom het met je eigen ogen zien.”

De els hield wel van een jong blaadje en was doodgewoon nieuwsgierig. Opnieuw trok hij zijn wortels uit de grond en wandelde naar de top van de berg. “Als het deze keer maar waar is!” zei hij dreigend. “Of ik vertel alle bomen op alle bergen wat een bedrieger je bent.”

e Denk je dat de els nu wel verliefd wordt op de rododendron? Waarom wel of niet? Vertel.

f Hoe denk je dat het verhaal eindigt? Vertel.

2 Beluister de rest van het verhaal. Had jij het einde van het verhaal goed geraden? Vertel.

3 Welke eigenschappen passen bij de bomen uit het verhaal? Verbind. Soms kan een eigenschap bij meerdere bomen horen.

behulpzaam zelfstandig vriendelijk

RODODENDRON ELS

BODHIBOOM

trots bot gevoelig romantisch kieskeurig mooi slim

4 Op welke boom lijk jij het meest? Kruis aan. Waarom heb je die boom gekozen? Vertel. de rododendron de els de bodhiboom

5 Er staan heel wat gevoelens in de tekst. Welke gevoelens vind je fijn? Teken een blij gezichtje bij de fijne gevoelens. Welke gevoelens vind je vervelend? Teken een boos gezichtje bij de vervelende gevoelens.

ontgoocheld goedgemutst vrolijk

verrukt jaloers boos

6 Deze uitdrukkingen komen uit de tekst. Verbind ze met hun betekenis. groeien als kool zorgen dat iets overal bekend wordt

iets wijd en zijd verspreiden in het midden van de winter hartje winter heel snel groeien

Weet je het nog? Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik.

7 B(r)abbelende bomen. Waar horen spaties? Zet er streepjes tussen.

a DuizendenjarengeledenwashetdegewoontedatdebomeninNepaltrouwden.

b DiebomenstondenopdebergflankenvandeHimalaya.

c Sommigebergenzijnwelkilometershoog.

Spaties

Tussen woorden en zinnen zetten we een spatie.

De bodhiboom was verrukt. Hoe moeilijk kon het zijn een man voor het leven te vinden voor zo’n magnifieke boom?

8 In deze zinnen staan de spaties verkeerd. Schrijf de zinnen over met de spaties op de juiste plaats.

a Debo menmo chten zelfh unleven s partn er nietk iezen.

b Di ebe langrij ketaa kw erd toeve rtro uwdaa ndehe ilig ebo om.

c D iekanto twel de rtigme teri ndelu chtgroei en dan k zijzij nenorm eluch twor tels.

Aanhalingstekens

We schrijven aanhalingstekens rondom wat er letterlijk gezegd wordt.

De kleine wolf zegt: “He bah, weeral Roodkapje…”

Let goed op de leestekens. Die staan binnen de aanhalingstekens.

De wolf zegt: “Ik heb honger.”

De wolf vraagt: “Wat gaan we eten?”

De wolf brult: “Ik wil nu meteen eten!”

9 Lees de zinnen. Wat wordt er gezegd? Markeer wat tussen de aanhalingstekens staat en noteer het in de tekstballonnen.

a b

Rapunzel zegt: “Ik zit te wachten op de prins op het witte paard.”

Doornroosje roept: “Natuurlijk word ik wakker van jouw kus! Nog nooit van een muntje gehoord?”

10 Vul de zinnen aan. Vergeet de aanhalingstekens niet.

a b

De eerste rover vraagt aan de andere waarom hij X9SvoE7r21 als wachtwoord koos. De tweede rover zegt:

Roodkapje vraagt:

11 Luister goed. Wat zeggen de bomen? Noteer het in de tekstballonnen.

BODHIBOOM

RODODENDRON ELS

12 Lees de zinnen. De aanhalingstekens ontbreken. Zet ze op de juiste plaats.

a De bodhiboom zei: Wat een perfecte dag om op zoek te gaan naar huwelijkskandidaten.

b Trots zei hij: Ik heb voor jou de perfecte vrouw gevonden.

c Hij antwoordde snoeverig: Ik zal zelf wel kiezen met wie ik trouw.

d Hij vroeg: Waarom heb ik je nooit eerder ontmoet?

e De bomen riepen: Niemand van ons kan hem helpen!

f De els zei: We zouden een mooi koppel zijn.

g De els vroeg neerbuigend: Waar is die schoonheid nu?

h De boom zei: De rododendron is uniek.

i De boom vertelde: Iedereen die haar aankijkt wordt op slag verliefd op haar.

j De boom zei: Volg me maar.

Toen de dieren nog spraken

1 Lees de fabel en beantwoord de vragen.

De Vos en de Kraai

De Kraai vond een stuk kaas. Een buitenkansje!

Ze dook eropaf en vloog ermee naar een boomtak.

Daar wilde ze het in alle rust gaan opsmikkelen.

Maar de Vos had het gezien en wou de kaas zelf hebben.

Hij ging bij de boom zitten en begon de Kraai op te hemelen.

prachtig spottend overdreven complimenten geven eer

“Wat zie je er voornaam uit met die gitzwarte veren. En wat heb je een fraai gevormde snavel. Beeldig gewoon! Jij moet wel de Koningin van de Vogels zijn”, vleide hij.

De Kraai glom, ze was niet gewend aan lof

En de Vos deed er nog een schepje bovenop.

“Als Koningin heb je vast ook een mooie zangstem. Mooier dan die van je onderdanen Merel en Nachtegaal.”

De Kraai had natuurlijk helemaal geen mooie zangstem. Maar ze wilde zo graag geloven dat het waar was. En ze wilde zo graag de Koningin van de Vogels zijn.

Ze deed haar snavel open en begon te krassen.

De kaas viel op de grond en de Vos ging ermee vandoor.

“Als je echt de Koningin van de Vogels was geweest, dan had je wel meer verstand gehad”, riep hij honend.

Zo leerde de Kraai dat er verschil is tussen lof en vleierij.

Weet je het nog? Een fabel is een verzonnen verhaaltje met een wijze les waarin dieren de hoofdrol spelen.

a Hoe wordt het gezegd in de tekst? Noteer. iemand complimenten geven

heel donkere tint van zwart een mogelijkheid die niet zo vaak voorkomt nog verder gaan, overdrijven

b Bij welk personage passen deze eigenschappen? Zet een kruisje bij het juiste personage. Verzin zelf nog een eigenschap die bij elk personage past.

SLIM

IJDEL

GOEDGELOVIG

SLUW

HEBBERIG

c De Vos zegt vleiende woorden tegen de Kraai. Hij zegt: “Je hebt een mooie zangstem. Mooier dan die van je onderdanen.” Wat zou de Vos zeggen tegen deze dieren? Vul aan.

Je bent schattig.

Nog dan de andere kuikens.

Je bent lief

Nog dan de andere eekhoorns.

2 Fabels ontrafeld. Vul het werkblad in. Welke fabel kies jij? Kruis aan.

de fabel van de Vos en de Aap de fabel van de Geit en de Wolf de fabel van de Wolf en het Lam de fabel van de Leeuw en het Zwijn

Geelstafje en Kwaadvoetje

1 Lees het fragment uit Het bomenhuwelijk en markeer alle samenstellingen in het groen.

Het bomenhuwelijk

Duizenden jaren geleden was het de gewoonte dat de bomen in Nepal trouwden. Die bomen stonden op de bergflanken van de Himalaya, de hoogste bergketen ter wereld. Sommige bergen zijn wel kilometers hoog. Wie met wie mocht trouwen, was een zaak van groot belang.

De bomen mochten zelf hun levenspartner niet kiezen. Die belangrijke taak werd toevertrouwd aan de heilige boom. Die kan tot wel dertig meter in de lucht groeien dankzij zijn enorme luchtwortels. Het was in de schaduw van een heilige boom dat Boeddha tot wijsheid kwam. In bijna elke boeddhistische tempel kan je er tot op vandaag zo een vinden. Omdat zij heilig waren en groter dan elke andere boom, waren zij de enige die boven de boomgrens konden uitkijken. Dat maakte hen de perfecte huwelijksmakelaar.

Samenstellingen

Een samenstelling is een woord dat uit twee of meer delen bestaat. Elk deel van een samenstelling kan ook zelfstandig voorkomen.

brand + hout = brandhout

2 Kies drie samenstellingen uit die je gemarkeerd hebt in oefening 1. Noteer ze hieronder.

Ken je de betekenis van een samenstelling niet, maar wel van één van haar delen?

Dan kan je de betekenis van de samenstelling daar meestal uit afleiden.

3 Je vind in het fragment ook heel wat afleidingen. Lees de woordenrijtjes. Welk woord is géén afleiding? Doorstreep het.

a hulpeloos – schoonheid – mooi – hartje

b metertje – vinden – rustige – moedig

c wortel – mooier – verliefdheid – winnaars

Afleidingen

Een afleiding is een woord waarvan niet alle delen zelfstandig kunnen voorkomen. Het werd afgeleid van een bestaand woord. Afleidingen zijn bijvoorbeeld verkleinwoorden, meervouden, woorden met voorvoegsels zoals be- of ge- of woorden met achtervoegsels zoals -lijk of -ig.

hongerig (afgeleid van honger) knapste (afgeleid van knap)

4 Van welke woorden zijn deze afleidingen afgeleid? Noteer.

a kleintje

b magisch

c koninklijk

d raadsel

e verbinding

5 Maak samenstellingen met de woorden. Noteer ze in het kruiswoordraadsel bij de juiste foto.

DEEL 1 DEEL 2 boeken water kamer chocolade prenten koffie school gras plant fles tas koek boek groen bank taart

Rood-kapje, Sneeuw-witje, kikker-koning, zee-meermin … Heb je al gemerkt dat veel sprookjesfiguren een samenstelling als naam kregen?

6 Bedenk zelf een sprookjesfiguur. Kies uit elke cirkel een woord of verzin er zelf één. Maak er een samenstelling mee. Het hoeft niet echt te bestaan. Dat wordt de naam van jouw sprookjesfiguur.

groen

blij stink water angst bloem slaper spriet muts neus

7 Hoe ziet jouw sprookjesfiguur eruit? Wat voor figuur is het? Teken je sprookjesfiguur en vul aan.

Mijn sprookjesfiguur is een vleeseter. planteneter.

Hij/Zij is gevaarlijk. tam.

Hij/Zij kan heel goed

Hij/Zij heeft een hekel aan

Hij/Zij kreeg deze naam omdat

Echte sprookjesprinsessen

Sprookjesprinsessen, flauw?

1 Bekijk de foto’s. Kruis de foto aan die jou het meeste aanspreekt.

2 Lees het verhaal dat bij jouw foto hoort. Markeer de naam van de persoon over wie jouw verhaal gaat.

Koos je foto 1? Lees het verhaal van Anne-Marie Jansen.

Koos je foto 2? Lees het verhaal van Romy Schlimbach.

Koos je foto 3? Lees het verhaal van Hélène Dutrieu.

3 Beantwoord de vragen over je verhaal.

a Wat was haar droom? Kruis aan.

Ze wou zich goed voelen in haar eigen lichaam.

Ze wou wielerkampioen worden.

Ze wou F16-pilote worden.

b Wat maakte het moeilijk om deze droom te bereiken? Kruis aan.

Ze mocht niet van haar ouders.

Er was nog nooit een vrouw die dit gedaan had. Anderen maakten vervelende opmerkingen.

c Wat kunnen we leren uit dit verhaal? Kruis aan.

Je moet lief zijn voor jezelf.

Als je er hard voor werkt, kan je veel bereiken.

Je mag grote dromen hebben, wat anderen er ook van denken.

d Wat vind je van de vrouw uit het verhaal? Noteer.

Wolvenjacht

We spelen Wolvenjacht. Dit spel werd gebaseerd op het spel Dungeons & Dragons

1 Bereid het spel voor. Volg de stappen.

Stap 1 Vorm groepjes van vier of vijf leerlingen.

Stap 2 Verzamel alle benodigdheden. Kruis aan wat je verzameld hebt. Per groepje heb je deze benodigdheden één keer nodig. je werkkatern om deze uitleg nog eens na te lezen de verhaalenveloppes die je van je leerkracht krijgt of je smartphone de opdrachtenkaarten die je van je leerkracht krijgt het spelbord dat je in het midden van je werkkatern vindt het overzicht van de personages dat je op de achterkant van het spelbord vindt een dobbelsteen een pion, bijvoorbeeld een gommetje

Stap 3 Lees de inleiding.

Er is gevaar in het sprookjesland Sprookije. Samen met je medespelers vorm jij een team. Jullie schieten te hulp. Welk team redt Sprookije als eerste?

2 Tijd om te spelen! Volg de stappen.

Stap 1 Neem het overzicht van de personages erbij. Kies een personage en schrijf er je naam bij. Elke speler kiest een ander personage. Lees grondig wat er geschreven staat. Probeer je in te leven in je personage.

Stap 2 Neem het spelbord erbij en plaats de pion op START.

Stap 3 Luister aandachtig naar de inleiding van je leerkracht.

Stap 4 Speel het spel met de verhaalenveloppes of je smartphone.

Gebruik je de verhaalenveloppes?

- Elke keer als je in een nieuwe zone terecht komt, neem je de enveloppe van het nummer dat erbij staat.

Ben je in zone 1? Neem dan enveloppe 1.

Ben je in zone 2? Dan neem je enveloppe 2.

- Heb je een opdracht goed uitgevoerd? Dan mag je automatisch verder naar de volgende zone.

Gebruik je je smartphone?

- Scan de QR-codes en volg de instructies.

- Heb je een opdracht goed uitgevoerd? Dan mag je automatisch verder naar de volgende zone.

Roadtrip

1 Lees de zinnen. Zijn ze letterlijk of figuurlijk bedoeld? Kruis aan.

LETTERLIJK FIGUURLIJK

a Jij lijkt als twee druppels water op je broer!

b Mijn fles is leeg, er zitten nog amper twee druppels water in.

c De balletdanseres zet haar beste beentje voor haar andere.

d Veel succes! Zet je beste beentje voor!

2 Lees de uitdrukkingen en verbind ze met hun betekenis. van een mug een olifant maken ervandoor gaan de handen uit de mouwen steken hard werken de benen nemen overdrijven

3 Kies een uitdrukking uit oefening 2. Markeer de uitdrukking. Wanneer zou je die uitdrukking kunnen gebruiken? Verzin een situatie. Schrijf twee zinnen.

4 Vul de verkleinwoorden aan met de juiste uitgang. Kopieer daarna het verkleinwoord volledig.

a een beeld een

b een perzik een

c een geheim een

d een appel een

e een ring een

5 Lees de zinnen. Maak verkleinwoorden van de onderstreepte woorden.

a Een kikker hupt over het pad naar het bos

Een hupt over het naar het

b Een koning draagt altijd een kroon op zijn hoofd.

Een draagt altijd een op zijn

c Een slak kruipt traag over een steen onder een boom

Een kruipt traag over een onder een

d Mijn broer speelt een spel met zijn vriend

Mijn speelt een met zijn .

e Ik ben dol op dieren zoals paarden en honden

Ik ben dol op zoals en

f Het kind had een droom over een pratende kip.

Het had een over een pratend

6 Wat zie je op de foto? Noteer zes dingen die je ziet. Gebruik verkleinwoorden.

7 Vul de rijtjes aan met de trappen van vergelijking. Volg het voorbeeld.

lekker lekkerder lekkerst spannender zoet laatst

8 Vul de rijtjes aan met de trappen van vergelijking. Let op! Deze zijn speciaal. beter graag meest weinig

9 Lees de rijtjes. Plak de stickers bij het juiste woord. a hoog

10 Lees de zinnen. Onderstreep het onderwerp.

a De wolf heeft zo’n knagende honger.

b Grootmoe kan zich niet verzetten tegen de wolf.

c Heeft de wolf Grootmoe in een wip opgepeuzeld?

11 Lees de zinnen. Bij welke zin is ‘Roodkapje’ het onderwerp? Kruis aan.

Gisteren liep ik met Roodkapje door het bos.

“Hé, Roodkapje! Je hebt wat tomatensap op je hoofd!” plaagde een konijn.

Roodkapje zuchtte verveeld.

“Met dat rode kapje val ik zo op…”

12 Lees de zinnen. Onderstreep de persoonsvorm dubbel.

a Gelukkig is Roodkapje net op tijd bij Grootmoe.

b De dappere meid verslaat de wolf in een tel.

c Uiteindelijk winnen de dappersten altijd de strijd.

13 Lees de zinnen. Het werkwoord klopt niet. Zet het in de juiste persoonsvorm.

a Sneeuwwitje (wandelen) door het donkere woud.

b De jager (besluiten) om Sneeuwwitje niet te doden.

c De boze koningin en de spiegel (speel) soms een spelletje kaarten.

d De zeven dwergen (is) bang dat de koningin Sneeuwwitje zal proberen te doden.

e Sneeuwwitje (liggen) te slapen in een glazen kist.

14 Lees de zinnen. Onderstreep het onderwerp. Onderstreep de persoonsvorm dubbel. Staat de zin in het enkelvoud? Schrijf hem dan opnieuw in het meervoud. Staat de zin in het meervoud? Schrijf hem dan opnieuw in het enkelvoud. Volg het voorbeeld.

De lieve dwerg poetst elke dag het huisje van Sneeuwwitje. De lieve dwergen poetsen elke dag het huisje van Sneeuwwitje.

a Welke leuke wezentjes wonen er in het bos?

b Mijn zus vindt sprookjesprinsessen maar saai.

15 Waar horen spaties? Zet er streepjes tussen.

a Watisjouwfavorietesprookje?

b IkvindhetverhaalvanRapunzelheelmooi.

c Rapunzelwerddooreenheksgevangen.

d Zewerdopgeslotenineenhelehogetoreninhetkasteelvandebozeheks.

e Gelukkighadhetmeisjehelelangeharendiezedoorhetraampjevandetorenkonlatenhangen.

f DeprinsnamRapunzelsvlechtbeetenklomnaarbovenomhetarmemeisjeteredden.

16 Schrijf de zinnen over met de spaties op de juiste plaats.

a Mi jnbr oerz egtd ata llesp ro ok jeso nzi nzi jn.

b Ofzo udenso mmi gesp roo kjest oche chtgeb eurdz i jn?

17 Lees de zinnen. De aanhalingstekens ontbreken. Zet ze op de juiste plaats.

a Vader roept: Jij maakt altijd van een mug een olifant!

b Ze vroeg beleefd: Mag ik even naar het toilet?

c Het meisje zei: Ik wil nog een verhaaltje horen.

18 Lees de zinnen. Wat wordt er gezegd? Markeer wat tussen de aanhalingstekens staat en noteer het in de tekstballonnen.

a b

Roodkapje zegt: “Ik pluk eerst nog wat bloemen.” De jager roept: “Jij bent Grootmoe niet!”

19 Vul de zinnen aan. Vergeet de aanhalingstekens niet. a b

Waarom heb je zulke grote tanden?

20 Uit welke delen bestaan deze samenstellingen? Noteer ze.

a groentesoep =

b turnleerkracht =

c spelletjesboek =

21 Welke samenstellingen staan hier afgebeeld? Noteer ze allemaal. Noteer eerst de delen apart.

Grootmoe zegt: Roodkapje vraagt:
Kom maar binnen, Roodkapje.

22 Zoek de samenstellingen in de woordzoeker. Je vindt de delen van de samenstelling ernaast. Verbind ze met elkaar.

G K X E Z S M N Y K S L D

A

lente rood frambozen hoog fris slag kwart dag winter groen meters rand ravijn storm

Zoek in deze richtingen:

23 Van welke woorden zijn deze afleidingen afgeleid? Noteer.

a zonnig

b beschuitje

c warmte

24 Zoek twee afleidingen die eindigen op -lijk en twee afleidingen die eindigen op -ig. Noteer.

a -lijk:

b -ig:

25 Lees de woorden. Zijn dit samenstellingen of afleidingen? Kruis aan. Let op! Sommige woorden zijn beide.

a balletdanser

b lachend

c tomatensoepje

d wiegje

Panorama

Mijn held

We schrijven een sprookje over onze held.

1 Kies een held waarover je een sprookje zult schrijven.

Stap 1 Kies een held. Zorg dat het iemand is waarover je al veel weet of waarover je veel te weten kan komen. Het moet iemand zijn met een bijzonder levensverhaal. Het kan een familielid zijn (bv. een tante, ouder, grootouder, zus of broer) of iemand die je zelf niet kent maar wiens verhaal je raakt en waaruit je iets kan leren.

Deze vragen kunnen je daarbij helpen:

- Wie is een held van jou?

- Wie vind of vond je altijd heel speciaal?

- Leeft hij of zij nog?

- Wie heeft er iets bijzonders gedaan? Of wie heeft een bijzonder talent?

- Wie heeft het niet altijd gemakkelijk gehad, maar heeft toch veel kunnen bereiken?

Stap 2 Heb je iemand gekozen? Vertel het aan je leerkracht.

2 Je zult een interview afnemen van jouw held. Bereid je interview voor.

Stap 1 Noteer de naam van jouw held.

Ik koos:

Stap 2 Ken je deze persoon in het echte leven? Kruis aan en vul aan.

Ja, het is mijn

Nee, ik ken hem/haar via

Stap 3 Waarom koos je deze persoon? Vul aan.

Ik koos deze persoon, omdat

Stap 4 Kruis drie eigenschappen aan die volgens jou passen bij jouw held. moedig sterk grappig avontuurlijk helpend eerlijk

Stap 5 Wat kan je van jouw held leren? Noteer.

3 Neem een interview af van jouw held.

4 Tijd om je sprookje te schrijven!

Colofon

Portfolio

… het onderwerp, de hoofdgedachte en relevante informatie uit narratieve en informatieve teksten halen. een sprookje herkennen. beeldspraak en uitdrukkingen herkennen en begrijpen.

… verkleinwoorden herkennen en vormen. het communicatieschema toepassen op eenvoudige boodschappen. de trappen van vergelijking herkennen en gebruiken.

… het onderwerp in een zin aanduiden. de persoonsvorm in een zin aanduiden en correct vormen. een brief schrijven. spaties gebruiken.

… aanhalingstekens gebruiken.

… samenstellingen en afleidingen herkennen en vormen.

… een interview voorbereiden en afnemen. een sprookje schrijven.

kijken schrijven

luisteren handeling spreken tip gesprek woordenschat lezen onthouden

uitbreiding

Auteur Anne-Marie Debloudts

Design & Lay-out die Keure

Eerste druk 2024 SO 2023/1099 - ISBN 978 90 4864 869 6

Bestelnummer 90 850 0200 (module 2 van 8)

KB D/2024/0147/104 - NUR 117 - Thema YPCK21

Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge

© Copyright by die Keure, Brugge - RPR 0405 108 325

beantwoord geef het antwoord noteer schrijf kruis aan zet een kruisje in het vakje mondeling gesproken vertel zeg het aan de klas markeer kleur met je markeerstift verbind trek een lijntje vul aan schrijf wat ontbreekt kopieer schrijf over volg doe zoals omcirkel teken een cirkeltje rond bekijk kijk naar vul in schrijf op het lijntje onderstreep trek een streep onder onderstreep dubbel trek twee strepen onder beluister luister naar doorstreep trek een streep door bedenk verzin

Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No parts of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher. De uitgever heeft naar best vermogen getracht de publicatierechten volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Zij die niettemin menen nog aanspraken te kunnen doen gelden, kunnen dat aan de uitgever kenbaar maken.

Die Keure wil het milieu beschermen. Daarom kiezen wij bewust voor papier dat het keurmerk van de Forest Stewardship Council® (FSC®) draagt. Dit product is gemaakt van materiaal afkomstig uit goed beheerde, FSC®-gecertificeerde bossen en andere gecontroleerde bronnen.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.