Oefening 1
Ik vul woorden in met vooraan twee, drie of vier medeklinkers (M).
zwaan – school – schroef – vlees – fluit – schrift –spreken – schreeuw – zwart – straat – schuin – schrijf
vlees
MM… vis of wit of een eend of een een trompet of een
MMM… lopen op leren op zwijgen of recht of
MMMM… blok de van een boot een luide in je ____________________ schrijven
naam datum
speurder
4
educatieve uitgaven
• 1
KIJKER 1
KIJKER 1
Oefening 1
Ik zoek woorden. Ik kijk van links naar rechts en van boven naar onder. Ik schrijf alle woorden bij oefening 2.
Let op, een letter kan in twee woorden worden gebruikt. Dus de laatste letter van een woord kan de eerste letter zijn van een ander woord. m u t s s o m e k r s c h r i k e u e c h u i s r s s u h r s s c a s t r e e p c h n t s t e e l h r t r a r f f i o a a a a a a t r a m m i a n s t g m a n v l a m o t
datum
spion
4
____________________________
educatieve uitgaven
•
naam
1
Oefening 2
Ik schrijf het woord in het juiste vak. straf – bruin – foei – schot – melk – meeuw – mooi –boef – zwart – scheur – schrijf – struik – nieuw –spreeuw – haai – splits – geit – schurk
De klinker is maar één teken.
straf
De klinker is een tweetekenklank.
De klinker is een meertekenklank.
naam datum
speurder
4
KIJKER
educatieve uitgaven
• 2
1
KIJKER 1
Oefening 2
Ik schrijf hier de woorden van oefening 1.
M…
muts
MM…
MMM…
MMMM…
M = Medeklinker K = Klinker
datum
4 ____________________________
educatieve uitgaven
•
spion
2
KIJKER 1
Oefening 3
M = Medeklinker
K = Klinker
Ik zie een MKM-woord. Ik maak er eerst een MMKMwoord van en dan een MMKMM-woord. Ik gebruik de medeklinkers s en t. pook MMKM Ik heb angst voor een . MMKMM Het hier. Ik gebruik de medeklinkers s en b. roer MMKM Tristan heeft een . MMKMM Line heeft twee . Ik gebruik de medeklinkers t en v. lieg MMKM Een zoemt. MMKMM De vogel . Ik gebruik de medeklinkers s en p. laat MMKM Een ijzer is zwaar. MMKMM Er is geen . Ik gebruik de medeklinkers t en t. rap MMKM Ik neem de naar boven. MMKMM Hij de bal.
naam datum
speurder •
4
educatieve uitgaven
KIJKER 1
Oefening 3
Met dezelfde letters maak ik telkens twee woorden. Ik kijk naar de code! ee s t l
M = Medeklinker K = Klinker
MKMM Papa in de krant.
MMKM De van een pan is warm. ee s p t l
MMKMM Zus bij de buren.
MMMKM Ik zie een in de muur. aa s r t t
MMMKM In welke woon jij?
MMKMM Hij me aan. a s r t m
MMMKM Ik ben stijf of .
KMMMM Arm, armer, ik ben het . t k s Ik ben ziek. Ik heb .
De linker rij van de weg.
datum
spion
4 ____________________________
educatieve uitgaven
•
3
KIJKER 1
Oefening 4
Ik rijm. Als ik het woord niet vind, kijk ik onderaan. Een koning of een vorst, aan mijn boterham zit een .
We gaan met zijn allen op kamp. We lezen in het licht van een . De soldaat draagt een uniform, in de sneeuw of in de . Hij heeft me in zijn greep en trekt me over de Hij kwetste zich aan een kram.
Ma verzorgt nu zijn . Van dat werk word je wel . De regen valt en plenst. Dat is wat de boer .
De kikker springt en kwaakt als het eten maar . korst – lamp –storm – streep –schram – sterk –wenst – smaakt
naam datum
speurder
4
educatieve uitgaven
• 4
KIJKER 1
Oefening 4
Ik maak zoveel mogelijk woorden met een kopje en een staart. Sommige stukjes kan ik meer dan één keer gebruiken.
sch schr spl spr str
school
rst tst rts lft rfst
ool ets eet ijf oef its uur am ift euk aks oei laa ko fie ba koo he do plaa too mo
datum
spion
4
____________________________
educatieve uitgaven
•
naam
4
Oefening 5
Ik maak samenstellingen. fiets pad – bel – stuur – slot – schoen – strook weg gaan – doen – geven – verkeer – gooien – lopen brood smaak – doos – rooster – mes – deeg – beleg waar om – na – bij – voor – van – in voor uit – ruit – deur – bij – lopen – al
fietspad
naam datum
speurder
4
KIJKER
educatieve uitgaven
• 5
1
Oefening 5
Ik maak samenstellingen. Ik neem een woord van links en een woord van rechts.
terug fiets koers school oefen melk deur
teruggaan
gaan schrift pad mat feest fiets fles hand vlees weg fiets bloed melk
saus doek druk gaan kan slot
datum
spion
4 ____________________________
educatieve uitgaven
•
5
KIJKER 1
Oefening 6
Ik verdeel de samenstellingen en kleef dan de woorden terug aan elkaar. vuurrood = ____________ +
vuur rood vuurrood
Je gezicht is . zwemmuts = + Zonder wordt je haar nat. fruittaart = + Wil je een stukje ? sneeuwwit = +
Die bloemen zijn . feestdag = + 1 mei is een . nachttrein = + We reizen met de . muisstil = + Papa komt binnen.
naam datum
speurder
4
KIJKER
educatieve uitgaven
• 6
1
Oefening 6
In elke zin staan twee woorden waarmee ik een samenstelling maak. Die samenstelling gebruik ik in een nieuwe zin.
1 Vandaag komt de wind uit het westen.
westenwind
De renners beuken tegen een .
2 De muis loopt heel stil door het huis. Je hoort werkelijk niets. Het is
3 Heb jij een sleutel om in dit huis binnen te geraken?
Papa is zijn verloren en kan niet binnen.
4 De klokken van die kerk zijn van brons. Hoor de luiden.
5 Die geiten kunnen heel hoog op een berg klimmen. zijn heel goede klimmers.
6 Ik hoor de heldere stemmen van de meisjes.
In dit koor hoor je alleen .
7 Blijven jullie nog laat op?
Mag ik nog een beetje ?
8 Nee, het is tijd om naar bed te gaan. Nee, het is al lang .
naam
datum
spion
4
____________________________
educatieve uitgaven
•
6
KIJKER 1
Oefening 7
Ik onderstreep de 16 samenstellingen en schrijf die onderaan nog eens over.
Ik fiets met grootmoeder naar de huisarts. We nemen het fietspad langs de rijweg. Oma fietst op een damesfiets en ik op mijn koersfiets.
Bij de dokter wachten we in de wachtzaal. Oma zegt dat ik veel hoofdpijn heb. De huisdokter neemt mijn bloeddruk. Ik moet ook op de weegschaal staan. Hij ondervraagt me: ‘Eet je niet te veel snoepgoed? Wat eet je als broodbeleg? Heb je genoeg nachtrust?’ Hij zegt dat ik minder moet kijken naar het beeldscherm van de computer. Dat is minder leuk.
grootmoeder
naam datum
speurder
4
KIJKER
educatieve uitgaven
• 7
1
KIJKER 1
Oefening 7
Ik vul de samenstellingen in bij oefening 8.
1 Een fiets die bromt, is een … 2 Mijn broek ritst dicht met een … 3 Je rijdt niet vooruit, maar … de garage binnen. 4 We reizen ’s nachts over het spoor met een … 5 Is dat rood wel donker genoeg? 6 In een nest van wespen zou ik niet willen vallen. 7 Iedereen heeft een naam die eigen is. 8 Hebben eenden ook een nest? 9 Op zondag rusten we, dan is het … 10 Dat zijn niet de stemmen van jongens, maar van meisjes. 11 Drie maal zes is … 12 Weet je dat er een kever bestaat met een tand als een neushoorn?
Welke samenstelling staat in het dikke hok van oefening 8?
Ik schrijf de samenstellingen over.
4
____________________________
educatieve uitgaven
•
naam
datum
spion
7
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
bromfiets
Oefening 8
Er staan twee woorden in het meervoud. Ik plaats die woorden in het enkelvoud en maak een samenstelling die past in de zin. voeten – ballen We spelen . broden – korstjes De hond eet een . rusten – dagen Op zondag is het . lezen – boeken Dat is een spannend . fietsen – pompen Heb je een degelijke ? schuiven – deuren De ___________________ is dicht. huizen – artsen De ________________ komt kijken. zwemmen – mutsen Zet je op. schrijven – fouten Dat is een . plagen – geesten Je bent een dansen – scholen Ik ga naar de handen – doeken Geef je me een rollen – schaatsen Een is stuk.
voetbal
naam datum
speurder
4
educatieve u
•
KIJKER 1
Aan elk getal hangen letters. Die letters vormen samenstellingen. Welke? Dat lees ik bij oefening 7.
4 ____________________________
educatieve uitgaven
• KIJKER
8
datum
spion
1
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
b r o m f i e t s
Oefening 8
Oefening 9
Ik schrijf de meertekenklank letter per letter in de hokjes en ik schrijf de klanken over.
1 2 3 4 aai = ooi = oei = eeuw = ieuw = uw = Ik schrijf de woorden over. strooisel papegaai goeiendag leeuwerik nieuwsbericht waarschuwen
Meertekenklanken veranderen nooit!
naam datum
speurder
4
educatieve uitgaven
• 9
KIJKER 1
KIJKER 1 Oefening 9
Meertekenklanken veranderen nooit!
Sneeuwpret
Ik vervang door aai, ooi, oei, eeuw, ieuw of uw. Ik schrijf het woord correct op. (Snpret) Zou het deze winter (snen) ? Dat zou pas (ns) zijn op de radio: ‘Deze morgen ligt het land onder een (m) (sntapijt) .
Dat levert (fre) beelden op.’ Dat wordt (sten) . Onze handen zullen (glen) van de kou. Overal zal (law) klinken van (schrende) kinderen. Op het voetpad (stren) ze zout. Pa en ma (den) de slee. Pa is soms (r) . Mama (waarscht) papa. Hij mag niet zo hard (den) !
Zou dat niet heerlijk zijn? Maar eerst moeten de (zwalen) nog vertrekken.
naam
datum
spion
4
____________________________
educatieve uitga
•
Oefening 10
Ik schrijf de woorden met een meertekenklank in het meervoud. kraai zijn groter dan kauwen. plooi Ik kocht een rokje met . ik zwaai Wij naar opa. koe grazen. eeuw zoeken een prooi. prooi Zebra’s zijn voor leeuwen. schaduw Dat zijn lange . ik verknoei We onze tijd. uw Vossen zijn dieren. spreeuw lusten ons fruit. ooievaar De zijn terug. ik zaai Landbouwers . ruw Hij heeft handen.
naam datum
speurder
4
educatieve uitgaven
• 10
KIJKER 1
KIJKER 1
Oefening 10
Ik vul de zin aan met de juiste vorm van de woorden met een meertekenklank. koe – ik stoei Kunnen ook ? haai – kieuw ademen dankzij . leeuw – ik geeuw Drie onder de bomen. ik zaai – ik maai – ik hooi Boeren , en . twee – schuw – gaai ______________ vliegen weg. meeuw – ik schreeuw – ik schooi Er vliegen over de dijk. Ze . Ze om brood.
naam
datum
spion
4
educatieve uitgaven
•
____________________________
10
Oefening 11
Ik schrijf de samenstelling in de zin. haaien + vinnen + soep In het restaurant eten we . Zou dat van echte haaien gemaakt zijn? nieuw + jaar + s + nacht Elke is er vuurwerk. ooievaars + nesten In Planckendael zijn er veel . spik + splinter + nieuwe Dat is een fiets. rond + draaien Je moet mij niet zo . nieuws + bericht Heb je het al gehoord?
naam datum
speurder
4
educatieve uitgaven
• 11
KIJKER 1
KIJKER 1 Oefening 11
Ik zoek de woorden met een meertekenklank in het rooster. Ik neem een woord uit het kader. Met die woorden maak ik samenstellingen.
m d z j s n e e u w u l e e u w a w m u h a a i e n a w i e a e e u w e n l i n i e u w s l e e u w e r i k
sneeuwklokjes
klokjes mannetjes vaart lichten vinnen zwartkop bericht kroon oud veld machine
4
____________________________
educa
•
naam
datum
spion
KIJKER 1
Oefening 12
Ik onderstreep de werkwoorden in de zinnen.
In elke zin staat één werkwoord.
1 We wandelen door het bos.
2 Morgen beklimmen we een hoge berg.
3 Ga jij ook mee?
4 Ik droom al van een avontuurlijke tocht.
5 Het wordt een lange dag.
In elke zin staan twee werkwoorden.
Werkwoorden zijn woorden die zeggen wat iets of iemand doet, wat gebeurt.
1 We beginnen de berg te beklimmen.
2 Ik beef en ik bloos van de inspanning.
3 Mijn mama wil dat we wat trager stappen.
4 Ik kan ook niet goed volgen.
5 Wie zal als eerste boven komen?
In elke zin staan drie werkwoorden.
1 Wie wil al iets eten of drinken?
2 Willen jullie nu zwijgen en goed luisteren!
3 Ik hoor iets ritselen en lopen door het gras.
4 Meteen beginnen we te lopen en te rennen.
5 We hijgen, puffen en kunnen niet meer.
naam datum
speurder
4
educatieve uitgaven
• 12
KIJKER 1 Oefening 12
Ik onderstreep de werkwoorden in de zinnen.
Ali Baba – deel 1
Werkwoorden zijn woorden die zeggen wat iets of iemand doet, wat gebeurt.
In een stad in Perzië wonen twee broers, Kassim en Ali Baba. Het verhaal gaat vooral over de jongste broer, Ali Baba. Kassim trouwt met de dochter van een rijke koopman. Zo wordt hij rijk. Ali Baba huwt met de dochter van een arme man. Zij hebben dikwijls honger. Ali Baba gaat elke dag hout kappen. Op drie ezeltjes vervoert hij het hout naar de stad. Daar probeert hij het te verkopen.
Op een dag stapt hij ver het bos in. Hij ziet een enorme stofwolk naderen. ‘Misschien komen er rovers aan’, denkt Ali Baba. Hij laat de ezeltjes vrij en hij klautert in een hoge boom. De boom staat aan de rand van een steile rotswand. Veertig ruiters stappen af. Ze zadelen hun paarden af en binden de dieren vast. Ze nemen de zware zadeltassen mee en volgen hun leider, een reus van een vent.
De rover spreidt zijn armen open en hij roept luid en duidelijk: ‘Sesam, open u.’
Vol ongeloof ziet Ali Baba dat de rots opent. De mannen verdwijnen. De rots sluit opnieuw. Er is niets meer te zien.
datum
spion
4
____________________________
educatiev
•
naam
Oefening 13
Ik onderstreep in elke zin het onderwerp eenmaal en de persoonsvorm tweemaal.
Om die te vinden schrijf ik van elke zin de ja-neevraag op.
Het onderwerp en de persoonsvorm zijn beste maatjes.
Werkt pa vandaag in de tuin?
Pa werkt vandaag in de tuin. Hij zaait erwtjes.
Eerst maakt hij een lange geul.
In die geul legt hij de erwten.
Dan bedekt hij alles met aarde.
Hij drukt de grond aan met zijn spade. Hij legt er dan een net over.
naam datum
speurder
4
KIJKER
educatieve uitgaven
• 13
1
_______________________________________________
Oefening 13
Ik schrijf de ja-neevraag. Ik onderstreep in elke zin het onderwerp eenmaal en de persoonsvorm tweemaal.
Gisteren las ik een boek.
Las ik gisteren een boek?
Ik vond het een prachtig verhaal. Morgen vertrekken we naar zee.
Samen zullen wij er schelpen zoeken.
Ik denk aan de ja-neevraag. Ik onderstreep dan het onderwerp en de persoonsvorm.
Ali Baba – deel 2
Een tijdje later komen de rovers terug naar buiten. De rots sluit opnieuw.
De mannen verdwijnen in de verte.
Ali Baba wacht nog een tijdje.
Maar alles blijft rustig. Hij klimt uit de boom.
naam
datum
spion
4
____________________________
educatieve uitgaven
•
13
KIJKER 1
Oefening 14
Ik onderstreep in elke zin het onderwerp eenmaal en de persoonsvorm tweemaal. Ik denk aan de ja-neevraag. Ik schrijf het onderwerp en de persoonsvorm over. Vandaag regent het. Misschien krijgen we morgen de zon te zien. Hopelijk wordt het een mooie vakantie.
Wij gaan straks naar zee. Met volle geweld beukt het water tegen de dijk. We kijken met grote ogen naar de storm. Ver weg op het water deint een bootje.
Hopelijk komen ze veilig terug in de haven.
naam datum
4 KIJKER 1 educatieve uitgaven
• 14
speurder
Oefening 14
Ik onderstreep in elke zin het onderwerp eenmaal en de persoonsvorm tweemaal. Ik schrijf het onderwerp en de persoonsvorm over.
Ali Baba – deel 3 Natuurlijk is Ali Baba erg nieuwsgierig.
Hij stapt voorzichtig naar de rots. Hij roept naar Sesam om de deur te openen.
Knerpend wentelt de zware rotsblok opzij.
Ali Baba kan zijn ogen niet geloven.
Tot aan het plafond ziet hij allemaal opgestapelde schatten.
Ali Baba aarzelt geen moment.
naam datum
spion
4 educatieve uitgaven
•
14
KIJKER 1
Oefening 15 lig
Ik schrijf de stam van de werkwoorden. infinitief stam (ik-vorm) liggen ik nu vechten ik nu blazen ik nu spelen ik nu rusten ik nu blijven ik nu bijten ik nu pochen Ik nu fietsen ik nu luisteren ik nu lezen ik nu schrijven ik nu zwaaien ik nu wuiven ik nu
naam
datum
speurder
4
____________________________
KIJKER
educatieve uitgaven
• 15
2
KIJKER 2
Ik onderstreep het onderwerp en de persoonsvorm. Ik schrijf de ik-vorm (de stam) van de persoonsvorm. stam
1 Wij geloven dat ook. ik
Oefening 15 geloof
2 Zij beven van de kou. ik 3 Papa vernieuwt de tuin. ik
4 Wij waarschuwen hen. ik
5 Wie telefoneert daar? ik
Ik doe nu hetzelfde bij zinnen uit het verhaal van Ali Baba. Ali Baba – deel 4 stam Haastig stapt Ali Baba naar huis. ik
Zijn vrouw opent de deur. ik De man toont de zakken. ik Het goud ligt overal op de grond. ik
De vrouw zegt: ik ‘Lenen we bij Kassim een weegschaal?’ ik ‘Ja! Hoeveel kilogram goud zal dit zijn?’ ik
Ze brengt daarna de weegschaal terug. ik
Er plakt wat goud aan de schaal. ik
naam datum
spion
4
educatieve uitgaven
• 15
Oefening 16
Ik schrijf de stam en de stam+t-vorm van het werkwoord. infinitief stam stam+t ik … nu hij ... nu vragen juf lachen ma poetsen opa liggen Lies beloven Kobe wachten oma graven hij onderzoeken ma kuchen hij vluchten wie ? starten zij hoesten Liam juichen de klas
naam
vraag vraagt
datum
speurder
4
____________________________
educatieve
•
KIJKER 2
Oefening 16
Ik onderstreep het onderwerp en de persoonsvorm. Hoe schrijf ik de persoonsvorm in de nieuwe zin?
1 Wij zitten op een bankje.
Ik nu al tv te kijken.
2 Wij haasten ons.
Ik mij. Mieke _____________ zich ook.
3 Opa verrast ons met een taart.
De kinderen oma. Mama ons met speelgoed. Ik jou voor jouw verjaardag.
4 Ik herinner me een verhaal.
De kinderen zich de vakantie. de juf zich nog veel van haar jeugd?
5 Ik voetbal op de speelplaats.
Louis goed. Wij elke zaterdagmiddag op het speelpleintje.
naam datum
spion
4
educatieve uitgaven
•
16
KIJKER 2
Oefening 17
Ik schrijf de woorden met ng en nk in het meervoud. één geschenk mooie één gevangene twee één plank dikke één kring grote één vinger vijf
ng en nk Nooit meer dan twee letters!
geschenken
Ik schrijf de juiste vorm van het woord. lang twee planken flink kinderen slank een mevrouw eng spoken
lange
Ik schrijf de juiste vorm van de persoonsvorm. ik drink jullie thee? ik vang Wij de bal. ik denk na We steeds goed na. ik spring We wel drie meter ver.
naam
Drinken
datum
speurder
4
____________________________
KIJKER
educatieve uitgaven
• 17
2
Oefening 17
Ik schrijf de juiste vorm van de persoonsvorm. zingen Ik _____________ graag. Hij mooi. zinken Het schip . bedanken Hij zijn vriend. Ik jou. winkelen Ik met mama.
ng en nk Nooit meer dan twee letters! zing
Pa niet graag. Ik maak samenstellingen. loop + plank over een stappen voor + rang iemand geven uit + drinken dat glas ring + gracht een rond het kasteel bank + kaart met een betalen klank + kast de van een gitaar drink + kom een van de hond
naam datum
spion
4
educatieve uitgaven
•
17
KIJKER 2
Oefening 18
Ik schrijf de stam en de +t-vorm. springen Ik . Sara in het water. denken Ik aan mama. Vanja aan haar liefje. zingen Ik . Natasha op de televisie. zinken Ik . Voor de kust een boot. bedenken Ik wel iets. Opa een verhaaltje. Ik maak samenstellingen. spring + plank van de duiken links + af draaien touwtje + springen _______________________ in het park angst + zweet door die rat vis + vangst een goede
naam
datum
speurder
4
KIJKER 2 educatieve uitgaven
• 18
____________________________
In elke zin staan twee woorden waarmee ik een samenstelling kan maken. De samenstelling vul ik in.
1 In dat vat meng ik twee producten. een voor water en wijn
Oefening 18 mengvat
2 Hij is de klank van zijn spraak kwijt.
De ‘aai’ is een .
3 Hij zit in een cel in de gevangenis.
Die is erg ongezellig.
4 De ontvangst van de minister gebeurt in die zaal.
De is feestelijk versierd.
5 Op die plaats werpt de schipper het anker uit. De schipper vond een veilige .
Op kerst probeerden ze de oude stronk te kappen.
Op het feest smullen we van een .
Die jongens lezen een boek vol avonturen. Dat vind ik nu een echt .
naam datum
spion
4
educatieve uitgaven
• KIJKER
18
2
Oefening 19 d luipaard
Ik vul aan met d of t en ik schrijf de woorden over. Als ik twijfel, maak ik het woord langer. 1 Een luipaar is een grote ka . 2 Er zit een bars in dat beel . 3 Kijk, een stuk van de taar in je baar . 4 Er is wat bloe aan de poo van de hon . 5 Duizen is tien keer honder . 6 Het is tij om naar be te gaan. 7 Ik reik met mijn han tot aan mijn voe . 8 Het broo ligt in de kas . 9 Met een spel hang ik de was aan de draa .
datum
speurder
4
____________________________
KIJKER
educatieve uitgaven
• 19
naam
2
Oefening 19
Ik vervang door d of t. Ali Baba – deel 5
De vrouw van Kassim ziet het (gou) kleven aan de (onderkan) van de weegschaal. Die (avon) (laa) vertelt ze het aan haar man. ‘Kassim’, roept ze (kwaa) . ‘Je broer Ali Baba is misschien wel (duizen) keer zo rijk als jij.’ Ze laat het (goustuk) zien dat aan de weegschaal kleefde. De (mun) ziet er erg (ou) uit. Aan de (bovenkan) staat het (beel) van een (vors) . Kassim is er nu zeker van dat zijn broer (scharijk) is. Kassim is altijd erg jaloers geweest. ‘Mijn broer leek arm, maar is een (deugnie) ’, denkt hij (woeden) .
naam datum
spion
4
educatieve uitgaven
• KIJKER
19
2
Oefening 20
Ik verdeel de samenstelling. Welk deel maak ik langer? Ik onderstreep d of t. Ik kleef de woorden aan elkaar. krentenbrood = + = bloedneus = + = stokbrood = + = hoofdstad = + = hoofdpijn = + = handtekening = + =
Eindletter d of t aan het eind van een woord? Ik maak het woord langer.
krentenbrood krenten brood
wildvreemd = + =
datum
speurder
4
____________________________
KIJKER 2 educatieve uitgaven
•
naam
_______________________________
_______________________________
KIJKER 2
Oefening 20
Ik vul aan met d of t. Ik schrijf de samenstelling over. zwee druppel ➞ ____________________ ba han doek ➞ bran weerman ➞ ruiterstan beel ➞ Ik vervang door d of t. Ali Baba – deel 6 Een (fouje) van mijn lief vrouwtje, denkt Ali Baba. Hij vertelt zijn (misdaa) ____________________ aan Kassim. Zijn broer dreigt ermee dat de rechter op zijn (voepa) zal staan en hem (hanboeien) zal aandoen. Ali Baba vertrouwt zijn broer het (toverwoor) toe. Door de vroege (ochtendauw) ________________________ vertrekt Kassim met tien ezels en zijn (grooste) (westrijpaar) , beladen met lege zakken.
Eindletter d of t aan het eind van een woord? Ik maak het woord langer.
Zo komt hij aan de (rotswan) en zegt hij: ‘Sesam, open u.’
naam datum
spion
4
educatieve uitgaven
•
20
Oefening 21
Ik vul woorden met ch in. Als ik twijfel, kijk ik onderaan.
Woorden met ch moet ik onthouden!
1 Zij wast (z) . 2 Op zijn verjaardag is Bram ziek. Hij heeft (p) ! 3 Ik maak plezier en ik (l) veel. 4 lach – l = ! 5 De meester komt (t) nog op tijd. 6 Een mooier woord voor lijf is (li) . 7 Ik moet een beetje hoesten of (k) . 8 Je moet niet zo bluffen of (p) . 9 Het is koud. Papa doet de (k) branden. 10 Ik lach een klein beetje. Ik (gl) . 11 Mijn oom kent allerlei trucjes. Hij kan (g) . 12 Voetbalsupporters (j) op de tribune. zich – kuchen – lach – toch – goochelen – lichaam – ach glimlach – kachel – pech – juichen – pochen
datum
speurder
4
____________________________
KIJKER
educatieve uitgaven
• 21
naam
2
Oefening 21
Ik maak samenstellingen. uit – glim – schater – terug + lachen 1 lichtjes lachen 2 luidkeels lachen 3 iemand bespotten 4 iemands lach beantwoorden goochel + trucs – tas – balletje – voorstelling
De goochelaar kent veel .
Alle materiaal zit in zijn . ‘s Avonds geeft hij een . Hij begint steeds te goochelen met zijn . atleten – bloed – boven – hemel + lichaam
1 Armen en romp behoren tot het . 2 Een planeet is een . 3 Een bloedcel of ___________________ kun je niet met het blote oog zien. 4 Sporters hebben een .
naam datum
spion
4
educatieve uitgaven
•
21
KIJKER 2
Ik vul g of ch in. Ik schrijf de woorden nog eens over.
Een ongelukje
Oefening 22 ch
Je moet me niet zo uitla en. Ik heb gewoon pe . Het is mijn verjaarda____ en deze midda fiets ik naar een vriend. Ik ben no maar pas we . Een vlie komt in mijn oo . Ik zie even niets meer. Ik bots tegen de paal van een bru . Mijn hele li aam ziet bont en blauw. Pretti is dat niet. Jij kunt misschien po en dat je nooit valt. Maar je mag toch niet la en met mij. Dat vind ik niet fijn.
uitlachen
Wat rijmt op … Ik vul aan. acht Het is midden in de . cht niet scheef, maar cht geen zicht zonder cht geen leven zonder
datum
speurder
4
____________________________
KIJKER 2 educatieve uitgaven
• 22
naam
Oefening 22
Ik schrijf de stam en de +t-vorm. stam stam+t vliegen De piloot . lachen Hij met mij. vechten Je toch niet. wegen Hoeveel het? jagen Hij op konijnen. zeggen Ma niets. juichen De supporter . liggen Hij al in bed. pochen Zij te veel. zuchten Onze juf . goochelen Hij met kaarten. kuchen Ayla vluchten Hij leggen Pa de krant neer. vragen Wie
vlieg vliegt
naam datum spion
4
KIJKER 2
Oefening 23
Ik vul het juiste woord in. onzichtbaar – gewichtloos – nachtegaal – gedichten –gerucht – rechtstreeks – nuchter – onverwacht – rechter –dochtertje
1 Oma en opa kwamen op bezoek. 2 In de ruimte ben je . 3 De dichter schrijft . 4 Het van de juf is ziek. 5 Heb jij dat al gehoord? 6 De trein rijdt naar de zee. 7 Door zijn camouflage is hij . 8 Pa heeft niets gedronken. Hij is . 9 Wie iets steelt, komt voor de . 10 De is een zangvogel.
Ik vervang door cht of gt.
Hij (li) in bed en doet het (li) uit. Hij (ze) dat hij het (sle) vond. Hij (le) zijn schriftje (re) .
naam
datum
speurder
4
____________________________
KIJKER
educatieve uitgaven
• 23
2
Oefening 23
Ik vervang door g, ch, gt of cht. Ali Baba – deel 7 ‘Sesam, open u.’ (Ongeduldi) (wa) __________ Kassim. Dan (bewee) _____________ er iets. (Traa) wentelt de poort open. Kassim stapt binnen en (aer) _______________ hem sluit de poort. Met open mond kijkt Kassim toe. Dat had hij niet (verwa) . Hij begint te (juien) en te (laen) . Op een (ber) van goud (li) een (praige) kroon. Wat zal zijn vrouw kunnen (poen) met al die juwelen. Wat zal hij geven aan de (reer) ? Want die wil hij te vriend houden. Hij (le) een tas op de grond en vult die. Dat is al een zwaar (gewi) . Zo werkt hij verder. Hij moet (kuen) . Er is ook niet veel (lu) in die grot. ‘Klaar’, (ze) hij.
naam datum
spion
4
educatieve uitgaven
• KIJKER
23
2
Oefening 24
Ik vul de woorden aan met g, ch, gt of cht. Ik schrijf de woorden nog eens over. 1 Als zus in bed li , doet mama de li jes uit. zus 2 ‘Ik ben to no op tijd?’, vraa de juf. de juf 3 ‘Er is een beri je op je gsm’, ze mama. mama 4 Onder een hete blauwe lu zu papa. papa 5 Re s van ons vlie een oorlo svlie tui . het 6 De hond heeft zi gewassen in een gra . 7 Die goo elaar kan zi zelf we toveren.
datum
speurder
4
____________________________
KIJKER
naam
2
Oefening 24
Ik vervang door g, ch, gt of cht. Ali Baba – deel 8 Kassim draait (zi) om en (glimlaend) roept hij: ‘(A) , (o) , ik ben het vergeten. Tarwe,open u, rogge, open u, haver, open u.’ Maar de deur blijft (di) . (Vrueloos) noemt hij alle zaden op. Zo’n (tegensla) , zo’n (pe) heeft hij nooit gehad. Hij wordt (wanhopi) . En dan slaat het noodlot toe. Hij hoort dat de rovers in (aanto) zijn. ‘Hoe kan ik ontsnappen?’ De rovers zien de pakezels. (Vlu) worden de bosjes (doorzo)
. De roverhoofdman roept: ‘Sesam, open u.’ De poort gaat open. Kassim (vlu) naar buiten, maar hij botst op een zwaard. Hij wankelt en (zajes) valt hij morsdood. De rovers weten nu dat (no) iemand de toverspreuk kent. Die willen ze vinden.
naam datum
spion
4
educatieve
• KIJKER
2