K
รถ
lip rn C ri s Ge ar Ve e re rb ur yn o ick u w x
Fi
Bj
SO CI
O-
EC
ON
OM
IS
CH
SP EC TR U SE M I EI
NI
TIA
TIE
N FO LO CO
Opmaak en lay-out Die Keure Druk Die Keure Tekeningen en cartoons Sebastiaan Van Doninck Foto’s Shutterstock, auteurs
ISBN 978 90 4860 830 0 K.B. D/2014/0147/232 Bestelnr. 90 808 0216 NUR 166
De uitgever heeft naar beste vermogen getracht de publicatierechten volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Zij die niettemin menen nog aanspraken te kunnen doen gelden, kunnen dat aan de uitgever kenbaar maken.
SP EC TR U SE M I
www.spectrum.diekeure.be
2
SO
CI
O-
EC
ON
OM
IS
CH
SP EC TR U SE M I
Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher. Verhuur is niet toegelaten zonder uitdrukkelijke toestemming van de uitgever.
EI
NI
TIA
TIE
© Copyright by Die Keure, Brugge Verantwoordelijke uitgever: N.V. die Keure Kleine Pathoekeweg 3 - 8000 Brugge - België RPR 0405 108 325
VO W O O R O RD Moderne wetenschappen sociaal en economisch bekeken Je zit nu in het tweede jaar. Ondertussen heb je al heel wat keuzes gemaakt, waaronder je studiekeuze voor moderne wetenschappen. Of was dat niet volledig jouw keuze?
alles kun je met afspraken en regels vastleggen. Hoe vullen we die vrijheid op? En waarom worden bepaalde keuzes gemaakt? Op die manier bekijken we SEI door een sociale bril.
In het dagelijks leven moeten we heel wat kiezen. Het begint al ’s morgens met de keuze van wat we die dag zullen aantrekken. Die keuze maak je zelf, maar wordt ook bepaald door je vriendenkring, je klasgenoten, het weer ‌ Bij bepaalde keuzes beslissen je ouders nog altijd. Soms mag je zelfs helemaal niet kiezen. Zo bepaalt de overheid onze keuzes door wetten goed te keuren en straft zij wie er zich niet aan houdt. In het verkeer moeten we bijvoorbeeld stoppen voor een rood licht. Waar mensen samenleven, zijn afspraken en regels nodig om chaos te vermijden. Met de ene afspraak kunnen we beter leven dan met de andere. Hoe gaan we daarmee om? Niet
Mogen we even terugkomen op je keuze voor moderne wetenschappen? Vormt deze een goede basis om straks de opleiding te volgen die jij wilt? Weet je eigenlijk al welk beroep je later graag zou beoefenen? De lijst van beroepen is bijna oneindig lang en je kunt er vast wel enkele opsommen die jou erg zullen aanspreken. We moeten namelijk werken om te kunnen overleven. Het verdiende geld geven we weer uit aan producten die we graag hebben. Maar er is meer te betalen ... Je komt het allemaal te weten wanneer je de economische kant van SEI belicht.
SP EC TR U SE M I
de auteurs
3
INH O
V
U
OriĂŤnteren en exploreren
O
V
U
Verklaren
V
U Uitdiepen
V
SP EC TR U SE M I
U
4
R Reflecteren
R
R
R
HOUD DEELA
De consument in mij 1 2 3 4 5 6
Socio-economische initiatie Je zakgeld laten rollen Kiezen is verliezen Alles heeft zijn prijs Tot op de cent betalen Jouw winkelgalerij
12 18 30 40 56 70
DEELB
Een plek onder de zon 1 2 3 4
Functies van het gezin Inkomsten van een gezin Uitgaven van een gezin Hoe woont een gezin?
84 94 118 132
DEELC
Zoveel mensen, zoveel wensen Mijn stem telt ook Het prijskaartje: geven en nemen Krachten bundelen Gezond groen Niet alles is lekker Belgisch
150 164 178 188 198
SP EC TR U SE M I
1 2 3 4 5
5
Shoppen is voor velen een ontspannende bezigheid.
SP EC TR U SE M I
Anderen gaan liever naar de film of wonen graag een sportwedstrijd bij. Allemaal leuke activiteiten, maar het kost geld!
6
DEELA De consument in mij
Socio-economische initiatie Je zakgeld laten rollen Kiezen is verliezen Alles heeft zijn prijs Tot op de cent betalen Jouw winkelgalerij
12 18 ✓ 30 ✓ 40 ✓ 56 70
SP EC TR U SE M I
1 2 3 4 5 6
7
A WELKE PRODUCTEN KOOP JIJ?
DOE
OPDRACHT
1
O
Je hebt 50 euro en je bent op zoek naar een horloge. In een folder zie je enkele aanbiedingen staan. V
U
R
DOE
OPDRACHT
2
A
B
C
Duid hieronder aan wat bij jou past. O Je koopt een horloge en kiest voor
O horloge A
O horloge B
O horloge C
O Je kiest niet voor
O horloge A
O horloge B
O horloge C
O Je kiest voor geen enkel horloge en je spaart 50 euro. Welke factoren speelden mee bij het maken van je keuze? ________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________
HOE ZULLEN WE BETALEN?
DOE
OPDRACHT
2
O
V
a) In het reisbureau boeken je ouders een reis naar Tenerife.
________________________________
b) Je koopt een brood bij de bakker.
________________________________
U
R
c) Je ouders betalen de boodschappen in een grootwarenhuis. ________________________________ d) Via de webshop van Apple bestelt papa een nieuwe laptop. ________________________________ e) Jullie gaan met het gezin uit eten.
________________________________
f) Je gaat een film bekijken in Kinepolis.
________________________________
g) Papa en mama betalen de factuur van Telenet voor internet. ________________________________
SP EC TR U SE M I
h) Je moeder betaalt om te parkeren in het stadscentrum.
8
_______________________________
A
De consument in mij Socio-economische initiatie
NOTEER ONDER HET PRODUCT EEN GESCHATTE PRIJS EN DE PLAATS WAAR JIJ DIT PRODUCT ZOU KOPEN.
OPDRACHT
3
O
V
U
R
prijs: ___________________
prijs: ___________________
prijs: ___________________
verkoopplaats:
verkoopplaats:
verkoopplaats:
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
prijs: ___________________
prijs: ___________________
prijs: ___________________
verkoopplaats:
verkoopplaats:
verkoopplaats:
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
prijs: ___________________
prijs: ___________________
prijs: ___________________
verkoopplaats:
verkoopplaats:
verkoopplaats:
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________
________________________ SP EC TR U SE M I
DOE
9
A VUL DE ENQUÊTE IN. OP BASIS VAN DE RESULTATEN ZULLEN WE IN DIT DEEL EEN AANTAL ECONOMISCHE EN SOCIOLOGISCHE VASTSTELLINGEN PROBEREN TE DOEN.
DOE
OPDRACHT
4
O
V
U
R
PER GESLACHT J
Ik ben een
jongen
meisje
mijn ouders 1
Ik krijg zakgeld van
mijn grootouders andere: het een wekelijkse gewoonte is ik een goed rapport heb
2
Ik krijg zakgeld omdat
ik een klusje gedaan heb het een speciale gelegenheid is (verjaardagen, feestdagen ...) andere: geen zakgeld van € 0 tot € 10 van € 10 tot € 20
3
Ik krijg maandelijks (ongeveer)
van € 20 tot € 30 van € 30 tot € 40 van € 40 tot € 50 van € 50 tot € 60 meer dan € 60 kleding en schoenen snoep / koekjes multimedia (cd, dvd …)
4
Ik besteed mijn zakgeld vooral aan
gsm / herlaadkaart voeding / belegd broodje sport tijdschriften
SP EC TR U SE M I
andere:
10
M
TOTAAL
A
De consument in mij Socio-economische initiatie
PER GESLACHT J
M
TOTAAL
ik spaar al mijn zakgeld van € 0 tot € 10 van € 10 tot € 20 5
Hoeveel van je eigen geld geef je per maand uit?
van € 20 tot € 30 van € 30 tot € 40 van € 40 tot € 50 van € 50 tot € 60 meer dan € 60 kledij en schoenen snoep / koekjes multimedia
6
Mijn ouders betalen voor mij
gsm / herlaadkaart voeding / belegd broodje sport alles naar de prijs naar de kwaliteit of het in de mode is of ik het nodig heb andere:
Eigen vraag: ________________________________________________________ ________________________________________________________ ________________________________________________________ ________________________________________________________ ________________________________________________________
SP EC TR U SE M I
7
Als ik iets koop, kijk ik vooral
11
1
Socio-economische situatie 1.1 Gedragswetenschappen V
Gedragswetenschappen is een verzamelnaam voor wetenschappelijke richtingen die het gedrag van de mens onderzoeken. Ze bestudeert het gedrag van de mens in groep of als individu. R U
De Deens-Amerikaanse psycholoog Erik Erikson (1902 – 1991) linkte ons gedrag aan een reeks vaardigheden die we in acht levensfasen moeten meekrijgen. De sociale omgeving speelt hierbij een grote rol. Als zo’n conflict niet goed uitdraait, kun je in een latere fase problemen ondervinden en alsnog de vaardigheid meekrijgen.
LEVENSFASE
TE OVERBRUGGEN TEGENSTELLING
LEEFTIJD
BELANGRIJKE RELATIE
1 zuigeling
0 – 1 jaar
vertrouwen versus wantrouwen
moeder
2 peuter
1 – 3 jaar
autonomie versus twijfel
ouders
3 kleuter
3 – 6 jaar
initiatief versus schuld
gezin
4 lagere school
6 – 12 jaar
handvaardigheid versus minderwaardigheid
buurt en school
5 adolescentie
12 – 20 jaar
identiteit versus verwarring
leeftijdsgenoten en rolmodellen
6 jong volwassenheid
20 – 35 jaar
intimiteit versus isolatie
partner en vrienden
7 volwassenheid
35 – 60 jaar
productiviteit versus stagnatie
kinderen en collega’s
8 late volwassenheid
vanaf 60 jaar
tevredenheid versus wanhoop
mensheid en nageslacht
Welke van de levensfasen wordt hieronder beschreven? a) Je moet kiezen welke studierichting je volgt.
__________________________________
b) Je leert hoe je een lepel en een vork moet gebruiken.
__________________________________
c) Je blijft wenen tot je mama je oppakt en troost.
__________________________________
SP EC TR U SE M I
d) Je kinderen worden volwassen en je geeft waarden aan hen door. __________________________________
12
e) Je leert lezen, rekenen en weet wat verantwoordelijkheid is.
__________________________________
f) De meest kritieke fase, je zoekt naar je identiteit.
__________________________________
A
De consument in mij Socio-economische initiatie
1.2 Cultuurwetenschappen Cultuurwetenschappen is een verzamelnaam voor de wetenschappen die verschillende facetten van kunst en cultuurR bestuderen zoals: U - geschiedenis, - kunstgeschiedenis, - literatuur, - filosofie. In deze boeiende wetenschap zul je reclame bestuderen, de media, de politieke wereld, toneel, film, literatuur en nog veel meer. De manier om cultuur bij de mens te brengen, is ook belangrijk. Dat noemen we communicatiewetenschappen. Je gedrag en je ontwikkeling worden beïnvloed door je ouders, vrienden en school. Maar ook de cultuur waarin je opgroeit zal een belangrijke factor zijn voor je persoonlijkheid. In Europese landen ligt de nadruk op de ontwikkeling van het individu. Zelfvertrouwen, onafhankelijkheid en assertiviteit zijn waarden die je hier zeker meekrijgt. Let op! In deze tabel merk je dat bepaalde handelingen in bepaalde landen en culturen een andere betekenis hebben. LEUK!
OEI?
Met duim en wijsvinger maak je een cirkel, de andere vingers houd je zachtjes naar omhoog.
Amerika: ok! Japan: geld Italië: bedankt
Frankrijk: nul Latijns-Amerika: obsceen gebaar
Je duim naar omhoog en de andere vingers vormen een vuist.
Europa: dat is positief!
Griekenland: grove belediging
Je kijkt je gesprekspartner in de ogen.
Europa: ik toon interesse
Azië: onbeleefd om iemand lang aan te kijken
Wijsvinger voor de mond. Je zegt ‘sst’.
Europa: gelieve stil te zijn
China: teken van afkeuring
Je geeft een fooi aan de ober in het restaurant.
Amerika: wordt van je verwacht, het is een groot deel van het loon van de ober
Japan: een belediging, geef liever een glimlach
Met de wijsvinger trek je het onderste ooglid zachtjes naar beneden.
Italië: vergeet de afspraak niet
Frankrijk: ik geloof je niet
SP EC TR U SE M I
V
13
1 1.3 Economie Economie is een wetenschap die gaat over mensen die bezig zijn met produceren (goederen en diensten voortbrengen) en consumeren (goederen en diensten aanschaffen). Er moet geproduceerd worden omdat R U mensen goederen en diensten nodig hebben. In ruil voor de geleverde arbeid ontvangt men een inkomen. Een deel van het inkomen wordt besteed aan consumptie. Als mensen consumeren, proberen ze zoveel mogelijk behoeften te bevredigen. Telkens ondervinden we dat we méér willen, dat we meer behoeften hebben dan er mogelijkheden zijn om deze behoeften te voldoen: het probleem van schaarste.
V
In de economie bestuderen we hoe de mens ernaar streeft zo goed mogelijk in zijn talrijke behoeften te voorzien en hoe hij voortdurend keuzes zal maken. Niet alleen de consumenten, maar ook de producenten en de overheid staan dagelijks voor veel keuzeproblemen. We kunnen de werking van de economie voorstellen in een economische kringloop. Hier vind je alvast een eerste, eenvoudige versie. Vul de begrippen in op de juiste plaats: arbeid – inkomen – goederen en diensten – uitgaven
bedrijven
gezinnen De goederen- en dienstenstroom wordt aangeduid als een volle lijn: - gezinnen leveren arbeid; - bedrijven leveren goederen en diensten.
SP EC TR U SE M I
De geldstroom wordt aangeduid als een stippellijn: - bedrijven betalen een vergoeding voor de geleverde arbeid; - gezinnen betalen voor de goederen en diensten.
14
A
De consument in mij Socio-economische initiatie
GEDRAGSWETENSCHAPPEN, CULTUURWETENSCHAPPEN EN ECONOMIE
OPDRACHT
1
U
R
GEDRAGSCULTUURWETENSCHAPPEN WETENSCHAPPEN
ECONOMIE
Omdat importeren uit Duitsland voor McDonald’s IJsland te duur werd en de IJslandse markt te klein is, sloten de enige drie McDonald’s vestigingen in IJsland de deuren. Op een volle lijnbus zitten Kenny en Tiffany muziek te beluisteren. Een bejaarde dame staat naast hen recht. Ze overwegen niet om hun plaats af te staan en luisteren rustig verder. Alex is niet de aangenaamste leerling van de klas. Zijn naam wordt vaak genoemd door leerlingen die gepest worden. Op de vraag waarom hij zo doet, weet hij zelden een antwoord. De Amish is een geloofsgemeenschap die tegen moderne technologie is. Kinderen gaan er tot 14 naar school, meestal alle leeftijden door elkaar in één klaslokaal. Aan het eind van de 19de eeuw had je veel gezinnen met 10 of meer kinderen. Ze moesten meehelpen om het gezinsinkomen te garanderen. Als wij met elkaar praten, kijken we elkaar (liefst) aan. Japanners daarentegen zullen oogcontact steeds vermijden. Voor hen is dat een vorm van respect. Niet elke leerling reageert op dezelfde manier op een slecht rapport. De ene is boos op de leerkracht, de andere is bang voor de reactie van de ouders en een derde trekt er zich niets van aan. Twee vingers in de lucht (Churchill gebruikte dit V-teken als ‘victory’) betekende vroeger dat je als leerling naar het toilet wilde gaan of tijdens een spel een ‘time out’ wilde. In verschillende landen is het teken echter een belediging. Het mooie nieuwe stadion van AA Gent kostte 50 miljoen euro en heeft plaats voor 20 000 toeschouwers. SP EC TR U SE M I
V
Lees elk verhaal en duid aan bij welke component die het meest aansluit.
15
31 DE ECONOMISCHE KRINGLOOP
OPDRACHT
2
V
U
bedrijven
R
12
Zoek de juiste plaatsen op de economische kringloop.
34
a Bert werkt bij een witloofkweker in Opwijk.
________________
b Albert betaalt bij Carrefour gezinnen
een zakje Belgische grondwitloof.
________________
c Berta is bedrijfsleidster, bij haar wordt witloof getrieerd en verpakt. Ze betaalt tweewekelijks het loon uit van haar werknemers.
________________
d Hubert staat op de wekelijkse markt en biedt naast witloof nog heel wat andere groenten aan.
________________
e Op de goederen- en dienstenmarkt worden goederen en diensten aangeboden en gekocht.
________________
f Op de arbeidsmarkt wordt arbeid geleverd en een vergoeding voor deze arbeid uitbetaald.
EEN MOOI VERHAAL‌
OPDRACHT
3
V
Maak zelf een fictief verhaal dat hoort bij deze fotovoorstelling van de economische kringloop.
U
R
SP EC TR U SE M I
16
________________
A
De consument in mij Socio-economische initiatie
R
WAT HEB JE GELEERD? Je kent de betekenis van gedragswetenschappen.
Gedragswetenschappen is een verzamelnaam voor wetenschappelijke richtingen die het gedrag van de mens onderzoeken. Ze bestudeert het gedrag van de mens in groep of als individu.
Je kent de betekenis van cultuurwetenschappen.
Cultuurwetenschappen is een verzamelnaam voor de wetenschappen die verschillende facetten van kunst en cultuur bestuderen zoals: - geschiedenis, - kunstgeschiedenis, - literatuur, - filosofie.
Je kent de betekenis van economie.
Economie is een wetenschap die gaat over mensen die bezig zijn met: - produceren: goederen en diensten voortbrengen; - consumeren: goederen en diensten aanschaffen.
Je kunt de verschillende stromen in de economische kringloop verklaren.
De goederen- en dienstenstroom wordt aangeduid als een volle lijn: - gezinnen leveren arbeid; - bedrijven leveren goederen en diensten. De geldstroom wordt aangeduid als een stippellijn: - bedrijven betalen een vergoeding voor de geleverde arbeid; - gezinnen betalen voor de goederen en diensten.
bedrijven
inkomen
goederen uitgaven en diensten
arbeid
gezinnen
SP EC TR U SE M I
U
17
2
Je zakgeld laten rollen 2.1 Tieners …
V
Hoe kun je het begrip tiener opvatten? U
R
tie·ner (de; m, v; meervoud: tieners) 1 iemand van 13-19 jaar http://www.vandale.be De tienerjaren zijn de jaren waarin de mens het proces van kind naar volwassene doorloopt. Tijdens de tienerjaren wordt een belangrijk deel van de acne aangemaakt.
Tegenwoordig wordt het woord tiener ook gebruikt voor kinderen van 10 tot 14 jaar oud.
Synoniemen vo or tiener: teenager <form >, puber (met nadruk op seksuele on twikkeling.
Welke sociale en economische factoren veranderen als je tiener bent?
TIENER Je zou kunnen zeggen dat jongeren de groep mensen is tussen 12 en 30 jaar. Alle mensen die voldoen aan een of meerdere voorwaarden behoren tot een groep. Zo kun je alle Europese jongeren beschouwen als een groep. Deze groep is natuurlijk heel groot en binnen de groep zijn er nog verschillen. Hoe zou je deze groep nog kunnen onderverdelen? _______________________________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________________________ Wanneer je mensen uit een groep indeelt in kleinere groepjes, spreek je over subgroepen. Vanaf nu bestuderen we hoofdzakelijk de subgroep 12- tot 14-jarigen. Soms vergelijken we ook met andere subgroepen.
SP EC TR U SE M I
Alle leerlingen die naar dezelfd e school gaan als jij beho ren tot één groe p, de klas waarin je zit, is dan weer een su bgroep.
18
A
De consument in mij Socio-economische initiatie
2.2 Zakgeld bij jongeren Hoeveel zakgeld per we ek vind je R U een 12dat jarige mag krijgen?
1% 9%
Krijg je zakgeld als 10- tot
10% 4%
< 2 euro
ja: 69 % nee: 31 %
10%
2-5 euro 6-10 euro 11-20 euro Meer dan 20 euro. 12 jaar is te vroeg voor zak geld. Ik ben tegen zakgeld in het algemeen.
17-jarige?
25% 41%
bron: OIVO - onderzoek 2011
Bron: Het Nieuwsblad - okto
ber 2013
Zakgeld volgens leeftijd 10 jaar
11 jaar
12 jaar
13 jaar
14 jaar
15 jaar
16 jaar
17 jaar
18 jaar en ouder
€ 21,00
€ 23,00
€ 28,00
€ 34,00
€ 30,00
€ 36,00
€ 49,00
€ 56,00
€ 107,00
bron: OIVO - onderzoek 2011
We willen volgende vragen uit de oriënteringspagina’s bespreken en vergelijken met gegevens uit Vlaanderen. - Wie geeft jou zakgeld? - Hoeveel zakgeld krijg je maandelijks? - Waarom krijg je zakgeld? Hoeveel procent van de leerlingen die de enquête invulden, krijgt zakgeld van zijn ouders?
Berekening:
________________________________________________________________________
Antwoord:
________________________________________________________________________
Vergelijk jouw resultaten met de gegevens uit de bronnen bovenaan. Wat stel je vast? _______________________________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________________________
Maak een staafdiagram dat de hoeveelheid zakgeld, die de leerlingen per maand krijgen, weergeeft.
SP EC TR U SE M I
V
19
2 Verschillen volgens sociaal milieu, onderwijstype en woonplaats Uit de OIVO-studie blijkt dat de educatieve logica meespeelt in de keuze van de ouders om hun kinderen al dan niet zakgeld te geven. Ook het sociale milieu heeft haar invloed op het al dan niet geven van zakgeld. Het bewijs? Kinderen van 10-15 jaar die tot een bescheiden sociale groep behoren , krijgen minder talrijk zakgeld dan dezelfde leeftijdsgroep in gemiddelde en hogere sociale groepen. Iets meer dan een op de twee jongeren van 17 in een bescheiden milieu zegt dat hij / zij geen zakgeld krijgt, terwijl de grote meerderheid van jongeren van die leeftijd uit gemiddelde en hoge sociale groepen wel zakgeld krijgen. Ook het bedrag verschilt naargelang de sociale afkomst: voor jongeren van 17 jaar geldt dat ouders uit de lagere sociale groep maandelijks gemiddeld 39 euro minder zakgeld geven dan ouders in de hogere sociale groep! Andere elementen van verschil: het onderwijstype en de woonplaats. Jongere n in het beroepsonderwijs krijgen minder talrijk zakgeld dan leerlingen in het algemeen secundair onderwi js, terwijl leerlingen in de kunsthumaniora het meeste zakgeld krijgen. Wat de woonplaats betreft, geldt dat Brussel se jongeren het meest verwend worden (maar het zijn wel de meest welstellende gezinnen in de hoofdsta d die het gemiddelde doen stijgen). Zij krijgen ongeveer 50 euro per maand, terwijl hun Vlaamse en Waalse leeftijds genoten respectievelijk een gemiddelde som van 38 en 34 euro ontvangen. bron: OIVO - onderzoek 2011
Welke factoren spelen een rol bij het toekennen van een som zakgeld? Probeer hiervoor telkens een verklaring te vinden. _______________________________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________________________ Welke factoren zouden nog een rol kunnen spelen? _______________________________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________________________ Om welke redenen krijg jij zakgeld? _______________________________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________________________ Waarom zouden jongeren vanaf 15 jaar starten met een studentenjob? _______________________________________________________________________________________________
SP EC TR U SE M I
_______________________________________________________________________________________________â&#x20AC;&#x192;
20
A
De consument in mij Socio-economische initiatie
2.3 Waar rolt jouw geld naartoe? U
Wat doe jij met jouw zakgeld?
R
57
Een deel thuis voor een toekomstige grote aankoop. 30
Een deel op een bankrekening plaatsen. Een deel onmiddellijk uitgeven.
27
0%
15 %
30 %
45 %
60 %
Aan welke drie producten geef jij het meeste geld uit? 1 _____________________________ 2 _____________________________ 3 _____________________________ Hieronder vind je de top 10 van de uitgaven bij tieners van 10 jaar tot 17 jaar. Noteer in de tabel of jij hier geld aan besteedt. Geef ook telkens een voorbeeld van een product dat voldoet aan de omschrijving. ik besteed hier geld aan voeding
40 %
kledij
38 %
games
27 %
uitgaan
11 %
herlaadkaart gsm
10 %
cosmetica
9%
cd, dvd
6%
computermateriaal
5%
tijdschriften, lectuur
4%
voorbeeld
bron: OIVO - onderzoek 2011
Het aankopen van producten is consumeren. De persoon die de producten aankoopt, de verbruiker, noemen we de consument. Komt jouw top 3 overeen met die uit het onderzoek? Geef een verklaring waarom jouw top 3 anders kan zijn.
ja / nee / gedeeltelijk
_______________________________________________________________________________________________ Koop jij uit elke categorie van de top 10 producten? ja / nee Verklaar waarom het mogelijk is dat je van een bepaalde groep geen producten koopt. _______________________________________________________________________________________________ Niet iedereen koopt dezelfde producten. De keuze van de producten hangt van heel veel factoren af. Het uitgavenpatroon is de manier hoe een persoon geld uitgeeft en aan welke producten hij zijn geld besteedt.
SP EC TR U SE M I
V
21
2 Op deze bladzijde hebben we producten en diensten drie keer in twee groepen ingedeeld. Geef met eigen woorden weer op welke basis dat gebeurde.
1
brood benzine beltegoed drankje belegd broodje
schoenen smartphone tijdschrift T-shirt wasmachine
HOE KOMT DEZE INDELING TOT STAND? _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________
2
belegd broodje benzine smartphone T-shirt speculoos
internet lidgeld fitness openbaar vervoer cinematicket taxirit
HOE KOMT DEZE INDELING TOT STAND? _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________
3
water brood T-shirt medicijnen verwarming
smartphone benzine tijdschrift chips wasmachine
HOE KOMT DEZE INDELING TOT STAND? _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________
SP EC TR U SE M I
_____________________________________________________________________
22
A
De consument in mij Socio-economische initiatie
De onderverdeling op basis van tastbaarheid van het product komt het meest voor. • Producten die je kunt vastnemen, noemt men goederen. • Producten die je niet kunt vastnemen, noemt men diensten. In welke tabel op de linkerpagina werden de producten op deze manier ingedeeld?
1
2
3
Geef nog twee voorbeelden van goederen en twee voorbeelden van diensten. goederen
diensten
____________________________________________
____________________________________________
____________________________________________
____________________________________________
We kunnen ook een onderverdeling maken aan de hand van de levensduur van producten. • Producten die je meerdere keren kunt gebruiken, zijn duurzame producten of gebruiksgoederen. • Producten die je slechts één keer kunt gebruiken, zijn niet-duurzame producten of verbruiksgoederen. In welke tabel op de linkerpagina werden de producten op deze manier ingedeeld?
1
2
3
Geef nog twee voorbeelden van duurzame producten en twee voorbeelden van niet-duurzame producten. duurzame producten
niet-duurzame producten
____________________________________________
____________________________________________
____________________________________________
____________________________________________
Soms wordt er ook een onderverdeling gemaakt op basis van noodzakelijkheid van het product: in welke mate heb je het product nodig om te overleven? • Producten die je nodig hebt om in leven te blijven, noemt men levensnoodzakelijke producten. • Producten die je niet nodig hebt om in leven te blijven, zijn dus niet-levensnoodzakelijke producten. In welke tabel op de linkerpagina werden de producten op deze manier ingedeeld?
1
2
3
levensnoodzakelijke producten
niet-levensnoodzakelijke producten
____________________________________________
____________________________________________
____________________________________________
____________________________________________
SP EC TR U SE M I
Geef nog twee voorbeelden van levensnoodzakelijke producten en twee voorbeelden van niet-levensnoodzakelijke producten.
23
2 3 TIENERS ALLEMAAL GELIJK?
OPDRACHT
1
V
Duid aan wat bij jou van toepassing is. Noteer rechts een leeftijd waarvan jij vindt dat de uitspraken moeten kunnen. R
U
O
Ik mag alleen naar school gaan.
_______________________________
O
Ik mag af en toe alcohol drinken van mijn ouders.
_______________________________
O
Ik mag alleen of met vrienden op reis.
_______________________________
O
Ik mag met vrienden naar de stad.
_______________________________
Hieronder vind je de resultaten uit de grote opvoedingsenquête van Het Nieuwsblad.
Vanaf welke leeftijd mag uw kind alleen naar school gaan?
jonger dan 9 jaar 10-11 jaar
A
12-13 jaar vanaf 14 jaar
Vanaf welke leeftijd ma g uw kind alcohol drinken?
jonger dan 15 jaar 16 jaar
B
17 jaar 18 jaar
Vanaf welke leeftijd mag uw kind alleen of met vrienden op reis?
jonger dan 15 jaar 16 jaar
C
17 jaar 18 jaar
Vanaf welke leeftij d mag uw kind met vrienden na ar de stad?
jonger dan 11 jaa r 12-13 jaar
D
14-15 jaar vanaf 16 jaar
Vergelijk jouw resultaten met die uit de grote opvoedingsenquête. vaststelling A:
_________________________________________________________________________
vaststelling B:
_________________________________________________________________________
vaststelling C:
_________________________________________________________________________
vaststelling D:
_________________________________________________________________________
Formuleer een afspraak waarvan jij vindt dat je dit wel zou mogen doen, terwijl je ouders vinden van niet. _______________________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________________ Waarom verschilt jouw mening met die van je ouders? _______________________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________________
SP EC TR U SE M I
_______________________________________________________________________________________
24
A
De consument in mij Socio-economische initiatie
UITGAVENPATROON VAN JONGEREN
OPDRACHT
2
V
U
Noteer hieronder de hobby’s die je hebt en maak een schatting hoeveel die ongeveer kosten per jaar. R
_______________________________________
________________________________________
_______________________________________
________________________________________
_______________________________________
________________________________________
Hoeveel euro kosten jouw hobby’s per jaar?
________________________________________
Verzamel de gegevens van jouw klas. Maak hieronder het schijfdiagram. Formuleer een vaststelling als je die gegevens vergelijkt met die uit de grote opvoedingsenquête. AANTAL LEERLINGEN geen hobby
Hoeveel euro wordt er per kind gemiddeld uitgegeven aan hobby’s?
minder dan 200 euro 201 euro – 300 euro 301 euro – 400 euro 401 euro – 500 euro 501 euro – 600 euro
geen hobby
401-500
meer dan 600 euro
Minder dan 200
501-600
201-300
Meer dan 600
301-400
Welk budget mag een tiener van 16 volgens u per maand krijgen voor gsm-gebruik?
< 10 euro 10-15 euro
________________________________________________________________________________ In welke categorie val jij? _________________________________________________________
Hoeveel leerlingen uit je klas zitten in dezelfde categorie?
________________________________________________________________________________
16-20 euro
________________________________________________________________________________ Meer dan 20 euro
Waarom is er een verschil met een aantal klasgenoten?
________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________
SP EC TR U SE M I
geen budget
Hoeveel euro besteed jij per maand aan het gebruik van je gsm of smartphone?
25
2 3 HET IS MAAR HOE JE HET BEKIJKT
OPDRACHT
3
Plaats voor elk product per onderverdeling een kruisje in de juiste kolom. producten opgedeeld volgens producten opgedeeld volgens producten opgedeeld volgens
V
U
R
product
___________________________ ___________________________ ___________________________ goederen
diensten
levensnoodzakelijk
niet-levensnoodzakelijk
duurzaam
nietduurzaam
ei broek Buzzy Pass water skireis tablet
ECONOMISCHE WOORDENSCHAT
OPDRACHT
4
V
U
Vul aan en zoek de betekenis op van het woord dat je van boven naar onder leest in de gekleurde kolom. R
Een product dat je niet kunt vastnemen. Betekenis van de E in SEI. Persoon die producten aankoopt en consumeert. Verzamelnaam voor kunst, literatuur, geschiedenis en filosofie. Een product dat je kunt vastnemen. Manier waarop een persoon geld uitgeeft en de keuze van producten. Betekenis van de I in SEI. Alle mensen die voldoen aan een of meerdere voorwaarden.
_______________________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________________
SP EC TR U SE M I
_______________________________________________________________________________________
26
A
De consument in mij Socio-economische initiatie
MAAK EEN KEUZE
OPDRACHT
5
a Een iTuneskaart voor de App Store is een gebruiksproduct / verbruiksproduct. U
R
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
b Lippenstift is een levensnoodzakelijk / niet-levensnoodzakelijk product.
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
c Een treinticket is een goed / dienst. Bovendien is een treinticket duurzaam / niet-duurzaam.
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
d Een iPad is een duurzaam / niet-duurzaam product.
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
e Een abonnement op Spotify is een goed / dienst.
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
f Een doktersbezoek is een levensnoodzakelijke / niet-levensnoodzakelijke dienst.
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________
g Een zilveren ring is een duurzaam / niet-duurzaam product. ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________
h Een smoothie is een levensnoodzakelijk / niet-levensnoodzakelijk product.
____________________________________________________________________
____________________________________________________________________ SP EC TR U SE M I
V
Schrap wat niet past en verklaar je keuze.
27
2 3 HOE ZIT HET BIJ JOU?
OPDRACHT
6
V
U
Noteer voor een week de producten die jij koopt en zelf betaalt. Je noteert de productnaam en de prijs. Orden volgens goederen of diensten. R
Ik besteed hier geld aan.
Voorbeeld
goederen
diensten
Duid met een groene kleur aan welke producten levensnoodzakelijk zijn. Voor hoeveel euro kocht je niet-levensnoodzakelijke producten? ________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________ Kon je dit bedrag misschien beter sparen? ________________________________________________________________________________________
SP EC TR U SE M I
________________________________________________________________________________________
28
A
De consument in mij Socio-economische initiatie
R
WAT HEB JE GELEERD? Je kent de betekenis van een groep en een subgroep.
• Een groep is een verzameling van mensen die voldoen aan een of meerdere voorwaarden. Voorbeelden: jongens, leerlingen van deze school, fans van een bepaalde voetbalploeg … • Een subgroep is een kleinere onderverdeling van mensen binnen een groep. Voorbeelden: jongens van onze klas, leerlingen van de leerlingenraad, de harde supporterskern …
J e weet dat een consument een persoon is die goederen of diensten aankoopt. Consumeren is dus het aankopen van goederen en diensten. • Een goed is een product dat je kunt vastnemen. Voorbeeld: een boek, een fles water, een pennenzak … • Een dienst is een product dat je niet kunt vastnemen. Voorbeeld: een rit met de trein, telefoneren met Proximus …
Je weet wat bedoeld wordt met ‘uitgavenpatroon’.
• Het uitgavenpatroon van een jongere is de manier waarop deze persoon geld uitgeeft en de goederen en diensten waaraan deze persoon dat geld uitgeeft.
Je kunt het verschil uitleggen tussen levensnoodzakelijke producten en niet-levensnoodzakelijke producten. • Levensnoodzakelijke producten zijn producten die je nodig hebt om in leven te blijven. Voorbeelden: brood, water, medicatie … • Niet-levensnoodzakelijke producten zijn producten die je niet nodig hebt om in leven te blijven. Voorbeelden: chips, cinemabezoek, stylo …
Je kunt het verschil uitleggen tussen duurzame producten en niet-duurzame producten. • Duurzame producten zijn producten die je meerdere keren kunt gebruiken. Voorbeelden: wasmachine, tablet, beker … • Niet-duurzame producten zijn producten die je maar één keer kunt gebruiken. Voorbeelden: reis, papieren zakdoekje, wegwerpgsm …
SP EC TR U SE M I
U
29