Max-natuur 1B - Module 2 Biodiversiteit

Page 5

Biodiversiteit B-stroom 1B
Inhoud MODULE 2 Biodiversiteit Kick-off 3 Wat is een biotoop? 5 Instrumenten voor een biotoopstudie ............................................... 8 2.1 Herkennen van bladsoorten 8 2.2 Meten van niet-levende factoren .............................................................. 9 2.3 Gedragsregels in een biotoopstudie 10 Een biotoopstudie ...................................................................................... 11 3.1 Doel van een biotoopstudie 11 3.2 Taken tijdens een biotoopstudie 11 Relaties tussen organismen 12 Wie eet wat? 13 Voedselrelaties ............................................................................................ 15 6.1 Voedselketen 15 6.2 Voedselweb 17 6.3 Voedselpiramide ......................................................................................... 18 Dood materiaal in de biotoop? .............................................................. 20 Biodiversiteit 30 8.1 Wat is biodiversiteit? .................................................................................. 30 8.2 Biodiversiteit en de mens 30 8.3 Biodiversiteit en de biotoop 31 8.4 Invloed van de mens op de biodiversiteit ................................................. 32 Organismen passen zich aan ................................................................. 33 9.1 Aanpassen van organismen aan de omgeving 33 9.2 Aanpassen planten aan de omgeving 33 9.3 Aanpassen van dieren aan de omgeving .................................................. 34 Oefeningen 39 Finale 42 Evaluatie ........................................................................................................ 43 1 2 3 4 5 6 7 8 9

Kick-off

ORIËNTATIE

Onderzoeksvraag

Hypothese

Ik vind terug op het schooldomein.

VOORBEREIDING

Materiaal

Bingokaart

Smartphone of fototoestel

UITVOERING

Stappenplan

1 Ga op zoek naar zoveel mogelijk woorden van de bingokaart binnen het schooldomein.

2 Neem een foto van elk gevonden element als bewijs.

3 Markeer de woorden die je vond op het schooldomein.

Resultaten

regen blad auto plantenbak

bank regenworm mus ekster vogelhuisje vuilnisbak bij wesp mos bijenhotel

gras afval klaver duif haag 3 MODULE 2 Biodiversiteit

Welke natuurlijke en menselijke landschapselementen vind ik op het schooldomein? boom paddenstoel pissebed bloem struik

REFLECTIE

Besluit

Welke levende wezens ben je tegenkomen?

Welke niet-levende elementen ben je tegengekomen?

Welke woorden behoren tot de natuurlijke landschapselementen?

Welke woorden behoren tot de menselijke landschapselementen?

Hoeveel verschillende levende wezens komen er voor op het schooldomein?

jouw school zich kan inzetten voor de biodiversiteit door zich in te schrijven als MOS-school? Zo kan je meehelpen aan de vergroening van de speelplaats.

Wist je dat … 4 MODULE 2 Biodiversiteit

Wist

Wat is een biotoop?

Marie en Rik reizen graag. Ze hebben voor jou enkele plekken omschreven waar ze dit jaar zijn geweest. Bovendien vertellen ze ook over wat ze daar gezien en gehoord hebben.

Probeer te raden op welke plaatsen Marie en Rik zijn geweest.

PLAATS 1

Het was hier zeer warm en ook heel droog. We zagen enkele slangen, schorpioenen en wat kamelen voorbijlopen.

PLAAT 2

We hebben genoten van het geluid van de golven van het water. We lagen op handdoeken in het zand en gingen af en toe wat zwemmen. Tijdens het zwemmen zagen we enkele vissen en veel zeewier.

PLAATS 3

We wandelden hier heel veel tussen de bomen. We hoorden eekhoorns, vogels en zagen een hert. Jammer genoeg hadden we wel wat last van de regen.

Waar zijn we geweest? Waar zijn we geweest? Waar zijn we geweest?

organismen

Markeer de levende wezens die ze tegenkwamen of hoorden in het groen

Markeer de niet-levende elementen die ze tegenkwamen of hoorden in het blauw.

niet-levende factoren

Een biotoop is een plaats waar dieren, mensen en planten (organismen) samenleven. Bv. woestijn, strand, bos ...

In een biotoop zijn er verschillende levende factoren zoals planten, vogels, vissen … en niet-levende factoren zoals regen, geluid, temperatuur, droogte …

een stad of dorp ook een biotoop is? We denken aan de stad als een biotoop voor enkel mensen, maar dat lijkt alleen maar zo.

er ontelbare dieren en planten wonen tussen woontorens, kerken en parken? Steden en dorpen zitten vol leven!

1
je dat …
5 MODULE 2 Biodiversiteit

1 Biotopen

Plaats bij elke afbeelding het nummer van de biotoop.

Kies uit: weide (1) – moeras (2) – wegberm (3) – duinen (4) – oceaan (5) – bos (6) –hooggebergte (7) – rivier (8)

6 MODULE 2 Biodiversiteit

2 Leven in de biotoop

In welke biotoop kom je volgende organismen tegen? Noteer ze in de passende kolom.

Kies uit: eekhoorn – duingras – eikenboom – waterlelie – reiger – specht – konijn – karper BOS

3 Levende en niet-levende factoren.

Markeer de levende factoren in het groen

Markeer de niet-levende factoren in het blauw

In de tuin zit een roodborstje. Hij vliegt door de lucht. De zon schijnt en de temperatuur is 13 °C. Hij gaat op zoek naar diertjes op de grond. In de aarde vindt hij wormen en kevers maar er is concurrentie. De koolmees zou ook graag die wormen en kevers eten.

Het roodborstje moet opletten, want de kat zit ook in de tuin en die lust wel graag een vogeltje. De kat heeft last van een ongelooflijke jeuk, want hij heeft vlooien.

Het weer draait om, er komt felle wind opzetten en het begint te regenen. Het roodborstje moet op zoek naar een veilige schuilplaats.

Het nestkastje tussen de bladeren is een ideale plaats.

nestgelegenheid bescherming door vegetatie

temperatuur grondsoort

de kat een predator is? Hij jaagt actief op het roodborstje om als voedsel te gebruiken.

een parasiet een beestje is die enkel kan leven van een andere plant of dier? Er bestaan zowel ziekmakende als onschuldige parasieten.

VIJVER DUINEN
Wist
… N2 O2 CO2 H2O
je dat
concurrentie
voedselaanbod predatie licht lucht abiotisch biotisch 7 MODULE 2 Biodiversiteit
parasieten neerslag
wind

Instrumenten voor een biotoopstudie

2.1 Herkennen van bladsoorten

Via een zoekkaart

Schrijf onder het blad de naam van de boom of plant. Gebruik het schema op pagina 46. Controleer telkens een kenmerk en kom zo te weten van welke boom de bladen zijn.

Via het internet

Scan de QR-code.

Klik op Start Determineren

Schrijf onder het blad de naam van de boom of plant.

een plant of dier herkennen snel gaat via de app ObsIdentify? Je neemt een foto van de plant of het dier en de app vertelt je om welk soort plant of dier het gaat. Elke waarneming wordt geregistreerd door waarneming.be en wordt meegenomen in de statistieken van België.

2
8 MODULE 2 Biodiversiteit
Wist je dat …
determineren

2.2 Meten van niet-levende factoren

Bekijk de afbeeldingen van de verschillende meettoestellen.

Verbind de meettoestellen met de juiste naam en grootheid.

Grootheid Naam meettoestel Meettoestel

lichtmeter

temperatuur (in °C)

thermometer

lichtsterkte (lux)

windmeter (anemometer)

geluidssterkte (in decibel)

geluidsmeter

windsnelheid (in m/s)

je ook via je smartphone niet-levende factoren kan meten? Probeer deze apps eens uit: Lux meter en Sound meter

je dat …
Wist
9 MODULE 2 Biodiversiteit

2.3 Gedragsregels in de biotoopstudie

In de cartoon zijn er foute en correcte gedragsregels, voor een bezoek aan een biotoop, te zien.

Noteer bij elk nummer, in één zin, de correcte gedragsregel.

hondenuitwerpselen schadelijk zijn voor de biodiversiteit? Je leest er alles over in volgend artikel.

1 2 3 4 5 6 7 8 9
je dat … 10 MODULE 2 Biodiversiteit
Wist

Een biotoopstudie

3.1 Doel van een biotoopstudie

Tijdens een biotoopstudie onderzoek je een biotoop. Door het meten komen we informatie te weten over zowel de levende als de niet-levende factoren die de biotoop beïnvloeden.

Haal de middelste pagina’s 21 tot en met 28 uit deze module. Dit zijn de werkbladen die je nodig hebt voor de biotoopstudie.

3.2 Taken tijdens een biotoopstudie

Lees de taakomschrijvingen en verdeel ze binnen jouw groep. Noteer de namen van je groepsleden bij hun rol.

NAAM TAAK OMSCHRIJVING

manager

materiaalmeester

1 Je houdt de tijd in het oog.

2 Je zorgt ervoor dat alle taken binnen de tijd klaar zijn.

3 Je neemt de leiding binnen de groep.

1 Je haalt het materiaal bij de leerkracht.

2 Je zorgt ervoor dat iedereen voorzichtig omgaat met het materiaal.

verslaggever

1 Je gebruikt een potlood en schrijfplank om te schrijven.

2 Je vult het verslag in tijdens de biotoopstudie.

Er zijn ook nog taken die voor iedereen gelden: je werkt actief mee in de groep om tot een goed en nauwkeurig resultaat te komen; je toont interesse en respect voor de natuur waarin je het onderzoek uitvoert.

3 TIP 11 MODULE 2 Biodiversiteit

Relaties tussen organismen

Welke relatie bestaat er tussen volgende organismen? Verbind de foto met de overeenkomstige relatie.

vriendenrelatie

liefdesrelatie

voedselrelatie

Welke functie heeft de relatie tussen de organismen in volgende voorbeelden? Verbind de foto met de overeenkomstige relatie.

veiligheid

voortplanting

voedsel

Er zijn verschillende soorten relaties tussen organismen. In een voedselrelatie wordt het ene organisme gegeten door een ander organisme. In een vrienden- en liefdesrelatie voelen organismen zich verbonden met elkaar. Bij een liefdesrelatie is het doel zich voortplanten.

Een relatie kan verschillende functies hebben zoals bijvoorbeeld veiligheid, voortplanting of voeding.

4
12 MODULE 2 Biodiversiteit

Wie eet wat?

Stel een menukaart op voor volgende organismen.

Welk organismen voeden zich met andere organismen?

Welk organisme dood geen ander organisme?

Een producent kan zelf zijn voedsel aanmaken. Bijvoorbeeld planten. Een consument voedt zich met andere organismen.

• Een carnivoor eet alleen vlees

• Een herbivoor eet enkel planten.

• Een omnivoor eet zowel vlees als planten.

5 konijn
Menu Menu Menu Menu
mens vos paardenbloem
13 MODULE 2 Biodiversiteit

4 Producent of consument

Kruis aan tot welke groep het organisme behoort.

PRODUCENT

CONSUMENT

tamme kastanjeboom

leeuw paard roos

5 Carnivoor, herbivoor of omnivoor?

Verbind het organisme met de groep waarbij het behoort.

mens

cavia

carnivoor herbivoor omnivoor

tijger varken
14 MODULE 2 Biodiversiteit

Voedselrelaties

6.1 Voedselketen

Verbind de organismen die elkaar opeten. Maak gebruik van een

wordt gegeten door eikenblad bladluis lieveheersbeestje

koolmees vos

Noteer bovenstaande organismen in het schema hieronder op basis van de pijlen die je tekende.

Hoe noem je dit schema?

Wat is de betekenis van de pijl in het schema?

Wie is de producent in deze voedselketen?

Waar staat de producent in de voedselketen?

Wie zijn de consumenten?

Een voedselketen is een schema dat bestaat uit een aantal schakels waarbij het ene organisme opgegeten wordt door het andere.

Een voedselketen begint met een producent en eindigt met consumenten in een bepaalde volgorde.

6
15 MODULE 2 Biodiversiteit

6 Voedselketen

Maak een voedselketen met de gegeven organismen.

Markeer de producenten in het groen en de consumenten in het geel.

konijn / wortel / wolf slang / muis / paardenbloem / buizerd slak / merel / sla / kat

16 MODULE 2 Biodiversiteit

6.2 Voedselweb

Bekijk onderstaand schema en voer de opdrachten uit.

lieveheersbeestje

vlinder

vlierbes

Hoeveel producenten tel je?

Wie zijn de producenten?

Hoeveel consumenten tel je?

Vul 2 voedselketens in op basis van bovenstaand schema.

libelle slang arend vos weegbree konijn
koolmees muis sprinkhaan
bladluis kikker
17 MODULE 2 Biodiversiteit
Een voedselweb bestaat uit voedselketens die met elkaar verbonden zijn.

7 Voedselweb

Bekijk het voedselweb.

Noteer de langste voedselketen.

Welk organisme komt in 3 voedselketens voor?

6.3 Voedselpiramide

Bekijk de voorstelling en duid het juiste antwoord aan bij de vragen

vos konijn graan muis kikker gras mus slang arend uil sprinkhaan wortel 18 MODULE 2 Biodiversiteit

Van welk organismen zijn er het meeste in de natuur? blad / wesp / spin / mees / uil

Tot welke groep behoort dit organisme? producenten / consumenten

Van welk organisme is het aantal het kleinste in de natuur? blad / wesp / spin / mees / uil

Tot welke groep behoort dit organisme? producenten / consumenten

Wat gebeurt er met het aantal organismen van basis naar de top? stijgt / daalt

Een voedselpiramide bestaat uit de schakels van een voedselketen die op elkaar gestapeld zijn. Producenten staan onderaan de voedselpiramide.

Het aantal organismen daalt van basis naar de top. Dit heeft te maken met het biologisch evenwicht waarbij er voldoende voedsel moet zijn voor ieder organisme.

8 Voedselpiramide

Plaats de organismen uit de voedselketen op de juiste plaats in de voedselpiramide.

19 MODULE 2 Biodiversiteit
sla slak merel kat

Dood materiaal in de biotoop

Wat gebeurt er met dood materiaal in de biotoop?

Bekijk onderstaande voedselketen.

Welke organismen moeten wel organismen doden om voedsel te verkrijgen? blad / rups / muis / uil / worm

Welke organismen moeten geen organismen doden om voedsel te verkrijgen? blad / rups / muis / uil / worm

Wat is de taak van de worm in de natuur?

Wat doen paddenstoelen en schimmels met de dode worm?

Waarom stopt de voedselketen niet na de paddenstoelen?

Een voedselkringloop is een voedselketen die blijft doorlopen omdat de opruimers (reducenten) ervoor zorgen dat dood materiaal opnieuw kan gebruikt worden als voedingsstof.

de natuur enorm goed is in recycleren? Poep en dode dieren zijn waardevol voedsel voor kleinere diersoorten en schimmels.

we dieren die dode dieren opeten aasdieren noemen?

dieren die op dode planten en afgevallen bladeren afkomen afvaleters zijn?

7
Wist je dat … 20 MODULE 2 Biodiversiteit

Biotoopstudie 1

ORIËNTATIE

Onderzoekvraag 1

Welke soort biotoop ga je vandaag onderzoeken?

Hypothese

Ik denk dat ik vandaag een … ga onderzoeken.

bos

berm

VOORBEREIDING

Materiaal

park vijver

weiland speelplaats

strand stad

duin

2 potloden Horloge of smartphone Weerbericht of weerapp.

UITVOERING

Stappenplan

1 Kijk naar het weer of neem een weer-app erbij. Omcirkel het weer voor vandaag.

2 Maak het muisstil.

3 Vul de levende (biotische) en niet-levende (abiotische) factoren die je kan waarnemen met je zintuigen in de tabel in. Noteer overal 2 zaken.

Resultaten

Het weer voor vandaag is:

21 MODULE 2 Biodiversiteit

REFLECTIE

Besluit

Ik bestudeer vandaag een als biotoop.

Het weer is

Volgende levende factoren kan ik waarnemen met mijn zintuigen.

Volgende niet-levende factoren kan ik waarnemen met mijn zintuigen.

NIET-LEVENDE
… Ik zie … Ik ruik …
LEVENDE FACTOREN
FACTOREN Ik hoor
Ik voel …
22 MODULE 2 Biodiversiteit

Biotoopstudie 2

ORIËNTATIE

Onderzoekvraag 2

Hypothese

Ik denk tegen te komen in de biotoop.

VOORBEREIDING

Materiaal

Zoekkaart of app.

UITVOERING

Stappenplan

1 Je gaat op zoek naar een kruidachtige plant, een struik en een loofboom in je biotoop.

2 Zoek een plant uit de verschillende lagen:

Plant 1 kruidlaag

Plant 2 struiklaag

Plant 3 boomlaag

3 Determineer de plant met de zoekkaart.

Je kan je determinatie controleren met de app ObsIdentify.

4 Schrijf de naam van de plant op de juiste plaats in de tabel.

boomlaag

kruidlaag struiklaag

TIP
Welke planten komen voor in de biotoop? 23 MODULE 2 Biodiversiteit

Resultaten

kruidachtige plant

struik

loofboom

REFLECTIE

Besluit

Geef een antwoord op de onderzoeksvraag.

Welk laag vangt het meeste zonlicht op?

In welke laag komen schaduwplanten voor?

Biotoopstudie 3

ORIËNTATIE

Onderzoekvraag 3

Welke bodemdiertjes komen voor in de biotoop?

Hypothese

Ik denk tegen te komen in de biotoop.

VOORBEREIDING

Materiaal

Zoekkaart of app.

UITVOERING

Stappenplan

1 Je gaat op zoek naar zoveel mogelijk bodemdiertjes.

2 Zoek onder bladeren, stenen, hout … verschillende bodemdiertjes.

3 Zet een vinkje als je één van de diertjes in de tabel hebt gevonden.

4 Noteer ook de plaats waar je het diertje vond in de tabel.

NAAM
24 MODULE 2 Biodiversiteit

Resultaten

spin

pissebed

vlieg

mier

teek

kever

lieveheersbeestje

regenworm

rups

bij

REFLECTIE

Besluit

Welke link is er tussen de plaats waar je bodemdiertjes vindt en de hoeveelheid licht?

DIERTJE WAAR VOND JE HET?
25 MODULE 2 Biodiversiteit

Biotoopstudie 4

ORIËNTATIE

Onderzoekvraag 4

Welke niet-levende factoren komen voor in de biotoop?

Hypothese

Ik denk dat voorkomen in de biotoop.

VOORBEREIDING

Materiaal

Thermometer

Lichtmeter of app

Geluidsmeter of app

Windmeter of Anemometer

UITVOERING

Stappenplan

Je gaat de abiotische factoren van een open plek vergelijken met een gesloten plek.

1 Zoek een gesloten plek (= bv. bedekt door hoge bomen met veel schaduw).

2 Meet de temperatuur, lichtsterkte, geluidsterkte en windsnelheid.

3 Herhaal dit voor een open plek (= bv. niet bedekt door bomen met weinig schaduw).

Resultaten

MEETTOESTEL GESLOTEN PLEK OPEN PLEK luchttemperatuur °C °C lichtsterkte lux lux geluidsterkte dB dB windsnelheid m/s m/s
26 MODULE 2 Biodiversiteit

REFLECTIE

Besluit

Zet een kruisje op de correcte plaats in de tabel.

De luchttemperatuur onder de bomen is … de luchttemperatuur op de open plaats. De lichtsterkte onder de bomen is … de lichtsterkte op de open plaats.

De geluidsterkte onder de bomen is … de geluidsterkte op de open plaats.

De windsnelheid onder de bomen is ... de windsnelheid op de open plaats.

Biotoopstudie 5

ORIËNTATIE

Onderzoekvraag 5

Welke invloed heeft de mens op de biotoop?

Hypothese

Ik denk dat de mens zorgt voor

VOORBEREIDING

Materiaal

Zintuigen

UITVOERING

Stappenplan

Je gaat op zoek naar een aantal negatieve en positieve invloeden van de mens op deze biotoop.

1 Ga op zoek (kijk rond) en geef 2 voorbeelden van zowel negatieve als positieve invloeden van de mens in deze biotoop.

2 Noteer ook welke gevolgen dit heeft voor de natuur in de biotoop.

LAGER DAN HOGER DAN GELIJK AAN
27 MODULE 2 Biodiversiteit

Resultaten

NEGATIEVE INVLOEDEN VAN DE MENS GEVOLG VOOR DE NATUUR

POSITIEVE INVLOEDEN VAN DE MENS GEVOLG VOOR DE NATUUR

REFLECTIE

Besluit

Geef een antwoord op de onderzoeksvraag.

28 MODULE 2 Biodiversiteit

9 Producent, consument of opruimer?

Plaats de correcte term bij de omschrijving.

Kies uit: producent – consument – opruimers

GROEP ORGANISMEN ROL IN DE VOEDSELKRINGLOOP

Ze ruimen afval van organismen op.

Voorbeelden: schimmels, bacteriën, ...

Ze maken hun eigen voeding aan zonder andere organismen op te eten.Voorbeeld: zomereik, paardenbloem, ...

Ze voeden zich met andere organismen.

Voorbeeld: konijn, hond, rups, ...

2 Voedselkringloop

Plaats de begrippen op een correcte plaats in de voedselkringloop.

Kies uit: producent – consument – opruimers

planten hert wolf composteerders VOEDSELKETEN 29 MODULE 2 Biodiversiteit

Biodiversiteit

8.1 Wat is biodiversiteit?

Noteer onder elke afbeelding de naam van de biotoop.

Waar leven de meeste verschillende soorten organismen?

Geef een aantal voorbeelden van levende wezens die hier voorkomen.

Biodiversiteit staat voor alle verschillende vormen van leven.

Bij een hoge biodiversiteit leven er veel verschillende organismen samen.

Bij een lage biodiversiteit leven er weinig verschillende organismen samen.

8.2 Biodiversiteit en de mens

Waarom is biodiversiteit belangrijk voor de mens?

Plaats bij elke afbeelding het nummer dat hoort bij het juiste voordeel.

Kies uit: economie (1) – ontspanning (2) – wetenschap (3) – milieu (4)

Biodiversiteit is belangrijk voor de ontspanning van de mens, de economie, de wetenschap en het behoud van het milieu.

8
30 MODULE 2 Biodiversiteit

8.3 Biodiversiteit en de biotoop

Waarom is biodiversiteit zo belangrijk voor de biotoop?

Bekijk de voedselketen hieronder.

bloemkool rups koolmees valk

Omcirkel wat de gevolgen zijn als het biologisch evenwicht verstoord wordt.

Het aanleggen van een moestuin met bloemkool:

het aantal rupsen zal stijgen / dalen

het aantal koolmezen zal stijgen / dalen.

het aantal valken zal stijgen / dalen

het aantal bloemkoolblaadjes zal stijgen / dalen

Het besproeien van de bloemkool met gif:

het aantal koolmezen zal stijgen / dalen

het aantal valken zal stijgen / dalen

het aantal rupsen zal stijgen / dalen

het aantal bloemkoolblaadjes zal stijgen / dalen.

Wat zou er kunnen gebeuren met de valk als het aantal koolmezen blijft dalen?

Wat zou de valk kunnen doen om toch te overleven?

Biodiversiteit is belangrijk voor het biologisch evenwicht. Biologisch evenwicht betekent dat er voldoende voedsel is voor elke organisme in de biotoop

31 MODULE 2 Biodiversiteit

8.4 Invloed van de mens op de biodiversiteit

Kruis aan of de mens een positieve of negatieve invloed heeft op de biodiversiteit. POSITIEF NEGATIEF

Het gebruik van ecologische producten.

Het overbevangen van vis en andere zeedieren.

Het maken van ecoducten zodat dieren de weg niet over moeten steken.

Een insectenhotel in je tuin zetten.

Dieren die hier normaal niet leven, loslaten in de natuur.

10 Biodiversiteit helpen

Hoe kan jij ervoor zorgen dat de biodiversiteit behouden blijft op school of thuis? Noteer 3 tips.

32 MODULE 2 Biodiversiteit

Organismen passen zich aan

9.1 Aanpassen van organismen aan de omgeving

Bekijk de afbeelding en zoek 3 zaken die niet correct zijn op de afbeelding. Noteer ook wat wel correct zou zijn.

9.2 Aanpassen van planten aan de omgeving

Hoe zijn planten aangepast aan hun omgeving?

Verbind de planten met de omgeving waarin ze voorkomen.

Verbind de planten met hun aanpassingen.

Organismen zijn aangepast aan hun omgeving om te kunnen overleven. Omgeving

droge omgeving

schaduwrijke omgeving

zonnige omgeving

omgeving met veel water

Aanpassing

drijvende bladeren

dikke bladeren en wortels diep in de grond

grote bladeren om veel licht te vangen

groeien naar de zon en draaien mee met de zon

1 2 3
Plant zonnebloem
vera
waterlelie aloë
varens
9
33 MODULE 2 Biodiversiteit

Combineer de aanpassing van een plant met het voordeel ervan.

AANPASSING

1 doornen en stekels

2 verdikte stengel en bladeren

3 hoog groeien en veel bladeren

4 bloemen die sterk ruiken

5 vruchten met vleugeltjes

6 wortels groeien ver en diep

VOORDEEL

A verspreiding via de wind

B bescherming tegen vijanden

C reservevoedsel en water opslaan

D voldoende licht opvangen

E lokken van insecten

F plant stevig vastzetten in de bodem

Planten zijn op verschillende manieren aangepast aan hun omgeving. Voorbeelden: stekels, dikke bladeren, hoog groeien, geur …

9.3 Aanpassen van dieren aan de omgeving

Hoe zijn dieren aangepast aan hun omgeving?

Stand van de ogen

1 Sluit je linkeroog en kijk goed rond, zonder je hoofd te bewegen.

2 Sluit je rechteroog en kijk opnieuw rond, zonder je hoofd te bewegen.

3 Kijk nu goed rond zonder je ogen te sluiten en je hoofd te bewegen.

Wanneer zie je het meeste van de omgeving?

1 Neem in elke hand een potlood en steun niet op de bank!

2 Probeer de punten van potloden in één beweging tegen elkaar te brengen.

3 Doe dit opnieuw, maar nu met één oog gesloten.

Wanneer lukt dit het beste?

Wat je allemaal kan zien met je beide ogen, noemen we het gezichtsveld.

Met twee ogen kan je goed de afstand inschatten tussen voorwerpen. Dit noemen we dieptezicht.

11 Aanpassingen
1 2 3 4 5 6
34 MODULE 2 Biodiversiteit

Bekijk de stand van de ogen van de dieren hieronder.

Markeer de roofdieren (= dieren die andere dieren opeten) in het blauw

Markeer de prooidieren (= dieren die opgegeten worden) in het groen

vos konijn

Hoe staan de ogen van roofdieren?

Hoe staan de ogen van prooidieren?

beer gans

Dieren kunnen overleven in hun omgeving door aanpassingen aan de stand van hun ogen. Bij roofdieren staan de ogen vooraan waardoor ze dieptezicht hebben. Door dit dieptezicht kunnen ze makkelijk de afstand tot de prooi inschatten Bij prooidieren staan de ogen aan de zijkant. Ze hebben een groter gezichtsveld en merken zo snel de vijanden op.

12 Roof- of prooidier

Bekijk het gezichtsveld van een vos en een kip.

vos kip

Welk voordeel heeft de kip met de stand van haar ogen?

buiten gezichtsveld

binnen gezichtsveld zonder diepte binnen gezichtsveld met diepte

Welk voordeel heeft de vos?

35 MODULE 2 Biodiversiteit

Camouflage

Welke dieren kan je op onderstaande foto’s ontdekken? Noteer hun naam onder de foto.

Welke dieren zijn prooidieren?

Waarom camoufleren prooidieren zich?

Welke dieren zijn roofdieren?

Waarom camoufleren roofdieren zich?

Door camouflage kunnen dieren zich verstoppen, beschermen en overleven in een biotoop.

Camouflage kan betekenen dat:

• de dieren een schutkleur hebben;

• zich voordoen als iets of iemand anders. Dit is nabootsing.

36 MODULE 2 Biodiversiteit

13 Camouflage

Vink aan of het dier zich camoufleert met een schutkleur of door nabootsing.

schutkleur nabootsing

schutkleur nabootsing

schutkleur nabootsing

schutkleur nabootsing

amazone papegaai de variabele spikkelspanner is een nachtvlinder gecko
37 MODULE 2 Biodiversiteit
de roerdomp

Ledematen

Verbind de dieren met de omgeving waarin ze voorkomen.

Verbinden de dieren met hun aanpassingen.

Omgeving in het water in de bomen in de lucht onder de grond

Dier vleermuis chimpansee mol zeehond

Aanpassing

lange armen om te grijpen graafpoten

vlieghuid tussen de vingers

vinnen

Dieren kunnen door aanpassingen van hun ledematen zich voortbewegen en overleven in hun biotoop.

14 Aanpassing

Combineer de aanpassing van een dier met het voordeel ervan.

AANPASSING VOORDEEL

1 bulten op de rug van een kameel A camouflage

2 klauwen aan de poten van gier B bescherming tegen vijanden

3 witte vacht van een ijsbeer C stevig vastnemen van prooi

4 zwemvliezen tussen poten van een eend D reservevoedsel en water

5 dikke vetlaag bij zeehonden E beschermen tegen koude

6 stekels bij een egel F bewegen in het water

Dieren zijn op verschillende manieren aangepast aan hun omgeving om zich te beschermen en te kunnen overleven.

Voorbeelden: camouflage, stand van de ogen, aangepaste ledematen …

1 2 3 4 5 6
38 MODULE 2 Biodiversiteit

15 Anagram

Gebruik de letters om het antwoord te vormen op de vraag.

Hoe noemen we organismen zoals planten die hun eigen voedsel maken?

R D O C N P U E T

Hoe noemen we organismen die zowel vlees als plantaardig voedsel eten? O N M I V R O O

Hoe noemen we het schema waarin verschillende voedselketens verbonden zijn?

D V E O W S L E B E

16 Woordzoeker

In de woordzoeker zitten biotische en abiotische factoren verstopt. Markeer de levende factoren in het groen en de niet-levende factoren in het oranje.

cactus

• neushoorn

• geluid regen

• mensen

• wind

17 Seek

De app SEEk van iNaturalist gebruikt herkenningstechnologie om planten en dieren te identificeren. Je kan badges verdienen en deelnemen aan verschillende uitdagingen.

Ga op de speelplaats op zoek naar enkele planten en dieren. Gebruik de app om ze te herkennen.

Welke planten/dieren vond je?

E
W
E
L N
W K G S N K N E Y I S E C O G D U S N L L A M E H S E D X U C E C D H K E H I T N I G O R Z N D U S Z R O P N K W S E N W R R E G E N N M H N
X
J
N
S
O
39 MODULE 2 Biodiversiteit

18 Voedselweb

Lees onderstaande tekst en maak een voedselweb in de kader.

De blaadjes van een eik worden gegeten door rupsen, eekhoorns en muizen. Koolmeesjes zijn dol op rupsen. Muizen en eekhoorns moeten oppassen voor de boommarters. De havik is de natuurlijke vijand van de muizen, koolmeesjes en eekhoorns. Rupsen worden soms ook gegeten door eekhoorns.

19 Eet je vlees, planten of allebei?

Noteer het soort organisme dat hoort bij de beschrijving.

Kies uit: producent – consument – carnivoor – herbivoor – omnivoor

SOORT ORGANISME BESCHRIJVING

Groene planten die zelf hun voedsel maken.

Organisme die zich enkel met dierlijke organismen voeden.

Organismen die andere organismen opeten om zich te voeden.

Organismen die zich met zowel planten als vlees voeden.

Organismen die zich enkel met plantaardig materiaal voeden.

40 MODULE 2 Biodiversiteit

20 Winterslaap

Dieren zoals egels en vleermuizen houden een winterslaap.

Welk 3 voordelen heeft dit voor hen?

21 Voedselketen, voedselweb, voedselpiramide

Schrijf het cijfer bij de juiste voorstelling.

1 voedselketen

2 voedselweb

3 voedselpiramide

41 MODULE 2 Biodiversiteit

Finale

ORIËNTATIE

Je gaat voor een bepaalde biotoop een voedselweb opstellen.

Hypothese

Ik denk dat in mijn biotoop zullen voorkomen.

VOORBEREIDING

Materiaal Computer A3-blad

Lees de QR-code. De WikiHow neemt je door de stappen van het maken van een voedselweb.

Ook online vind je handige tools om een voedselweb digitaal te maken: denk maar aan creately.

UITVOERING

Stappenplan

1 Kies een biotoop. Voorbeelden: woestijn, zee, vijver, bos …

2 Neem een stuk papier en brainstorm over welke organismen er in jouw gekozen biotoop voorkomen.

3 Kies uit je brainstormlijst een 10-tal organismen.

4 Neem een vel A3-papier om je voedselweb op te maken.

5 Schrijf bovenaan het A3-papier in een groot lettertype de naam van je voedselweb. Bijvoorbeeld: woestijn-voedselweb.

6 Kies of je de organismen enkel met een naam wil benoemen of je ook tekeningen erbij wilt maken.

7 Plaats al je gekozen organismen op het A3-bad met naam en/of tekening.

8 Teken de pijlen tussen de organismen die aangeven wie door wie gegeten wordt.

Resultaten

Mijn biotoop:

Welke organismen komen voor in mijn biotoop:

TIP 42 MODULE 2 Biodiversiteit

Evaluatie

• Gegevens

Naam

Klas

• Groepssamenstelling

• Zelfevaluatie – omcirkel het passend antwoord

Ik heb mijn taak nauwkeurig uitgevoerd.

Ik heb goed samengewerkt in onze groep.

Ik heb anderen in de groep niet gestoord.

Ik heb niet gespeeld en gefocust op de opdrachten.

Ik heb alle opdrachten afgewerkt binnen de tijd.

Ik heb plezier beleefd aan deze biotoopstudie en dingen bijgeleerd.

Feedback

klasgenoot 1

klasgenoot 2

klasgenoot 3

ZELFEVALUATIE

OV – VO – GO – ZG

OV – VO – GO – ZG

OV – VO – GO – ZG

OV – VO – GO – ZG

OV – VO – GO – ZG

OV – VO – GO – ZG

OV (onvoldoende) - VO (voldoende) - GO (goed) - ZG (zeer goed)

43 MODULE 2 Biodiversiteit

• Evaluatie groepsleden – omcirkel het passend antwoord

KLASGENOOT 1 KLASGENOOT 2 KLASGENOOT 3

Ik heb mijn taak nauwkeurig uitgevoerd.

Ik heb goed samengewerkt in onze groep.

Ik heb anderen in de groep niet gestoord.

Ik heb niet gespeeld en gefocust op de opdrachten.

Ik heb alle opdrachten afgewerkt binnen de tijd.

Ik heb plezier beleefd aan deze biotoopstudie en dingen bijgeleerd.

Feedback

OV – VO – GO – ZG OV – VO – GO – ZG OV – VO – GO – ZG

OV – VO – GO – ZG OV – VO – GO – ZG OV – VO – GO – ZG

OV – VO – GO – ZG OV – VO – GO – ZG OV – VO – GO – ZG

OV – VO – GO – ZG OV – VO – GO – ZG OV – VO – GO – ZG

OV – VO – GO – ZG OV – VO – GO – ZG OV – VO – GO – ZG

OV – VO – GO – ZG OV – VO – GO – ZG OV – VO – GO – ZG

OV (onvoldoende) - VO (voldoende) - GO (goed) - ZG (zeer goed)

44 MODULE 2 Biodiversiteit

Hoe is het groepswerk verlopen?

Wat zou je kunnen doen om het groepswerk beter te laten verlopen?

Wat vond je goed en minder goed aan het groepswerk?

• Mening
45 MODULE 2 Biodiversiteit

Van welke boom is dat blad?

HAZELAAR

lopen de zijnerven recht naar een tand in de bladrand?

hebben de zijnerven onderaan bosjes haren?

is de bladvoet ongelijk?

is de bladsteel behaard?

DOUGLAS NEE JA

JA is het blad ongeveer driehoekig? NEE JA lopen de zijnerven recht naar een tand in de bladrand?

ZWARTE ELS

strijk eens tegen de naalden in, prikt het erg?

GROVE DEN

NEE JA

staan de naalden 2 aan 2 bij elkaar?

NEE JA

ZWARTE DEN

is het blad langwerpig?

NEE JA

staan de bladeren 2 aan 2 tegenover elkaar?

ZWARTE POPULIER

zijn er naalden die in kransjes bij elkaar staan?

NEE JA

LARIKS

JA

heeft de boom naalden?

START
LINDE NEE JA
NEE JA
NEE
NEE JA
IEP NEE JA
BERK NEE
FIJNSPAR NEE JA
zijn de naalden langer dan 8 centimeter? 46 MODULE 2 Biodiversiteit

AMERIKAANSE VOGELKERS

TAMME KASTANJE NEE JA

is de bladrand gezaagd (allemaal tandjes) ?

is de bladrand diep ingesneden? (gelobd)

lopen de nerven helemaal tot aan de bladrand?

ESDOORN

is het blad samengesteld uit meerdere blaadjes?

heeft het blad 5 of 7 blaadjes die op 1 punt samenkomen? NEE JA

is de top van de lobben spits? AMERIKAANSE EIK

zijn de knoppen zwart?

is de bladrand gezaagd?

NEE

JA

LIJSTERBES

JA
ZOMEREIK VUILBOOM NEE JA
BEUK NEE JA
NEE JA
NEE JA
ES
PAARDENKASTANJE www.veldwerkwinkel.nl 47 MODULE 2 Biodiversiteit
ACACIA NEE JA

Ik kan

voorbeelden geven van verschillende biotopen. voorbeelden geven van biotische en abiotische factoren. voorbeelden geven van verschillende relaties tussen organismen. de begrippen producent, consument en opruimer uitleggen. een voedselketen opstellen.

een voedselweb begrijpen.

een voedselpiramide invullen op basis van een voedselketen. uitleggen wat een voedselkringloop is.

uitleggen waarom biodiversiteit belangrijk is voor de natuur en de mens.

uitleggen waarom planten en dieren zich aanpassen aan hun omgeving. voorbeelden geven van aanpassingen van planten en dieren aan hun omgeving.

Woordenlijst

Biotoop: plaats waar levende en niet-levende factoren samen voorkomen

Biotoopstudie: onderzoek naar levende en niet-levende factoren in een biotoop

Biotische factoren: levende wezens binnen een biotoop

Abiotische factoren: niet-levende factoren binnen een biotoop

Carnivoor: vleeseter

Herbivoor: planteneter

Omnivoor: alleseter

Voedselketen: keten van organismen die elkaar opeten in een bepaalde volgorde

Voedselweb: verzameling van verschillende voedselketens

Biodiversiteit: alle verschillende vormen van leven op aarde

Colofon

Auteurs Tim Stoelen

Design & Lay-out die Keure

Eerste druk 2023/264

ISBN 978 90 4864 437 7 - KB D/2023/0147/160

Bestelnummer 65 900 0809 - NUR 127 - Thema YPMP5

Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge

RPR 0405 108 325 - © Copyright by die Keure, Brugge

Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No parts of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher. De uitgever heeft naar best vermogen getracht de publicatierechten volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Zij die niettemin menen nog aanspraken te kunnen doen gelden, kunnen dat aan de uitgever kenbaar maken.

Die Keure wil het milieu beschermen. Daarom kiezen wij bewust voor papier dat het keurmerk van de Forest Stewardship Council® (FSC®) draagt. Dit product is gemaakt van materiaal afkomstig uit goed beheerde, FSC®-gecertificeerde bossen en andere gecontroleerde bronnen.

48 MODULE 2 Biodiversiteit

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.