Ik vul een tweetekenklank in. Een tweetekenklank bestaat uit twee letters. Ik schrijf het woord twee keer over.
KIJKER 1 Oefening 1
Welke tweetekenklank past in het woord? Ik vul aan en schrijf het woord over.
deur eu
De d r staat open. Ik rijd op mijn f ts.
Stan draagt een blauwe br k. Vannacht had ik een nare dr m.
Het licht staat op gr n. Een leeuw is een b st.
Vijf min twee is dr . We vertrekken op r s. De Schelde is een str m.
We rijden met de to.
Ik hou van j ! Hij fl t op zijn vingers. Het is niet warm, maar het is k d.
naam datum spion •
Oefening 2
Ik schrijf de woorden in het juiste vak. helm – dwaas – mooi – melk – bruin – fiets – leeuw –berg – juist – haai – schroef – film – prins – koeien –stroom – strip – kooi – nieuw
De klinker is maar één teken. De klinker is een tweetekenklank.
helm
De klinker is een meertekenklank.
naam datum
speurder
KIJKER 1
Oefening 2
Ik lees de zinnen. Ik kijk naar de onderstreepte woorden en schrijf ze in het juiste vak.
De slak kruipt traag door het gras naar het pad. Zou het huisje op de rug niet te zwaar zijn? klinker met één teken tweetekenklank
slak
Ik maak nieuwe woorden. klinker tweetekenklank met één teken pot de van de hond rok de uit de schouw vel snoep eten weg op de schaal staan bot met een __________________ varen
naam datum
spion
Oefening 3
Ik lees alle letters. Ik kleur de klinkers en ik onderstreep de medeklinkers. a b ei d e aa f g h eu i j k ie l ee m n o eu p r oo s t au u v w uu ou Ik maak woorden met twee medeklinkers vooraan.
Klinkers kan ik roepen! spook
MKM ➞ MMKM s + pook Ik heb angst van een . b + roer Ik heb een zus en een . p + lus Vier twee is zes. p + ruim Een is een stuk fruit. f + ruit Een appel is ook een stuk . s + taal Dat is hard. Het is gemaakt van . b + rug Ze leggen een over het kanaal. f + les Ik drink een melk.
naam datum
speurder
KIJKER 1
Oefening 3
M = Medeklinker K = Klinker
spook
Ik zie een MKM-woord. Ik maak eerst een MMKM-woord en dan een MMKMM-woord. pook MMKM Jij bent bang van een . MMKMM Het __________________ hier. roer MMKM Een zus en een ________ spelen. MMKMM Ze heeft twee . lieg MMKM Een zoemt. MMKMM De vogel . room MMKM In bed ik. MMKMM Papa ook. laat MMKM Een van ijzer. MMKMM Er is geen . rap MMKM Ik neem de naar boven. MMKMM Hij de bal.
datum
spion
Oefening 4
Ik schrijf de woorden in het juiste vak. zon – stoel – soms – broers – plus – haan – melk –plaats – koek – man – vlag – prins – warm – kerk –zwaan – trots
KIJKER 1
Oefening 4
Ik maak MKMM- en MMKMMwerkwoorden: de +t-vorm. Ik schrijf het werkwoord over.
Werkwoorden zijn woorden die zeggen wat iets of iemand doet, wat gebeurt.
t speelt
Ahmed speel met zijn zus in het park. Papa loop voorbij. Hij kijk naar de kinderen. Oei!
Ahmed val . Maar hij huil niet. Zijn zus stap vlug naar mama. Mama kom kijken. Ze maak de wonde proper. Ze kus Ahmed. Het begin donker te worden. Een hond blaf . Een wolk drijf voor de zon. Tijd om naar huis te gaan.
hij papa hij Ahmed hij ___________ niet zijn zus mama ze ze het een hond een wolk
datum
spion
Oefening 5
Ik schrijf eerst de ik-vorm en daarna de +t-vorm van het werkwoord. roepen ik roep hij roept bellen Ik aan de deur. Wout aan de deur. maken Ik veel lawaai. De buurman veel lawaai. zoeken Ik mijn balpen. Papa zijn hamer. plagen Ik je toch niet. Stien hem. sturen Ik mijn fiets. Mama de auto. klimmen Ik in een boom. Sharon op een ladder.
De ik-vorm van het werkwoord noemt men ook de stam van het werkwoord.
naam datum
speurder
KIJKER 1
Oefening 5
Ik schrijf eerst de ik-vorm en daarna de +t-vorm van het werkwoord. roepen ik roep hij roept spreken Ik tegen jou. Leon stil. schrijven Ik mooi.
De ik-vorm van het werkwoord noemt men ook de stam van het werkwoord.
Soms wordt de v een f en de z een s!
De juf veel mooier. blazen Ik de kaars uit.
De kat naar de hond. plaatsen Ik de bal in de goal. Papa de motor in de garage. schaatsen Ik hard. Mama nog sneller. fietsen Ik naar school. Nina naar de winkel.
naam datum
spion
Oefening 6
Ik verdeel eerst de samenstellingen en kleef de woorden dan weer samen. voordeur = + De staat open. schooltas = + Mijn __________________ weegt zwaar. stofdoek = + Mama stoft af met een . wipneus = + Dat meisje heeft een . vuurwerk = + We kijken naar het . diepvries = + Papa haalt de groenten uit de .
voor deur voordeur
naam datum
speurder
KIJKER 1 Oefening 6
Ik onderstreep alle samenstellingen. Ik verdeel en kleef!
De man gaat naar de huisarts. Die onderzoekt hem. Hij neemt zijn bloeddruk. De man moet op de weegschaal staan. De dokter zegt: ‘Je weegt te zwaar. Je moet zestien kilo vermageren.’
‘Oei,’ denkt de man, ‘het is gedaan met die brooddoos vol brood, de heerlijke vleessaus en luieren in mijn tuinstoel. Morgen neem ik de koersfiets en zal ik meer bewegen.’ ‘En ook minder eten’, lacht de dokter.
huis arts huisarts
naam datum spion
Oefening 7
Ik maak telkens twee samenstellingen. schoen – straat – smeer – steen Schoenen poets je met . Die ligt los. Val er niet over! schrijf – voor – boek – schrift Van de huisarts krijg je een . Ik schrijf het op in mijn . haag – uit – spraak – schaar Papa snoeit de haag met een . Ik verzorg mijn . spreek – rol – beurt – schaats Die heeft vier wieltjes. De kinderen luisteren naar mijn . herfst – brood – korst – kleur Bruin is een . Dat is wel een harde .
schoensmeer
naam datum
speurder
KIJKER 1
Oefening 7
bloedworst
1 Lust jij ? 2 Ik versier de . 3 Ik neem een appel uit de . 4 25 oktober is een . 5 De komt langs. 6 Bosweg is een .
1 een
______________________
lezen 6 kijken naar
scherm draad scherp boek films komst
dag worst naam boom schaal arts mes schrik beeld uit strip griezel _____________________
datum
spion
Oefening 8
Ik schrijf de woorden letter per letter in de hokjes. Daarna schrijf ik de woorden nog eens over. korst herfst scherm straks zelfs schroef
k o r s t korst
Ik schrijf de woorden op de juiste plaats. koorts – korst – komst – barst – herfst – helft – kunst –bonst – arts ...rst ...nst ...rts ...lft ...rfst ...mst
naam datum
speurder
KIJKER 1
Oefening 8
Ik schrijf de +t-vorm van het werkwoord. ik dans ik plens ik mors ik poets ik werp ik wens ik werk ik fiets ik bots ik durf ik help
Lies gaat slapen.
danst
ik-vorm ik zwem +t-vorm hij zwemt
Ze voor de spiegel. In bad ze met water. Ze water op de vloer. Ze haar tanden. Ze zich op het bed. Mama haar een goede nacht. Papa nog. Straks hij naar huis. Als hij maar niet . Lies niet zo laat op straat. Morgen ze mama.
naam datum
spion
Oefening 9
Ik schrijf de meertekenklanken letter per letter in de hokjes en ik schrijf de klanken nog eens over. 1 2 3 4 aai = ooi = oei = eeuw = ieuw = uw = Ik schrijf de woorden over. mooi haai foei meeuw nieuw duw
Meertekenklanken veranderen nooit!
naam datum
speurder
KIJKER 1
Oefening 9
Meertekenklanken veranderen nooit!
geeuwt geeuwen
Ik schrijf de juiste vorm van het werkwoord. ik geeuw Papa ______________ en nu ________________ wij ook. ik roei Mijn oom op het kanaal. Wij in een kano. ik zwaai Sara naar pa en ma. De kinderen naar oma. ik duw Opa de slee. Wij tegen de deur. ik aai Papa de hond. Wij de poes. ik stoei Alida . Wij in de tuin. ik huw Janne Victor. ik strooi Mama mest. ik sproei Ze met water. ik bloei De bloem .
naam datum
spion
Oefening 10
Ik schrijf de juiste vorm van de woorden. meeuw Er vliegen over zee. nieuw Ik heb schoenen. schreeuw Je moet niet zo ! duw Pa en ma mij vooruit. koe Er grazen tien in de wei. kraai Zwarte krijsen in de lucht. gooi Wij de bal naar elkaar. stoei De kinderen in de tuin. schuw Dat zijn vogels. Ik schrijf de +t-vorm van enkele werkwoorden. ik duw Hij mij. ik geeuw Papa . ik zaai De boer . ik zwaai Mijn broer naar mij. ik schreeuw De baby .
meeuwen
naam datum
speurder
KIJKER 1
Oefening 10
Ik zoek zoveel mogelijk woorden met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw en uw in de woordzoeker. Ik schrijf ze onderaan. Ik kijk van links naar rechts en van boven naar onder. d s n e e u w e n u t a a i e z w r m a a i a l e o o i e v a a r n o o i t i w u h i i u e a w u e e u w e n a e w n i e u w s i sneeuwen
naam datum
spion
Oefening 11
Ik vul aan met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw en uw. Ik schrijf het meervoud. een … twee … l h k kr m Ik schrijf de juiste vorm van het woord. ik duw Wij _______________ de schommel. kieuw Vissen hebben . ruw Mama heeft handen door het harde werk.
naam datum
speurder
KIJKER 1
Oefening 11
Ik schrijf de woorden in de passende vorm in de zinnen. spreeuw – leeuw – kieuw – kooi – nieuw – kraai –haai – koe – sneeuw – schuw
In de zoo kun je de koningen van de dieren zien: de . Soms zitten ze in .
De olifanten zitten buiten. Maar als het koud is en het gaat , staan ze binnen. In zee zijn er ook gevaarlijke vissen, zoals de . Vissen ademen dankzij hun .
In de wei staan er dan weer . De stal was stuk. De boer heeft stallen laten bouwen. Soms zie je grote, zwarte vogels. Het zijn . Als de bessen rijp zijn, legt opa er een net over. Anders zijn de merels en de ermee weg. Vossen zie je bijna nooit. Het zijn dieren.
naam datum
spion
Oefening 12
Ik schrijf de woorden met ng en nk in het meervoud. een bank twee een slang veel een pink beide een sprong grote een vink mooie een tang twee een plank lange een klank Klinkers zijn . ik drink De kinderen _______________ melk. ik vang Wij de bal. ik bedenk We een leuk spel. ik spring Die poezen ver. ik verlang Wij naar de reis.
Nooit meer dan twee letters! banken
naam datum
speurder
KIJKER 1
Oefening 12
Ik schrijf de juiste vorm van woorden met ng en nk. streng Mijn vriend heeft ouders. ingang Onze school heeft twee . donker We lopen door straten. zingen Onze juf mooi. bank In de tuin staan twee . janken Onze hond . klinker A, e, i, o, en u zijn flink Jullie zijn kinderen. verdrinken Die man bijna. geschenk Dat zijn dure stinken Dat putje . bang Vossen zijn schuwe of dieren. eng Ik griezel van spoken.
Nooit meer dan twee letters!
datum
spion
Oefening 13
Ik schrijf de ik-vorm en de +t-vorm van de werkwoorden met ng en nk. springen ik Wout in het water. drinken ik Opa een glas thee. zingen ik
ik-vorm ik jank +t-vorm de hond jankt
spring springt
De juf in een koor. zinken ik
Voor de kust een boot. blinken ik
Het pas gepoetste koper . brengen ik
Aya haar broertje mee. slingeren ik
De aap aan de bomen.
naam datum
speurder
KIJKER 1
Oefening 13
Ik schrijf de woorden met ng of nk op de juiste plaats. ketting – drankje – lange – geschenkje – anker –eng – winkel – bankje – linker – hangt – dronken –winkelier –zingen – verlangen
We fietsen langs een rivier. Een boot ligt stil aan een . Aan die ketting een . Mama heeft dorst en wil een . We stappen een binnen. De zegt vriendelijk goedendag. ‘Ik koop ook nog een voor papa, want hij is jarig. Wat zou hij ?’
Buiten op een zit een man hardop te . Hij slaat de maat met zijn hand. Hij lijkt wel wat . ‘Kom,’ zegt mama, ‘we rijden door. Ik vind hem wat griezelig of .’
naam datum
spion
Oefening 14
Ik maak samenstellingen. bloemen + winkel Bloemen koop je in een . linker + voet
Hij maakt een goal met zijn . sleutel + hanger Alle sleutels hangen aan de . werk + bank Papa zaagt aan zijn . vinger + verf Kleuters schilderen met . spring + plank
De kinderen springen van de . leeg + drinken Wil je dat glas ?
naam datum
speurder
KIJKER 1
Oefening 14
In elke zin staan twee woorden waarmee ik een samenstelling kan maken.
Ik schrijf die samenstelling op.
1 Ken je een slang die gif kan spuiten? De cobra is een .
gifslang
2 Aan die bank is er nog veel werk. Opa boort aan zijn .
3 Oei, in onze tuin kruipt een slang!
We besproeien de groenten met de .
4 Met een tang trek je toch geen tanden uit?
Papa trekt nagels uit met een .
5 Die man draagt een gouden ring aan zijn vinger.
Naast de pink is de .
6 Dat gezang klinkt vals en komt niet van de engelen.
Luisteren naar het van kinderen.
7 Achter de planken van een barak ligt een man met koorts.
Die acteur is zenuwachtig en heeft .
naam datum
spion
KIJKER 2
Oefening 15
Ik vul de woorden met ch in. zich – pech – lach – ach – toch – lichaam – kuchen –pochen – kachel – glimlach 1 Jan valt. Hij heeft pijn gedaan. 2 Dat is een tegenslag. Dat is ! 3 Ik maak plezier en ik . 4 lach – l = ! 5 Ik ben wel wat ziek, maar sta ik op. 6 Ik moet een beetje hoesten of . 7 Je moet niet zo bluffen of . 8 Ik verwarm me aan de . 9 Ik lach een klein beetje. Ik . 10 Een ander woord voor lijf is .
Woorden met ch moet ik onthouden!
naam datum
speurder
KIJKER 2
Oefening 15
Ik lees eerst het verhaal in mijn Loepje. Ik bedek het verhaal en ik vul de woorden in. Twijfel ik, dan kijk ik. De eerste letter van elk woord staat vooraan. a , t – p wat heeft Jan ! Hij vergat zijn jas en nu heeft hij het koud. l Zijn hele rilt. k Hij begint zelfs te . l Hij kan er niet om . k 'Kom naar binnen. De brandt, heerlijk!’, p zijn vriend. z Jan kan verwarmen. gl Met een geniet hij ervan.
Woorden met ch moet ik onthouden!
Ach
naam datum
spion
KIJKER 2
Oefening 16
g
vroeg
Ik vul g of ch in. Ik schrijf het woord nog eens over. Ik ben ziek. Ik ben (vroe ) wakker. En (to ) sta ik niet op. Ik heb pijn aan mijn (maa ) . Dat is (pe ) . Want (vandaa ) gaan we op schoolreis. Ik kan er niet om (la en) _____________. Als mama komt, (li ) __________ ik (no ) op mijn (ru ) __________ in bed. Ik (ze ) dat ik me niet goed voel. ‘Kom naar beneden, de (ka el) brandt.’ Mama roept de dokter. Ze zegt: ‘Seppe voelt (zi ) niet goed.’ De dokter onderzoekt mijn (li aam) . Ik moet even (ku en) . Hij luistert. ‘(Teru ) in bed,’ zegt hij, ‘je bent ziek en je hebt koorts.’
naam datum
speurder
KIJKER 2
Oefening 16
Ik maak samenstellingen met de woorden in het kader. lach + traan – film – schater – bui
lachfilm
We kijken naar een . Mijn papa schoot in een .
Daar kreeg ik een van. ‘Kijk, een op je wang’, zegt mama. pech + vogel – auto – strook
We rijden en we krijgen .
Papa parkeert zich op de .
‘Ik ben toch een ’, zegt hij. kachel + hout – poets – buis – warmte
We verwarmen ons met een .
Pas op voor de , die is heet!
We poetsen de stoof met .
We genieten van de lekkere .
naam datum
spion
KIJKER 2
Oefening 17
Ik onderstreep de woorden met cht en schrijf ze in het juiste hokje.
Geef acht! Wie is daar in aantocht? Ik sta op wacht. Ik zie een licht. De maan lacht Wat een mooi gezicht. zo zacht. Allemaal lichtjes op een rij, Ik kijk naar de lucht, komen zachtjes uit een wei. en ik zucht: Dat had ik toch niet verwacht. de maan lijkt zo dicht Er loopt er één recht in de gracht. met haar helder licht. Schapen, het zijn er echt wel acht. Ik kijk naar de bocht. Met een grijze wollen vacht. ...ucht ...ocht ...echt ...icht ...acht acht
naam datum
speurder
KIJKER 2
Oefening 17
Ik schrijf de ik-vorm en de +t-vorm van de werkwoorden. lachen ik de juf pochen ik mijn vriend kuchen ik opa vluchten ik de vijand wachten ik Jitse vechten ik Robbe Ik maak samenstellingen van woorden met cht. wacht + toren kijken vanop een toneel + licht de acteur in het voet + tocht een
lacht lach
maken kinder + rechten
hebben acht + tien
datum
jaar worden
spion
KIJKER 2
Oefening 18
Wanneer schrijf ik cht? Na de a, e, i, o of u schrijf ik cht. Ik vul in en schrijf het woord nog eens over.
cht
Ik wa op jou. Het li is aan. Hij gaat op de vlu . Hij rijdt in een bo . Die lijn is mooi re .
Wanneer schrijf ik gt? Ik luister naar de ik-vorm van het werkwoord. De ik-vorm eindigt op g.
Ik schrijf de +t-vorm.
wacht zaagt
Ik zaag een plank. Hij . Ik lieg niet. Mijn vriend niet. Ik spuug in een emmer. Hij .
Ik krijg een fiets. Hij een snoepje. Ik weeg mij. Mama zich. Ik zuig op een rietje. Mijn broer .
naam datum
speurder
KIJKER 2
Oefening 18
cht
nacht
Ik vul gt of cht in. Ik schrijf het woord nog eens over. na Midden in de word ik wakker. geru Ik hoor een vreemd . vlie Wat daar door de kamer? li Ik doe het aan. bewee Wat daar? verber Het zich. vlu Een muisje . jaa Papa het weg. za jes Hij dekt me toe. plaa En hij mij een beetje. Ik let goed op voor de werkwoorden liggen, zeggen en leggen. ik-vorm +t-vorm leggen ik hij zeggen ik hij liggen ik hij ___________
naam datum
spion
KIJKER 2
Oefening 19
Ik vul aan en let goed op voor de werkwoorden liggen, zeggen en leggen! ik-vorm +t-vorm leggen ik hij zeggen ik hij liggen ik hij
leg legt
Ik vul gt of cht in. Ik schrijf het woord over. We maken een to in de na . Dat gewi wee veel. dat Mama le de baby za in de wieg. mama Ik let op!
Hij li in bed en doet het li uit. hij het
naam datum speurder
KIJKER 2
Oefening 19
Welke woorden op gt of cht kan ik hier invullen? Als ik twijfel, kijk ik onderaan.
(r) Niet links, maar voorbijsteken. (vl) De vogel hoog in de lucht. (vr) Ik antwoord als de juf mij iets . (vl) Ik voor de vijand. (l) Ik vertel een mop en Raoul . (l) Papa __________________ al in bed. (w) je op mij? (v) De juf met een borstel. (z) Mijn vriend geen woord meer. (dr) De was aan het rek. (j) De jager op konijnen. (v) Je niet als je ruzie hebt! (w) Oma de baby. rechts – vliegt – vraagt – vlucht – lacht – ligt – wacht – veegt – zegt – droogt – jaagt – vecht – wiegt
naam datum
spion
KIJKER 2 Oefening 20
Ik vul het woord aan met g, ch, gt of cht. Ik schrijf het woord nog eens over.
1 Ik ben vroe wakker. 2 Ik ben to op tijd. 3 Zus li in bed. 4 Er is een beri op de gsm. 5 De lu is blauw. 6 Een vogel vlie over. 7 Pa heeft zi al gewassen. 8 Re s van mij ligt mijn beer. 9 Mama doet het li uit. 10 Mijn zus ze niet veel. 11 Ik heb pe vandaag. 12 We hebben no wat tijd. 13 Maar ik wa niet graag.
g vroeg
naam datum speurder
KIJKER 2
Oefening 20
Ik vervang door g, ch, gt of cht. Ik schrijf het woord in de zin. Mijn (nije) Lauren (vraa) of ik mee ga zwemmen. Ze (ze) dat ze (er) (graa) zwemt. Ze doet ook mee aan wedstrijden. Wanneer ze in het water (li) , voelt ze (zi) goed. Ze kan ook duiken. Dan staat ze (hoo) op de plank. Ze (vlie) door de (lu) , plenst in het water en zwemt heen en (teru) . Maar gisteren had ze (pe) . Het zwembad was (di) . (Vandaa) ga ik mee. Ze stuurde mij een (berije) . Ik laat me (zajes) in het water glijden. Lauren (vol) me en zwemt me (vlu) voorbij. Na een uurtje (droo) ik mijn kletsnatte (liaam) _______________ af. Dat was fijn.
nichtje
datum
spion
KIJKER 2 Oefening 21
Ik vul de letters van het alfabet in. Aap Beer Canapé DE Fazant Geeuwt Hondje Is Jarig KaLe MaN OP Quad RuST Uit Van het Werk XYlofoon … Zwijg!
Ik schrijf nogmaals de letters van het alfabet.
naam datum
speurder
KIJKER 2
Oefening 21
Ik schrijf de 26 letters van het alfabet over. A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
De eerste tien letters van het alfabet. Ik bedek telkens wat erboven staat. Ik vul de ontbrekende letters in.
naam datum
spion
KIJKER 2 Oefening 22
Ik schrijf de moeilijke woorden over. veel of dikwijls naar de bieb gaan boeken uit de bieb toneel spelen Komen jullie ook? juffrouw Adiba een erwt plukken een tomaat eten op het perron wachten naar eekhoorns kijken een konijn aaien misschien komen spelen de telefoon opnemen terug naar huis gaan slapen in een hotel koningin zijn een avontuur beleven
naam datum speurder
KIJKER 2
Oefening 22
Welke woorden ontbreken? Ik lees het verhaal en ik schrijf dan de 18 moeilijke woorden op.
Een koningin op avontuur Ik lees (1) een boek uit de (2). Maar soms ga ik ook naar het (3). Nu vond ik het verhaal wel eng. (4) moeten het zeker ook zien. (5) Adiba, een prinses uit een ver land, werd (6). Op een dag kwam ze van de (7). Haar meid droeg een mand met (8) en (9). Ze stonden op het (10) te wachten op de trein. En wat zag ze? Ze kon haar ogen niet geloven. De trein werd getrokken door zes (11), zo groot als reuzen. Een (12) was de baas en riep (13): ‘Vlugger! Of moet ik (14) de zweep gebruiken?’ Toen kreeg ze een rare (15). Een stem zei: ‘Stap niet op de trein. Ga (16) naar het (17) en wacht op mij.’ Dat was het begin van het (18) waar koningin Adiba in terecht kwam.
KIJKER 2
Oefening 23
Ik vul de moeilijke woorden in. Een koningin op avontuur Ik lees een boek uit de . Maar soms ga ik ook naar het . Nu vond ik het verhaal wel eng. moeten het zeker ook zien. Adiba, een prinses uit een ver land, werd . Op een dag kwam ze van de . Haar meid droeg een mand met en . Ze stonden op het te wachten op de trein. En wat zag ze? Ze kon haar ogen niet geloven. De trein werd getrokken door zes , zo groot als reuzen. Een was de baas en riep : ‘Vlugger! Of moet ik de zweep gebruiken?’ Toen kreeg ze een rare
. Een stem zei: ‘Stap niet op de trein. Ga naar het en wacht op mij.’ Dat was het begin van het waar koningin Adiba in terecht kwam.
naam datum
speurder
KIJKER 2
Oefening 23
10
Ik schrijf de eerste tien letters van het alfabet. Ik schrijf bij elke letter twee woorden die met die letter beginnen.
dikwijls – bieb – arts – jullie – erwt – iemand – hotel –fout – centimeter – banaan – juffrouw – eekhoorn –ijzer – avontuur – cent – geheim – dichtbij – flauw –glimlach – hoera
naam datum
spion
KIJKER 2
Oefening 24
Ik onderstreep de woorden die ik langer moet maken. De dubbelonderstreepte woorden zijn werkwoorden. Die maak ik niet langer.
Eindletter d of t? Ik maak het woord langer.
Je ligt toch niet in je bed, met op je hoofd een pet?
Je hebt toch geen bot in je mond, zoals in een muil van een hond?
Een man met een hoge hoed en een beest met een rare snoet.
Een man met een lange baard die wandelt over straat.
Je loopt toch niet zo hard, dat je pijn krijgt aan je hart?
Ik ben erg graag een kind dat wegwaait in de wind.
naam datum
speurder
KIJKER 2
Oefening 24
Ik vul d of t in. Ik schrijf onderaan de woorden over.
Eindletter d of t? Ik maak het woord langer. d honderd
Wel honder mensen staan op het stran . Het is avon en bijna donker. Het is fees . Straks is het vuurwerk. Maar dat is nog een hele tij . Als daar maar geen bran van komt. De win waait har . Een orkes speelt. Een meisje zingt een mooi lie . Een hon loopt weg met de staar tussen de poten. Die is bang. Ook een paar wordt wil . Dieren houden niet van vuurwerk. Naast ons staan twee mannen, één heeft een baar en een hoe op zijn hoof . De andere draagt een pe . We zitten op de gron en wachten af.
naam datum
spion
KIJKER 2 Oefening 25
Eindletter d of t? Ik maak het woord langer.
koel
kast koelkast
Ik knip de samenstellingen. Welk deel moet ik langer maken? Ik onderstreep de d of de t en kleef de woorden aan elkaar. koelkast = + = brandweer = + = zeehond = + = spaarpot = + = zwemband = + = badhanddoek = + + =
naam datum
KIJKER 2 Oefening 25
Ik vul de samenstellingen aan met d of t. Ik schrijf de samenstellingen over. voe__stap ➞ bran__weer ➞ voe__pa__ ➞ schoolpoor__ ➞ han__doek ➞ stoelpoo__ ➞ hangma___ ➞ knalroo__ ➞ melktan___ ➞ zwemban___ ➞ broo__doos ➞ han__tas ➞ be__tij__ ➞
Eindletter d of t? Ik maak het woord langer.
voetstap t
datum
spion