Verrekijker Taal 2 - Handleiding

Page 1


2

KIJKER 1  Les 5

Lesoverzicht Lestitel

Ik kan fantaseren rond een gegeven onderwerp

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen fantaseren rond een gegeven onderwerp. 2 De kinderen kunnen een spreekopdracht uitvoeren met een verzorgde taal. 3 De kinderen kunnen door expressieve mimiek en intonatie gevoelens weergeven. 4 De kinderen kunnen eenvoudige instructies voor een spreekopdracht begrijpen. 5 De kinderen kunnen luisteren naar en interpreteren een spreekopdracht van een medeleerling.

Strategiedoelen

6 De kinderen kunnen zich oriënteren op het spreekdoel en de realisatie van de spreektaak. 7 De kinderen kunnen zich oriënteren op de luistertaak. 8 De kinderen zijn zich bewust van de verwachtingen van de luisteraar.

Eindtermen en leerplandoelen

28

Nummer van doel

ET

GO!

OVSG

KathOndVla

1

4.8

1.1.3.30

NL-SPR-TV-06-03

S.1.9

2

2.5

1.1.1.1 1.1.3.4

NL-SPR-BV-01-04 NL-SPR-BV-01-05

S.1.1 S.2.3 S.2.4

3

2.6

1.1.3.3

NL-SPR-BV-01-02 NL-SPR-BV-01-06 NL-SPR-BV-01-07 NL-SPR-BV-01-08 NL-SPR-BV-01-09

S.1.44

4

1.5

1.1.2.22

NL-LUI-TV-01.04

L.2.2.3

5

5.2 5.3 5.4

1.1.2.47

NL-LUI-DV-D01.06

L.2.3.5 L.2.3.6

6

5.1

1.1.3.67

NL-SPR-DV-D02-01-01 NL-SPR-DV-D02-01-02 NL-SPR-DV-D02-01-03 NL-SPR-DV-D02-01-04 NL-SPR-DV-D02-01-05

Str.5.2

7

5.1

1.1.2.47

NL-LUI-DV-D02.01 NL-LUI-DV-D02.02 NL-LUI-DV-D02.03

Str.5.3

8

5.1

1.1.3.67

NL-LUI-DV-D01.03

Str.5.1

Lesmateriaal

–– kopieerblad 1: Kijkwijzer spreken –– poster Zoem 2 –– prentenboek: Gebruik je fantasie, Nicola O’Byrne (referenties in de inleiding p. 3)

Timing

25 minuten

Wat ging vooraf?

In de eerste spreek- en luisterles vertelden de leerlingen het verhaal uit de leesles na aan de hand van de illustraties. In deze les zullen ze leren fantaseren rond en bij een nieuw verhaal dat ze eerst beluisteren.

Wat volgt?

In de volgende les begrijpend lezen gaan de leerlingen in een ander verhaal met fantasie aan de slag.

Kijker 1 – Fictie – Les 5


2

KIJKER 1  Les 5

Lesverloop

1

Instap

2

Kern

De komende twee weken bekijken de leerlingen diverse verhalen en prentenboeken van dichtbij. Op die manier komen ze in aanraking met een divers aanbod aan fictie. In deze spreek- en luisterles baseren we ons op het boek Gebruik je fantasie! van Nicola O’Byrne. Want hun fantasie gebruiken is net wat de leerlingen doorheen deze Kijker nog meerdere keren zullen doen. Ze zullen ook ervaren dat dat is wat schrijvers doen als ze fictieverhalen schrijven.

onderwijsleergesprek poster Zoem 2

prentenboek Gebruik je fantasie!

klasgesprek

partnerwerk

2.1 Het verhaal

Projecteer Zoem 2 of hang de poster op: ‘Ik vertel een verhaal en pas mijn stem aan.’ Er zijn verschillende manieren zijn om een verhaal te vertellen. Je kunt een verhaal op eenzelfde toon en even luid vertellen, maar je kunt er ook veel meer mee doen en je stem aanpassen aan de sfeer in het verhaal. Vraag de leerlingen goed te letten op hoe jij het verhaal vertelt en zeg dat zij dit zelf ook zullen proberen toepassen. Lees het verhaal Gebruik je fantasie! voor. De leerlingen luisteren aandachtig. Toon bij de verschillende passages ook de illustraties. Let bij het voorlezen op de intonatie in je stem en geef zo het voorbeeld aan je leerlingen.

2.2 Gebruik van intonatie en mimiek

Na het voorlezen laat je de leerlingen reageren op het verhaal: –– Wat gebeurde er met Konijn? –– Wat was het plan van Wolf? –– Is het plan van de wolf gelukt? (nee) –– Hoe komt dat? (Het konijn was hem te slim af.) –– Wat deed het konijn? (Hij fantaseerde en stuurde Wolf naar de maan.) –– Wie kan nu ook uitleggen wat fantasie of fantaseren is? Laat de leerlingen in duo's fantaseren rond deze vraag: Wat zouden zij gedaan hebben als ze Konijn waren? Wat zou er gebeuren? In welke volgorde? Geef zelf inspiratie. bv. Kan er iets met de bomen in het bos gebeuren? Heeft het konijn een speciale toverkracht? ...

kopieerblad 1

Observeer en beoordeel de leerlingen tijdens het spreken. Gebruik hiervoor de Kijkwijzer spreken en let daarbij op deze vaardigheden: –– Intonatie bij het vertellen –– Fantaseren rond een gegeven onderwerp Laat enkele duo’s hun verzonnen stukje verhaal vertellen. Wijs hen erop dat ze het ook proberen boeiend, spannend ... te vertellen.

3

Slot

leergesprek

Reflectie

Reflecteer kort op de Zoem van de week. –– Lukt het om een verhaal met passende intonatie te brengen? –– Wat is er moeilijk aan? Laat de leerlingen hun ervaringen delen.

Kijker 1 – Fictie – Les 5

29


2

KIJKER 1  Les 6

Lesoverzicht Lestitel Lesdoelen

Strategiedoelen

Eindtermen en leerplandoelen

30

Ik kan de verhaallijn van het verhaal aangeven.

1 De kinderen kunnen in een kort verhaal de verhaallijn, de hoofdpersonages en de belangrijkste gebeurtenissen aanduiden. 2 De kinderen weten dat een verhaal gefantaseerd is. 3 De kinderen kunnen zich een visueel beeld vormen van het hoofdpersonage. 4 De kinderen kunnen een concrete instructie door de leerkracht begrijpen. 5 De kinderen kunnen de begrippen schrijver en lezer gebruiken. 6 De kinderen kunnen de begrippen woord en betekenis gebruiken.

7 De kinderen kunnen zich oriënteren op de tekst op basis van voorkennis. 8 De kinderen kunnen gericht informatie zoeken in een leestekst. 9 De kinderen kunnen de betekenis van een gelezen woord en uitdrukking begrijpen of vragen de betekenis aan de leraar (strategie moeilijke woorden). 10 De kinderen kunnen een verhaal beoordelen op basis van een eigen mening en eigen gevoelens. Nummer van doel

ET

GO!

OVSG

KathOndVla

1

3.3 5.2 5.3

1.2.2.52 1.2.2.82 1.2.2.103

NL-LEZ-TV-06-02

Le.2.2.2 Le.2.2.3

2

3.6

1.2.2.103

NL-LEZ-TV-06-03

Le.3.1.2

3

3.3

1.2.2.105

NL-LEZ-DV-D03-02a-09

Le.3.2.2

4

1.5

1.1.2.22

NL-LUI-DV-D03-01-06

L.2.2.2.1

5

6.7

1.2.2.81 1.2.2.97

NL-TBS-03.06a

Tb.3.1

6

6.7

1.2.2.151

NL-TBS-02.24a

Tb.9.1

7

5.1

1.2.2.97

NL-LEZ-DV-D02-07

Le.2.1 Str.1.1

8

5.3

1.2.2.105

NL-LEZ-DV-D03-04c-02

Le.2.2.3 Str.3.5

9

6.5

1.1.2.13 1.2.2.130 1.2.2.154

NL-LEZ-DV-D03-02a-02 NL-TBS-02.05

Tb.19.4

10

5.4

1.2.2.105

NL-LEZ-DV-D06-01-05

Le.3.2.2 Str.4.2

Lesmateriaal

–– werkkatern p. 9-11 –– poster begrijpend lezen –– stappenplan begrijpend lezen

Timing

50 minuten

Wat ging vooraf?

In de eerste spreek- en luisterles vertelden de leerlingen het verhaal uit de leesles na aan de hand van de illustraties. In vorige les hebben de kinderen gefantaseerd rond het verhaal over de wolf en het konijn. In deze les verwerken ze een verhaal waar ook een portie fantasie in verwerkt zit.

Wat volgt?

In de volgende les begrijpend lezen gaan ze zelf actief fantaseren bij een verhaal.

Kijker 1 – Fictie – Les 6


2

KIJKER 1  Les 6

Lesverloop

1

Instap

2

Kern

Introductie

Vorige les hoorden de leerlingen een verhaal over fantasie. Schrijvers van prentenboeken en verhalen gebruiken hun fantasie om het verhaal te schrijven. Vandaag zullen we een nieuw een verhaal lezen waar er ook fantasie in voorkomt.

werkkatern p. 9-11 stappenplan begrijpend lezen

2.1 Lezen

Neem het werkkatern op pagina 9, 10 en 11. Naast de tekst zien de leerlingen opnieuw kaders met opdrachten. Leg ook hier uit dat het de bedoeling is om tijdens het lezen van de tekst af en toe te stoppen en na te denken over de vraagjes in de kaders. Die vragen helpen om de tekst goed te begrijpen. Gebruik het stappenplan begrijpend lezen tijdens de les. Lees samen het fragment uit Api vindt een dino.

onderwijsleergesprek

Opdrachten 1 De leerlingen denken na over de betekenis van onkruid wieden. (onkruid wegdoen) 2 Laat de leerlingen antwoorden en meedenken waarom dat ei geen echt ei is. Ze worden zich zo bewust van de fantasie-elementen in het verhaal. Spiek hiervoor al even bij oefening 7. 3 Laat de leerlingen antwoorden en meedenken wat dit wel is. (een wasknijper) 4 De leerlingen denken na over de betekenis van puinhoop. (rommel) 5 Laat de leerlingen antwoorden en meedenken wat dit wel is. (een riek)

2.2 Na het lezen

Na de klassikale leesbeurt laat je enkele leerlingen het verhaal na vertellen. Zo ga je na wie de essentie vast heeft. Stuur met vragen: –– Over wie ging het verhaal? (over Api) –– Wat gebeurde er? (Api denkt dat hij een dino gevonden heeft.) –– Wat denkt Api dat hij gevonden heeft in de tuin? (een ei, een kop en een poot van een dino) –– Denkt Das dat ook? (nee) –– Wat heeft Api echt in de tuin gevonden? (een steen, een wasknijper en een riek) werkkatern p. 11

3

Slot

leergesprek

Los vervolgens opdracht 6 en 7 in het werkkatern op. Laat de leerlingen dit individueel of per twee oplossen, maar lees de opgaven eerst samen door. Laat de leerlingen daarna ook per twee opdracht 8 en 9 bespreken.

Nabespreking

Bespreek klassikaal opdracht 8 en 9. Verklaar het woord speurneus bij oefening 9. Laat de kinderen hun fantasie gebruiken. Ze kunnen ook voortbouwen op de fantasie van een klasgenoot.

Kijker 1 – Fictie – Les 6

31


2

KIJKER 1  Les 7

Lesoverzicht Lestitel Lesdoelen

Strategiedoelen Eindtermen en leerplandoelen

32

Ik kan twee woorden samenvoegen tot een nieuw woord. 1 De kinderen kunnen met twee bestaande woorden een samenstelling maken en nadenken over de betekenis ervan. 2 De kinderen begrijpen de betekenis van woorden en uitdrukkingen en kunnen ze gebruiken in een zin. 3 De kinderen kunnen de begrippen woord, betekenis en uitdrukking gebruiken. 4 De kinderen kunnen het begrip samenstelling gebruiken.

5 De kinderen kunnen zich oriënteren op de structuur en de betekenis van woorden. Nummer van doel

ET

GO!

OVSG

KathOndVla

1

6.5

1.2.2.140

NL-TBS-05.05

Tb.9.2

2

6.5

1.1.2.13 1.2.2.132

NL-TBS-02.05

Tb.19.4

3

6.7

1.2.2.151

NL-TBS-02.24a NL-TBS-05.27a

Tb.9.1

4

6.7

1.2.2.151

NL-TBS-05.27k

Tb.9.3

5

5.1

1.2.2.154

NL-LEZ-BV-4.1-09

Str.5.2

Lesmateriaal

–– werkkatern p. 12 –– kopieerblad 2: samenstellingen (Knip de stroken met de woorden uit.)

Timing

25 minuten

Wat ging vooraf?

In de vorige taalwijsles hebben de leerlingen op klinkers en medeklinkers kunnen oefenen. In deze les maken ze nieuwe woorden door twee woorden aan elkaar te rijgen. De woorden die ze zullen samenstellen, hebben ze in de verhalen uit eerdere lessen al gezien.

Wat volgt?

In de volgende taalwijsles gaan de leerlingen met zinnen en zinsdelen aan de slag.

Taalwijzertje

p. 7: samenstelling

Kijker 1 – Fictie – Les 7


2

KIJKER 1  Les 7

Lesverloop

1

Instap

onderwijsleergesprek klassikaal werk

partnerwerk kopieerblad 2

2

Kern

partnerwerk werkkatern p. 12

klassikaal werk

3

Slot

leergesprek

Woorden samenstellen

Vertel aan de leerlingen dat ze tijdens deze les nieuwe woorden gaan maken door bestaande zelfstanige naamwoorden samen te voegen. Die nieuwe woorden noemen we samenstellingen. Noteer volgende worden in deze volgorde op het bord: plaats – geld – vogel – zak – speel – nest De leerlingen gaan op zoek naar drie juiste samenstellingen. Noteer ze op het bord. zak + geld = zakgeld, speel + plaats = speelplaats, vogel + nest = vogelnest. Deel vervolgens per twee leerlingen de woorden op het kopieerblad uit. Laat hen in duo’s de samenstellingen maken met de afzonderlijke naamwoorden. bal + pen = balpen fiets + bel = fietsbel boeken + tas = boekentas school + bank = schoolbank zwem + bad = zwembad sport + schoen = sportschoen

Aan de slag!

Laat de leerlingen hun werkkatern nemen op pagina 12. Ze maken de oefeningen in de duo’s van tijdens de instap. Bij oefening 1 en 2 maken ze samenstellingen. Eerst door te verbinden, daarna door ze aaneen te schrijven. Bij oefening 3 linken ze de woorden uit oefening 2 aan de juiste zin en staan zo ook stil bij de betekenis van de nieuwe woorden. Overloop de opdrachten klassikaal en corrigeer.

Nabespreking

Laat de leerlingen zelf een samenstelling bedenken. Laat hen rondkijken in de klas om woorden te vinden. bv. bloempot, klasdeur, schoolbord, stoelpoot, klasraam, schoolboek … Laat hen daarna besluiten wat een samenstelling is.

Kijker 1 – Fictie – Les 7

33


2

KIJKER 1  Les 8

Lesoverzicht Lestitel Lesdoelen

Strategiedoelen

Eindtermen en leerplandoelen

34

Ik kan korte zinnen schrijven bij prenten. 1 De kinderen kunnen gedeeltelijk en met ondersteuning een kort verhaal met eenvoudige verhaallijn schrijven. 2 De kinderen kunnen gegeven prenten gebruiken om het verloop van het verhaal vorm te geven.

3 De kinderen kunnen zich vragen stellen die essentieel zijn voor het achterhalen van informatie bij een prent of voor het beschrijven van een persoon of een voorwerp. 4 De kinderen kunnen informatie ordenen in functie van persoonlijke voorkeur. Nummer van doel

ET

GO!

OVSG

KathOndVla

1

4.1 4.8

1.2.3.3 1.2.3.112

NL-SCH-TV-06-05

Schr.2.2.4

2

5.1

1.2.3.94 1.2.3.135

NL-SCH-DV-D02-03-01 NL-SCH-DV-D02-03-02 NL-SCH-DV-D03-02-01-06

Schr.2.2.4 Str.6.2

3

5.2

1.2.3.135

NL-SCH-DV-D02-03-01 NL-SCH-DV-D02-03-02

Str.6.2

4

5.2

1.2.3.135

NL-SCH-DV-D03-02-02-01 NL-SCH-DV-D03-02-02-02 NL-SCH-DV-D03-02-02-03 NL-SCH-DV-D03-02-02-04 NL-SCH-DV-D03-02-02-05

Str.6.4

Lesmateriaal

–– werkkatern p. 13-15 –– kopieerblad 3: zinnen Nel en Ties (Kopieer de tabel met de elf zinnen evenveel keer als er duo’s zijn en knip de strookjes met zinnen uit.) –– kopieerblad 4: Kijkwijzer schrijven –– bijlage 6B-6G: prenten verhaal Nel en Ties –– poster stappenplan schrijven –– stappenplan schrijven

Timing

50 minuten

Wat ging vooraf?

In de vorige schrijfles startten de leerlingen het verhaal van hun trotsproduct op. In deze les schrijven ze hieraan verder.

Wat volgt?

In de laatste schrijfles van deze Kijker verzorgen de leerlingen het verhaal. In de trotsweek vertellen ze dit verhaal aan hun gekozen luisteraars.

Kijker 1 – Fictie – Les 8


2

KIJKER 1  Les 8

1

Instap

Herhaling

klasgesprek

Vertel de leerlingen dat ze vandaag verder werken aan het verhaal van Nel en Ties. Laat hen vertellen wat ze nog weten: –– Waar speelde het verhaal zich af? –– Over wie ging het? Wat weten we al over de personages. –– Wanneer vond het verhaal plaats?

werkkatern p. 13

De leerlingen noteren de antwoorden op deze vragen in hun werkkatern bij oefening 1.

poster stappenplan schrijven stappenplan schrijven

Verwijs naar de poster stappenplan schrijven of hun eigen kaart stappenplan. Gedurende deze les doorlopen de leerlingen de stappen 1, 2 en 3.

2

Kern

klasgesprek bijlage 6B

2.1 Vervolg van het verhaal: het probleem

Vertel de leerlingen dat er iets gebeurd is in Dazalea. Projecteer of toon bijlage 6B. Laat de leerlingen beschrijven wat ze zien op de prent. –– Wie zit er op de bloem? (Nel) –– Wat zie je? (Ze weent en haar vleugel is kapot.) Stel deze vragen en prikkel de fantasie van de leerlingen. –– Wat kan er gebeurd zijn? –– Hoe kan het gebeurd zijn? Laat de leerlingen fantaseren en zo het verhaal mee vormgeven. Hou het gesprek wel kort. In het verhaal heeft Nel haar vleugel gebroken omdat ze kwam vast te zitten in een bloem. Het is niet de bedoeling dat de leerlingen dit specifieke antwoord vinden. Ga verder met het lesverloop als je enkele zinvolle redeneringen te horen kreeg.

bijlage 6C klasgesprek

2.2 Vervolg van het verhaal: de oplossing Projecteer of toon ook de tweede prent op bijlage 6C. Laat de leerlingen beschrijven wat ze zien. –– Wie zie je op de prent? (Ties) –– Wat zie je? (Ties is blij, hij heeft een idee!)

Laat de leerlingen nadenken over deze vraag. Prikkel hier opnieuw hun fantasie. –– Wat zou Ties kunnen doen om te helpen? Ook hier mogen de leerlingen even vrij fantaseren. In het verhaal vliegt Ties naar de dokter die een zalfje zal maken. Er is ook hier geen juist antwoord. Ga verder met het lesverloop als je enkele zinvolle redeneringen te horen kreeg.

partnerwerk werkkatern p. 13

partnerwerk kopieerblad 3 werkkatern p. 14-15 bijlage 6D-6G

2.3 Aan de slag

Laat de leerlingen daarna hun werkkatern nemen op pagina 13. Daar zien ze dezelfde prenten. Laat hen bij elke prent de juiste woorden kleuren die vertellen wat er op de prent gebeurd. Ze kunnen hiervoor opnieuw in de duo’s van daarnet werken. Geef hen een vijftal minuten de tijd. Deel kopieerblad 3 uit per twee leerlingen. Ze krijgen elf zinnen die het laatste deel van het verhaal vertellen. Laat hen ook hun werkkatern op pagina 14 en 15 openleggen. De prenten ondersteunen de volgorde van het verhaal. Projecteer of toon de prenten in het groot op bijlage 6D-6G. De leerlingen lezen de zinnen en leggen per twee de strookjes in de juiste volgorde. Geef hen hiervoor enkele minuten de tijd.

Kijker 1 – Fictie – Les 8

35


2

KIJKER 1  Les 8

klassikaal werk

Bespreek klassikaal. Laat de zinnen van het kopieerblad in de juiste volgorde tussen de leerlingen liggen. Ze schrijven nu elk de zinnen over bij de juiste prent en in de juiste volgorde. De leerlingen die nog niet helemaal klaar zijn, kunnen in de volgende schrijfles hun verhaal nog afwerken.

kopieerblad 4

3

Slot

klassikaal werk

36

Kijker 1 – Fictie – Les 8

Observeer en beoordeel de leerlingen tijdens het schrijven. Gebruik hiervoor de Kijkwijzer schrijven en let daarbij op deze vaardigheden: –– Ideeën uitschrijven –– Tekst inhoudelijk controleren en herschrijven

Stretchoefening

De leerlingen ontspannen hun handen en vingers na het schrijfmoment. Doe enkele oefeningen klassikaal: –– Schud je handen los. –– Maak je polsen los. Draai ze van links naar rechts en van rechts naar links. –– Masseer met je ene hand één voor één de vingers van je andere hand. En omgekeerd. –– Maak een knipperlichtbeweging: spreid en sluit je vingers. Doe dit vijf keer. –– Draai je polsen van links naar rechts en van rechts naar links. –– Schud je handen los.



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.