Verrekijker 2
Sporen in de sneeuw Alice van de Geest
Kijker 5
Jop en Anna gaan op stap met hun hond Boef. Buiten is het wit, alles is bedekt met een dikke laag sneeuw. Plots rent Boef achter een konijn. Jop volgt Boef. Maar dat gaat fout.
BIEB
Sporen in de sneeuw
Dit boekje maakt deel uit van de Verrekijkerbieb 2. ISBN 978 90 486 2281 8 Bestelnummer 60 1021 197 KB D/2015/0147/337 NUR 191 Illustraties: Steffie Padmos Verantwoordelijke uitgever die Keure Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge RPR 0405 108 325 Š Copyright die Keure, Brugge
9 789048 622818
Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form by print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
Kijker educatieve uitgaven
educatieve uitgaven
Verrekijker 2
5
Sporen in de sneeuw
Naar het bos ‘Ik verveel me.’ Anna ligt op de bank. Haar benen hangen over de leuning. Buiten sneeuwt het al de hele middag. Jop, haar broer, ligt op de grond. Zijn hoofd ligt op Boef. Boef is hun hond, een grote bruine met bruine ogen. Boef verveelt zich ook, hij zucht en jankt. Mama komt binnen. ‘Waarom gaan jullie niet naar buiten? Het sneeuwt bijna niet meer. Een beetje beweging zal jullie goed doen, en Boef ook.’
1
2
De kop van Boef gaat omhoog als hij zijn naam hoort. Hij begint te kwispelen. Anna laat zich van de bank glijden. ‘Is het niet veel te koud?’ ‘Als jullie je warm aankleden, dan gaat het prima.’ Boef krabbelt overeind en rent naar de voordeur. ‘Woef, woef.’ Hij springt tegen de voordeur op. ‘Leuk, dan gaan we naar het bos, dat ziet er heel anders uit als het gesneeuwd heeft. Kom op, Jop!’ Ze trekt Jop aan zijn sok. ‘Houd daarmee op!’ Jop trekt zijn sok weer aan. In de gang trekt Anna haar laarzen aan en doet een sjaal om. Ze pakt haar nieuwe winterjas en haar wanten. Als laatste trekt ze haar muts lekker ver over haar oren. Klaar! Jop komt de gang in sloffen1. ‘Het is veel te koud,’ bibbert hij. ‘Kom op, joh, het wordt hartstikke leuk. Ik beloof je dat ik geen sneeuwballen zal gooien. Tenzij jij begint natuurlijk,’ grinnikt Anna.
3
Boef staat met zijn poten tegen de voordeur, hij blaft alsof hij wil zeggen: schiet eens op. ‘Oké.’ Jop trekt zijn jas aan en zet een muts op. Dan kunnen ze naar buiten. Boef is door het dolle heen. Hij springt, draait rondjes en stopt zijn snuit in de sneeuw. ‘Hatsjie,’ niest Boef. Hij schudt zijn kop. Wat een koud spul in zijn neus. Jop en Anna lachen. Gek beest! Anna doet Boefs halsband om en houdt hem aan de lijn. Die mag pas weer af als ze in het bos zijn. Het is een paar minuutjes lopen naar het bos. De straat uit, linksaf en dan alsmaar rechtdoor. Het is rustig op straat. De meeste kinderen zitten lekker binnen tv te kijken of zijn een spelletje aan het spelen.
4
5
Buiten is het wit, alles is bedekt met een dikke laag sneeuw. Het ziet er raar uit, vindt Jop. Hij pakt sneeuw van een auto en maakt er een grote sneeuwbal van. Hij gooit de bal zo ver als hij kan. Boef ziet de bal en wil hem pakken. Hij rukt aan de lijn en samen met Anna schiet hij vooruit. ‘Hé, wat doe je?’ Struikelend rent ze achter Boef aan. Boef bijt in de sneeuwbal. Teleurgesteld kijkt hij op. Anna zit op haar knieën in de sneeuw. Jop komt niet meer bij van het lachen. ‘Je zou geen sneeuwballen gooien,’ zegt Anna verontwaardigd. ‘Ik zou ze niet naar jou gooien en dat heb ik ook niet gedaan,’ antwoordt Jop. ‘Je zag er wel heel grappig uit.’ Jop doet voor hoe het ging. Nu moet Anna ook lachen, het ziet er inderdaad grappig uit. Jop helpt Anna overeind.
6
Spoorzoeken Niemand is nog in het bos geweest. Er is geen voetstap te zien in de sneeuw. Alleen die van Anna en Jop en de sporen van Boef. Ze lopen over het pad het bos in. Boef mag nu los, hij snuffelt overal aan. Alles ruikt anders met een laag sneeuw erop. Er zijn geen kastanjes en eikels meer te vinden, die zitten verstopt onder de sneeuw. Jop ziet wel wat anders, hij roept Anna. ‘Moet je kijken, hele kleine voetstapjes. Van welk dier zouden die zijn?’
7