Conform aan de leerplannen van GO! en OVSG
INHOUD
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde.......................................
3
Reliëf en waterlopen.........................................................................................................
45
Weer en klimaat....................................................................................................................... 111 Topografie.......................................................................................................................................... 179
COLOFON
Auteurs Ellen Demuynck, Kris Verbouw m.m.v. Christelle Snoeck Foto’s Shutterstock, NGI, KMI, Vildaphoto, Eurosense, www.vlaanderenvanuitdelucht.be, Google Maps, RUG, National Geographic, www.monteberg.be, Renske Martin Cartoons Alexandra Pillaert ISBN 97 890 4862 075 3 - Bestelnr. 90 606 0205 - KB D/2015/0147/128 - NUR 126/136 - Eerste druk 2015 Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge, RPR 0405 108 325, www.diekeure.be © Copyright by die Keure, Brugge Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever (behoudens de uitzonderingen door de wet voorzien). No part of this book may be reproduced in any form by print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
1 1. Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
INHOUD
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
1. Het landschap observeren.............. 6
5. Lokaliseren ........................................... 28
1.1 Aan de slag......................................... 6 1.2 Toposfiche: landschappen................ 8 1.3 Inoefenen........................................... 9
5.1 Aan de slag......................................... 28 5.2 Toposfiche: lokaliseren ..................... 30 5.3 Inoefenen........................................... 31
2. Van landschap tot kaart................... 10
6. De schaal ............................................... 33
2.1 Aan de slag ........................................ 10 2.2 Toposfiche: soorten kaarten ............ 11 2.3 Inoefenen........................................... 12
6.1 Aan de slag ........................................ 33 6.2 Toposfiche: breuk- en lijnschaal ...... 35 6.3 Inoefenen........................................... 36
3. Gebruik van de atlas.......................... 17 3.1 Aan de slag ........................................ 17 3.2 Toposfiche: opzoeken in een atlas ... 19 3.3 Inoefenen........................................... 20
4. Oriënteren ............................................ 21
4.1 Aan de slag......................................... 21 4.2 Toposfiche: oriënteren met een kompas............................................... 22 4.3 Toposfiche: oriënteren zonder kompas............................................... 23 4.4 Toposfiche: oriënteren op kaart en terrein............................................ 24 4.5 Inoefenen........................................... 26
BEGRIPPENLIJST..................................... 39 KENNEN EN KUNNEN........................... 41 MINDMAP.................................................... 43
DEZE SYMBOLEN WORDEN GEBRUIKT Deze tekst of dat begrip moet je uit het hoofd leren. Deze oefening los je op met een atlas. Noteer onder dit symbool ook de kaartpagina.
B1
Gebruik bijlage 1 als hulpmiddel. Uitbreiding en verdieping De tekst in die kadertjes moet je kennen en kunnen toepassen. De oefening los je op met behulp van een tablet, smartphone, pc, Google Earth, GIS, buienradar …
4
1. Basisvaardigheden in de aardrijkskunde ....................................................................................................................................................................................................................
In dit hoofdstuk leren jullie een aantal basisvaardigheden die je nodig hebt gedurende de komende zes jaar aardrijkskunde. Plattegronden en kaarten worden ontleed door gebruik te maken van de atlas, de schaal en oriĂŤntatie. We delen de wereld in d.m.v. het gradennet, daardoor kunnen we plaatsen gaan bepalen. Als jullie deze vaardigheden goed onder de knie hebben, wordt aardrijkskunde kinderspel.
5
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
1 Het landschap observeren 1.1 Aan de slag Wandel samen met je leerkracht door de school en in de schoolbuurt. Neem twee foto’s. • Foto 1 neem je vanop de grond. Bijvoorbeeld in de straat waar je school ligt. • Foto 2 neem je, indien mogelijk, vanop de hoogste verdieping van de school.
Plak hier foto 1
6
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
Plak hier foto 2
Som een aantal elementen op die je op de foto’s kunt terugvinden. ................................................................................................................................................................................................................................ ................................................................................................................................................................................................................................
Duid met een markeerstift de elementen aan die een vast onderdeel van het landschap vormen. Dit zijn landschapselementen. Geef een aantal natuurlijke en menselijke landschapselementen uit jouw schoolomgeving. natuurlijke elementen
menselijke elementen
.....................................................................................................
.....................................................................................................
.....................................................................................................
.....................................................................................................
.....................................................................................................
.....................................................................................................
.....................................................................................................
.....................................................................................................
Welke soort landschapselementen overheersen er?
...................................................................................................
7
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
1.2 Toposfiche: landschappen Landschapselementen zijn elementen die een vast onderdeel van een landschap vormen. wolken
In het groen vind je enkele voorbeelden
een attractie
van landschapselementen. In het rood staan een aantal elementen die geen landschapselementen zijn.
een gebouw
bomen en struiken
mensen
Natuurlijke elementen zijn landschapselementen die op een natuurlijke wijze in het landschap een plaats hebben ingenomen. Menselijke elementen kwamen er door de mens. Natuurlandschappen zijn landschappen die uitsluitend uit natuurlijke elementen bestaan. Voorbeelden: moeraslandschap, boslandschap, kustlandschap, berglandschap, woestijnlandschap ‌ Cultuurlandschappen zijn landschappen die overwegend uit menselijke elementen bestaan. Voorbeelden: landbouwlandschap, industrielandschap, toeristisch landschap, stedelijk landschap, verkeerslandschap ‌
8
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
1.3 Inoefenen Los op. a) Schrap het foute antwoord. b) Geef de specifieke naam van het landschap.
a) natuurlandschap / cultuurlandschap b) ........................................................................... a) natuurlandschap / cultuurlandschap b) ...........................................................................
a) natuurlandschap / cultuurlandschap b) ...........................................................................
a) natuurlandschap / cultuurlandschap b) ...........................................................................
a) natuurlandschap / cultuurlandschap
a) natuurlandschap / cultuurlandschap
b) ...........................................................................
b) ...........................................................................
a) natuurlandschap / cultuurlandschap b) ...........................................................................
a) natuurlandschap / cultuurlandschap
a) natuurlandschap / cultuurlandschap
b) ...........................................................................
b) ...........................................................................
a) natuurlandschap / cultuurlandschap b) ...........................................................................
9 a) natuurlandschap / cultuurlandschap
a) natuurlandschap / cultuurlandschap
b) ...........................................................................
b) ...........................................................................
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
2 Van landschap tot kaart 2.1 Aan de slag De luchtfoto is een hulpmiddel bij de studie van het aardoppervlak. Hoe meer we de luchtfoto vergroten, hoe meer landschapselementen we kunnen waarnemen.
Schuine luchtfoto
Verticale luchtfoto
De schuine/verticale (schrap wat niet past) luchtfoto wordt gebruikt om een kaart van te maken omdat ........................................................................................................................................................................................................................ ........................................................................................................................................................................................................................
Er wordt een tekening van gemaakt waarop alle landschapselementen door tekens worden voorgesteld. Die tekens zijn symbolen en de verklaring vind je terug in de …………………………………………… .
10
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
2.2 Toposfiche: soorten kaarten Een kaart is net als een foto een verkleinde weergave van de werkelijkheid. Kaarten worden gemaakt met behulp van de verticale luchtfoto. Bij elke kaart hoort een legende. Deze zorgt ervoor dat je de kaart goed kunt lezen. Uit sommige symbolen kun je meerdere elementen halen. Symbolen zijn de tekens op de kaart.
Soorten kaarten: Topografische kaarten zijn bedoeld om zo getrouw en volledig mogelijk een deel van het aardoppervlak te beschrijven door de weergave van onder meer het reliëf, de natuurlijke kenmerken, de infrastructuur, de bebouwing, de natuurlijke grenzen en de bestuurlijke grenzen. Een thematische kaart is een kaart waarop kenmerken van één of meerdere thema's zijn afgebeeld. Voorbeelden zijn bodem-, bevolkingsdichtheden-, klimaat- en grondgebruikkaarten.
topografische kaart
thematische kaart
11
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
2.3 Inoefenen A. Begeleid zelfstandig werk De leidraad voor jouw zelfstandig werk vind je in de onderstaande studiewijzer! Volg nauwgezet de instructies. Veel succes! opdracht
verplicht keuze
werkvorm
klaar
oefening 1
verplicht
alleen
❏
oefening 2
keuze
per 2
❏
oefening 3
keuze
met hulp thuis
❏
oefening 4
verplicht
per 2
❏
oefening 5
verplicht
alleen
❏
oefening 6
keuze
alleen
❏
opmerkingen
Benodigdheden bij deze oefeningen: woordenboek, wit A4-blad, potlood • Oefening 1: Bekijk de stelling en plaats een kruisje bij horizontale foto (foto genomen op normale ooghoogte), schuine luchtfoto of verticale luchtfoto. horizontale
schuine
verticale
foto
luchtfoto
luchtfoto
a) Op deze foto zie je geen horizon. b) Z o’n foto nemen we meestal als we op reis gaan. c) O p deze foto zitten landschapselementen soms achter elkaar verscholen. d) O p deze foto zijn de landschapselementen het moeilijkst aan te duiden. e) O p zo’n foto zijn alle landschapselementen te zien.
12
Van welk type foto maak je het best een kaart? ..............................................................................................
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
• Oefening 2: Er zijn verschillende soorten kaarten naargelang hun gebruik. Wie zou welke kaart gebruiken? Maak de juiste cijfer- en lettercombinatie. 1 vrachtwagenchauffeur
A stadsplan
2 leerkracht
B
topografische kaart
3 wandelaar, scouts
C
wegenkaart
4 toerist
D weerkaart
5 weerman
E wandkaart
1
2
3
4
5
• Oefening 3: Een kaart tekenen. Ontwerp op een A4-blad een kaart van de weg die je volgt van thuis tot op school. Een kennis of jouw familie moet deze kaart kunnen gebruiken! Vergeet ook de legende niet.
• Oefening 4:
Hoe maakt men een kaart?
De cartograaf (= ………………………………........……………………) maakt een selectie van de landschapselementen die zichtbaar zijn op een …………….............…………
luchtfoto van het landschap.
Via een computer maakt hij een tekening waarop hij de landschapselementen voorstelt met ……………………………………...........................………………
.
Gerardus Mercator Vlaams cartograaf 1512-1594
13
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
• Oefening 5:
Kleur de vakjes groen als de uitspraak waar is.
Een legende vergemakkelijkt het lezen van een kaart. Een legende moet niet bij elke kaart staan.
In een legende staan ook elementen die je in werkelijkheid niet ziet, bv. hoogtelijnen. Een legende bevat niet altijd evenveel symbolen. • Oefening 6:
P. .......
14
Bestudeer de algemene legende van de schoolatlas. Teken het symbool van de volgende elementen: hoofdstad
bergpas
kanaal
industriegebied
luchthaven
boomgaard
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
B. Zelf een kaart maken van de schoolomgeving Om van je eigen schoolomgeving een plattegrond of een kaart te maken, start je met een verticale luchtfoto. Zo’n verticale luchtfoto pluk je heel gemakkelijk van het internet. Druk de verticale luchtfoto af en plak ze hieronder. Welke bron heb je gebruikt om de verticale luchtfoto van je schoolomgeving te vinden? ................................................................................................................................................................................................................................
Plak hier een verticale luchtfoto van je eigen school (bv. Google Earth)
15
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
Hiervan kun je nu gemakkelijk een plattegrond maken van je eigen school. Maak die eerst op een blad papier en plak die dan hieronder. Deze plattegrond kun je aan je ouders geven als ze voor een oudercontact worden uitgenodigd.
Plak hier een plattegrond van je eigen school
Opdat je ouders de weg nog beter zouden kunnen terugvinden in de school, kunnen we er een legende bij plaatsen. Legende plattegrond van de school
16
gebouwen
…....…..
ingang van de school
speelplaats
…....…..
de fietsenstalling
groen (vb …………………..........................…………..)
…....…..
……………………….....................................…………………
…....….. lerarenkamer
…....…..
……………………….....................................…………………
…....…..
…....…..
……………………….....................................…………………
de aardrijkskundeklas
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
3 Gebruik van de atlas 3.1 Aan de slag Jij tegen je klasgenoten. Wat heb je nodig? Een atlas, een balpen en onderstaande oefeningen. P. .......
Wat moet je doen? Zoek zo snel mogelijk een antwoord op onderstaande vijf vragen. Klaar? Steek je hand op. a) Op welke pagina staat de kaart van Duitsland? ................................................................................................................... b) Hoe hoog is de heuvel Pottelberg? ............................................................................................................................................ c) In welk land stroomt de Po? ........................................................................................................................................................ d) Op welke kaart vinden we wat terug over toerisme in Europa? .................................................................................... e) Op welke pagina staat de kaart van landbouw in België? ................................................................................................
A. Gebruik bladwijzer Waar in je atlas vind je de kaartbladwijzer? ................................................................................................................................ Schrijf voor volgende gebieden het nummer van de kaartpagina op: Frankrijk: .............................................
Australië (en Nieuw-Zeeland): .............................................
Zuidoost-Azië: ............................................. Europa: ............................................. Zuid-Amerika: ............................................. Afrika: ............................................. Sommige gebieden op de kaartbladwijzer liggen in meer dan één rechthoek en zijn dus op meerdere kaarten terug te vinden.
17
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
B. Gebruik register Waar vind je het register in je atlas? ........................................................... Vermeld de kaartpagina en het kwadrant van volgende plaatsen: Tallinn: ................................................................................................................................................... Bilbao: ................................................................................................................................................... Garonne: .............................................................................................................................................. Amersfoort: ......................................................................................................................................... Edinburgh:............................................................................................................................................
C. Gebruik inhoudstafel
Waar in de atlas vind je de inhoudstafel? ................................................................. Zoek de kaartpagina van de volgende thema’s: kaart met de groenteteelt in België: ........................................................................................ kaart met de stadsfuncties of centrum van Londen:.......................................................... kaart met de mijnbouw en industrie van Frankrijk: ...........................................................
18
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
3.2 Toposfiche: opzoeken in een atlas
Wat wil je opzoeken in de atlas?
Een kaart of een gebied waarvan je ongeveer weet waar het ligt.
Een plaats of een gebied waarvan je niet weet waar het ligt.
Een kaart die een bepaald thema weergeeft.
Gebruik de bladwijzer
Gebruik het register
Gebruik de algemene inhoud
19
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
3.3 Inoefenen Welke hulpmiddelen in een atlas gebruiken we? Maak de juiste combinatie door de bolletjes te verbinden. Als we een plaats willen
algemene inhoud
opzoeken die we helemaal niet weten liggen. Als we een kaart zoeken van een plaats die we
register
ongeveer weten liggen. Als we een kaart moeten zoeken met een bepaald
bladwijzer
onderwerp of thema over een gebied.
Welke manier gebruik je om: a) de plaats Zwevegem op te zoeken? .......................................................................................................................................... b) de kaart van het continent ‘Afrika’ op te zoeken? ............................................................................................................... Waar zoek je het best? Kruis het juiste antwoord aan. algemene inhoud
bladwijzer
register
❏
❏
❏
❏ ❏
❏ ❏
❏ ❏
neerslag' vind je in:
❏
❏
❏
Je zoekt de kaart van Zuid-Amerika. Je zoekt het best in:
❏
❏
❏
het best in:
❏
❏
❏
Je zoekt het Titicacameer. Dan zoek je het snelst in een:
❏
❏
❏
❏
❏
❏
De plaats van een gemeente of land waarvan je de ligging niet precies kent, zoek je het snelst in een: Je zoekt de gepaste kaart van een werelddeel in: Je zoekt de plaats Menen. Je gebruikt het best: Het kaartnummer van de kaart 'jaarlijkse Belgische
Je zoekt een kaart over 'de industrie in België'. Je zoekt
De cijfer- en letteraanduidingen of het rooster zoek je het snelst in een:
Gebruik de bladwijzer en schrijf voor volgende gebieden het kaartnummer op:
20
Frankrijk:
.....................................................
Australië en Nieuw-Zeeland:
.....................................................
Zuidoost-Azië:
.....................................................
Londen:
.....................................................
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
4 Oriënteren 4.1 Aan de slag We maken zelf een kompas.
Materiaal: • naald • magneet • schijfje kurk (of iets anders dat drijft, bv. een stukje hout of schors) • water • plastic bakje
Werkwijze: − Neem de naald stevig vast tussen duim en wijsvinger, aan de kant van het oog. − Neem de magneet in de andere hand en wrijf er minstens 50 keer mee van het oog van de naald naar de punt. − Steek de naald horizontaal door het schijfje kurk. − Giet voldoende water in het bakje. − Leg het schijfje kurk met de naald erdoor in het bakje. De punt (niet het oog!) wijst naar het magnetische noorden.
Pas op! Je mag geen andere magneten, stukken metaal of batterijen in de buurt van je kompas houden, want die kunnen de naald beïnvloeden. Ook een elektrisch veld, zoals rond een buislamp, heeft zo’n effect. Je naald blijft ook niet dagenlang magnetisch. Van zodra je stopt met wrijven verliest, ze haar magnetisme. Na enkele uren is ze al zoveel kracht kwijt dat ze niet meer bruikbaar is. Je kunt ze uiteraard wel opnieuw magnetisch maken en dit zo vaak je maar wilt.
Oriënteren is de juiste windrichting zoeken.
21
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
4.2 Toposfiche: oriĂŤnteren met een kompas Bij het oriĂŤnteren maken we gebruik van de hoofd- en de tussenwindstreken. Het magnetische noorden kunnen we bepalen met het kompas. Ga even naar de speelplaats en hou het kompas horizontaal. Wacht even tot de wijzer stilstaat. De wijzer duidt het noorden aan.
N NW
NO
W
O
ZW
ZO Z
Stappenplan Stap 1: Bepaal met een kompas het werkelijke noorden. Stap 2: Zoek op de kaart het noorden. Het noorden is met een pijl aangeduid. Als er geen pijl op de kaart staat, wijst het noorden naar de bovenrand van de kaart. Stap 3: Draai de kaart zo dat het noorden op de kaart overeenkomt met het werkelijke noorden.
Studietip
De meeste kaarten zijn zo getekend dat de bovenkant naar het noorden wijst. Als dit niet het geval is, dan staat dit aangeduid op de kaart, meestal met een pijl. Geheugensteuntje windrichtingen: Nooit Opstaan Zonder Wekker
22
Op veel kompassen zie je de afkortingen N, E, S, W. Dit zijn de Engelse woorden North, East, South en West.
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
4.3 Toposfiche: oriënteren zonder kompas A. Met behulp van de zon
zuiden ‘s middags oosten ‘s morgens
westen ‘s avonds noorden ‘s nachts
B. Met behulp van de Poolster
Poolster
Bij een heldere sterrennacht zal de Poolster je het noorden aanwijzen. Hiervoor zoek je eerst het sterrenbeeld van de Grote Beer. Zoek de twee sterren die de zijkant van het pannetje
Kleine Beer
5x
vormen. Trek een denkbeeldige lijn door deze twee sterren en ga ongeveer
Grote Beer
vijf keer de afstand tussen deze twee sterren verder. De laatste ster in de staart van de Kleine Beer is de Poolster. W.
N.
O.
C. Met behulp van een navigatiesysteem Tegenwoordig heeft bijna iedereen een navigatiesysteem of toestel in de wagen. Dat bepaalt via een aantal satellieten waar je je precies op dat moment bevindt. Als je een plaats invoert, dan wordt de snelste route berekend. Eventueel kun je zelf een aantal opties toevoegen (voorbeeld: geen autosnelwegen of kortste afstand …).
De toepassingen gaan natuurlijk veel verder dan plaatsbepaling. Zich oriënteren, de afstand tot je bestemming bepalen, de kortste of langste weg berekenen, de dichtstbijzijnde hotels opzoeken ... Op een tablet of smartphone kun je alles snel terugvinden. Heel handig, zolang je geen platte batterij hebt of er geen storingen zijn.
23
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
4.4 Toposfiche: oriënteren op kaart en terrein Ook als we geen kompas bij ons hebben, kunnen we ons oriënteren. Dit doen we aan de hand van landschapselementen die we om ons heen en op de kaart kunnen zien.
Bij het oriënteren leg je de kaart altijd horizontaal.
© Yves Adams - Vildaphoto
Met landschapselementen en een kaart kun je je gemakkelijk oriënteren. Stappenplan Stap 1: Zoek om je heen een duidelijk landschapselement dat ook op de kaart voorkomt. Stap 2: Zoek het landschapselement en waar je staat op de kaart. Stap 3: Draai de kaart zodat de richting naar het landschapselement op de kaart overeenkomt met dat in werkelijkheid.
Op een kaart kun je lang zoeken naar een bepaalde plaats. Als je weet in welke richting je moet zoeken, kan dat al een grote hulp zijn. De richting waarin we naar een plaats moeten zoeken, duiden we aan met de hoofd- of tussenwindstreken. Met de hoofd- en tussenwindstreken kunnen we ook plaatsen en landschapselementen ten opzichte van elkaar situeren. Wat stellen we vast? Wanneer we een idee moeten hebben van de ligging van plaatsen of landschapselementen, situeren we ze met windrichtingen. Dat kan op een kaart of in werkelijkheid gebeuren.
24
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
Zo gaan we te werk • Bij het beschrijven van de ligging van een plaats Leg de denkbeeldige (juist) georiënteerde windroos op je standplaats en lees de windrichting af waar de gezochte plaats ligt. Bijvoorbeeld: Moerbeke ligt ten NO van Gent.
• Bij het beschrijven van de loop van een lijn Leg de denkbeeldige (juist) georiënteerde windroos op het midden van de lijn en lees de twee richtingen af. Bijvoorbeeld: de Leie loopt van het ZW naar het NO.
• Bij het beschrijven van een gebied in een groter geheel Leg de denkbeeldige (juist) georiënteerde windroos in het midden van de kaart en lees de windrichting af van waarin het gebied of de plaats ligt. Bijvoorbeeld: Zwitserland ligt ten O van Frankrijk.
25
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
4.5 Inoefenen A. Oriënteren met het kompas Bepaal met een kompas het noorden in de klas. Oriënteer je zelfgemaakte plattegrond van de school met behulp van het kompas.
B. Oriënteren zonder kompas De zon komt op in het ........................................................................................................................................................................... De zon staat ’s middags het hoogst in het .................................................................................................................................... De zon gaat ’s avonds onder in het .................................................................................................................................................. In welke windrichting loop je ongeveer als je: - ’s middags de zon aan je linkerzijde hebt? ............................................................................................................................ - ’s avonds de ondergaande zon aan je linkerzijde hebt? ................................................................................................... - ’s nachts de Poolster aan je linkerzijde hebt? ...................................................................................................................... - de zwarte punt van de kompasnaald naar je linkerzijde ziet wijzen? ......................................................................... Bereken met een routeplanner de afstand van jouw huis naar school............................................................................. ........................................................................................................................................................................................................................
C. Oriënteren met landschapselementen Oriënteer de topografische kaart van je eigen leefruimte met behulp van de landschapselementen. Als er door het raam van de klas geen duidelijke landschapselementen te verkennen zijn, kun je deze oefening ook doen op de speelplaats of net buiten de school. Waarom is het moeilijk om een kaart van België te oriënteren met landschapselementen? ........................................................................................................................................................................................................................
Plaats een windroos op je plattegrond van de school.
26
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
D. Oriënteren op kaart en op terrein Oriënteren met behulp van een kaart. - Brugge ligt in het ……………………………… van West-Vlaanderen, maar ten …………………………… van Brussel. - Aarlen ligt ten …...........…………………………… van Brussel. - Noem een stad ten noorden van Brussel: ………………………………… . - IJsland ligt in het ……………………………………… van Europa. - Italië ligt ten ………………………………………… van Portugal.
Vul in. - Hoe wordt gewoonlijk het noorden op een kaart aangeduid als de zijkant ervan niet georiënteerd is naar het noorden? ........................................................................................................................................................................................ - Teken bij elke kaart de pijl die het noorden aanduidt.
27
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
5 Lokaliseren 5.1 Aan de slag We varen met een schip in het midden van de Atlantische Oceaan. We komen in een storm terecht en lijden schipbreuk. Dus moeten we dringend gered worden. Gelukkig doet onze boordzender het nog en kunnen we iemand van de kustwacht bereiken. Die wil onmiddellijk hulp sturen, maar moet eerst weten waar we ons bevinden. Probleem: we zitten op volle zee en hebben geen enkel referentiepunt om ons te oriÍnteren. We kunnen dus niet vertellen waar we ons bevinden en kunnen niet gered worden! Of toch ‌?
Om dit probleem op te lossen moeten we eerst een aantal dingen weten: De aarde kun je onderverdelen in verschillende sectoren. Duid op onderstaande globe de evenaar, de Kreeftskeerkring, de Steenbokskeerkring, de noordpoolcirkel en de zuidpoolcirkel aan. Noteer ook liggingsgraden aan de rechterzijde. Kleur het noordelijk halfrond geel en het zuidelijk halfrond groen in.
.................................................................
.................................................................
.................................................................
.................................................................
.................................................................
28
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
Alles ten noorden van de evenaar ligt op het ............................................................................................................................ . De breedtegraden starten van ………………….. ° (evenaar) tot …………… NB (noordpool), of van …………………………….° (evenaar) tot …………………. ZB (zuidpool). Alles ten zuiden van de evenaar ligt dus op het ....................................................................................................................... . • De aarde kun je onderverdelen in verschillende sectoren. Vul de figuur aan. nulmeridiaan of meridiaan van...........................................
…° WL
0°
…° OL
Kleur het westelijk halfrond geel en het oostelijk halfrond groen in.
Alles ten westen van de nulmeridiaan ligt op het .................................................................................................................... . De lengtegraden starten van …………….. ° (nulmeridiaan) tot …………… WL, of van …………………….° (nulmeridiaan) tot …………………. OL. Alles ten oosten van de nulmeridiaan is dus het ..................................................................................................................... . • Als je alle lijnen samenbrengt, zie je dat onze aarde onderverdeeld wordt in een denkbeeldig gradennet.
e ridia a
e r i d ia a n
Oos
t e rle n g
te
n
zuiderbreedte oosterlengte
Westerle ngte
noorderbreedte oosterlengte zuiderbreedte westerlengte
nulm
nulm
noorderbreedte westerlengte
No or
de rbr eed te eve naa r Zu ide rb r eed te
29
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
5.2 Toposfiche: lokaliseren Lokaliseren is de juiste ligging van een plaats of gebied geven. Overzicht: Om een plaats op aarde te bepalen, heeft men een breedte- en een lengteligging nodig. Breedteligging: afstand van een plaats tot aan de evenaar.
* noorderbreedte (NB): van de evenaar tot de noordpool
* zuiderbreedte (ZB): van de evenaar tot de zuidpool
Lengteligging: afstand van een plaats tot aan de nulmeridiaan.
* westerlengte (WL): van de nulmeridiaan naar het westen
* oosterlengte (OL): van de nulmeridiaan naar het oosten
3°
4°
52°
51°
51° N.B. 3° O.L. Breedtecirkels of parallelcirkels zijn denkbeeldige cirkels rond de aarde die evenwijdig lopen met de evenaar. Lengtecirkels of meridianen zijn denkbeeldige cirkels die door de noord- en de zuidpool gaan.
30
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
5.3 Inoefenen Begeleid zelfstandig werk De leidraad voor jouw zelfstandig werk vind je in de onderstaande studiewijzer! Volg nauwgezet de instructies. Veel succes! opdracht
verplicht
werkvorm
keuze
klaar
oefening 1
verplicht
alleen
❏
oefening 2
verplicht
alleen
❏
oefening 3
verplicht
per twee
❏
oefening 4
verplicht
per twee
❏
oefening 5
keuze
per twee
❏
opmerkingen
• Oefening 1: Vul in
- Cirkels die in de richting west-oost om de aarde lopen, zijn ...................................................................................
...........................................................................................................................................................................................................
- Cirkels die de richting noord-zuid volgen en door de polen gaan, zijn ................................................................
...........................................................................................................................................................................................................
- Parallelcirkels worden benoemd van ………………° tot ………………°
- Meridianen worden benoemd van ………………° tot ………………°
- De breedtecirkels zijn alle/niet alle even lang.
- Een plaats ten zuiden van de evenaar ligt op .................................................................................................................
• Oefening 2:
Raadpleeg een wereldkaart in de atlas om de ligging in het juiste halfrond aan te vinken.
P. ....... Australië Canada China Cuba Groenland Madagaskar
noordelijk
zuidelijk
westelijk
oostelijk
❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏
❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏
❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏
❏ ❏ ❏ ❏ ❏ ❏
31
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
• Oefening 3:
1. Zoek de plaatsen die overeenkomen met de
P. .......
coördinaten.
2. Schrijf plaats en coördinaten onder de juiste foto.
- 19°NB 99°WL:
- 40°NB 116°OL:
- 27°NB 86°OL:
- 2°ZB 90°WL:
.......................................................................
.......................................................................
.......................................................................
.......................................................................
• Oefening 4: De globe
• Oefening 5: P. .......
Maak gebruik van de atlas. Bepaal de coördinaten van de volgende steden of eilanden.
1. Kaapstad: ...................................................................................................................................................................................... 2. Sydney: ..........................................................................................................................................................................................
32
3. New York: ......................................................................................................................................................................................
4. Los Angeles: ................................................................................................................................................................................
5. Mount Mc Kinley: .......................................................................................................................................................................
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
6 De schaal 6.1 Aan de slag We maken een plattegrond van de klas. Benodigdheden: rolmeter, rekenmachine, potlood, lat van 30 cm Opdrachten: 1 Maak een plattegrond van de klas. Met een rolmeter meet je de: klaslengte: …………………… m = …………………… cm klasbreedte: …………………… m = …………………… cm 2 Teken nu links in de rechthoek de plattegrond van het klaslokaal, zodat de lengte en de breedte 100 x verkleind worden.
De lengte wordt dus …………………… cm en de breedte ………………………… cm.
De plattegrond is getekend op schaal: ........................................
3 Teken op de rechterkant dezelfde plattegrond op schaal 1/200.
De lengte wordt nu ………………………… cm en de breedte …………………………. cm.
Hoeveel maal werd de kaart verkleind? ..................................... .
33 Welke schaal is de grootste van de twee? 1/100 of 1/200?
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
A. De breukschaal Welke schaal heeft de topografische kaart van België in je atlas? ............................................................................... Wat betekent dit?
.............................................................................................................................................................................
Schrijf de breukschaal nog op twee andere manieren: .................................................................................................... Bereken de werkelijke hemelsbreedte afstand (in vogelvlucht) tussen Gent en Brugge.
P. .......
Schaal kaart: ...................................................................................................................................................................................... Gemeten afstand: ............................................................................................................................................................................. Berekening:
B. De lijnschaal Onderstaande lijn met getallen is de lijnschaal. Cijfers en eenheid geven aan met welke afstand het lijnstuk overeenstemt in werkelijkheid. We gebruiken de lijnschaal om vlug afstanden te bepalen in vogelvlucht. 0
100
200
300
400
500
600 km
Afgepaste afstand Welke afstand lees je af op bovenstaande lijnschaal? ……………………………………… Wat betekent vogelvlucht? .................................................................................................................................................................. Bepaal de afstand met behulp van de lijnschaal. Maak gebruik van de toposfiche op de volgende pagina. a) Bepaal de afstand tussen Gent en Brugge. ............................................................................................................................ b) Bepaal de afstand tussen Gent en Kortrijk. ............................................................................................................................ c) Bepaal de afstand tussen Stockholm en Madrid. .................................................................................................................
34
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
6.2 Toposfiche: breuk- en lijnschaal Stappenplan breukschaal Stap 1: Zoek de plaatsen op de meest gedetailleerde kaart. Stap 2: Meet met een lat de afstand tussen beide plaatsen. Stap 3: Vermenigvuldig de afstand met de noemer van de breuk. Stap 4: Plaats de afstand in de passende eenheid.
Stappenplan lijnschaal Stap 1: Zoek de twee plaatsen op de meest gedetailleerde kaart.
BElgiË
Schelde naam van een rivier landsgrens Limburg naam va Stap 2: Bepaal met de rand van een blad met twee merkstreepjes de afstand tussen de twee plaatsen.
Staatkundig
kanaal
Let op: Begin eventueel opnieuw te
A
rsch
lde
te Ne
Sc
Vilvoorde
Leuven Brussel (Bruxelles) Hoofdstad
Halle 1
Limburg
Mechelen er D ij le D e m
VlaamsBrabant
weinig details Henegouwen
veel details
Hulpmiddel omzetten van cm naar km
Valenciennes
Hasselt
Haine (Hene) Mons
Samber
(Bergen)
he
Gent
lde
Antwerpen
Brugge
…
Philippeville Maas
S
b
Dinant
am
dm
cm
…
Viroin
Le
ss
Marche-enFamenne
e
mm
…
…
Studeer de tabel in en gebruik hem bij elke oefening om vergissingen te vermijden!
Gewesten
Luxemburg
Voorbeeld: 5342 cm = ? m = ? km
Vlaams Gewest Waals Gewest
Bastogn (Basten
Malmedy
Mons
Neufchâteau
Charleville-Mézières
km
…
…
…
dm … FRANKRIJK
…
mm
Sem
Virton
aa s)
5342 cm = ………………………… m = ………………………… km schaal 1:2 500 000 C
4° ten oosten van Greenwich
ois
…
(M
Arlon
cm se
FaciliteitengemeentenOplossing:
m
eu
Duitse Gemeenschap
dam
M
Brussels Hoofdstedelijk Gewest …
hm
v
e
Waimes (Weismes) …
…
m
am
(S
blè
th
Namur
dam
Liège
re
Lu Am
ur
…
hm
(Fouron)
V
O
km
Herstappe
Bocq
Liège d (Luik) Ves
as Ma Huy (Hoei)
Namur (Namen)
Namen
Charleroi Thuin
r) Een hulpmiddelLeuven bij het omzettenVoeren van cm naar km is de volgendebetabel:
Comines Brussels Mouscron Flobecq Mesen (Komen) (Moeskroen) Hoofdstedelijk Gewest (Vloesberg) Messines) Spiere-Helkijn Ronse Enghien (Espierres-Helchin) (Renaix) Bever Wavre (Biévène) (Edingen)
Méhaigne
r ke Je Waremme (Borgworm)
me
Maastric Tongeren
Nivelles (Nijvel)
Soignies (Zinnik)
Hasselt
Lom
(Doornik)
D em er
x
1
Maaseik
you
Oudenaarde
Aalst
l
Ho
he Sc Mouscron 1 (Moeskroen)
e ld
pe
helde Dendermonde
Oost- Sc Vlaanderen
Kortrijk
1
e
Ru
G e te
Lei
er
Mandel
Roeselare
Durme
Gent
nd
WestTielt Vlaanderen
Antwerpen
he
Eeklo
Wavre bv. 1 500 000 grotere noemer 1 500 000 bv. 5000 kleinere noemer 5000 (Waver) ie e Le Lille nn Ath (Aat) Waals-Brabant groter gebied (Rijsel) Ze kleiner gebied Tournai
schaal 1:400 000
B
Turnhout
Diksmuide
Ieper
Eindhoven
grote schaal
Terneuzen
Veurne
Linkebeek
Sint-Genesius-Rode (Rhode-St-Genèse)
elde
Sint-Niklaas
IJzer
E
Antwerpen
Brugge
WatermaalBosvoorde
hoofdpla
5°
Oostende
Dunkerque (Duinkerken)
Mechelen
NEDERLAN
De
Evere Jette Ganshoren Schaarbeek Kraainem SintKoekelberg AgathaSint-Joost- SintBerchem Sint-Jansten-Node LambrechtsWezembeekMolenbeek Woluwe Oppem Brussel Anderlecht Etterbeek Sint-PietersSint-Gillis Woluwe Elsene Calais Vorst Oudergem Ukkel
D Oosterschelde
Wes te
Wat stellenNOORDZEE we vast? kleine schaal
Wemmel
Drogenbos
4°
Sc
C
hoofdpla
schaal 1:1 500 000 Trier belangr één cm op de kaart = 15 km tellen kort80is. Maak nauw0 wanneer 10 20 de 30 lijnschaal 40 50 60te 70 90 100het 110 resultaat 120 130 140 150 km
keuriger door de onderverdeling te gebruiken. C B 3°
Brussels gewest en faciliteitengemeenten
Gent
rivier
Stap 3: Vergelijk de lengte op het blad met de lijnschaal. provinciegrens
5°
35
E
A (A
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
6.3 Inoefenen Begeleid zelfstandig werk De leidraad voor jouw zelfstandig werk vind je in de onderstaande studiewijzer! Volg nauwgezet de instructies. Veel succes! opdracht
verplicht keuze
werkvorm
klaar
oefening 1
verplicht
per 2
❏
oefening 2
keuze
per 2
❏
oefening 3
verplicht
alleen
❏
oefening 4
keuze
alleen
❏
oefening 5
verplicht
alleen
❏
oefening 6
keuze
alleen
❏
oefening 7
keuze
alleen
❏
oefening 8
keuze
alleen
❏
Benodigdheden: atlas, rekentoestel, meetlat (30 cm), kladblad
• Oefening 1: Een model uit Brussel moet een modeshow lopen voor het modehuis P. .......
36
Dior in Parijs. Neem de gepaste atlaskaart en bereken met de breukschaal de afstand tussen Brussel en Parijs.
opmerkingen
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
• Oefening 2: Vandaag speelt de Luikse voetbalploeg Standard een match op verplaatsing tegen Sporting Charleroi. Hoe ver moet de
P. .......
spelersbus ongeveer rijden? Neem de gepaste atlaskaart en bepaal met de lijnschaal de afstand tussen Luik en Charleroi.
• Oefening 3: De zesde rit van de Tour de France vertrekt in Rouen. De P. .......
wielrenners strijden er om de gele trui te behalen door zo snel mogelijk naar Saint Quentin te fietsen. Neem de gepaste atlaskaart en bepaal met de lijnschaal de afstand tussen Rouen en Saint Quentin.
• Oefening 4: De olympische zomerspelen in Londen zijn achter P. .......
de rug. De Brazilianen maken zich klaar voor de volgende editie in 2016 in Rio de Janeiro. Neem de gepaste atlaskaart en bereken met de breukschaal de afstand tussen Rio de Janeiro en Londen.
37
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
• Oefening 5: Nicole Kidman verhuist voor de opnames van haar nieuwe film naar New York (Verenigde Staten). Ze woont momenteel nog in Sydney
P. .......
(Australië). Neem de gepaste atlaskaart en bepaal met de lijnschaal de afstand tussen New York en Sydney
• Oefening 6: Dixie Dansercoer is een Belgische poolreiziger en breekt het ene record na het andere op het poolijs.
P. .......
Er zijn verschillende basissen terug te vinden op de zuidpool. Neem de gepaste atlaskaart en bereken de afstand met de breukschaal tussen Vostok en de zuidpool (de geografische zuidpool).
• Oefening 7:
Teken hieronder de lijnschaal die bij de breuk 1 / 250 000 hoort.
• Oefening 8:
38
Welke breukschaal hoort bij de volgende lijnschaal? breukschaal .............................................................................. 0
5000 km
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
Begrippenlijst het landschap:
Een verzameling van natuurlijke en menselijke landschapselementen.
de landschapselementen: De elementen die een vast onderdeel van een landschap vormen. de natuurlijke elementen: Dit zijn landschapselementen die op een natuurlijke wijze in het landschap een plaats hebben ingenomen. de menselijke elementen: Dit zijn landschapselementen die er kwamen door de mens. het natuurlandschap:
Een landschap met vooral natuurlijke elementen.
het cultuurlandschap:
Een landschap met vooral menselijke elementen.
de kaart:
Een verkleinde weergave van de werkelijkheid.
de topografische kaart: Deze kaarten zijn bedoeld om zo getrouw en volledig mogelijk een deel van het aardoppervlak te beschrijven door de weergave van onder meer het reliëf, de natuurlijke kenmerken, de infrastructuur, de bebouwing, de natuurlijke grenzen en de bestuurlijke grenzen. de thematische kaart: Een thematische kaart is een kaart waarop kenmerken van één of meerdere thema's zijn afgebeeld. Voorbeelden zijn bodem-, bevolkingsdichtheden-, klimaat- en grondgebruikkaarten. de symbolen:
Tekens op een kaart.
de legende:
Lijst met verklaring van de symbolen.
het register: Alfabetische lijst achteraan in de atlas met alle locaties die in de atlas voorkomen. de algemene inhoud:
Gestructureerde lijst vooraan in de atlas.
de bladwijzer:
Overzichtskaart in de atlas.
de breukschaal: Geeft de verhouding tussen de afstand op de kaart en de afstand in werkelijkheid. oriënteren:
Dit is de juiste windrichting zoeken.
het kompas:
Doosje met in het midden een naald die het noorden aanduidt.
de gps: Global Positioning System; instrument waarmee men kan bepalen waar men zich bevindt. lokaliseren:
Lokaliseren is de juiste ligging van een plaats of gebied geven.
de breedtecirkel: Denkbeeldige cirkels rond de aarde. Ze lopen evenwijdig met de evenaar. de lengtecirkel: De denkbeeldige cirkels die de noord-zuid richting op aarde volgen. Ze gaan door de polen.
39
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
Begrippenlijst
40
de breedteligging:
De afstand (hoek) ten opzichte van de evenaar.
de lengteligging:
De afstand (hoek) ten opzichte van de nulmeridiaan.
de parallelcirkel:
breedtecirkel
de meridianen:
lengtecirkels
de equator:
evenaar
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
Kennen en kunnen Plaats een ✔ wanneer je iets kent en kunt Kennen
❏ ❏ ❏
Het landschap bestaat uit landschapselementen.
❏
I n de inhoudstafel of bladwijzer vind je een kaart terug van een bepaald gebied of met een bepaald onderwerp.
❏ ❏ ❏ ❏ ❏
Met het register kun je een bepaald detail in de atlas vinden.
❏
reedtecirkels of parallelcirkels lopen evenwijdig met de evenaar. Lengtelijnen of meridianen B lopen van pool tot pool.
❏
e breedteligging is de ligging van een plaats tot de evenaar. De lengteligging is de ligging van D een plaats tot de nulmeridiaan.
❏
De sterrenkundige ligging is de combinatie van de breedte- en de lengteligging van een plaats.
We onderscheiden natuurlijke en menselijke landschapselementen. fhankelijk van de landschapselementen die overheersen, maken we een onderscheid binnen de A cultuurlandschappen: landbouwlandschap, industrielandschap, toeristisch landschap, stedelijk landschap en verkeerslandschap.
Oriënteren: een richting zoeken. Hoofdwindstreken en tussenwindstreken (N, NO, O, ZO, Z, ZW, W NW) Middelen om jezelf te oriënteren: kompas, zon, Poolster, gps. e evenaar verdeelt de aarde in een noordelijk en zuidelijk halfrond. De nulmeridiaan verdeelt de D aarde in een oostelijk en westelijk halfrond.
Kunnen
❏
I k kan de elementen in verschillende soorten landschappen benoemen en ze terugvinden op kaart en beeld.
❏ ❏
Ik kan een landschap beschrijven met behulp van landschapselementen.
❏
Ik kan werken met breuk- en lijnschaal.
I k kan de inhoudstafel en het register van de atlas gebruiken om kaarten, aardrijkskundige elementen en plaatsen op te zoeken.
41
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
Kennen en kunnen ❏ ❏ ❏ ❏ ❏
42
Ik kan mezelf lokaliseren. Ik kan oriënteringsmiddelen gebruiken (vb. kompas). Ik kan een kaart oriënteren. Ik kan een plaats situeren in het wereldgradennet. Ik kan België en Europa situeren in het wereldgradennet.
lengteligging
breedteligging
bladwijzer
algemene inhoud
register
lijnschaal
breukschaal
situeren
2
51°
1
3°
Leie
Poperinge
IJzer
Veurne
Nieuwpoort
Oostende
Lille
Brugge
Tournai
Kortrijk
NOORDZEE Zeebrugge
A
A
landbouw
BElgiË
B
Eeklo
Mons
Aalst
Gent
Sint-Niklaas
Oosterschelde
Hoeilaart
Brussel
Geel
Namur
Tienen
Leuven
Turnhout
Sint-Truiden
Hasselt
Herve
Maastricht
Liège
Genk
Eindhoven
legende M
aa
s
Aachen
landschap
verticaal
schuin
horizontaal
2
symbolen 21
kleur
• .......................................
• .......................................
• .......................................
• .......................................
cultuurlandschap
• ......................................
• ......................................
• ......................................
natuurlandschap
foto observeren
Wavre
St-KatelijneWaver Mechelen
Antwerpen
Hoogstraten
basisvaardigheden aardrijkskunde opzoeken
schaal
kaart richten volgens landschapselementen
oriënteren
F E 5°
kompas
Poolster
Ro
n van Greenwich
zon
Basisvaardigheden in de aardrijkskunde
Mindmap
er
43