1B
MODULE 15
Inhoud
MODULE 15
Inhoud 1 2 3 4 5
Inhoudsmaten......................................................................................................................................... 3 Meten................................................................................................................................................................. 4 Referentiematen............................................................................................................................... 4 Schatten........................................................................................................................................................ 5 Inhoudsmaten herleiden......................................................................................................... 6 Methode 1: de trap........................................................................................................ 6 Methode 2: een tabel.................................................................................................. 7 Oefeningen................................................................................................................................................. 9 5.1
5.2
6
1
Inhoudsmaten Wat gaan we meten? De grootheid is en de eenheid is
.
De eenheden die we gebruiken om een inhoud weer te geven, noemen we inhoudsmaten. Schrijf de inhoudsmaten op van groot naar klein.
WIST JE DAT… in de Sahara sommige jaren nog geen half glas water per jaar valt? een kameel 500 liter water kan drinken in tien minuten? je speekselklieren ongeveer een liter speeksel per dag maken? een witte haai een druppel bloed kan ruiken in vier miljoen liter zeewater? zeewater per liter 35 gram zout bevat?
Bij de inhoudsmaat liter denken we meestal aan vloeistoffen zoals water, melk, koffie, benzine … De inhoud van een koelkast, kruiwagen, rugzak, kofferruimte van een auto … wordt ook in liter uitgedrukt. Zoek de inhoud van de kofferruimte van: een Fiat 500 een Porsche Cayenne een Renault Clio
Inhoud
3
2
Meten Gebruik maatbekers of een spuit om de inhoud van de voorwerpen te meten.
voorwerp
3
inhoud
voorwerp
glas
soeplepel
kop
koffielepel
inhoud
Referentiematen Als je een paar handige maten weet, dan kun je gemakkelijker schatten ‌ x 10
100 l
10 l
hectoliter = 100 l
decaliter = 10 l
de inhoud van de inhoud een halfvol van een ligbad grote emmer : 10
x 10
l
milliliter = 1 cc
de inhoud van 1 brik melk
de inhoud van een klein koffiekopje
de inhoud van een eetlepel
enkele druppels
De spuit heeft een inhoud van
4
Inhoud
ml
centiliter
1 ml = 1 cc
cl.
cl
x 10
deciliter
Goed om te weten ‌
cc.
dl
x 10
liter
: 10
ml.
x 10
: 10
: 10
: 10
4
Schatten 1
Hoeveel gaat erin? Zet een kruisje in de juiste kolom.
minder dan 1 liter
precies 1 liter
meer dan 1 liter
glas biervat groot brik fruitsap wijnfles blikje frisdrank biervat
thermoskan
2
Vul de juiste inhoudsmaat in.
De inhoud van de benzinetank van mijn auto is 50
. .
De inhoud van een thermoskan is 0,5 De inhoud van een klein spuitje is 2 De inhoud van een tube tandpasta is 75
. .
tube tandpasta
Inhoud
5
5
Inhoudsmaten herleiden
5.1
Methode 1: de trap 100 l
10 l
x
0
:1
al
et
al
et
tg
he tg
he
l
10
dl
cl
ml
elke trede naar beneden = het getal x 10 elke trede naar boven = het getal : 10
6
Inhoud
5.2
Methode 2: een tabel • Duid het cijfer van de eenheden aan in het getal.
VOORBEELD: 75 l = . cl • Plaats het cijfer van de eenheden in de kolom van de inhoudsmaat.
VOORBEELD: 75 l = . cl • Je schrijft het getal (zonder komma) in de tabel. • Je vult de lege vakjes aan met een nul.
VOORBEELD: 75 l = 7 500 cl Vergeet niet: de eenheden van een getal horen altijd bij de inhoudsmaat die achter het getal staat.
VOORBEELD: 8 dl = 0,8 l 63,9 dl = 639 cl
4,5 cl = 45 ml
7
l
dl
cl
5
0
0
0,
8
6
3
ml
9 4
5
Inhoud
7
Herleid. 5l=
ml
20 dl =
l
5 dl =
l
5 dl =
ml
45 ml =
cl
8 cl =
ml
75 cl =
dl
71 dl =
l
950 cl =
l
2l=
dl
800 dl =
l
3,5 l =
dl
48,25 l =
dl
15 dl =
l
0,6 l =
cl
0,8 dl =
l
23 cl =
dl
5,5 cl =
dl
8 cl =
dl
0,5 dl =
ml
0,3 l =
ml
750 ml =
l
80 ml =
cl
4,2 cl =
ml
Ik heb ordelijk gewerkt.
8
Inhoud
ja
nee
6
Oefeningen 1
Vul de juiste inhoudsmaat in.
inhoudsmaat 1 000 keer groter dan een milliliter 100 keer kleiner dan een liter 10 keer kleiner dan een liter 10 keer groter dan een milliliter 10 keer groter dan een centiliter 10 keer kleiner dan een deciliter 10 keer groter dan een deciliter 100 keer groter dan een milliliter
2
Schrijf als een breuk.
1 dl is
3
van een liter.
1 ml is
van een liter.
Schat de inhoud. Zet een kruisje in de juiste kolom.
minder dan 1 liter
meer dan 1 liter
ijsje emmer wastafel (= lavabo) fles shampoo benzinetank van een auto een klein flesje water
Inhoud
9
Vul de juiste inhoudsmaat in.
4
In een fles wijn kan 75
.
Een ijsje bestaat uit 55
.
Schat hoeveel er in kan. Kleur telkens het juiste bolletje.
5
1 milliliter
100 liter
1 liter
50 liter
5 liter
10 liter
10 liter
1 liter
6
10
Herleid.
8 l =
dl
8l=
cl
1,2 l =
dl
2,8 dl =
cl
15,75 l =
dl
0,6 dl =
cl
4 ml =
cl
788 cl =
l
0,03 l =
ml
75 cl =
ml
524 cl =
dl
2,5 l =
cl
525 dl =
l
4,6 dl =
l
6 500 ml =
l
320 cl =
ml
90 dl =
l
25 cl =
l
Inhoud
7 Hoeveel vloeistof kan er in de spuit? ml of
8
cl
Een verpleegster vult spuiten. Lees af tot waar ze de spuit moet vullen.
© Jordi & Tabare Fotografia 2015
© Jordi & Tabare Fotografia 2015
ml
9
© Jordi & Tabare Fotografia 2015
ml
ml
Hoeveel vloeistof zit er in de spuit?
ml of
cl
ml
Inhoud
11
10
Teken de vloeistof in de maatbekers.
600 ml 11
2 dl
80 cl
0,5 l
Kijk naar de foto en vul in.
In deze twee bekers samen kan •
ml koffie.
•
cl koffie.
•
dl koffie.
In vier grote bekers kan evenveel koffie als in Met 1 liter koffie kan je
12
kleine bekers.
kleine bekers vullen.
Reken uit. Maak de juiste omzetting.
2 l + 9 dl + 60 cl = dl +
dl +
dl =
dl
15,5 cl + 25 dl + 3 l = ml +
ml +
ml =
ml
5 l + 35 dl + 450 cl = l+
l+
l=
l–
l=
l
4 l – 125 cl =
12
Inhoud
l
13
Waterverbruik
Het gemiddeld waterverbruik voor ‌ het doorspoelen van de wc 1 bad 5 minuten douchen wasmachine gebruiken wasmachine gebruiken met spaarknop
9l 120 l 39 l 100 l 60 l
7l
de afwas 1 minuut de tuin sproeien
10 l
de auto wassen
50 l 2l
1 keer koken de vaatwasmachine gebruiken
25 l
Stel deze gegevens voor in een staafdiagram. verbruik in liter 120 110 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10
wc
0
Inhoud
13
14 De inhoud van een flesje yoghurt is een halve liter. liter
Anna heeft
dl yoghurt bij.
of
15 Hoeveel potten verf van 2 liter kun je in een bak met een inhoud van 30 l gieten?
16 Mo drinkt gemiddeld een halve liter melk per dag. Hoeveel liter drinkt hij per week? Hoeveel liter drinkt hij in januari? Hoeveel liter drinkt hij per jaar?
17
Zet eerst alles om naar dezelfde inhoudsmaat en reken dan uit. dl
1 l – 7 dl = dl 3 dl + 1 l – 2 dl =
14
Inhoud
cl
1 l – 20 cl = cl
dl = 1 l l
40 cl + 2l–
cl = 1 l dl = 5 dl
18 In de wijnkelder liggen 120 flessen van elk 75 cl. Hoeveel centiliter wijn is er in voorraad? Hoeveel liter wijn is dat ?
19 Elke fles bevat 1,5 l water. Hoeveel liter water zit er in dit pak? Hoeveel glazen van 20 cl kun je hiermee vullen?
20 In een glas kan 25 cl cola. cl Hoeveel glazen kun je schenken uit
één liter cola?
Hoeveel glazen kun je schenken van twee flessen van anderhalve liter cola? anderhalve liter = één en een halve liter
21 Hoeveel flessen van anderhalve liter water moet je kopen als je 12 liter nodig hebt? Hoeveel liter water heb je als je zeven flessen koopt van anderhalve liter?
Inhoud
15