leesboek 4 mol wint met een lot moes de poes in de put
A u te u r H e id i W a ll e ghem T e k e n in g e n D a n ië ll e R o o th o o ft
ISBN 978 90 4862 684 7 Die Keure wil het milieu beschermen. Daarom kiezen wij bewust voor K.B. D/2016/0147/262 papier dat afkomstig is uit verantwoord beheerde bossen. Deze uitgave is dan ook gedrukt op papier dat het FSC -label draagt. Dat is het keurmerk Bestelnr. 60 1020 124 van de Forest Stewardship Council . NUR: 191 Verantwoordelijke uitgever: die Keure - Kleine Pathoekeweg 3 - 8000 Brugge - RPR 0405 108 325 © Copyright by die Keure, Brugge ®
®
Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form by print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
9 789048 626847
mol en beer leesboek 4
ik lee s al
mol wint met een lot mol is bij mien. koop een ijs en win met een lot! roept mien. mol koopt een ijs. een bol wit en een bol geel. hoe-veel win ik nu, mien? dat weet ik niet, mol. scheur dit deel van je lot. dan zie je wat je wint. daar komt beer net aan. hee, dat ken ik, roept beer. je hebt een lot, mol! mag ik het lot? ik scheur rap een deel van je lot. dan weet ik wat je wint. mag ik dan ook een deel van het geld, mol? ha nee, beer, dat deel ik niet.
1
mol gaat weg bij mien. beer holt hem na. kijk je niet naar het lot? nee, beer, ik ga nu naar an en tom. ik kijk daar wel wat ik win. dat duurt nog een poos, mol. toe, mol, kijk nu al naar je lot. beer neemt de poot van mol beet. ik hou het lot voor je bij, mol. dan raakt het niet weg. doe dat niet, beer. laat het lot los! wat kijkt mol boos naar beer. beer laat het lot los. net dan rijdt jaak aan mol en beer voor-bij. met een kar vol bier. het lot gaat de hoog-te in. het valt op de kar. pal op een vat met bier.
2
wat dom van je beer! waar is mijn lot nu heen? het is met de kar van jaak mee. ik ken jaak. jaak woont op de weg naar het bos. kom op, mol! daar gaan we heen! kijk, daar woont jaak! en daar is de kar van jaak! duw je me op de kar, beer? dan kijk ik waar het lot ligt. hier is geen lot, beer. dan is je lot bij jaak. kom, ik bel bij hem aan. dag, jaak. het lot van mol lag op je kar. en nu is het weg. heb jij het lot, jaak? een lot? nee, daar heb ik geen weet van. maar ‌ euh ‌ ik heb nu niet veel tijd, mol en beer. ik moet nog weg met bier. jaak doet de deur toe.
3
wat doet jaak raar, mol. het lot ligt niet meer op de kar. en hij weet niet waar het is? maak dat de kat wijs! weet je wat we doen, mol? daar ligt een leeg vat. daar gaan we in. van in dat vat kijk ik naar het raam van jaak. ik houd hem goed in het oog! doe je mee, mol? ‌ het is waar, beer. jaak doet raar. kijk, nu wipt hij op en neer voor het raam. hij lijkt wel dol. en wat houdt hij daar vast? o ‌ dat is mijn lot! jaak wint met mijn lot! dat mag niet! ik ga naar hem toe!
4
hou je wat in, mol! jaak weet niet dat je hier bent. en ook niet dat je het weet van het lot. daar komt de maan al, mol. jaak gaat naar bed. weet je wat hij dan doet? hij legt het lot bij zijn bed. en dan gaan wij naar hem toe. o ja? en hoe kom je bij het bed? door dat raam daar, mol. kijk, het is niet toe. wat goed van je beer. maar wat als jaak niet naar bed gaat? dat doet hij. dat weet ik. nee beer, dat weet je niet. kijk maar. daar komt jaak met een tas. jaak gaat niet naar bed. jaak gaat op pad met mijn lot. hij haalt het geld op, mol. het geld van het lot. kom, we gaan met jaak mee. wip maar op de kar.
5
kijk, daar ligt de tas van jaak, mol. de tas is niet vol. daar kan jij nog bij ... en ik ook! we gaan met jaak mee op pad. st, mol, ‌ nu geen kik meer. jaak rijdt ver weg. de rug van mol doet al pijn in de tas. ha-ha! ik ben er! roept jaak. jaak neemt de tas van de kar. hij legt de tas in een rek. een man neemt het rek mee. daar komt nog een tas. en nog een. een tas op de kop van mol. een tas op de neus van beer. dan doet de man een deur toe. beer maakt de tas los. wat is dit hier, mol? en waar is de kar van jan? ik weet wat dit is, beer. dit is een bus. jaak gaat mee met een bus. en wij dus ook.
6
wat rijdt de bus ver, zeurt mol. ik hou niet van een bus. en ik weet niet wat te doen in die tas. kijk, mol, daar ligt een touw. en hier is een haak. ik knoop het touw aan de haak. ik wip op een tas. ik neem het touw beet. en hup ‌ ik land op de tas van jaak. ha-ha! dit is leuk. dit moet je ook doen, mol! kijk beer, ik kan heen en weer aan het touw. ik voel me net een aap in een boom, oe oe oe! nu is het wel leuk in de bus, beer. dit hou ik nog een tijd vol. ik niet, mol. ik hou er-mee op. en dat moet jij ook doen. hoor maar. de bus rijdt niet meer. en daar komt de man weer. kom, mol, rap in de tas van jaak!
7
wat hoor ik nu, mol? is dit weer een bus? nee, beer, een bus rijdt. en dit hier vaart. jaak is met een schip mee! een schip? gaat jaak met een schip om het geld? dan moet het geld wel ver van hier zijn. o, beer, ik weet het! jaak wint geen geld met het lot. jaak wint een schat! die haalt hij op met een schip! wij gaan ook met het schip mee, mol. de schat is van jou en niet van jaak! weet je wat, beer? ik deel de schat met jou. ik deel al mijn geld en mijn goud met je.
8
jaak ligt in bed. het dek is leeg. het schip is nu van jou en mij, beer. ik leg me neer op het dek. en ik kijk naar de maan. doe je mee, beer? ik wil wel. maar mijn maag zeurt om voer. daar is voer voor tien, beer! ik lust ook wel wat. mijn maag is ook leeg. wat is het hier leuk: een bak vol voer, een bed op het dek van het schip en de maan. dit hou ik wel een jaar vol, mol. als ik een deel van je schat heb, dan koop ik me een schip.
9
ik lee s
al
4
naam: _________________________________________ klas: ___________
kleur
ie
eu oo
j
i
oe
ij
h
sch
ou
.
oe
oe
h
ou i
h
ij j
sch
h oo h
eu
ie
j
eu
eu
eu
mol wint met een lot 1
TECHNISCH LEZEN
welke woorden maak je met ...? omkring.
1
2 r
ie
m
mier dier riem mie ier
k ou
4
d
kous koud doek dauw koe
5 sch p
o
pot op post schop schip
waar hoor je de letter
2
3 d k
ij
bij dij dijk pijl kei
6 l m a
mol mal al lam ma
t
r oe
toe toen roet toer roep
in het woord? kruis aan.
sch
ij
ou
v
n
r
ie
w
TECHNISCH LEZEN
welke letters staan in elk woord? kleur.
doe het zo r oos d oo r
ij s p ij l
m ie r p ie r r ie m
t ou w k ou d j ou w
p ij l v ij l l ij n
lot pot ton
schat schot schiet
j aa k k aa s v aa s
wat heeft als kop sch
? kruis aan.
3
BEGRIJPEND LEZEN
bij welk plaatje hoort de zin? nummer.
1 een bol wit en een bol geel. 2 beer neemt de poot van mol beet. 3 het lot valt op een vat. 4 dit is het lot van mol. 5 beer belt bij jaak aan. 6 jaak doet de deur toe. 7 mol en beer in een leeg vat. 8 jaak wipt op en neer.
4
BEGRIJPEND LEZEN
maak een woord dat past in de zin. kleur.
doe het zo mol k . pt een . s a
oo
i
i
e
ij
1 mol w . nt een l . t.
e
ee
i
a
o
aa
2 sch . r een d . l van het lot.
ee
eu
aa
ee
oe
a
3 beer n . mt de p . t van mol beet. a
ee
oe
u
i
oo
4 dat is een k . r vol b . r.
uu
a
oo
oe
uu
ie
5 jaak woont op de w . g naar het b . s. ie
ee
e
o
e
oo
6 maak dat de k . t w . s.
aa
a
o
i
ee
ij
7 jaak wipt op en n . r voor het r . m.
ee
a
aa
ie
a
aa
5
CREATIEF MET TAAL
stel je voor: jij wint met een lot. wat wil je dan? omkring en teken.
een pop
een boek
een schat
een boot
goud
een jas
snoep
een vat bier
een dier
o jee! jaak nam je lot mee. vind je waar het lot is? kleur wat past in de zin.
ha-ha! ik nam je lot mee naar het b . s. e
o
oo
daar was er een ho . in een boo . p
f
l
m
n
t
ik deed het l . t d . r in.
aa
e
o
eu
oo
aa
maar een m . s nam het mee.
o
u
ie
nu ligt het op het d . k van de
i
a
eu
oo sch
oe l
6
.
o
n
p
TECHNISCH LEZEN
kleur de keer-woorden.
doe het zo taal
pot
top
laat
mot
mier
kat
poes
naam
tol kool raam
roet
pier pen
tel
maan
let tak
soep
toer
maar
riem
lot look
riep
tom
nep
wat is anders? zet er een kruis door.
bier
boer
dijk
deuk
bout
bouw
muur
mier
mier
bier
schuur
buur
7
TECHNISCH LEZEN
maak het woord ... omkring en verbind.
pijn d
g
ij
p
e
n
o
a
touw
i
b
ee
u
t
m
v
eu
k
l
j
ou
l
f
oe
h
u
uu
w
k
oo
b
d
g
schip s
u
i
ij
p
b
d
r
goud sch
h
eu
oe
j
p
a
w o
k
j
o g
k
f
d i
b s
uu ie
schat l
oe
m
ou h
lot t
oe
r
b
k
r
o
ie
oo
e
f
n
a
b
j
eu
n
g
eu
m
s i oe
d t
h aa
sch
kleur het woord.
doe het zo dotbospomsbok
8
beldenheebedakm
dusuubusjoklus
astoenaspbtasar
haaromhanhaaktra
BEGRIJPEND LEZEN
lees en kleur wat past. ra ra ra ...
1 ik rij op de weg.
ik ben hoog.
jij kan met me mee.
maar an, leen, tom,
loes, mol, beer en rik ook.
ra ra ra ...
wat ben ik?
ik ben een doos
een aap
een schip
een boom
een bus
een schaats
2 neem me mee
als je weg-gaat.
in mij kan er veel:
je pop, je broek, je jas,
een sok, een das.
ra ra ra ...
wat ben ik?
ik ben een kast
een kat
een touw
een tas
een deur
een schoen
ik ben
3 ik lig in een hol.
ik ben van goud.
ik maak je rijk.
ra ra ra ...
wat ben ik?
een beer
een schat
een man
een lot
hout
een schip
4 als ik leeg ben,
zeur ik om voer.
vul mij.
dan voel ik me weer goed.
ra ra ra ...
wat ben ik?
ik ben een pan
een neus
een oor
een maag
een been
een tas
9