Verrekijker Taal 3 - Kijker 3 - Handleiding

Page 1

Informatieve teksten Huisdieren

In de Kijker

Lezen is voor de geest wat gymnastiek is voor het lichaam – Richard Steele

Informatieve boeken of school- en studieteksten verruimen onze kennis. We moeten maar net dat ene prachtige boek over dieren, andere landen of mensen lezen en er kan een nieuwe wereld voor ons opengaan. We kunnen er vrijblijvend in bladeren, kijkend naar de leuke tekeningen of wegdromen bij de kleurrijke foto’s. Maar we kunnen er ook iets uit bijleren, we kunnen er iets in opzoeken en zo onze kennis verruimen.

In deze Kijker gaan we aan de slag met informatieve teksten over (huis)dieren. De leerlingen leren hoe ze in een informatieve tekst iets kunnen opzoeken zonder die helemaal te moeten doorlezen. Ze leren ‘kijken’ naar de titels, teksten, tekeningen en de verschillende kleuren en kaders. Daarnaast leren ze ook iemand interviewen en zullen ze vertellen over hun huisdier of lievelingsdier.

Tijdens de trotsweek houd je een echte tentoonstelling over dieren met allerlei informatie en weetjes die de leerlingen doorheen de Kijker verzamelen. Indien je andere klassen of ouders wilt uitnodigen op de tentoonstelling, moet er ook een uitnodiging gemaakt worden. Voorzie daar dan extra tijd voor.

In les 1 en les 9 komen er een paar videofragmenten aan bod. Onder andere via de website testbeeld.viaa.be. Om de videofragmenten te bekijken heb je een account nodig. Deze kun je gratis aanmaken via de website. Het duurt een dag vooraleer je geregistreerd bent. Maak best nu je account al aan.

Doorheen de Kijker komen in het werkkatern meerdere teksten aan bod waarop de leerlingen een beroep kunnen doen bij hun schrijfopdracht. Om de opdrachten ten volle te kunnen uitvoeren, is het een meerwaarde als je zorgt voor een extra aanbod informatieve boeken over (huis)dieren.

We gebruikten zowel leerrijke als leuke fragmenten uit volgende boeken:

– Laffon, Caroline & Laffon, Martine. Waarom bijt de hond mijn sloffen kapot? Uitgeverij Holland (2008)

– Cuvelier, Jean. Ik verzorg mijn hond. Biblion uitgeverij (2003)

– Cuvelier, Jean. Ik verzorg mijn kat. Biblion uitgeverij (2003) – Barbé-Julien, Colette. Zo worden kleine dieren groot op het platteland. Deltas (2008) – Onze wereld Wapiti, maandblad nummer 238 juli, Momus, Magazines & Media – Onze wereld Wapiti, maandblad nummer 260 mei, Momus, Magazines & Media

1 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – In de Kijker
2 Kijker 3 – Informatie

Opbouw vloeiend lezen

1 Overzicht lessen

Per lesweek vind je een lesoverzicht terug van de lessen vloeiend lezen. Tijdens de eerste drie instructieweken zijn er telkens vier lessen vloeiend lezen. In de vierde trotsweek volgen er nog twee lessen vloeiend lezen. Je kunt de lessen zelf inplannen zodat ze gedurende de hele lesweek verspreid aan bod komen.

Week 1

- Les A: hoofdgedachte in een alinea achterhalen

- Les B: voorlezen uit de Verrekijkerbieb

- Les C: het leesportfolio

- Les D: een tekstfragment voorlezen: reclame

Week 2

- Les A: informatieve teksten van andere teksten onderscheiden

- Les B: voorlezen uit de Verrekijkerbieb

- Les C: tipkaartjes maken

- Les D: een tekstfragment voorlezen: boek

Week 3

- Les A: oriënteren op een tekst door bekijken van titel, tussentitels en illustraties

- Les B: voorlezen uit de Verrekijkerbieb

- Les C: serieboeken

- Les D: een tekstfragment voorlezen: winterverhaal

Week 4

- Les A: informatieve teksten herkennen

- Les B: voorlezen uit de Verrekijkerbieb

2 Leesmoment

Per Kijker worden veertien lessen vloeiend lezen van 25 minuten voorzien. Elke les vloeiend lezen is een les in het oefenen van lezen. Dat wil zeggen dat alle leerlingen 17 van de 25 minuten aan het lezen zijn. Dus nooit klassikaal om de beurt lezen! Enkel door veel te lezen, worden je leerlingen goede vloeiende lezers en als ze goed kunnen lezen, vinden ze lezen tof!

De lessen vloeiend lezen zijn geen lessen begrijpend lezen! Niet alle leerlingen hoeven dezelfde tekst te lezen, omdat je met hen in gesprek gaat over algemene zaken. Eigen leeskeuze is belangrijk. Zo sluit Verrekijker aan bij theorieën rond motivatie.

De leesmomenten volgen een bepaalde structuur. Tijdens les A en D lezen de leerlingen in het Verrekijkerleesboek. Tijdens les B en C lezen de leerlingen in een boek uit de Verrekijkerbieb of klasbieb.

leesraam

Er zijn twee groepen lezers: Leerlingen die AVI E4 lezen, mogen alleen en in stilte lezen. Ze doen dat best in een andere ruimte of op een rustige plek in de klas. Tijdens de leesles wordt er niet door de klas gelopen of van boek gewisseld!

Leerlingen die AVI E4 nog niet bereikt hebben, lezen in duo’s om de beurt een zin of een stukje tekst. De leerling die niet leest, wijst bij. Na een zin of stukje tekst wordt omgewisseld. Als de leerlingen klaar zijn, lezen ze de tekst nogmaals.

TIP

Laat de leerlingen twee boeken uit de Verrekijkerbieb/klasbieb kiezen. Als ze klaar zijn of als ze niet tevreden zijn met hun keuze, kunnen ze starten in het tweede boek. Wanneer de leerlingen lezen in het Verrekijkerleesboek, kunnen ze vlot overschakelen naar een andere tekst.

3 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie

Verrekijkerleesboek, boek uit de Verrekijkerbieb of klasbieb poster vloeiend lezen leesportfolio leesgesprek

Tijdens de les wandel je rond of lees je zelf ook. Zorg ervoor dat alle leerlingen intensief aan het lezen zijn. Oogcontact of dichter bij de leerlingen gaan staan, is een prima middel om de concentratie te activeren. Ga weinig verbaal in interactie, om de leesflow van de andere leerlingen niet te onderbreken.

Op het einde van de leesles gebruiken de leerlingen een bladwijzer om aan te duiden tot waar ze zijn geraakt. De volgende les lezen ze verder in hun boek.

3 Instap en slot

Iedere leesles start met een instap (4 minuten) en eindigt met een slot (4 minuten). Deze korte activiteiten zijn erop gebaseerd om leesplezier aan te wakkeren en focussen op allerhande strategieën die ons tot goede lezers maken: boeken kiezen, oriënteren op een tekst, thema van een tekst bepalen, voorkennis oproepen, voorspellend lezen, moeilijke woorden verklaren, beoordelen van teksten, enzovoort. De instap en slot volgen tijdens iedere instructieweek de volgende structuur: Week 1 Week 2 Week 3 Week 4

Les A doel uit les begrijpend lezen

Les B voorlezen uit een boek van de Verrekijkerbieb

Les C gesprek over boeken (leren) lezen

Les D gesprek over leesbeleving

4 Lesmateriaal

Leerlingen kunnen vrij lezen in het Verrekijkerleesboek, een zelfgekozen boek uit de klasbieb of uit de Verrekijkerbieb. Het zelf kiezen van boeken stimuleert vertrouwen, motivatie en plezier van leerlingen in lezen. Hang de poster van vloeiend lezen op een centrale plaats in de klas, in de leeshoek of aan de boekenkast.

Als de leerlingen een boek uit hebben, vullen ze het leesportfolio in. Zo weten ze later nog welke boeken ze gelezen hebben. Ze kunnen ook ‘promotie’ maken voor een boek en andere leerlingen overtuigen om het boek ook te lezen. Het leesportfolio vind je op de Leraarskamer.

Per Kijker voer je een leesgesprek met een deel van je leerlingen. Dat is een manier om vloeiend lezen te evalueren. De bedoeling is dat je iedere les met één of enkele leerlingen een leesgesprek voert. Binnen dit gesprek peil je naar: het boek dat ze aan het lezen zijn, welke boeken ze nog willen lezen / al gelezen hebben, wat ze leuk / niet leuk vinden aan lezen … Gebruik hiervoor het leesgesprek als leidraad. Het leesgesprek vind je ook op de Leraarskamer.

4 3 KIJKER 3
Kijker 3 – Informatie

Weekoverzicht

Lesdoelen

Alle lessen

1 De kinderen weten dat ze goed leren lezen door veel te lezen.

2 De kinderen lezen met plezier.

3 De kinderen kunnen teksten vloeiend lezen.

4 De kinderen weten wat van hen verwacht wordt tijdens de leesles.

5 De kinderen kunnen enthousiast een zelfgekozen stukje tekst voorlezen uit hun boek.

6 De kinderen luisteren naar en spreken over het noteren van de boeken die ze lezen in hun leesportfolio.

Lesmateriaal

Alle lessen

– leesraam – leesgesprek – leesportfolio – poster vloeiend lezen

Specifiek per les Les A en D – Verrekijkerleesboek 2

Les B en C – boeken uit de Verrekijkerbieb/klasbieb

Les D – reclamefolder

Timing

Per les vloeiend lezen – 25 minuten

5 3 KIJKER 3 Week 1
Kijker 3 – Informatie – Week 1

Lesverloop A

1Instap

Mini-instructie: hoofdgedachte in een alinea die je leest achterhalen (4 minuten)

klasgesprek

Vertel de leerlingen dat het belangrijk is om de hoofdgedachte uit een stuk tekst te kunnen achterhalen. Geef een voorbeeld van hoe je dat zelf doet. Gebruik daarvoor een tekst die je recent samen met de leerlingen hebt gelezen. Dit kan een tekst uit Verrekijker zijn, maar ook uit bijvoorbeeld wereldoriëntatie. Neem de tekst en breng hem terug ter herinnering van de leerlingen. Geef per deel een hoofdgedachte weer. Zeg dat als dat goed lukt, ze de tekst dan goed zullen begrijpen.

Straks zal ik vragen of je de hoofdgedachte van je gelezen tekst kunt vertellen.

De teksten tijdens week 1 zijn: De eerste viool (gemakkelijke tekst)

– De aarde (gemiddelde tekst) – Winterfeest (moeilijke tekst)

2 Kern

Verrekijkerleesboek 2

3Slot leergesprek

Tips voor de leerkracht

Leesmoment

De leerlingen lezen gedurende 17 minuten in het Verrekijkerleesboek

Reflectiemoment (4 minuten)

Kies uit elke tekst die gelezen werd twee stukjes tekst en vraag aan de leerlingen of ze de hoofdgedachte kunnen weergeven. Vul zelf aan zodat de juiste hoofdgedachtes geformuleerd worden.

De lessen vloeiend lezen verlopen gelijkaardig gedurende het hele schooljaar. Een strakke organisatie waarbij alle leerlingen elke dag ononderbroken een kwartier lezen is een krachtige invulling van brede basiszorg (M-decreet).

Lees je zelf ook tijdens de leesles? Zien lezen doet lezen. Je geeft de leerlingen hiermee een signaal dat je lezen belangrijk vindt.

3 KIJKER 3 6 Kijker 3 – Informatie – Week 1 Week 1

Lesverloop B

1Instap

voorleesmoment boek uit

Verrekijkerbieb/ klasbieb

Mini-instructie: voorlezen (4 minuten)

Neem een boek uit de Verrekijkerbieb/klasbieb. Lees enthousiast een stukje voor (maximaal 4 minuten!). Vertel de leerlingen dat ze dit boek kunnen vinden in de klasbieb.

Ze kunnen het zelf ook lezen als ze dat willen.

Vertel hen dat ze vandaag net als in de vorige les lezen (alleen in stilte of per twee hardop). Het leesraam kan ondersteunen.

Herhaal kort de afspraken:

1 De stillezers lezen alleen in stilte in hun boek.

2 De hardoplezers lezen in duo’s samen in een boek. Ze lezen om beurten een zin/stukje tekst. Wie luistert, wijst bij met het leesraam.

3 Wie een boek uit heeft, vult het leesportfolio in. Zo weet je later welke boeken je gelezen hebt. Op het einde van het schooljaar heeft iedereen minstens 25 boeken gelezen!

4 Tijdens de leesles blijven we op onze plaats zitten. Je loopt niet door de klas. Verwijs ten slotte naar de leesposter uit Kijker 1. We besteden veel tijd aan lezen, omdat we willen dat iedereen goed leert lezen.

2Kern

boek uit Verrekijkerbieb/ klasbieb

3 Slot

leergesprek

Leesmoment

De leerlingen lezen gedurende 17 minuten in een boek uit de Verrekijkerbieb/klasbieb.

Tips voor de leerkracht

Reflectiemoment (4 minuten)

Wie wil een boeiend stukje uit een boek voorlezen? Waarom vind je het boeiend?

Lees je zelf ook tijdens de leesles? Zien lezen doet lezen. Je geeft de leerlingen hiermee een signaal dat je lezen belangrijk vindt. Je leest de krant, een tijdschrift, een lesvoorbereiding … Voorlezen bij het begin van de les is niet alleen prettig voor de leerlingen. Het helpt moeilijke lezers ook om in een verhaal te stappen.

7 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Week 1 Week 1

Lesverloop C

1Instap

klasgesprek leesportfolio

2 Kern

boeken uit Verrekijkerbieb/ klasbieb

3 Slot

leergesprek leesportfolio

Mini-instructie: leesportfolio (4 minuten)

In Kijker 1 werden er afspraken gemaakt over het bijhouden van een leesportfolio. Vraag de leerlingen om hun leesportfolio te nemen. Zeg hen dat ze trots mogen zijn op wat ze reeds lazen en/of geef ze tijd om hun leesportfolio verder aan te vullen. Vraag hoeveel boeken de leerlingen reeds gelezen hebben. Zijn er boeken die de leerlingen aanbevelen aan andere leerlingen? Zijn er waarvan ze vinden dat ze niet zo leuk zijn? Na het lezen, kunnen de leerlingen met hun leesportfolio rondlopen en aan andere leerlingen in de klas vertellen wat ze gelezen hebben.

Leesmoment

De leerlingen lezen gedurende 17 minuten in een boek uit de Verrekijkerbieb/klasbieb.

Reflectiemoment (4 minuten)

Laat de leerlingen met hun leesportfolio rondlopen en aan klasgenoten vertellen wat ze reeds lazen. Laat dit moment vrij. In een volgende les maken we nogmaals ‘tipkaartjes’ die ze dan kunnen uitdelen aan een leerling.

Tips voor de leerkracht

Lees je zelf ook tijdens de leesles? Zien lezen doet lezen. Je geeft de leerlingen hiermee een signaal dat je lezen belangrijk vindt. Je kunt je eigen boek meebrengen.

8 3 KIJKER 3 Week 1
Kijker 3 – Informatie – Week 1

Lesverloop D

Vooraf

1Instap

klasgesprek reclamefolder

Zoek voor deze les een reclamefolder met een leuk artikel waarover je wat meer kunt vertellen. Wij gebruiken het voorbeeld van fairtrade hagelslag.

Mini-instructie: reclame (4 minuten)

Vertel de leerlingen (in de ik-vorm) dat je graag naar reclame kijkt. Geef aan dat je deze reclame mooi vindt en lees voor wat er staat.

Mmm … hagelslag. Ik lees fairtrade original (dat betekent dat de makers eerlijk hun geld krijgen …).

Er staat bij 'De lekkerste manier om iets goeds te doen'. Dat wil zeggen dat je iets goed doet door gewoon de lekkere hagelslag te kopen. Verder is er een foto van een boterham met chocoladehagelslag. Hagelslag is wel een mooi woord, wij noemden dat vroeger 'muizenstrontjes'. Puur staat er ook, het is dus geen melkchocolade. Verder staat er ook 'Puur geluk', sommige mensen voelen zich misschien gelukkig bij het eten van chocoladehagelslag. Er staat ook 'Met een grote korrel kennis'. Ik denk dat het chocoladehagelslag is met grote korrels. En dat ze gemaakt is met veel kennis rond chocolade en de makers van chocolade. En wat een mooie foto … De schrijver wil vast dat we deze hagelslag kopen. Dat is dus reclame. Bij reclame denk ik altijd: ik mag me niet laten foppen. Wil ik dit wel kopen?

2 Kern

Verrekijkerleesboek 2

3 Slot leergesprek

Tips voor de leerkracht

Leesmoment

De leerlingen lezen gedurende 17 minuten in hun Verrekijkerleesboek.

Reflectiemoment (4 minuten)

Kennen de leerlingen voorbeelden van reclame? Laat enkele leerlingen vrij vertellen. Dit kan ook reclame van op televisie of de radio zijn. Stel tot slot de vraag waarom mensen reclame maken. Wat betekent dat voor de luisteraar of de lezer?

Lees je zelf ook tijdens de leesles? Zien lezen doet lezen. Je geeft de leerlingen hiermee een signaal dat je lezen belangrijk vindt. Je kunt je eigen boek meebrengen.

9 3 KIJKER 3
Week 1 Kijker 3 – Informatie – Week 1

Lesoverzicht

Lestitel Ik kan informatie halen uit een (luister)tekst over dieren.

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen in één korte zin informatie verschaffen over hun huisdier of lievelingsdier.

2 De kinderen kunnen een informatieve tekst herkennen en de functie benoemen.

3 De kinderen kunnen bij het bekijken van een beeldfragment zowel algemene als specifieke informatie over huisdieren herkennen en verwoorden.

4 De kinderen kunnen auditief waargenomen informatie vergelijken met eigen voorkennis rond huisdieren.

Strategiedoelen 5 De kinderen kunnen aspecten van een goede luisterhouding verwoorden en deze ook aannemen.

Lesmateriaal – werkkatern p. 1 – post-its – videofragment 'Week van het huisdier': meld je aan op https://onderwijs.hetarchief.be. Geef de zoekterm 'Week van het huisdier' in of gebruik deze link: https://onderwijs.hetarchief.be/pid/6m33208x44

Timing 25 minuten

Wat ging vooraf? Dit is de eerste les van de nieuwe Kijker. Als instap wordt er dieper ingegaan op het thema alsook op de tekstsoort ‘informatieve teksten, school- en studieteksten’.

Wat volgt? In de volgende les lezen de leerlingen enkele informatieve teksten over huisdieren. De fotocollage die als tip wordt meegegeven op het einde van deze les, kan uitgewerkt worden tijdens de trotsweek.

10 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 1
Les 1

Lesverloop

1Instap

klasgesprek werkkatern p. 1 klasgesprek

Verkenning nieuwe Kijker

Laat de leerlingen hun werkkatern nemen en geef hen een moment om de cover te bekijken. Vraag hen naar het mogelijke nieuwe thema van onze Kijker. Vermoedelijk zullen de leerlingen het antwoord ‘dieren’ geven. Bevestig dit en specifieer dat we de komende weken vooral zullen werken rond diverse huisdieren.

Noot: hou rekening met huisdieren in verschillende culturen. Een hond kan bij sommige gezinnen als huisdier gehouden worden, maar tegelijk elders als onrein of gevaarlijk worden beschouwd.

Bespreek de vormkenmerken van informatieve teksten. Wat valt op? Wat is er anders dan bij een verhaal? (We zien verschillende titels, verspreid over het blad, er staan meerdere prenten of tekeningen. Wie zien een andere indeling, de tekstvakjes staan verspreid, ze vallen meer op, ze staan gesorteerd per ‘thema’ of onderwerp. Hier in dit geval staat er ook een cartoon of grappige tekening bij.)

TIP

2Kern

leergesprek werkkatern p. 1 TIP

De leerlingen zullen willen vertellen over hun huisdier(en). Maak daar nu nog geen tijd voor, later in de Kijker komt dit nog ruim aan bod.

2.1 Waarom ruiken dieren zo vreemd?

Grijp nogmaals terug naar de cover van het nieuwe werkkatern. Laat de leerlingen per duo één alinea lezen.

Het is niet de bedoeling dat dit een leesles wordt, geef de leerlingen hier niet al te veel tijd voor. Het is niet erg als ze niet volledig klaar zijn.

Hebben jullie nu iets bijgeleerd? (Dieren scheiden soms een sterke geur af om hun territorium (hun leefgebied) af te bakenen, om een geschikte partner te vinden of een sterke geur kan ook betekenen dat een dier misschien ziek is.)

Verduidelijk meteen dat we in deze Kijker zullen werken met teksten en verhalen die ons iets zullen leren. Met andere woorden: ze krijgen meer informatie over deze dieren. We noemen deze teksten ‘informatieve teksten’.

TIP

onderwijsleergesprek videofragement

Breng dit begrip aan bord, laat dit even staan en verwijs er regelmatig naar.

2.2 Beeldfragment: huisdieren

Vertel de leerlingen dat ze naar een fragment zullen kijken dat past bij het thema van Kijker 3.

Zet het fragment op: https://testbeeld.viaa.be/media/week-van-het-huisdier/ y1lNoORVYOVJY6b7RGlnYsHu

Geef vooraf al één luisterdoel mee. Jullie kijken en luisteren zo meteen naar het fragment. Probeer zoveel mogelijk dieren te onthouden uit het fragment.

TIP

Observeer de leerlingen tijdens het luisteren zodat je na het luisteren even kan reflecteren over hun luisterhouding.

11 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 1
Les 1

Laat de leerlingen het fragment bekijken en beluisteren.

Stel daarna mondeling enkele vragen:

– Welke dieren zagen jullie in dit filmpje? (kat, hond, konijn en hamster)

– Waarom juist die dieren, denken jullie? Bijvraag: waarom zagen jullie geen andere dieren zoals een koe of paard? (Het is de week van het huisdier, een koe of paard in huis is iets moeilijker.)

– Waarvoor kregen de kinderen nog een klein stukje papier bij het inschrijven van hun huisdier? Wat staat er allemaal op? (Het is een soort identiteitskaart van het huisdier met specifieke kenmerken zoals de naam, soort huisdier, kleur en zelfs karaktereigenschappen.)

3Slot

onderwijsleergesprek werkkatern p. 1 klasgesprek individueel werk post-it blaadjes

In het filmpje zegt een meisje dat haar hamster speels is. Welke karaktereigenschappen passen nog bij een huisdier? (lief, rustig, wild …)

– En dan eentje voor de leerlingen die superveel dingen kunnen onthouden: in welke stad hebben ze deze fotoshoot gehouden? (Sint-Truiden)

3.1 Luisterhouding

Reflecteer over de luisterhouding. Was dit moeilijk? Waarom wel of niet? Hoe kunnen we beter luisteren? Hoe kunnen we ‘meer’ onthouden?

– We zitten rechtop en liggen niet neer op onze bank.

– We proberen enkel naar het fragment te kijken/luisteren zonder ons te laten afleiden. – Bij het luisteren naar dit fragment proberen we de ‘grote’ dingen te onthouden: het gaat over huisdieren, ze krijgen een identiteitskaartje mee, dieren hebben karaktereigenschappen. Informatie zoals namen van dieren is in dit geval minder belangrijk.

Laat de leerlingen zichzelf evalueren in hun werkkatern.

3.2 Reflecteren

Reflecteer kort met de kinderen over de start van deze Kijker. Waarover gaat deze Kijker? Welke teksten zullen we lezen? Wat hebben we vandaag al gedaan en geleerd?

3.3 Huisdierencollage

Vraag om tegen de volgende les een foto mee te brengen van (zichzelf met) hun huisdier.

Geef elke leerling een post-it blaadje en laat met stift in mooie letters de naam van het huisdier noteren en later op de foto kleven. De leerlingen kleven de foto op de voorziene plaats op de cover van het werkkatern. In de trotsweek kan hier een collage van gemaakt worden.

TIP

Leerlingen die geen huisdieren hebben, brengen een foto/prent mee van hun lievelingsdier. Voorzie ook zelf enkele foto’s/prenten van huisdieren voor de leerlingen die er geen meebrachten.

12 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 1
Les 1

Lesoverzicht

Lestitel Ik kan informatie opzoeken in een tekst.

Lesdoelen 1 De kinderen kunnen in informatieve teksten over dieren informatie terugvinden, aanduiden en vergelijken. 2 De kinderen kunnen gegevens en feiten opzoeken en aanduiden in de tekst.

Strategiedoelen 3 De kinderen kunnen de hoofdgedachtezin aanduiden in een alinea.

Lesmateriaal – werkkatern p. 2-5 – bijlage 1: kaartjes voor groepsverdeling – poster Zoem 7 – markeerstiften of kleurpotloden – klokje met alarm

Timing 50 minuten

Wat ging vooraf? Het thema werd reeds verkend in de eerste les. Er werden vormkenmerken van informatieve teksten besproken. In deze les worden enkele dieren van naderbij bekeken. De leerlingen leren om informatie op te zoeken in een tekst. De evaluatie wordt mondeling door de groepjes naar voor gebracht. Dit is al een eerste oefening voor de presentatie bij de tentoonstelling tijdens de trotsweek. Maak vooraf een doordachte groepsverdeling. Zorg dat je per groepje enkele sterke lezers hebt en enkele minder sterke lezers. Kies één leerling als leider.

Wat volgt? In les 9 gaan de leerlingen verder opzoeken in teksten, maar dan met een specifiek leesdoel.

13 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 2
Les 2

Lesverloop

1Instap

klasgesprek poster Zoem 7

Voor het lezen

Laat de leerlingen opsommen welke huisdieren ze al zagen in de vorige les (in het filmpje en besproken in de klas). Noteer kort op het bord. Kom hierop terug aan het einde van de les en vul aan met eventuele extra huisdieren.

Hang Zoem 7 op het bord en bespreek. In de eerste lessen van deze Kijker verzamelen de leerlingen informatie over hun huisdier(en).

Neem het werkkatern en bekijk samen de teksten. Laat de leerlingen kennismaken met de kenmerken van informatieve teksten. Bespreek ook dat een informatieve tekst uit blokjes kan bestaan, die je niet altijd in een vaste volgorde moet lezen (bv. de teksten over de kat en de dwergmuis).

2 Kern

groepswerk werkkatern p. 2-5 klokje TIP TIP

2.1 Groepswerk

Leg eerst het doel uit van de les, bespreek de verschillende opdrachten en teksten en verdeel pas daarna in groepjes.

Straks krijgen jullie per dier 10 minuten tijd om de opdrachten op te lossen. Jullie lezen eerst de tekst in stilte, daarna leest de leider de eerste opdracht voor, jullie lossen die samen op. Iedereen werkt in zijn eigen werkkatern. Daarna leest de leider de tweede vraag voor en zo werken jullie alle opdrachten af. Als het signaal gaat, dan wil dit zeggen dat de tijd op is en jullie naar het volgende dier gaan. Mochten jullie al vroeger klaar zijn, neem dan een informatief boek of weetjesboek en lees in stilte totdat het signaal gaat.

Noteer kort de handelingen aan bord:

1 Iedereen leest in stilte de tekst.

2 De leider leest de vraag voor.

3 Samen lossen we de opdracht op.

4 Klaar? In stilte een boek lezen.

Een leuke manier om e groepjes te verdelen, is elke leerling een kaartje van een dier te geven bij de start van de les of het binnenkomen in de klas. Gebruik hiervoor bijlage 1. Bv.: De groepjes met de hond, slak en schildpad starten met de tekst over de hond, de groepjes met de poes, de parkiet en de schildpad starten met de tekst over de kat …

Laat de groepjes starten, zet de tijd op het klokje op 10 minuten. Werk zo de verschillende dieren af. Loop rond en geef feedback. Indien het nodig is om het groepswerk tussentijds te evalueren, stuur dan kort bij na het afwerken van een deeltje.

2.2 Na het lezen

Duid per groepje één leerling aan die de antwoorden van het groepswerk voorleest. Bespreek op deze manier alle dieren en de juiste antwoorden.

14 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 2
Les 2

3 Slot leerspel

Quiz

Hou een korte quiz met de weetjes uit de teksten. De groepjes kunnen samen zoeken naar de antwoorden. Hou de score bij aan bord.

1 Hoe zwaar kan een hond gemiddeld worden. (40 kg)

2 Stel, je krijgt een puppy die waarschijnlijk 12 jaar zal leven, hoe oud ben jij dan? (8-9 jaar + 12 jaar = 20-21 jaar)

3 Hoe maakt moeder dwergmuis haar nest? (Ze maakt tussen enkele stengels een bol van de blaadjes.)

4 Waarom hebben katten snorharen? (Om obstakels te herkennen in het donker, om te jagen, om te communiceren …)

5 Hoe noemen we een vrouwtjeskonijn? (voedster)

15 3 KIJKER 3
Kijker 3 – Informatie – Les 2 Les 2

Lesoverzicht

Lestitel

Ik kan informatie verzamelen voordat ik start met schrijven.

Lesdoelen 1 De kinderen kunnen gegevens van de huisdieren per klas ordenen door te turven.

2 De kinderen kunnen deze gegevens verzamelen en visualiseren in een diagram.

Strategiedoelen 3 De kinderen kunnen het publiek bepalen voor hun schrijfopdracht.

4 De kinderen kunnen het doel van deze schrijfopdracht onder woorden brengen.

Lesmateriaal – werkkatern p. 6 – kopieerblad 1: Kijkwijzer schrijven – bijlage 2: Wally de wetenschapper – meetlat – kleurplotloden

Vooraf: neem de site http://charts.livegap.com/ even door en probeer uit (zie 2.2). Timing 50 minuten

Wat ging vooraf? We maakten al kennis met enkele huisdieren in de eerste twee lessen.

Wat volgt? De gegevens uit deze les kunnen gebruikt worden tijdens de tentoonstelling in de trotsweek.

16 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 3
Les 3

Lesverloop

1Instap

klasgesprek bijlage 2

2 Kern

onderwijsleergesprek werkkatern p. 6

Wally de wetenschapper

Welke huisdieren kwamen tijdens de vorige lessen aan bod?

Toon of projecteer Wally de wetenschapper. Hij is een echte wetenschapper en heeft jullie hulp nodig. Laat de leerlingen lezen wat er in de tekstballon staat. Vandaag zullen jullie dus ook een beetje wetenschapper worden. Wally wil namelijk weten hoeveel huisdieren wij in de klas hebben.

2.1 Turven in eigen klas

We verzamelen vandaag informatie die we later kunnen gebruiken om over te schrijven. Wat zou een goede en duidelijke manier zijn om te noteren hoeveel huisdieren we hebben in onze klas?

Laat de leerlingen even brainstormen met hun buurjongen/buurmeisje.

Laat kort enkele werkwijzen uitleggen en eventueel tonen aan bord. Neem het werkkatern en bekijk oefening 1. Laat de leerlingen de overige kolommen aanvullen met mogelijk ontbrekende huisdieren (bv. vis, hamster …).

Laat de leerlingen gedurende enkele minuten brainstormen hoe we dit best kunnen aanpakken. Kom tot een gezamenlijke conclusie: streepjes zetten ofwel ‘turven’. Noteer dit begrip op bord. Leg het begrip turven uit.

Turven is het tellen met streepjes per vijf. De eerste vier streepjes staan rechtop, het vijfde komt er telkens schuin over geschreven.Toon dit aan met een voorbeeld aan bord.

Bijvoorbeeld: Ik heb thuis 3 rode sokken en 8 witte sokken in mijn kast liggen. Rode sokken III Witte sokken III

Waarom zou het vijfde streepje er telkens schuin of diagonaal over getekend worden? (Zodat er snel in groepjes van vijf geteld kan worden.)

Nu gaan we turven hoeveel huisdieren we in de klas hebben. Duid één leerling aan die Wally de wetenschapper wordt. Laat hem/haar zelf proberen om te turven hoeveel honden er zijn in de klas. Bijvoorbeeld, laat deze leerling luidop het aantal vingers in de lucht tellen, per vinger zet hij/zij één streepje in de eerste kolom (zoals uitgelegd bij het turven). Werk op dezelfde manier de overige kolommen af, laat telkens iemand anders de rol van Wally de wetenschapper op zich nemen.

Wat zouden we onderaan de kolom kunnen invullen? (het totaal) Laat een leerling vooraan snel de totalen uitrekenen, door luidop te tellen per groepjes van vijf. Overige leerlingen werken mee in hun werkkatern.

2.2 Visuele voorstelling

We hebben nu een mooi overzicht van het totaal aantal huisdieren in onze klas. Maar we kunnen dit nog beter weergeven of voorstellen.

Open volgende site: http://charts.livegap.com/ Toon de werkwijze aan de hand van een fictief voorbeeld: hoeveel voertuigen hebben we thuis?

17 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 3
Les 3

website werkkatern p. 6 partnerwerk meetlat kleurpotloden kopieerblad 1

Ga als volgt te werk:

1 Noteer in de bovenste rij (waar nu de maanden staan) de namen van de mogelijke voertuigen (bv. auto, fiets, step, go-cart …). Maak de overige kolommen leeg.

2 Vul nu links (waar nu de jaartallen staan) het leerjaar of de klas in.

3 Vul in elke kolom het juiste aantal voertuigen in, laat de leerlingen hun hand opsteken bij elk voertuig.

Bijvoorbeeld:

TIP

Kunnen we nu duidelijk en snel zien welke voertuigen we het meeste hebben?

De hoogste ‘balk’ of ‘staaf’ staat gelijk voor het grootste aantal voertuigen. Leg uit dat we dit een staafdiagram noemen. Noteer dit woord aan bord.

De leerlingen nemen terug hun werkkatern. Maak nu zelf een staafdiagram van onze huisdieren in de klas, gebruik kleurpotloden. Werk één voorbeeld klassikaal uit, toon hoe we het beste te werk gaan met onze meetlat en kleurpotloden. Besteed voldoende aandacht aan beide assen van het staafdiagram. Onderaan noteren we alle huisdieren uit onze klas (zie oef. 1) en links tellen we hoeveel huisdieren er zijn. Laat hen per twee werken. Voorzie een klassikale bespreking door op de site http://charts.livegap.com/ klassikaal de juiste gegevens in te vullen.

Observeer de leerlingen met behulp van de Kijkwijzer schrijven 'Ideeën verzamelen, kiezen en ordenen'.

Laat de leerlingen oefening 1 met een grijs potlood oplossen, om eventuele foutjes later te kunnen verbeteren. Voor oefening 2 werken de leerlingen het best met kleurpotloden en een meetlat.

2.3 Besluit

Laat de leerlingen per twee een besluit formuleren. Geef hen de kans om zelf na te denken over dit besluit. Bespreek deze besluiten, en laat noteren welke huisdieren we het meeste hebben in onze klas.

Slot reflectie

TIP

Indien er nog tijd over is, herhaal je het turven in een parallelklas of een klas hoger of lager. Zo krijg je meer gegevens en kunnen de leerlingen het onderzoek uitbreiden.

Evaluatie

Bespreek kort het verloop van de les, het onderzoek en het gevoel om een wetenschapper te zijn. Kom tot de conclusie dat een wetenschapper de feiten altijd juist moet hebben en niets mag uitvinden.

Reflecteer ook over het doel van deze les. We verzamelen eerst de nodige informatie voordat we iets schrijven. Hoe kunnen we informatie verzamelen?

18 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 3 Les
3
3

Lesoverzicht

Lestitel Ik kan verkleinwoorden met verschillende vormen herkennen.

Lesdoelen 1 De kinderen kunnen van een gegeven grondwoord een verkleinwoord maken. 2 De kinderen kunnen verwoorden waarom en wanneer een verkleinwoord gebruikt wordt in onze taal.

Lesmateriaal – werkkatern p. 7 – kopieerblad 2: kopieer per drie leerlingen, knip uit en steek per drie leerlingen in een envelop – bijlage 3: illustraties

Timing 25 minuten

Wat ging vooraf? Verkleinwoorden zijn niet nieuw in het derde leerjaar, de leerlingen maakten er al kort kennis mee in het tweede leerjaar. We herhalen dat en gaan er dieper op in. Wat volgt? In deze les wordt een aanzet gegeven op zelfstandige naamwoorden en eigennamen, maar ze worden nog niet als dusdanig benoemd.

Taalwijzertje p. 10: verkleinwoord

19 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 4
Les 4

Lesverloop

1Instap

bijlage 3 leergesprek

Inleidend gesprek

Toon of projecteer de prenten uit bijlage 3. Bespreek ze als volgt: – Wat zien we op deze twee foto’s? (twee beren)

– Wat is het verschil tussen beide foto’s? (een grote en een kleine beer)

– We kunnen zeggen een kleine beer of een …? (beertje)

– Noteer op bord: beer – beertje Doe dit ook voor de andere foto’s en vul het bordschema verder aan. muis – muisje / lam – lammetje / bloem – bloempje.

Hoe noemen we deze woorden? (verkleinwoorden)

2 Kern

kopieerblad 2 groepswerk onderwijsleergesprek

2.1 Groepswerk

Verdeel de leerlingen in groepjes van 3. Geef elk groepje een envelop met de uitgeknipte woorden. Geef volgende opdracht en laat de leerlingen zelf even nadenken en kiezen. Leg alle woorden uit de envelop naast elkaar, lees ze goed en maak enkele groepjes. Je mag zelf kiezen welke groepjes je maakt, maar denk alvast aan de dingen die we vandaag al gezien hebben over de verkleinwoorden. Je moet straks ook kunnen vertellen waarom je koos voor deze groepjes.

Loop rond, kijk en luister bij de verschillende groepjes naar hun gekozen onderverdelingen. Motiveer de groepjes om bij de groep van de verkleinwoorden nog verdere onderverdelingen te maken. Bespreek nadien klassikaal en bekom volgende samenvatting op een bordschema: ZELFSTANDIGE

verkleinwoorden andere woorden

+ je + tje + pje + etje ratje hondje paardje katje

miertje uiltje bijtje bevertje

wormpje zalmpje bloempje raampje

lammetje molletje spinnetje kwalletje

vos boer voederbak boom

Bespreek de groep van de zelfstandige naamwoorden, gebruik deze term al maar de leerlingen hoeven deze nog niet volledig te integreren.

1 Zelfstandige naamwoorden kunnen een persoon, dier of voorwerp zijn. We kunnen ze nog verder onderverdelen.

2 We hebben de groep van de verkleinwoorden, met de verschillende achtervoegsels. Wijs de leerlingen erop dat alle verkleinwoorden gevormd worden met + je, maar soms wordt daar nog iets aan toegevoegd + tje, + pje, + etje.

3 Daarnaast hebben we een groep met andere woorden, die dus geen verkleinwoord zijn. Laat de leerlingen benoemen welke soort woorden dit zijn: persoon, dier en voorwerp. We kunnen er een lidwoord voor zetten. Deze woorden noemen we een zelfstandig naamwoord. Haal dit begrip al even aan, de leerlingen hoeven het daarom nog niet als dusdanig te gebruiken. Ook verkleinwoorden zijn zelfstandige naamwoorden.

20 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 4 Les 4

werkkatern p. 9 individueel werk

2.2 Oefenen in het werkkatern

De leerlingen nemen hun werkkatern. Laat hen de tekst bij oefening 1 lezen. Waarom gebruiken we in de tekst zoveel verkleinwoorden? (Een eekhoorntje is klein en bovendien vinden we dit schattig.)

Bespreek verder de verschillende oefeningen en laat de leerlingen individueel werken. Voorzie een korte bespreking van de oefeningen.

3 Slot

leergesprek

Samenvatting

Laat de leerlingen samenvatten wat verkleinwoorden zijn en hoe we ze vormen. Een verkleinwoord vormen we door aan een grondwoord een achtervoegsel te kleven.

Bijvoorbeeld: hond + je = hondje konijn + tje = konijntje pruim + pje = pruimpje zon + (n)etje = zonnetje

21 3 KIJKER
Kijker 3 – Informatie – Les 4
3
Les 4

Weekoverzicht

Lesdoelen

Alle lessen

1 De kinderen weten dat ze goed leren lezen door veel te lezen.

2 De kinderen lezen met plezier.

3 De kinderen kunnen teksten vloeiend lezen.

4 De kinderen weten wat van hen verwacht wordt tijdens de leesles.

5 De kinderen kunnen enthousiast een zelfgekozen stukje tekst voorlezen uit hun boek.

6 De kinderen luisteren naar en spreken over het noteren van de boeken die ze lezen in hun leesportfolio.

Lesmateriaal Alle lessen

– leesraam – leesgesprek – leesportfolio – poster vloeiend lezen

Specifiek per les Les A en D – Verrekijkerleesboek 2

Les A – vijf boeken uit de klasbieb, waaronder twee informatieve boeken

Les B en C – boeken uit de Verrekijkerbieb/klasbieb

Les C – kopieerblad 5 uit Kijker 1: tipkaartjes

Timing

Per les vloeiend lezen – 25 minuten

22 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Week 2 Week 2

Lesverloop A

1Instap

Mini-instructie: informatieve teksten van andere teksten onderscheiden (4 minuten)

klasgesprek vijf boeken uit de klasbieb waaronder twee informatieve boeken

Leg vijf boeken klaar in de klas. Zorg ervoor dat er twee informatieve boeken bij zijn. Vertel de leerlingen dat je door naar de tekst te kijken meteen weet welke boeken informatieve boeken zijn. Soms vergis ik me wel eens, maar meestal is het juist.

Laat de boeken zien aan de leerlingen. Dit zijn de informatieve boeken. Dat weet ik zonder ze te lezen. Ik zie dat aan de foto op de cover, de titel, het onderwerp, de manier waarop het boek gedrukt is …

Vertel dat je dat handig vindt. Als je informatie leest, lees je anders. Zo probeer ik bij informatieve teksten meer te onthouden en bij verhalen probeer ik meer het verhaal goed te volgen. Straks kijk ik of jullie ook zo snel kunnen zien welke boeken informatieve boeken zijn.

Verrekijkerleesboek 2

2 Kern

Verrekijkerleesboek 2

3 Slot

leergesprek vijf boeken waarvan twee informatieve boeken

De teksten tijdens week 2 zijn:

– Het geheim van kasteel Sterkenburg (gemakkelijke tekst)

– Santa (gemiddelde tekst)

– Kunst (moeilijke tekst)

Leesmoment

De leerlingen lezen gedurende 17 minuten in het Verrekijkerleesboek.

Reflectiemoment (4 minuten)

Vraag de leerlingen om een blaadje papier te nemen. Laat het eerste boek een tiental seconden zien, dit is boek 1. De leerlingen schrijven het nummer van het boek op wanneer ze denken dat het een informatief boek is. Doe hetzelfde voor de volgende boeken. Hou vervolgens een kort klasgesprek over welke boeken informatieve boeken waren. Hoe zagen de leerlingen dit? Waardoor maakten ze een fout?

Tips voor de leerkracht

De lessen vloeiend lezen verlopen gelijkaardig gedurende het hele schooljaar. Een strakke organisatie waarbij alle leerlingen elke dag ononderbroken een kwartier lezen, is een krachtige invulling van brede basiszorg (M-decreet).

Lees je zelf ook tijdens de leesles? Zien lezen doet lezen. Je geeft de leerlingen hiermee een signaal dat je lezen belangrijk vindt.

23 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Week 2 Week 2

Lesverloop B

1Instap

voorleesmoment boek uit

Verrekijkerbieb/ klasbieb

Mini-instructie: voorlezen (4 minuten)

Neem een boek uit de Verrekijkerbieb/klasbieb. Lees enthousiast een stukje voor (maximaal 4 minuten!). Vertel de leerlingen dat ze dit boek kunnen vinden in de klasbieb.

Ze kunnen het zelf ook lezen als ze dat willen. Vertel hen dat ze vandaag net als in de vorige les lezen (alleen in stilte of per twee hardop). Het leesraam kan ondersteunen.

Herhaal kort de afspraken:

1 De stillezers lezen alleen in stilte in hun boek.

2 De hardoplezers lezen in duo’s samen in een boek. Ze lezen om de beurt een zin/ stukje tekst. Wie luistert, wijst bij met het leesraam.

3 Wie een boek uit heeft, vult het leesportfolio in. Zo weet je later welke boeken je gelezen hebt. Op het einde van het schooljaar heeft iedereen minstens 25 boeken gelezen!

4 Tijdens de leesles blijven we op onze plaats zitten. Je loopt niet door de klas. Verwijs ten slotte naar de leesposter. We besteden veel tijd aan lezen omdat we willen dat iedereen goed leert lezen.

2 Kern

boek uit Verrekijkerbieb/ klasbieb

Slot

leergesprek

Leesmoment

De leerlingen lezen gedurende 17 minuten in een boek uit de Verrekijkerbieb/klasbieb.

Tips voor de leerkracht

Reflectiemoment (4 minuten)

Wie heeft er gelezen in een informatief boek? Laat een stukje voorlezen door de leerling. Vraag aan de andere leerlingen waarover de tekst ging. Sluit af met: ‘… is dus het onderwerp/thema van deze tekst.’

Lees je zelf ook tijdens de leesles? Zien lezen doet lezen. Je geeft de leerlingen hiermee een signaal dat je lezen belangrijk vindt. Je leest de krant, een tijdschrift, een lesvoorbereiding … Voorlezen bij het begin van de les is niet alleen prettig voor de leerlingen. Het helpt moeilijke lezers ook om in een verhaal te stappen.

24 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Week 2 Week 2
3

Lesverloop C

1Instap

klasgesprek kopieerblad 5 uit Kijker 1

2 Kern

boek uit

Verrekijkerbieb / klasbieb

3 Slot

leergesprek

Mini-instructie: tipkaartjes maken (4 minuten)

Geef elke leerling de naam van een andere leerling. Vraag de leerling om een tipkaartje te maken voor deze leerling. De tip gaat over een boek dat je zelf las, en dus in je leesportfolio staat. Als de leerlingen klaar zijn, geven ze de kaartjes aan jou. Kijk na of het duidelijk is voor wie het tipkaartje bedoeld is. Eventueel kunnen de leerlingen bij het slot van de les nog even verder werken.

Leesmoment

De leerlingen lezen gedurende 17 minuten in een boek uit de Verrekijkerbieb/klasbieb.

Tips voor de leerkracht

Reflectiemoment (4 minuten)

Verzamel alle tipkaartjes. Speel ‘boekenpostbode’. Aha, ik heb hier een tipkaartje voor … Veel leesplezier! En hier eentje voor … Ik ben benieuwd of je met de tip aan de slag gaat! …

Lees je zelf ook tijdens de leesles? Zien lezen doet lezen. Je geeft de leerlingen hiermee een signaal dat je lezen belangrijk vindt. Je kunt je eigen boek meebrengen.

25 3 KIJKER 3
Week 2 Kijker 3 – Informatie – Week 2

Lesverloop D

1Instap

klasgesprek

2Kern

Verrekijkerleesboek 2

3 Slot

leergesprek

Mini-instructie: een tekstfragment voorlezen (4 minuten)

Vertel de leerlingen (in de ik-vorm) dat je graag boeken leest. Lees een (toegankelijk) stukje voor uit een boek dat je zelf leest. Vertel de leerlingen wat jou in deze tekst aanspreekt en waarom je dat boek gekozen hebt.

Leesmoment

De leerlingen lezen gedurende 17 minuten in hun Verrekijkerleesboek.

Reflectiemoment (4 minuten)

Lees nog een stukje voor uit je boek of laat een leerling een stukje uit zijn of haar boek voorlezen.

Tips voor de leerkracht

Lees je zelf ook tijdens de leesles? Zien lezen doet lezen. Je geeft de leerlingen hiermee een signaal dat je lezen belangrijk vindt. Je kunt je eigen boek meebrengen.

26 3 KIJKER 3
Week 2 Kijker 3 – Informatie – Week 2

Lesoverzicht

Lestitel

Lesdoelen

Ik kan informatie opzoeken, aanduiden en vergelijken.

1 De kinderen kunnen in informatieve teksten informatie terugvinden, aanduiden en vergelijken.

2 De kinderen kunnen gegevens en feiten opzoeken en aanduiden in de tekst.

3 De kinderen kunnen de betekenis van een gelezen woord opzoeken door aan elkaar of de leerkracht te vragen of op te zoeken in een lijst.

4 De kinderen kunnen de bedoeling van een tekst achterhalen.

5 De kinderen kunnen onder begeleiding tijdens het lezen, vragen stellen bij wat ze lezen.

Strategiedoelen 6 De kinderen kunnen een tekst verkennen op basis van de titel en de illustraties.

Lesmateriaal – werkkatern p. 8-12 – bijlage 4: vragen over huisdieren

Timing 50 minuten

Wat ging vooraf? In de tweede les zochten de leerlingen al informatie op over huisdieren zoals leefomgeving, voeding, familie … Dat deden ze als groepswerk.

Wat volgt? Tijdens deze les bekijken we opnieuw verschillende teksten en gaan de leerlingen specifiek met een doel op zoek naar antwoorden. Later worden deze inhouden verwerkt in de trotsweek.

27 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 5
Les 5

Lesverloop

1Instap

klasgesprek bijlage 4 onderwijsleergesprek werkkatern p. 8

1.1 Doel van de les

Vertel dat we vandaag drie kinderen leren kennen met drie verschillende huisdieren en dat zij elk een zeer speciale vraag hebben over hun huisdier. Hang bijlage 4 op bord en overloop hun vragen. Ze vragen jullie hulp om het antwoord op hun vraag op te zoeken.

1.2 Introductie op de tekst

Noteer op bord: Waar kan ik informatie vinden over dieren? Laat de leerlingen kort in groep of duo overleggen. Bespreek de verschillende mogelijkheden: dierentijdschrift, informatief boek, internet … Noteer de mogelijkheden op bord en laat de leerlingen meeschrijven in het werkkatern.

Bespreek ook het doel van deze les.Waarom is het belangrijk om te weten waar we de juiste informatie (over dieren) kunnen vinden? (We sparen tijd uit door meteen in de bieb naar de juiste boeken te gaan zoeken. We hebben meer kans om een antwoord op onze vragen te krijgen. We zijn ook vrij zeker dat onze informatie juist zal zijn.)

2 Kern

onderwijsleergesprek werkkatern p. 8 klassikaal werk werkkatern p. 9 partnerwerk werkkatern p. 10-12 TIP

3 Slot

onderwijsleergesprek werkkatern p. 8 bijlage 4 leergesprek

2.1 Oriëntatie op de taak

Koppel terug naar bijlage 4 en laat de leerlingen de tabel van oefening 2 bekijken. Leg aan de leerlingen uit wat je verwacht van deze les. Vertel dat we deze kinderen zullen helpen om een antwoord te vinden op hun vraag. Op het einde van de les vullen we de tabel verder aan.

2.2 Tekst 1: haropdenkend lezen

Neem samen de eerste tekst en verken luidop. Doe dit door zelf de tekst (achteraan deze les) haropdenkend te gaan verkennen. Toon aan de leerlingen hoe je dit zelf stap voor stap doet. Neem de tekst bij jou en stel jezelf luidop de bijgevoegde vragen terwijl je de tekst bekijkt. Los ook klassikaal opdracht 3 en 4 op.

2.3 Tekst 2 en 3: partnerwerk

Laat de leerlingen in duo's deze teksten lezen en de vragen oplossen. Motiveer de leerlingen om op dezelfde manier te werk te gaan, door luidop vragen te gaan stellen bij het bekijken en lezen van de tekst. Als ze de betekenis van een woord niet meteen begrijpen, kunnen ze eerst bij elkaar te rade gaan. Als dat niet voldoende is, kunnen ze jou om uitleg vragen.

Zorg voor een hefboom, zet een sterke lezer samen met een minder sterke lezer. Gebruik eventueel de dierenkaartjes opnieuw om groepjes te maken.

3.1 Doel bereikt?

Als alle oefening opgelost zijn, laat je de leerlingen terugkoppelen naar het doel van de les. Is dit doel bereikt? Hebben de drie kinderen uit het begin van de les hun antwoorden gevonden op hun vragen? Laat de leerlingen de tabel van oefening 2 vervolledigen.

3.2 Reflecteren op de teksten

Laat de leerlingen de verschillende teksten nog eens opnieuw bekijken en vergelijken met elkaar. Wat is er gelijk? Wat is er verschillend ?

28 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 5 Les 5

Hoe kan ik weten waarover de tekst zal gaan zonder deze helemaal door te lezen? Ik zie alvast een hond en een meisje. Het lijkt alsof de hond luistert naar het meisje.

Leer hem luisteren als je hem roept.

Zodra hij buiten is, rent je hond alle kanten op. Dat is normaal, hij leeft zich uit. Maar weet hij ook dat hij naar jou moet terugkomen als je hem roept?

Als je je hond leert luisteren wanneer je hem roept, zal je hem heel wat stommiteiten besparen: een dier in de natuur verstoren, iemand op het strand lastigvallen, vechten met een andere hond, of zelfs de straat oversteken als er auto’s rijden. Aan het werk dus, als je hem af en toe een beetje vrij wil laten!

Dan zul je hem niet steeds aan de lijn moeten houden.

Ik zie stukjes tekst in groene kadertjes met korte titels. Ik lees even de titels snel door. Loop niet achter hem aan. Het heeft geen zin om je op te winden. Haal de bevelen die je hem geeft niet door elkaar.

TE VERMIJDEN!

Wees precies! Gebruik steeds dezelfde woorden om je hond naar jou te laten komen.

Hij zal sneller leren! Het heeft geen zin je op te winden!

Je hond zal je reactie niet begrijpen en je loopt het risico zijn vertrouwen kwijt te raken voor de volgende keer.

Haal de bevelen die je hem geeft niet door elkaar, dat brengt hem in de war. Eén bevel per keer!

Het lijkt nu wel duidelijk dat we in de tekst zullen leren hoe we het beste een hond kunnen doen luisteren.

Waarom is het belangrijk om eerst naar de titels en de tekeningen te kijken bij een informatieve tekst? Zo weet ik meteen of deze informatie interessant is voor mij of niet.

29 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 5 Les 5
uit Onze Wereld Wapiti, maandblad nr. 238 juli Tekst met voorbeeld hardopdenkend lezen
Loop niet achter hem aan, dan zet je hem enkel aan tot vluchten!

Lesoverzicht

Lestitel

Lesdoelen

Ik kan spreken over mijn huisdier of lievelingsdier.

1 De kinderen kunnen een (kort) verslag uitbrengen over hun eigen huisdier of lievelingsdier.

2 De kinderen kunnen vragen stellen om gewenste (aanvullende) informatie te bekomen.

3 De kinderen kunnen op een vraag een duidelijk en passend antwoord formuleren.

4 De kinderen kunnen duidelijk en verstaanbaar spreken door een goede articulatie en intonatie te gebruiken.

Strategiedoelen 5 De kinderen kunnen zich oriënteren op hun spreektaak.

6 De kinderen kunnen hun eigen spreektaal evalueren.

Lesmateriaal – werkkatern p. 13 – kopieerblad 3: Kijkwijzer spreken – poster Zoem 8

Timing 25 minuten

Wat ging vooraf? In les 1 keken de leerlingen naar een interview met leeftijdsgenoten over hun huisdieren. Ze zochten in les 2 en les 5 informatie over huisdieren op in verschillende informatieve teksten. De leerlingen bereiden hun spreekopdracht thuis voor door de vragen bij ‘Voor het spreken’ in het werkkatern in te vullen.

Wat volgt? In les 10 bereiden ze zelf een interview voor door de vragen op te schrijven. In les 11 nemen ze het interview af.

30 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 6
Les 6

Lesverloop

Voorbereiding werkkatern p. 13

1Instap

klasgesprek

Laat de leerlingen de vragen bij het onderdeel ‘Voor het spreken’ als huiswerk invullen. Zo kunnen ze hun spreekopdracht voorbereiden. Laat hen twee werkpunten kiezen uit het werkkatern waarop ze extra zullen letten.

Oriëntatie op de spreekopdracht

Vandaag leren we spreken over onze huisdieren of lievelingsdieren, we kunnen straks zelf kiezen wat we graag willen vertellen aan onze klasgenoten. We hebben thuis al even kunnen nadenken over deze opdracht. Een bijkomende opdracht is dat wanneer een klasgenoot een vraag stelt, we proberen om met een zin te antwoorden. Soms kunnen we een antwoord geven met één woord, maar soms is het duidelijker om ons antwoord in een zin te formuleren.

poster Zoem 8

Hang Zoem 8 uit. Koppel ook even terug naar Zoem 7: in de voorbije lessen deden de leerlingen al heel wat kennis op over enkele huisdieren.

Hier is het ook belangrijk om de koppeling te maken naar les 11 en de tentoonstelling in de trotsweek. Op die manier begrijpen de leerlingen het doel van deze spreekopdracht iets beter. We oefenen in de klas het spreken over dieren zodat we dit in de trotsweek kunnen doen voor alle bezoekers van onze tentoonstelling.

Spreekmoment

Het is belangrijk de leerlingen een comfortabel gevoel te geven. Vooraan in de klas staan en de klasgroep frontaal aanspreken kan confronterend zijn voor sommige leerlingen. Voorzie daarom een plaats waar deze spreekopdracht op een iets gemoedelijkere sfeer kan doorgaan, bv. in een kring of een aparte (spreek)hoek … Herinner hen aan hun werkpunten die ze gekleurd hebben in het werkkatern. Vraag hen daar extra aandacht aan te besteden.

Je kunt de leerlingen dit na een voorbeeld laten oefenen in groepjes van vier.

Laat de leerlingen nu één voor één hun huisdier/lievelingsdier voorstellen a.d.h.v. hun foto op de eerste pagina van het werkkatern. Bewaar de tijd, elke leerling hoeft niet langer dan 1 minuut te praten en kan telkens maximaal twee vragen van klasgenoten beantwoorden.

Observeer de leerling die aan het woord is tijdens de spreekopdracht met behulp van de Kijkwijzer spreken 'Vertellen over ervaringen, kennis en inzichten uit de eigen belevingswereld' en 'Vragen stellen die gewenste of ontbrekende informatie leveren'.

Hou het werkkatern van de leerling bij jou en bekijk wat de leerling koos als werkpunt bij het spreken. Hou daar rekening mee tijdens het observeren.

3 Slot

klasgesprek werkkatern p. 13

Evaluatie

Laat de leerlingen zichzelf evalueren. Ze vullen daarbij de laatste vragen in hun werkkatern in. Geef hen ook de kans om kort en mondeling met elkaar te reflecteren over hun spreekopdracht.

Sta ook even stil bij enkele moeilijkere/typische woorden die leerlingen gebruikt hebben (i.v.m. de voeding, de verzorging … van hun huisdieren). Zijn die woorden voor iedereen duidelijk? Indien niet, kun je de leerling die het woord gebruikte vragen om een toelichting.

31 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 6 Les 6
2 Kern klassikaal
TIP werkkatern
kopieerblad
TIP
werk
p. 1
3

Lesoverzicht

Lestitel Ik kan informatie verzamelen.

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen de nodige informatie verzamelen uit verschillende informatiebronnen.

2 De kinderen kunnen (opgedane) informatie over dieren beschrijven en vergelijken met elkaar.

3 De kinderen kunnen net en overzichtelijk werken om de leesbaarheid te verhogen.

Strategiedoelen 4 De kinderen ervaren dat een stappenplan het schrijven vergemakkelijkt.

5 De kinderen kunnen reflecteren op de schrijftaak.

Lesmateriaal – werkkatern p. 14-15 – kopieerblad 1: Kijkwijzer schrijven – kopieerblad 4: lege mindmap – stappenplan schrijven – Voorzie voldoende informatieve boeken en tijdschriften over dieren. Laat er eventueel vooraf meebrengen door de leerlingen. – Indien mogelijk volgende zoekmachines klaarzetten op de klascomputer(s):

• https://www.koekeltjes.nl/

• www.meestersipke.nl

• www.8-12.info

• www.datbedoelik.nl

Timing 50 minuten

Wat ging vooraf? De leerlingen verzamelden in de voorgaande lessen op verschillende manieren een pak informatie over dieren. Vandaag verzamelen we deze informatie in een mindmap.

Wat volgt? De mindmap kan in de trotsweek gebruikt worden om fiches op te stellen over de dieren voor de dierententoonstelling.

32 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 7
Les 7

Lesverloop

1Instap

klasgesprek

Oriënteren op de taak: ik denk na

Begin deze les met enkele vragen over de ‘weetjes’ van dieren uit de vorige lessen.

Bijvoorbeeld: Hoe lang kan een hond (gemiddeld) leven?

– Waarom maakt de egel ’s avonds lawaai?

– Waarvoor dienen de snorharen van een kat?

Vertel dat we vandaag allerlei weetjes over onze huisdieren zullen verzamelen en noteren, zodat we per dier een overzichtelijk geheel krijgen. Laat de leerlingen zelf brainstormen over de mogelijkheden: een tekst, een tekening, een schema, een fiche … Kom tot de gezamenlijke conclusie dat wanneer andere mensen onze klas binnenkomen, of wanneer andere leerlingen onze tentoonstelling (zie trotsweek) zullen bezoeken, ze duidelijk en snel iets moeten kunnen lezen en bijleren over dieren. Daarom zullen we de weetjes verzamelen op posters. Merk op dat deze fiches heel verzorgd en foutloos moeten zijn, aangezien we schrijven voor een publiek. Vandaag verzamelen we alle informatie, in de trotsweek maken we daar posters mee.

2 Kern

onderwijsleergesprek

werkkatern p. 14-15 stappenplan schrijven groepswerk werkkatern A3-bladen

2.1

Ik verzamel en kies

Projecteer of noteer het stappenplan van schrijven op het bord en bespreek de verschillende stappen verder. Verzamel klassikaal de dieren waarrond we gewerkt hebben in deze Kijker. Laat de leerlingen deze opzoeken in hun werkkatern. Noteer ze in kolommen op het bord.

BORDSCHEMA

hond kat dwergmuis konijn egel renmuis

Verdeel de leerlingen per drie of vier. Geef elk groepje een dier. Elke groep krijgt een A3-blad met daarboven de naam van het gekozen dier. Laat de groepjes gedurende een tiental minuten hun werkkatern gebruiken om informatie te verzamelen over hun dier. Laat hen met stiften de informatie in korte woorden noteren op het A3-blad.

Schrijf de vier categoriën van de mindmap op het bord, de leerlingen kunnen op die manier gericht zoeken: uitzicht, eten, speciale weetjes, wie heeft het als huisdier?

TIP

De leerlingen kunnen gerust ook over andere (huis)dieren schrijven. Zorg in dat geval dat jij voldoende bronnenmateriaal op maat voorziet.

33 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 7 Les 7

groepswerk werkkatern p. 14-15 kopieerblad 1

2.2 Ik schrijf

Laat de leerlingen nu in hun groepje de mindmap in het werkkatern invullen. Ze gebruiken daarvoor de informatie van hun kladblad. De informatie die nog ontbreekt en die ze niet vonden in hun werkkatern, zoeken ze op in boeken, tijdschriften of op internet. Motiveer om hier netter aan het werk te gaan en elkaar te helpen bij het opstellen van de mindmap.

Loop rond en geef feedback. Ondersteun de groepjes die het moeilijk hebben door zelf enkele woorden op te schrijven over het dier. Observeer de leerlingen aan de hand van de Kijkwijzer schrijven.

TIP TIP kopieerblad 4

3 Slot klasgesprek

Zo vul je de mindmap aan: – Schrijf in het midden de naam van het dier, bv. hond. – Vraag de leerlingen om met kernwoorden te schrijven en niet in volzinnen. – Stimuleer hen om bij 'speciale weetjes' leuke en interessante dingen op te zoeken.

Voorzie een kopie van een lege mindmap uit het werkkatern. Laat de snelle groepjes een extra mindmap opstellen van een ander dier (eentje die we nog niet bespraken). Laat hen hiervoor ook de verschillende informatiebronnen raadplegen.

Evaluatie

Hou een kort klasgesprek over de schrijfopdracht. – Hebben we alle informatie kunnen verzamelen? – Welke bronnen hebben we geraadpleegd? – Hebben we overzichtelijk gewerkt? – Kunnen we deze informatie gebruiken voor onze dierententoonstelling?

34 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 7 Les 7

Lesoverzicht

Lestitel

Lesdoelen

Ik weet dat bijvoeglijke naamwoorden meer informatie geven over het zelfstandig naamwoord.

1 De kinderen kunnen de meerwaarde van bijvoeglijke naamwoorden verwoorden.

2 De kinderen kunnen een woordgroep verrijken met een goedgekozen bijvoeglijk naamwoord.

3 De kinderen kunnen reflecteren op hun taalgebruik en taalsysteem.

Lesmateriaal – werkkatern p. 2, 16

Timing 25 minuten

Wat ging vooraf? In Kijker 2 leerden de leerlingen al zelfstandige naamwoorden herkennen. In deze les ontdekken ze de meerwaarde die bijvoeglijke naamwoorden geven aan een zin of tekst.

Wat volgt? In Kijker 4 zullen de leerlingen rond werkwoorden werken.

Taalwijzertje p. 10: bijvoeglijk naamwoord

35 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 8 Les 8

Lesverloop

1Instap

Oriënteren:

onderwijsleergesprek

2 Kern

onderwijsleergesprek

partnerwerk werkkatern p. 16 onderwijsleergesprek werkkatern p. 2

de stekels van de egel

Schrijf op het bord de zin 'De egel heeft stekels.' en laat daarbij wat ruimte voor de woorden 'egel' en 'stekels'. Laat een leerling voorlezen.

Klopt de zin die op het bord staat? De zin klopt, een egel heeft inderdaad stekels, zoals de leerlingen in les 5 konden lezen.

De zin is juist, maar wel een beetje flauw. Ik zou graag iets meer zeggen over de stekels van de egel. Wie kan er één woord aan de zin toevoegen, zodat we meer vertellen over de stekels van de egel?

Laat enkele leerlingen aan het woord en noteer enkele leuke voorbeelden (bv. De egel heeft scherpe/gevaarlijke/lange/bruine stekels.)

Heel goed, nu hebben we meer informatie over de stekels. De zin wordt zo een stuk interessanter. Kunnen jullie nu ook nog iets meer vertellen over de egel?

Laat opnieuw enkele leerlingen aan het woord en noteer enkele voorbeelden op het bord.

2.1 Introductie begrip bijvoeglijk naamwoord

Woorden die meer informatie geven over mensen, dieren en dingen zijn bijvoeglijke naamwoorden. Ze horen bij een zelfstandig naamwoord. We kunnen ze weglaten in een zin of woordgroep, maar dan wordt de zin of woordgroep minder leuk en minder informatief. In een informatieve tekst is het juist de bedoeling om zoveel mogelijk juiste informatie te geven. Daarom is het belangrijk om goed gekozen bijvoeglijke naamwoorden te gebruiken. Verduidelijk met enkele voorbeeldzinnen.

Noteer volgende zinnen op het bord.

De lieve katjes spelen op het pluizige tapijt. De gekke hamster rent door zijn ruime kooi.

Laat een leerling aan bord komen. Vraag om de bijvoeglijke naamwoorden te omkringen in de eerste zin. Een andere leerling leest de zin nu zonder deze woorden. De zin klopt nog, maar er gaat info verloren. De zin wordt minder interessant. Bij welk zelfstandig naamwoord horen deze bijvoeglijke naamwoorden? Laat iemand ze zoeken en onderstrepen. Laat ze vervolgens een pijl trekken van het bijvoeglijk naamwoord naar het zelfstandig naamwoord. Ze horen bij elkaar, het bijvoeglijk naamwoord geeft meer info over het zelfstandig naamwoord. Werk op dezelfde manier met de tweede voorbeeldzin.

2.2 Inoefening in het werkkatern

Bekijk oefening 1 in het werkkatern. Zorg dat de opdracht voor alle leerlingen duidelijk is. Laat hen dan in duo's aan de slag gaan. Als zo goed als iedereen klaar is, bespreek je de oefening meteen klassikaal. Laat zo veel mogelijk leerlingen aan het woord komen. Noteer de meest geschikte of leukste bijvoeglijke naamwoorden op het bord.

2.3 Trappen van vergelijking

Laat de leerlingen hun werkkatern openslaan op pagina 2 of projecteer de pagina. Vraag de leerlingen om te kijken naar de foto van de verschillende honden, onderaan de pagina. Wat zie je? Zijn de honden allemaal even groot?

36 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 8 Les 8

klassikaal werk werkkatern p. 16

3Slot

Leg de trappen van vergelijking uit aan de hand van de grootte van de honden. De bruine hond in het midden, met het lange haar en de lange oren is groot. De hond die je daar rechts van ziet is nog groter. Maar de hond helemaal rechts is het grootst. Formuleer hardopdenkend de boodschap van de zin: We vergelijken de honden op basis van hoe groot ze zijn. We maken een trapje. Dat is een trap van vergelijking.

Teken een trap op bord. Laat iemand aan bord groot – groter – grootst op de trap schrijven. Maak vervolgens oefening 2 in het werkkatern klassikaal waarbij telkens een leerling de woorden op de trap op het bord schrijft.

Maak de zin leuker

leergesprek

Vraag een leerling om kort iets te vertellen, in een paar zinnen. Vervolgens vraag je aan een andere leerling om hetzelfde te vertellen, maar dan straffer door het gebruik van (andere) bijvoeglijke naamwoorden. Herhaal deze oefening enkele keren.

37 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 8
Les 8

Lesoverzicht

Lesdoelen

Alle lessen

1 De kinderen weten dat ze goed leren lezen door veel te lezen.

2 De kinderen lezen met plezier.

3 De kinderen kunnen teksten vloeiend lezen.

4 De kinderen weten wat van hen verwacht wordt tijdens de leesles.

5 De kinderen kunnen enthousiast een zelfgekozen stukje tekst voorlezen uit hun boek.

6 De kinderen luisteren naar en spreken over het noteren van de boeken die ze lezen in hun leesportfolio.

Lesmateriaal

Alle lessen

– leesraam – materiaal leesgesprek – leesportfolio – poster vloeiend lezen

Specifiek per les

Les A en D – Verrekijkerleesboek 2

Les B en C – boeken uit de Verrekijkerbieb/klasbieb

Timing

Per les vloeiend lezen – 25 minuten

38 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Week 3 Week 3

Lesverloop A

1Instap

Mini-instructie: oriënteren op de tekst door lezen van titel, tussentitel en bekijken van illustraties (4 minuten)

klasgesprek Verrekijkerleesboek 2

Vraag de leerlingen om hun leesboek te nemen bij de teksten van deze week. Oriënteer op de drie teksten met de vragen: – Weten we iets door de titel? Wat weten we?

– Zijn er tussentitels? Wat komen we te weten door de tussentitels?

– Zijn er illustraties? Wat weten we als we naar de illustraties kijken?

De teksten tijdens week 3 zijn:

– Begrijpt je kat jou? (makkelijke tekst)

– Derien rennende HERTJES (gemiddelde tekst)

– Is er dan niemand boos? (moeilijke tekst)

2 Kern

Verrekijkerleesboek 2

Leesmoment

De leerlingen lezen gedurende 17 minuten in het Verrekijkerleesboek.

3

Slot leergesprek

Tips voor de leerkracht

Reflectiemoment (4 minuten)

Klopten de verwachtingen? Waar waren we juist? Waar waren we fout? Waarom was dat?

De lessen vloeiend lezen verlopen gelijkaardig gedurende het hele schooljaar. Een strakke organisatie waarbij alle leerlingen elke dag ononderbroken een kwartier lezen is een krachtige invulling van brede basiszorg (M-decreet).

Lees je zelf ook tijdens de leesles? Zien lezen doet lezen. Je geeft de leerlingen hiermee een signaal dat je lezen belangrijk vindt.

39 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Week 3 Week 3

Lesverloop B

1Instap

voorleesmoment

boek uit

Verrekijkerbieb / klasbieb

Mini-instructie: voorlezen (4 minuten)

Neem een boek uit de Verrekijkerbieb/klasbieb. Lees enthousiast een stukje voor (maximaal 4 minuten!). Vertel de leerlingen dat ze dit boek kunnen vinden in de klasbieb.

Ze kunnen het zelf ook lezen als ze dat willen.

Vertel hen dat ze vandaag net als in de vorige les lezen (alleen in stilte of per twee hardop). Het leesraam kan ondersteunen.

Herhaal kort de afspraken:

1 De stillezers lezen alleen in stilte in hun boek.

2 De hardoplezers lezen in duo’s samen in een boek. Ze lezen om de beurt een zin/stukje tekst. Wie luistert, wijst bij met het leesraam.

3 Wie een boek uit heeft, vult het leesportfolio in. Zo weet je later welke boeken je gelezen hebt. Op het einde van het schooljaar heeft iedereen minstens 25 boeken gelezen!

4 Tijdens de leesles blijven we op onze plaats zitten. Je loopt niet door de klas. Verwijs ten slotte naar de leesposter. We besteden veel tijd aan lezen omdat we willen dat iedereen goed leert lezen.

2 Kern

boek uit Verrekijkerbieb / klasbieb

3 Slot

leergesprek

Leesmoment

De leerlingen lezen gedurende 17 minuten in een boek uit de Verrekijkerbierb/klasbieb.

Tips voor de leerkracht

Reflectiemoment (4 minuten)

Wie heeft er gelezen in een informatief boek? Laat een stukje voorlezen door een leerling. Vraag aan de andere leerlingen waarover de tekst ging. Sluit af met ‘… is dus het onderwerp van deze tekst’.

Lees je zelf ook tijdens de leesles? Zien lezen doet lezen. Je geeft de leerlingen hiermee een signaal dat je lezen belangrijk vindt. Je leest de krant, een tijdschrift, een lesvoorbereiding … Voorlezen bij het begin van de les is niet alleen prettig voor de leerlingen. Het helpt moeilijke lezers ook om in een verhaal te stappen.

40 3 KIJKER 3
Kijker 3 – Informatie – Week 3 Week 3

Lesverloop C

1Instap

Mini-instructie:

klasgesprek

2 Kern

boek uit Verrekijkerbieb/ klasbieb

3 Slot

leergesprek

Tips voor de leerkracht

serieboeken (4

minuten)

Vertel uit eigen ervaring dat je weet dat veel mensen graag serieboeken lezen. Vertel over Pietje Puk, Tiny, Harry Potter … uit je eigen ervaring of over Geronimo Stilton, die de meeste leerlingen wel kennen. Waarom zijn serieboeken leuk? Waarom zijn serieboeken niet leuk? Vertel de leerlingen dat serieboeken gemakkelijk zijn om te lezen, niet omdat de tekst gemakkelijk is, wel omdat je de figuren uit het boek al kent. Voor je begint te lezen weet je al dat Geronimo een muis is, journalist is, avonturen beleeft … Het is net als samen met je vrienden dingen doen, je kent iedereen, je weet wat ze graag of niet graag doen … In boeken die niet uit een serie zijn, is dit niet. Je moet op ontdekkingsreis gaan en alles en iedereen nog leren kennen. Dat is natuurlijk ook leuk, maar vraagt wel meer inspanning. Als je een reeks vindt die je graag leest, dan kun je veel boeken verslinden!

Leesmoment

De leerlingen lezen gedurende 17 minuten in een boek uit de Verrekijkerbieb/klasbieb.

Reflectiemoment (4 minuten)

Zijn er leerlingen die een serieboek lezen of gelezen hebben? Welke serie/reeksen zijn er in onze klas aanwezig? Welke reeksen kennen de leerlingen, maar zijn niet in de klas?

Lees je zelf ook tijdens de leesles? Zien lezen doet lezen. Je geeft de leerlingen hiermee een signaal dat je lezen belangrijk vindt. Je kunt je eigen boek meebrengen.

3 KIJKER 3 41
Kijker 3 – Informatie – Week 3 Week 3

Lesverloop D

1Instap

klasgesprek

2Kern

Verrekijkerleesboek 2

3 Slot

leergesprek videofragment

Tips voor de leerkracht

Mini-instructie: een tekstfragment voorlezen (4 minuten)

Vertel de leerlingen (in de ik-vorm) dat korte verhalen leuk zijn. Ik vond een leuk winterverhaal en wil het graag voorlezen. Lees het verhaal Gips voor. Je vindt de tekst na deze les.

Leesmoment

De leerlingen lezen gedurende 17 minuten in hun Verrekijkerleesboek.

Reflectiemoment (4 minuten)

Laat het volgende liedje horen: http://www.schooltv.nl/video/ietsje-meer-bewegen-eenleuk-liedje/ Klopt de titel van dit lied als je het verhaal 'Gips' hoorde? Laat de leerlingen kort reflecteren.

Lees je zelf ook tijdens de leesles? Zien lezen doet lezen. Je geeft de leerlingen hiermee een signaal dat je lezen belangrijk vindt. Je kunt je eigen boek meebrengen.

3 KIJKER 3 42 Week 3 Kijker 3 – Informatie – Week 3

Gips

Schrijver Moniek Vermeulen

‘Robbe, ’t is jouw beurt!’

De stem van de skileraar galmt door het witte landschap. Robbe zet zich schrap. Hij moet de heuvel afskiën en vlakbij zijn leraar tot stilstand komen. Geen gemakkelijke klus voor een beginneling. Even aarzelt hij, maar … daar gaat ie dan! Met een rotvaart suist hij naar beneden.

‘Rob-be! Rob-be! Rob-be!’ De andere kinderen scanderen zijn naam. Robbe voelt zich een echte held. Het lukt me, het lukt me, gaat het door zijn hoofd. Maar dan schuift zijn ene skilat voor de andere. Boink! Meteen maakt Robbe een koprol en komt plat op zijn rug op de grond terecht. Zijn been vormt een vreemde hoek. Het doet pijn, veel pijn …

Gelukkig is de dokter er al heel snel bij.

‘Jij moet naar het ziekenhuis, jongen. Ik vrees dat je scheenbeen momenteel uit twee deeltjes bestaat.’

De tocht in de ziekenwagen duurt niet erg lang.

‘We zijn er’, zegt een vriendelijke verpleegster na een tijdje.

Gelukkig maar, denkt Robbe. Dat been doet verdorie erg pijn!

In het ziekenhuis is het een drukte van jewelste. Mensen op brancards, mensen met krukken, mensen in een rolstoel. Het lijkt wel of de hele wereldbevolking een ski-ongeluk gehad heeft.

‘Hé, Robbe! wat doe jij hier?’ Robbe schrikt op. Dat lijkt wel de stem van papa. Verwonderd kijkt hij rond. En inderdaad! Daar zit papa. In een rolstoel! Met zijn been in het gips. ‘Robbe, wat is er gebeurd?‘

’Ik ben gevallen papa. Mijn been moet in het gips.’ Robbe weent. Van de pijn en ook van opluchting omdat papa nu bij hem is.

‘En jij?’ vraagt hij dan. ‘Ook gevallen’, klinkt het droogjes. ‘Mijn been zit al in het gips!’ ‘Kom, Robbe’, zegt de verpleegster. ‘We gaan je been netjes inpakken. Het kleurtje mag je zelf kiezen. En je papa mag mee. Rol maar achter ons aan, meneer.’ Robbe kiest een groen gipsverband. Dat van papa is wit. Terwijl de dokter het been van Robbe in het gips legt, belt papa mama op haar gsm.

Hij wil haar verwittigen dat ze met de ziekenwagen naar het hotel terugkomen. Mama houdt niet zo van sport. Terwijl haar twee mannen gaan skiën, geniet zij van het winterzonnetje, met een boekje en een glas wijn. Af en toe maakt zij een wandeling, maar op de ski’s krijg je haar niet! Voor geen geld van de wereld.

Wanneer de ziekenwagen bij het hotel arriveert, komt mama bezorgd naar buiten gelopen. Maar als ze de lachende gezichten van papa en Robbe ziet, is haar ongerustheid meteen verdwenen.

‘’t Is maar een breuk,’ zegt papa. ’Robbe en ik hebben nu samen zes scheenbenen. En in plaats van ski’s worden het krukken. Maar het had erger kunnen zijn.’

‘En onze vakantie is toch al bijna gedaan hé’, oppert Robbe. ‘Morgenavond moeten we weer naar huis.’

3 KIJKER 3 Week 3
43 Kijker 3 – Informatie – Week 3

Terwijl de twee pechvogels op hun krukken het hotel binnenstappen, horen ze mama prevelen: ‘Sporten is gezond, ja, ja!’

Op het vliegtuig naar huis zitten nog heel wat mensen met gebroken armen en benen. Robbe vindt de extra aandacht die ze krijgen wel leuk. Na de landing krijgen alle passagiers met arm- en beenbreuken hulp om het vliegtuig te verlaten. Mama gaat al voorop, de trap af. Plotseling klinkt een kei-luide gil.

‘Da’s mama!’ roept Robbe verschrikt. Inderdaad, het is mama. Zij ligt onderaan de trap. Haar benen liggen heel eigenaardig. En dan gaat alles heel vlug. Een ziekenwagen komt de landingsbaan opgereden, twee verplegers leggen mama op een draagbaar en schuiven haar de wagen in. Robbe en papa worden elk, in een rolstoel, ook in de ziekwagen gereden. In het ziekenhuis wachten Robbe en pa ongeduldig het onderzoek van de dokter af. Na een tijdje zien ze mama aankomen. In een rolstoel. ‘Mama!’ roept Robbe. En papa vult meteen aan: ‘Met twéé benen in het gips!’

3 KIJKER 3 Week 3
44 Kijker 3 – Informatie – Week 3

Lesoverzicht

Lestitel

Lesdoelen

Ik kan informatie opzoeken.

1 De kinderen kunnen in informatieve teksten over dieren informatie terugvinden, aanduiden en vergelijken.

2 De kinderen kunnen gegevens en feiten opzoeken en aanduiden in de tekst.

3 De kinderen kunnen de betekenis van een gelezen woord opzoeken door aan elkaar of de leerkracht te vragen of op te zoeken in een lijst.

4 De kinderen kunnen de bedoeling van een tekst achterhalen.

Strategiedoelen

5 De kinderen kunnen zich oriënteren op een tekst door het lezen van de titels, bekijken van ondertitels en illustraties.

Lesmateriaal – werkkatern p. 17-21

– videofragmenten:

• www.schooltv.nl/video/de-slak-de-slak-heeft-zijn-huis-altijd-bij-zich-1/#q=slak Kopieer de hyperlink of ga naar www.schooltv.nl en geef de zoekterm ‘de slak heeft zijn huis altijd bij zich’ in.

• www.schooltv.nl/video/dierenopvang-zieke-dieren-worden-geholpen-in-specialeopvangcentra/#q=dierenasiel

Kopieer de hyperlink of ga naar www.schooltv.nl en geef de zoekterm ‘zieke dieren worden geholpen’ in.

• www.schooltv.nl/video/zwerfkatten-katten-zonder-thuis/#q=asiel Kopieer de hyperlink of ga naar www.schooltv.nl en geef de zoekterm ‘zwerfkatten’ in.

• Klik op de titel of geef volgende zoekterm in op google: 'Voorlezen aan katten: goed voor mens en dier' en kies het eerste resultaat van AD.nl.

Timing 50 minuten

Wat ging vooraf? De leerlingen zochten al weetjes op over de huisdieren in de vorige lessen. Ze hielpen enkele leeftijdsgenootjes met het zoeken naar antwoorden op een specifieke vraag. In deze les gaan de leerlingen doelgericht werken in de gegeven teksten.

Wat volgt? In deze les begrijpend lezen, toetsen we deze opgedane vaardigheden bij de leerlingen.

45 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 9 Les 9

Lesverloop

1Instap

klasgesprek

Oriëntatie op de tekst

Noteer de titel van de les op bord: dieren zonder huis. Vraag de leerlingen om naar voorbeelden te zoeken van dieren die geen huis hebben, laat hen dit zo breed mogelijk doen (dieren die geen huis nodig hebben, die een eigen huis meedragen, die achtergelaten worden …).

Maak aan bord volgende kolommen. huis door de mens gemaakt heeft zelf een huis bij zich maakt/zoekt eigen huis heeft geen huis nodig kat hond papegaai parkiet kip hamster

slak schildpad mus mier konijn spin vos mol duif bij

walvis dolfijn vlieg vlinder zwaluw slang

Merk op dat sommige dieren in meerdere kolommen terecht kunnen. Bijvoorbeeld de kat (als huisdier of zwerfkat ), muis (in het wild of als huisdier), bij (bij een imker of eigen huis aan een boom) …

2Kern

onderwijsleergesprek werkkatern p. 17-19

2.1 Voor het lezen

De leerlingen nemen hun werkkatern. Laat hen de drie teksten diagonaal doornemen. Geef hen daarbij een beperkte tijd. Bekijk de drie teksten kort. Je hoeft deze niet volledig door te lezen. Probeer een manier te vinden hoe je kort en snel naar de tekst kan kijken en hoe je kunt vertellen waarover deze gaat.

Bespreek dit even klassikaal. We lezen de titel, de ondertitels, ook de woorden die onderstreept zijn, vetgedrukt of in een kleurtje staan vallen op en vertellen ons iets meer waarover de tekst zal gaan. – Tekst 1: oproep om te helpen bij het dierenasiel – Tekst 2: een melding van een vermist huisdier – Tekst 3: een informatieve tekst over de slak

2.2 Oriëntatie op de taak

individueel werk werkkatern p. 17-19

TIP

Bespreek de oefeningen klassikaal, wijs hen duidelijk op wat er verwacht wordt. Vraag de leerlingen om voor ze beginnen ook zelf de oefeningen nog eens na te lezen. In de vorige lessen begrijpend lezen werkten de leerlingen in groep of in duo. Je kunt ervoor opteren om deze oefeningen individueel te laten oplossen.

Neem de minder sterke leerlingen apart en begeleid hen.

2.3 Evaluatie

Bespreek de oefeningen klassikaal.

klassikaal werk

46 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 9 Les 9

3Slot

werkkatern p. 20-21

onderwijsleergesprek

Dieren en hun huizen

Sluit deze les af met enkele passende filmpjes. De leerlingen bekijken de screenshots in hun werkkatern. Laat hen kort noteren waarover deze filmpjes zouden gaan.

Projecteer de filmpjes aan bord, of laat ze bekijken op de computer tijdens contractwerk/ hoekenwerk.

1 De slak en haar huis http://www.schooltv.nl/video/de-slak-de-slak-heeft-zijn-huis-altijd-bij-zich-1/#q=slak

2 Dierenopvang http://www.schooltv.nl/video/dierenopvang-zieke-dieren-worden-geholpen-inspeciale-opvangcentra/#q=dierenasiel

3 Zwerfkatten

http://www.schooltv.nl/video/zwerfkatten-katten-zonder-thuis/#q=asiel

4 Voorlezen aan katten: goed voor mens en dier

47 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 9 Les 9

Lesoverzicht

Lestitel Ik kan een interview voorbereiden.

Lesdoelen 1 De kinderen kunnen tijdens het denkproces van een schrijfopdracht een woordveld opstellen.

2 De kinderen kunnen enkele doelgerichte vragen stellen die beginnen met een vraagwoord.

Strategiedoelen 3 De kinderen ervaren dat een stappenplan het schrijven vergemakkelijkt. 4 De kinderen kunnen reflecteren op de schrijftaak.

Lesmateriaal – werkkatern p. 22 – kopieerblad 1: Kijkwijzer schrijven – stappenplan schrijven – poster Zoem 9 – kladblad – voorbeeld interview: https://www.youtube.com/watch?v=jazes7slbE4

Timing 50 minuten

Wat volgt? In les 11 nemen de leerlingen een interview af. De vragen worden schriftelijk voorbereid.

48 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 10 Les 10

Lesverloop

1Instap klasgesprek

Opdracht formuleren

In de volgende les zullen we elkaar interviewen over onze huisdieren of lievelingsdieren. Laat de leerlingen het begrip ‘interview’ omschrijven en voorbeelden geven waarbij we interviews kunnen horen of lezen. Geef hen mee waarom het belangrijk is om een interview voor te bereiden. We moeten vooraf goed nadenken waarom we het interview zullen afnemen. Wat willen we ermee bereiken? Wat willen we te weten komen? Toon op de computer of projecteer het filmpje met tips over hoe je iemand kunt interviewen. https://www.youtube.com/watch?v=jazes7slbE4

Bespreek:

– Wat is het verschil tussen een open en een gesloten vraag?

– Welke vragen zijn het meest interessant? Waar komen we het meest bij te weten?

poster Zoem 9

2Kern

onderwijsleergesprek stappenplan schrijven werkkatern p. 22

Hang Zoem 9 op. Hier besteden we de komende lessen extra aandacht aan. Let erop om met plezier en enthousiasme te vertellen. Let erop dat, als je een vraag stelt, die duidelijk geformuleerd is.

2.1

Ik verzamel en kies

Wie zal ik interviewen? Wat wil ik te weten komen?

Geef elke leerling een partner die ze zullen interviewen. Dit kan willekeurig gebeuren door een naampje op een papiertje te trekken. Het is niet de bedoeling dat de duo’s samen zitten, want dan zal de informatie onvermijdelijk al uitgewisseld worden en zal het geen nut meer hebben om nog een interview af te nemen.

Geef als eerste opdracht dat ze aan hun partner mogen vragen of ze een huisdier hebben. Dit is belangrijk om de vragen te kunnen formuleren. Verder moeten ze nog geen informatie uitwisselen. Stel dat de partner geen huisdier heeft, laat de leerling dan een lievelingsdier zeggen.

De leerlingen vullen oefening 1 aan in het werkkatern.

Nadat ze te weten gekomen zijn wat het huisdier/lievelingsdier is van hun partner kunnen ze een woordveld opstellen. Laat hen de naam van het dier in de gekleurde cirkel noteren. Toon nu voor hoe we een woordveld opstellen door zelf een voorbeeld te geven aan bord en hardopdenkend vragen te stellen. Vul het bordschema geleidelijk aan.

waarom voetbal doelpunt

hoe lang

Doe hardopdenkend voor. Ik moet een interview afnemen voor het sporttijdschrift ‘Fit & Gezond’. Daarom zal ik mijn buurman interviewen. Hij is immers een fervente voetballer.

Ik ga mijn interview voorbereiden door een woordveld op te stellen. In het midden schrijf ik ‘voetbal’. Nu moet ik nadenken, wat wil ik te weten komen van mijn buurman over de voetbal?

1 Waarom voetbal zijn lievelingssport is. Ik noteer ‘waarom’.

2 Ik wil ook weten of hij in een club speelt. Ik noteer ‘club’.

3 Hoe lang zou hij al voetbal spelen? Ik noteer ‘hoe lang’.

4 Ik wil graag weten hoe het voelt om een doelpunt te maken. Ik noteer ‘doelpunt’.

49 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 10 Les 10

werkkatern p. 22 individueel werk TIP

kladblad individueel werk werkkatern p. 22 kladblad individueel werk kopieerblad 1

Met dit woordveld weet ik al goed welke vragen ik zal stellen. Nu kan ik dit woordveld omzetten naar goede vragen. Bespreek dat goede vragen beter geen ja/nee-vragen zijn. Laat de leerlingen zelf aan de slag gaan om een woordveld te maken over het lievelings-/huisdier van de persoon die ze gaan interviewen.

Geef de snelle werkers de opdracht dat ze de mogelijke antwoorden op hun eigen vragen even noteren op een kladblad, laat hen daarna doordenken op eventuele extra vragen die ze daarbij kunnen stellen (anticiperen).

2.2 Ik schrijf

Ik kijk goed voordat ik iets overschrijf. Wanneer ik twijfel, vraag ik hulp. Ik let op mijn handschrift. Laat de leerlingen het woordveld gebruiken om de vijf vragen uit te schrijven. Indien nodig kan er eerst gewerkt worden op een kladblad. Geef tussendoor feedback en motiveer om hoofdletters en leestekens te gebruiken.

2.3 Ik herlees, verbeter en verzorg

Wanneer de zinnen overgeschreven zijn in het werkkatern, motiveer dan alle leerlingen om hun zinnen te herlezen. Controleer door te herlezen en te zoeken naar fouten. Denk na of je zin wel klopt. Kijk na of het duidelijk leesbaar is.

Gebruik de Kijkwijzer van schrijven om de leerlingen te evalueren.

Slot klasgesprek

Tips voor de leerkracht

Evaluatie

Hou een klasgesprek over deze schrijfopdracht. Wat vonden ze moeilijk? Wat vonden ze leuk? Hebben ze er zin in om het interview af te nemen?

Denkproces. Begeleid de taalzwakkere leerlingen bij het woordveld, geef hen enkele mogelijkheden waaruit ze kunnen kiezen (bv. woonplaats, naam, eten, lievelingsspeeltjes …).

Schrijfproces. Begeleid de taalzwakkere leerlingen door enkele vraagwoorden (wie, wat, waar) vooraan in de zin te schrijven, laat hen zelf de vraag afwerken. Motiveer om leestekens en hoofdletters te schrijven en voor het verzorgen van het handschrift.

50 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 10 Les
10
3

Lesoverzicht

Lestitel Ik kan een klasgenoot interviewen.

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen informatie geven over hun eigen huisdier/lievelingsdier in een vraaggesprek.

2 De kinderen kunnen gerichte vragen stellen om informatie te verwerven van een klasgenoot.

3 De kinderen kunnen duidelijk en verstaanbaar spreken door een goede articulatie en intonatie te gebruiken.

Strategiedoelen 4 De kinderen kunnen het vraaggesprek evalueren en nagaan of ze hun doel bereikt hebben.

Lesmateriaal – werkkatern p. 22 – kopieerblad 3: Kijkwijzer spreken – poster Zoem 9 – Laat de verbaal minder sterke leerlingen een foto meebrengen van hun huisdier of lievelingsdier.

Timing 25 minuten

Wat ging vooraf? In les 10 werden de vragen voor het interview schriftelijk voorbereid en de partners werden aan elkaar toegekend.

Wat volgt? In de trotsweek zullen de leerlingen ook informatie geven/vertellen bij hun posters op de tentoonstelling.

51 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 11
Les 11

Lesverloop

1Instap

onderwijsleergesprek poster Zoem 9

2Kern werkkatern p. 22 partnerwerk TIP kopieerblad 3 TIP

Oriëntatie op de spreekopdracht

Vandaag gaan we onze vragen uit de vorige les gebruiken om een interview af te nemen van elkaar. Herneem indien nodig het filmpje nog eens met de interviewtips uit les 10: https://www.youtube.com/watch?v=jazes7slbE4

Verwijs nog eens naar Zoem 9, die in de vorige les spreken al aan bod kwam.

Spreekmoment

Geef de leerlingen eerst nog enkele minuten tijd om hun vragen te herlezen in het werkkatern.

Vervolgens nemen de leerlingen het interview af. Dit doen ze in duo’s. Leerling A start en neemt het interview af van zijn/haar klasgenoot. Laat na afloop van het interview leerling A even kort evalueren over het afnemen van het interview bij zijn partner. Nadien wisselen de leerlingen. Leerling B neemt nu het interview af.

De rol van de leerkracht hier is om rond te lopen en vooral die leerlingen die het moeilijk hebben om zich verbaal uit te drukken of om informatie over zichzelf te verschaffen te begeleiden. Dit kun je doen door hen te helpen met de vragen te stellen of door hen te helpen bij het formuleren van een correct antwoord.

Gebruik de Kijkwijzer spreken om de leerlingen te evalueren. Bij de interviewer evalueer je het item ‘vragen stellen die gewenste of ontbrekende informatie leveren’. Bij de geïnterviewde evalueer je het item ‘vertellen over eigen ervaringen, kennis en inzichten uit de eigen belevingswereld’.

Geef de verbaal minder sterke leerlingen de kans om de foto van hun huisdier/ lievelingsdier bij zich te houden tijdens het interview. Je kunt enkele (goede) interviews opnemen met een videocamera, deze laten afspelen en bekijken bij de evaluatie.

3Slot Evaluatie

Bespreek de afgelopen opdracht kort. Vraag de leerlingen hoe het was om een interview af te nemen. Stel daarbij volgende vragen:

– Vonden jullie dit leuk? Waarom wel of niet?

– Hebben jullie jullie doel bereikt? Heb je antwoord gekregen op je vragen?

– Hebben jullie extra vragen gesteld? Waarom deden jullie dat?

52 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 11 Les 11

Lesoverzicht

Lestitel Ik weet wie of wat iets doet in een zin.

Lesdoelen

1 De kinderen begrijpen dat een zin meestal bestaat uit twee grote delen.

2 De kinderen kunnen het onderwerp herkennen als ‘wie of wat iets doet in de zin of over wie of waarover er iets gezegd wordt’, alsook aanduiden en benoemen.

3 De kinderen kunnen de rest van de zin herkennen, aanduiden en benoemen als ‘wat er over het onderwerp wordt gezegd’.

Strategiedoelen 4 De kinderen kunnen tijdens het lezen vragen stellen als ‘wie doet iets in deze zin’.

Lesmateriaal – werkkatern p. 23 – bijlage 5: illustraties onderwerp

Timing 25 minuten

Wat volgt? Het is vooral de bedoeling om de tweeledigheid van een zin te laten ervaren: ‘wie doet iets’ en ‘wat de zin zegt over iets of iemand’. Het eerste gaan we in deze les ook benoemen als het onderwerp. Het is vooral aan de leerkracht om deze term veelvuldig aan te reiken in de lessen. Voor de leerlingen is deze nog nieuw.

We zetten dit onderwerp verder in Kijker 4, 5, 6 en 8. In Verrekijker Spelling wordt vanaf Kijker 4 (les 21) aandacht besteed aan het onderwerp en de persoonsvorm. Taalwijzertje p. 13: een zin in twee verdelen (tweeledigheid)

53 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 12
Les 12

Lesverloop

1Instap

klasgesprek bijlage 5

Wie doet iets?

Toon of projecteer de bijlage. Laat de leerlingen benoemen wie of wat ze zien op de prent. Laat één leerling de bijbehorende zin luidop zeggen. Vraag wat er niet klopt. Er ontbreekt iets, namelijk wie het doet of waarover er iets gezegd wordt. Laat de leerling aanvullen met een passend onderwerp.

Bijvoorbeeld, prent 2:

Ik zie een slak. Er staat een zin: ‘Draagt haar huisje op haar rug.’

– Er ontbreekt iets in de zin, ik weet nog niet wie haar huisje op haar rug draagt.

– Ik vul aan: ‘De slak draagt haar huisje op haar rug.’

– Ik heb de zin aangevuld met ‘de slak’, zij doet iets in deze zin, namelijk haar huisje dragen.

Doe dit ook zo voor de andere illustraties.

2 Kern

onderwijsleergesprek

2.1 Tweeledigheid herkennen

Breng volgend schema aan bord zonder titels.

BORDSCHEMA

Een lieveheersbeestje De boerenzwaluw Onze vos

eet graag insecten. trekt in de herfst naar warmere landen. weegt maar 100 gram bij de geboorte.

Laat de leerlingen deze zinnen lezen. Laat hen zelf bedenken waarom de zin in twee kolommen is geschreven. Vraag hen om een titel te bedenken boven elke kolom. Probeer het gesprek te leiden en tot onderstaande conclusie te komen, benoem ‘wie of wat iets doet’ als het onderwerp.

BORDSCHEMA

wie of wat = onderwerp wat er wordt gezegd over het onderwerp

Een lieveheersbeestje De boerenzwaluw Onze vos

eet graag insecten. trekt in de herfst naar warmere landen. weegt maar 100 gram bij de geboorte. Bespreek elke zin.

Een lieveheersbeestje eet graag insecten. – Wie of wat doet iets in deze zin? (het lieveheersbeestje = onderwerp)

– Wat wordt er gezegd over het lieveheersbeestje? (het eet graag insecten) Werk op dezelfde manier de andere zinnen af.

2.2 Het onderwerp zoeken

Noteer onderstaande zinnen aan bord. Laat de leerlingen nu zelf nog eens het onderwerp zoeken. Ze mogen overleggen met een klasgenootje.

– De ringslang legt in de maand juli haar eieren.

– De dierenarts geeft de olifant een spuitje.

Wie of wat doet iets in deze zin? (de ringslang = onderwerp)

Wat wordt er gezegd over de ringslang? (legt in de maand juli haar eieren) Bespreek op dezelfde manier de tweede zin.

54 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 12 Les 12

werkkatern p. 23 individueel werk

3Slot klasgesprek

Geef nog een laatste voorbeeld waarbij het onderwerp niet vooraan in de zin staat. Bespreek de zinnen zoals hierboven beschreven.

– In een korenveld zit een patrijs met haar kuikens.

– Op de tak zit een citroenvlinder.

2.3 Oefeningen

Bespreek de verschillende oefeningen in het werkkatern. Lees ze klassikaal voor en laat individueel oplossen. Voorzie een korte nabespreking van de oefeningen.

Wie zegt wat?

Zet volgend schema op het bord of projecteer:

Een buizerd

De spin

Onze kleine dwergmuis Een ringslang

Drie kleine wezels

legt haar eieren onder een stapel bladeren. is het kleinste knaagdier van Europa. weeft een prachtig web onderaan mijn raam. zitten verstopt onder de wortels van de boom. behoort tot de familie van de roofvogels.

Vraag de leerlingen om de juiste zin bij het juiste onderwerp te plaatsen. Herhaal nog even kort de tweeledigheid van de zinnen. Wie doet iets in de zin? En wat wordt er gezegd over het onderwerp?

55 3 KIJKER
Kijker 3 – Informatie – Les 12
3
Les 12

Weekoverzicht

Lesdoelen

Alle lessen

1 De kinderen weten dat ze goed leren lezen door veel te lezen.

2 De kinderen lezen met plezier.

3 De kinderen kunnen teksten vloeiend lezen.

4 De kinderen weten wat van hen verwacht wordt tijdens de leesles.

5 De kinderen kunnen enthousiast een zelfgekozen stukje tekst voorlezen uit hun boek.

6 De kinderen luisteren naar en spreken over het noteren van de boeken die ze lezen in hun leesportfolio.

Lesmateriaal

Alle lessen

– leesraam – leesgesprek – leesportfolio – poster vloeiend lezen

Specifiek per les

Les A en B

– boeken uit de Verrekijkerbieb/klasbieb – vijf boeken uit een hoger leerjaar, waarvan twee of drie informatieve boeken Timing

Per les vloeiend lezen – 25 minuten

56 3 KIJKER 3 Week 4 Kijker 3 – Informatie – Week 4

Lesverloop A

1Instap

onderwijsleergesprek vijf boeken uit een hogere klas

2 Kern

boek uit Verrekijkerbierb/ klasbieb

3 Slot

leergesprek

Mini-instructie: informatieve teksten herkennen (4 minuten)

Breng de les terug onder de aandacht waarbij de leerlingen snel moesten aangeven of een boek een informatief boek is. Vertel dat je vijf boeken uit (bijvoorbeeld) het vijfde leerjaar hebt gehaald. Je laat ze kort zien en de leerlingen noteren op een blaadje of het een informatief boek is of niet. Na het lezen controleren we of de leerlingen het correct voorspeld hebben.

Leesmoment

De leerlingen lezen gedurende 17 minuten in een boek uit de Verrekijkerbieb/klasbieb.

Tips voor de leerkracht

Reflectiemoment (4 minuten)

Leg de vijf boeken vooraan. Vijf leerlingen komen vooraan in de klas en bladeren door het boek. Ze verwoorden wat ze zien. Is het een informatief boek of niet?

Lees je zelf ook tijdens de leesles? Zien lezen doet lezen. Je geeft de leerlingen hiermee een signaal dat je lezen belangrijk vindt.

Ga gedurende de Kijker met een derde van de leerlingen uit je groep in gesprek over lezen. Hanteer daarvoor het formulier ‘leesgesprek’. Op het einde van deze Kijker heb je met alle leerlingen in je groep een leesgesprek gevoerd.

57 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Week 4 Week 4

Lesverloop B

1Instap

voorleesmoment

Mini-instructie: voorlezen (4 minuten)

Neem een boek uit de Verrekijkerbieb/klasbieb. Lees enthousiast een stukje voor (maximaal 4 minuten!). Vertel de leerlingen dat ze dit boek kunnen vinden in de klasbieb.

Ze kunnen het zelf ook lezen als ze dat willen. Vertel hen dat ze vandaag net als in de vorige les lezen (alleen in stilte of per twee hardop). Het leesraam kan ondersteunen.

boek uit

Verrekijkerbieb/ klasbieb

Herhaal kort de afspraken:

1 De stillezers lezen alleen in stilte in hun boek.

2 De hardoplezers lezen in duo’s samen in een boek. Ze lezen om de beurt een zin/ stukje tekst. Wie luistert, wijst bij met het leesraam.

3 Wie een boek uit heeft, vult het leesportfolio in. Zo weet je later welke boeken je gelezen hebt. Op het einde van het schooljaar heeft iedereen minstens 25 boeken gelezen!

4 Tijdens de leesles blijven we op onze plaats zitten. Je loopt niet door de klas. Verwijs ten slotte naar de leesposter. We besteden veel tijd aan lezen omdat we willen dat iedereen goed leert lezen.

2 Kern

boek uit Verrekijkerbieb/ klasbieb el werk

Slot

leergesprek

Leesmoment

De leerlingen lezen gedurende 17 minuten in een boek uit de Verrekijkerbieb/klasbieb.

Tips voor de leerkracht

Reflectiemoment (4 minuten)

Laat een leerling een grappig stukje voorlezen uit een boek. Wie vond dat ook een grappig stukje? Vindt iedereen dezelfde dingen grappig? Laat de leerlingen kort bespreken.

Na deze les is het goed dat je met alle leerlingen een leesgesprek hebt gevoerd. De volgende Kijker start je opnieuw met de eerste leerlingen.

58 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Week 4 Week 4
3

Lesoverzicht

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen in informatieve teksten over dieren informatie terugvinden, aanduiden en vergelijken.

2 De kinderen kunnen gegevens en feiten opzoeken en aanduiden in de tekst.

3 De kinderen kunnen aanduiden welk woord een alinea het beste samenvat.

Lesmateriaal – kopieerblad 5: toets Begrijpend Lezen Timing 25 minuten

Lesverloop

individueel werk kopieerblad 5

Deel de tekst en de vragen uit. Bespreek klassikaal vraag per vraag. Motiveer de leerlingen om tijdens jouw uitleg eventueel tips met grijs tekenpotlood te noteren of iets aan te duiden met markeerstift.

Laat de leerlingen in stilte werken.

TIP

Neem eventueel de minder taalsterke leerlingen apart en werk klassikaal de toets af. Lees elke opdracht nog eens luidop voor, geef extra uitleg indien nodig. Laat de leerlingen de toets wel individueel invullen.

Laat de leerlingen op het einde hun toets evalueren. Hoe hebben ze het volgens zichzelf gedaan? Kleur zelf ook een smiley in na het corrigeren van de toets.

59 3 KIJKER 3 Les 13A Toets Kijker 3 – Informatie – Les 13A Toets

Les 13B Toets

Lesoverzicht

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen informatie halen uit een auditief waargenomen interview. 2 De kinderen kunnen een goede luisterhouding aannemen.

Lesmateriaal – kopieerblad 6: toets Luisteren – audiofragment 1: toets luisteren Timing 25 minuten

Lesverloop

individueel werk audiofragment 1 kopieerblad 6

Speel het luisterfragment af. Je vindt de tekst ook na deze les. Motiveer de leerlingen om goed te luisteren en maak de klas stil alvorens het fragment te starten.

Deel na het beluisteren het kopieerblad uit. Bespreek klassikaal vraag per vraag. Motiveer de leerlingen om tijdens jouw uitleg eventueel tips met grijs tekenpotlood te noteren of iets aan te duiden met markeerstift.

Laat de leerlingen in stilte werken.

TIP

Neem eventueel de minder taalsterke leerlingen apart en werk klassikaal de toets af. Lees dus elke opdracht nog eens luidop voor hen voor. Maar laat hen wel individueel invullen.

Laat de leerlingen op het einde hun toets evalueren. Hoe hebben ze het volgens zichzelf gedaan? Kleur zelf ook een smiley in na het corrigeren van de toets.

60 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 13B Toets

Les 13B Toets

Toets luisteren

K = kind D = dierenarts

K: Hallo, ik ben Dries en vandaag ben ik op bezoek bij een dierenarts. Hij zal mij vandaag vertellen wat hij allemaal doet.

D: Dag Dries, ik vertel je graag meer over mijn beroep als dierenarts!

K: Eerst en vooral zou ik graag weten welke dieren je het meest binnenkrijgt.

D: Wel Dries, ik kom heel veel dieren tegen in mijn praktijk. Een dierenarts kan eigenlijk alle dieren helpen. Grote dieren als paarden, koeien, geiten maar ook kleine dieren als honden, katten, hamsters, vogels of cavia’s. Ik behandel vooral de kleinere dieren.

K: Wat moet een dierenarts doen?

D: Een dierenarts wil vooral dieren beter maken en gezond houden.

K: Wat vindt u het leukste aan uw job?

D: Het is heel afwisselend, ik krijg veel verschillende dieren te zien. Ik krijg ook een goed gevoel door dieren te helpen en te genezen. De mensen, hun baasjes, zijn mij altijd heel dankbaar als ik hun favoriete huisdier kan genezen.

K: Welke dingen vindt u minder leuk aan uw job?

D: Het is nooit leuk als ik een dier moet laten inslapen. Veel mensen hebben hun hond of kat vaak al meer dan tien jaar. Dan zijn ze heel verdrietig wanneer hun huisdier sterft.

Ook moet je soms midden in de nacht opstaan om een dier in nood te gaan helpen, dat vind ik ook minder leuk.

K: Waarom heb je gekozen om dierenarts te worden?

D: Eigenlijk heb ik altijd al met dieren gespeeld. Mijn tante Katrien had een boerderij en in de zomer mocht ik daar altijd een maand logeren. Dan mocht ik helpen om de koeien te melken, de geiten eten geven en vooral heel veel spelen en ravotten met de honden. Daar is mijn liefde voor dieren begonnen. Later ben ik gaan studeren om dierenarts te worden.

K: Wat heeft u gestudeerd om dierenarts te kunnen worden?

D: Om dierenarts te worden heb ik 6 jaar gestudeerd aan de universiteit van Gent. Daarnaast heb ik extra bijgestudeerd in de chirurgie. Waardoor ik dieren ook mag opereren.

K: Moet u in het weekend ook werken?

D: Eigenlijk niet, maar soms ben ik als dokter ‘van wacht’ en dan moet ik beschikbaar zijn als er een noodgeval gebeurt met een dier, ook als dit midden in de nacht is.

K: Wat is jouw lievelingsdier?

D: Goh, dat is echt heel moeilijk voor mij. Ik hou eigenlijk wel van alle dieren. Maar als ik dan toch moet kiezen, dan kies ik voor de hond. Zelf heb ik een grote Labrador, hij heet Max. Ik vind het leuk om na mijn werk nog even een wandeling met hem te maken.

K: Bedankt voor het interview.

D: Graag gedaan!

61 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 13B Toets

Remediëring

Lesmateriaal – kopieerblad 7: remediëring begrijpend lezen – kopieerblad 8: remediëring taalwijs

Timing 50 minuten kopieerblad 7 kopieerblad 8

Begrijpend lezen

Leerlingen die een lage score behaalden op de toets begrijpend lezen, maken de oefeningen van kopieerblad 7. Begeleid de leerlingen bij het oplossen van de oefeningen. Overloop de vragen en verklaar moeilijke woorden. Indien nodig maak je de oefeningen samen.

Taalwijs

Leerlingen die extra inoefening nodig hebben voor taalwijs, maken de oefeningen van kopieerblad 8. om het niveau van de leerlingen te bepalen, houd je rekening met de algemene taalvaardigheid van de leerlingen, de resultaten in het werkkatern van de drie voorbije lessen taalwijs en de resultaten van de toets taalwijs.

Dit niveau is ook inzetbaar voor anderstalige leerlingen en bij leerlingen met een taalachterstand.

Verwijs naar het Taalwijzertje, waar de te onthouden afspraken opgelijst staan.

De leerlingen hebben het boekje open voor zich liggen tijdens het oplossen van de opdrachten.

Verrijking

Begrijpend lezen

Leerlingen die een gemiddelde tot goede score behaalden op de toets begrijpend lezen, maken de oefeningen van kopieerblad 9.

Taalwijs

Lesmateriaal – kopieerblad 9: verrijking begrijpend lezen – kopieerblad 10: verrijking taalwijs Timing 50 minuten kopieerblad 9 kopieerblad 10

Leerlingen met goede tot zeer goede resultaten bij de lessen taalwijs in het werkkatern en de eventuele extra toets maken de oefeningen van kopieerblad 10.

Overzicht taalwijs

3 62 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 14 Herhaling
leerinhoud remediëring (Kopieermap) verrijking (Kopieermap) les in deze Kijker oefeningen Kweetet
oefening 1 oefening 1 les 4 oefening 1
2 oefening 2 les
verkleinwoorden
bijvoeglijke naamwoorden oefening
8 oefening 2 onderwerp in een zin oefening 3 oefening 3 les 12 oefening 3 Les 14 Herhaling

Les 15 Toonmoment

Lesoverzicht

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen de opgedane informatie uit Kijker 3 gebruiken om samenvattende posters te maken.

2 De kinderen kunnen een uitnodiging opstellen met de nodige informatie.

3 De kinderen zijn bereid om net en overzichtelijk te werken.

Lesmateriaal – werkkatern p. 24 – bijlage 6: voorbeeldposter – kopie of scan van de mindmap van één van de leerlingen uit les 7, werkkatern p. 15 – A3-bladeren

Timing 100 minuten

3 63
Kijker 3 – Informatie – Les 15 Toonmoment
KIJKER 3

Lesverloop

1Instap Voorstelling toonmoment/trotsproduct

In deze laatste les van Kijker 3 bereiden we een tentoonstelling voor met informatie die de leerlingen verzamelden tijdens de voorafgaande lessen. Tijdens dat moment tonen de kinderen wat ze geoefend hebben en waar ze trots op zijn.

Het toonmoment van Kijker 3 verloopt in twee fasen:

1 De eerste 50 minuten bereiden de leerlingen de tentoonstelling voor.

2 In de tweede fase komt het publiek een kijkje nemen. Hier kun je kiezen voor wie de tentoonstelling bedoeld is: bv. de parallelklas, een klas hoger of lager, de ouders … Zorg dat je publiek genoeg op voorhand verwittigd is.

Vertel de leerlingen dat we vandaag een tentoonstelling zullen voorbereiden: een dierententoonstelling. Vertel ook dat we daarvoor de informatie uit onze Kijker nodig zullen hebben.

2 Kern

klasgesprek onderwijsleergesprek kopie of scan van een mindmap van één leerling groepswerk bijlage 6 A3-bladeren

2.1 Brainstorm

Vraag de leerlingen om wat ideeën te delen voor onze dierententoonstelling. Noteer deze suggesties aan bord. Reflecteer onmiddellijk of de voorstellen haalbaar zijn. De tijdslimiet is 50 minuten als voorbereiding en nog eens 50 minuten voor de tentoonstelling.

Motiveer en begeleid deze brainstorm strak. Het is de bedoeling dat de leerlingen posters maken met informatie over de dieren waarover we gelezen en geoefend hebben tijdens deze Kijker. Er kunnen eventueel ook uitnodigingen gemaakt worden of affiches met reclame om op school op te hangen.

2.2 Oriëntatie op de taak

Refereer terug naar les 7 waarbij de leerlingen mindmaps gemaakt hebben. Hang één van de mindmaps aan bord of projecteer. Bespreek de verschillende delen en de antwoorden van de leerling.

Vertel nu dat we deze mindmap zullen gebruiken om een fiche op te stellen per dier. De leerlingen zullen in dezelfde groepjes werken en hun mindmap gebruiken om de grote fiche in te vullen.

2.3 Poster ontwerpen

Geef ieder groepje een leeg A3-blad. Leg de opdracht uit aan de hand van de ingevulde versie over de olifant. Bespreek de verschillende onderdelen en verduidelijk de opdracht. Probeer de leerlingen goed te motiveren om hun eerder ingevulde mindmap te gebruiken. Laat elk groepje hun poster invullen en afwerken. Motiveer om net en duidelijk te werken, het publiek zal iets moois willen zien. De leerlingen vullen hun blad zoals ze zelf willen. Geef hen de kans om er tekeningen bij te maken of foto's te zoeken en erbij te kleven. De poster van de olifant kan als voorbeeld dienen.

64 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 15 Toonmoment Les 15
Toonmoment

Slot klasgesprek

Les 15 Toonmoment

2.4 Klaar?

Hieronder staan enkele suggesties om de dierententoonstelling uit te breiden. Deze opdrachten kunnen gegeven worden wanneer groepjes sneller klaar zijn of wanneer de leerkracht extra tijd voorziet.

– Poster ontwerpen om in de school te hangen, als reclame voor de dierententoonstelling.

– Poster of flap maken met de resultaten van het turven uit les 3. Eventueel met een vergroting van het staafdiagram en de besluiten.

– Poster of flap waarbij de leerlingen hun interviews uitschrijven. Leerling A noteert de vragen en leerling B vult aan met een antwoord.

2.5 Bezoek dierententoonstelling

Hang de posters op in de klas en laat de leerlingen hun werkkaternen open erbij leggen met eventueel bijpassende informatieve boeken of tijdschriften. Laat de leerlingen bij hun poster plaatsnemen tijdens de tentoonstelling. Zo kunnen ze extra uitleg geven bij hun posters.

3.1 Reflectie en evaluatie

Laat de leerlingen na het bezoek de tentoonstellingen evalueren.

– Wat ging goed?

– Wat kon beter?

– Wat waren de reacties van het publiek?

– Heeft het publiek de poster gelezen?

– Hebben ze vragen gesteld? Konden we deze beantwoorden?

Noteer dit eventueel kort aan bord.

3.2 Afronden Kijker 3

leergesprek werkkatern p. 24

Laat de leerlingen nog even terugbladeren in Kijker 3. Vat samen wat we allemaal geoefend hebben. Gebruik hiervoor de achterflap van het werkkatern.

– Welke teksten hebben we gelezen? (informatieve teksten)

– Waar kunnen we deze teksten vooral terugvinden? (informatieve boeken, verzamelboeken, internet, dierentijdschriften …)

– We kunnen het belangrijkste aanduiden in een stukje tekst.

– We kunnen bij het tellen nu ook turven, tellen met streepjes.

– We kunnen een interview afnemen van iemand.

– We kunnen kort iets vertellen over ons huisdier of lievelingsdier.

– We kunnen verkleinwoorden maken en we weten dat een zin bestaat uit twee delen.

65 3 KIJKER 3 Kijker 3 – Informatie – Les 15 Toonmoment
3

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.